Décision anticipée n° 2016.446 dd. 13.09.2016

Date :
13-09-2016
Language :
French Dutch
Size :
5 pages
Section :
Regulation
Type :
Prior agreements L 24.12.2002
Sub-domain :
Fiscal Discipline

Summary :

Impôts sur les revenus - Précompte mobilier - Dividende - Renonciation à la perception - Fonds pensio

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Décision anticipée n° 2016.446 dd. 13.09.2016
Décision anticipée n° 2016.446 dd. 13.09.2016
Document
Content exists in : fr nl

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Prior agreements L 24.12.2002
Title : Décision anticipée n° 2016.446 dd. 13.09.2016
Document date : 13/09/2016
Keywords : précompte mobilier / dividende / perception du Pr.M / pension
Document language : FR
Name : Décision anticipée n° 2016.446 dd. 13.09.2016
Version : 1

Décision anticipée n° 2016.446 dd. 13.09.2016

 

Impôts sur les revenus

Précompte mobilier

Dividende

Renonciation à la perception

Fonds pension

 

Résumé

Les conditions mentionnées à l’article 106, § 2 AR/CIR92 doivent être jugées dans le chef des fonds de pension.

Dans le cas de ces fonds de pension, les conditions imposées par l’article 106, §2 combiné au §4 AR/CIR92 ont été remplies de sorte que pour les dividendes des actions ou parts belges distribués à ces fonds de pension, on puisse renoncer à la perception du précompte mobilier belge sur les dividendes des actions ou parts belges.

 

La décision est publiée uniquement dans la langue dans laquelle la demande a été introduite.

 

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvrager wenst bevestiging te bekomen dat in het geval van Japanse pensioenfondsen met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid, opgericht onder diverse Japanse wetten voldaan is aan de voorwaarden opgelegd door artikel 106, §2 KB/WIB92 en deze voorwaarden beoordeeld moeten worden in hoofde van de pensioenfondsen (die de dividenden ontvangen als uiteindelijke verkrijger zoals bedoeld in artikel 106, §4 KB/WIB92), en niet op het niveau van de Trustee zodat bij de uitkering van Belgische dividenden aan bovenvermelde pensioenfondsen kan worden verzaakt aan de inning van Belgische roerende voorheffing op dividenden.

2. De aanvrager verzoekt bovendien dat bovenvermelde geldig zal zijn voor Japanse pensioenfondsen met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid, opgericht onder diverse Japanse wetten zolang dat bovenvermelde wetten bestaan, op voorwaarde dat artikel 106, § 2 KB/WIB92 onveranderd blijft en het pensioenfonds de activiteiten uitvoert zoals vermeld in de rulingaanvraag.

 

II. Beslissing

3. De pensioenfondsen werden opgericht door diverse Japanse wetten.

4. de pensioenfondsen hebben volgens bovenvermelde wetten rechtspersoonlijkheid.

5. de pensioenfondsen heeft een pensioentrustovereenkomst gesloten met de 'Trust Bank' voor het beheren en beleggen van het vermogen van de trust. Dit is een wettelijke verplichting.

6. De Trust Bank treedt louter op als bewaarder van de activa/inkomsten van de trust.

7. Bovendien heeft de pensioenfondsen, als begunstigde van de trust, bepaalde zakelijke rechten op de trustactiva. Dienaangaande stelt de Japanse Trust Law (Law 105/2006) dat:

- De Trustee (als Trust Bank) het vermogen louter zal beheren voor bepaalde doeleinden (Article 3 — Method of Creating a Trust);

- De Trustee niet kan optreden als juridische eigenaar van het vermogen omdat zijn bevoegdheden beperkt kunnen worden door de voorwaarden van de trust (Article 26 — Scope of the Trustee's Powers);

- De Trustee de grenzen van zijn bevoegdheden moet respecteren (Article 27 — Rescission of Acts Conducted by Trustee Beyond the Powers).

8. Meer in het bijzonder stipuleert artikel 27 dat de begunstigde een handeling van de Trustee kan herroepen als de Trustee zijn bevoegdheden heeft overschreden en de andere partij in de handeling een gekende derde partij was.

9. Dit behoort tot de zogenaamde "beneficiary's supervisory powers" van de Beneficiary ("toezichthoudende bevoegdheden van de begunstigde"). Artikel 27 is een bepaling die specifieke bevoegdheden verleent aan de begunstigde (Beneficiary) als economische eigenaar.

10. Als de Trustee zijn bevoegdheden heeft overschreden, is het voor de begunstigde bijvoorbeeld mogelijk om de verkoop van effecten uitgevoerd door de Trustee te herroepen. Omdat de tegenpartij in de transactie een verplichting tot teruggave heeft voor de goederen waarop de herroeping van toepassing is, moet de tegenpartij evenveel effecten van hetzelfde type als de oorspronkelijke goederen teruggeven.

11. Artikel 27 van de Trustwetgeving in Japan lijkt daarom op de Actio Pauliana (artikel 1167 van het Burgerlijk Wetboek), in de Belgische Wetgeving gewoonlijk gerelateerd aan de juridische eigenaar.

12. Verder wordt vastgesteld dat :

- De Trustee kan in principe niet delen in de winst van de trust (Article 8 — Prohibition of the Trustee's Enjoyment of Benefit);

- De Trustee handelt in naam van de begunstigde (Article 30 — Duty of Loyalty);

- Er is een strikte scheiding tussen het vermogen van de trust en het vermogen van de Trustee (Article 31 — Restriction on Acts that Create Conflicts of Interest);

- Het vermogen van de trust wordt gescheiden door de naam van de begunstigde voor elk afzonderlijk vermogen van de trust te specificeren (Article 34 — Duty to Segregate Property);

- Schuldeisers van de Trustee mogen geen beslag leggen op vermogen dat toebehoort aan het trustvermogen (Article 23 — Restriction on Execution Against Property That Belongs to Trust Property);

- Het vermogen dat tot het trustvermogen behoort, zal niet opgenomen worden in het faillissementsbeslag (Article 25 — Relationship between Trust Property and Bankruptcy Proceedings);

13. Ofschoon het Japanse juridische systeem zelfs zo ver gaat om de beneficiary (in casu het pensioenfonds) verregaande rechten te geven die in ons rechtssysteem niet toekomen aan een schuldeiser, maar aan een titularis van een zakelijk recht, zoals het recht bedoeld in artikel 27 van de Japanse Trust Law (“actio pauliana”), dient toch te worden vastgesteld dat het eigendomsrecht strikt genomen gevestigd is ten name van de trustee.

14. de pensioenfondsen belegt onder andere in Belgische aandelen en zal dus ook Belgische dividenden ontvangen.

15. Artikel 106, §2 KB/WIB92 voorziet in een verzaking aan de inning van de Belgische roerende voorheffing op dividenden uitgekeerd aan pensioenfondsen niet-inwoner.

16. In dat verband legt artikel 106, §2 KB/WIB92 enkele voorwaarden op aan de pensioenfondsen niet-inwoner die de Belgische dividenden ontvangen. In het bijzonder moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden :

1. de verkrijger moet een spaarder niet-inwoner zijn zoals bedoeld in artikel 227, 3° WIB92 juncto artikel 105, 5° KB/WIB92, die de verkrijgers definieert als (onderdeel van) vreemde Staten, staatkundige onderdelen en plaatselijke gemeenschappen daarvan, alsmede alle rechtspersonen die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer niet in België hebben en geen onderneming exploiteren of zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden;

2. de verkrijger heeft als maatschappelijk doel uitsluitend het beheer en het beleggen van de ingezamelde fondsen met als doel de uitbetaling van wettelijke of aanvullende pensioenen, terwijl ze zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighoudt;

3. de verkrijger moet in het land waarvan hij inwoner is, vrijgesteld zijn van inkomstenbelastingen;

4. de verkrijger moet niet gehouden zijn de opbrengst van aandelen of winstbewijzen door te storten aan de uiteindelijke verkrijger;

5. een attest moet overhandigd worden door de verkrijger, waarbij die bevestigt dat de verkrijger (artikel 117, §2 KB/WIB92) :

a. eigenaar of vruchtgebruiker is van de aandelen;

b. een spaarder niet-inwoner is bedoeld in artikel 227, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met een maatschappelijk doel dat uitsluitend bestaat uit het beheer en het beleggen van fondsen ingezameld met het doel wettelijke of aanvullende pensioenen uit te betalen, die zich uitsluitend zonder winstoogmerk toeleggen op verrichtingen bedoeld in artikel 182, 2°, van hetzelfde Wetboek, en die in het land waarvan ze inwoner zijn, vrijgesteld zijn van inkomstenbelastingen;

c. niet gehouden is de opbrengst van de aandelen aan de uiteindelijke verkrijger krachtens een contractuele verplichting door te storten behalve wanneer de uiteindelijke verkrijger eveneens een niet-inwoner is bedoeld in artikel 106, §2 KB/WIB92.

17. Artikel 106, §2 KB/WIB92 is herschreven door het KB van 20 december 2012. In de circulaire AAFisc 31/2013 van 25 juli 2013 blijkt (in randnummer 6) dat van de verzaking van de inning van de RV zoals bedoeld in art. 106, §2, KB/WIB92, zijn uitgesloten, de belastingplichtigen zoals bedoeld in art. 227, 2°, WIB92, behalve in het geval van retrocessie van inkomsten aan een uiteindelijke verkrijger die zelf een spaarder niet-inwoner is zoals bedoeld in artikel 106, §2. De antimisbruikbepaling zoals bedoeld in art. 106, § 4, KB/WIB92 kan dus buiten werking worden gezet.

18. Duidelijk blijkt dat de verkrijger (eigenaar van de aandelen) die de dividenden retro cedeert niet zelf alle kwaliteiten bedoeld in artikel 106, §2, KB/WIB92 moet verenigen, wanneer de uiteindelijke verkrijger van de dividenden aan deze voorwaarden voldoet.

19. De bepaling van artikel 106, §4 vindt zijn oorsprong in het KB van 4 april 1991, dat het toenmalige artikel 88, §2 KB/WIB64 (gecoördineerd in artikel 106, §2, KB/WIB92) heeft aangevuld met een artikel 88, §4 KB/WIB64 dat luidt als volgt : "De bepalingen van de §§2 en 3 zijn niet van toepassing wanneer de spaarder niet-verblijfhouder, alhoewel hij de aandelen of delen of de delen van belegde kapitalen in eigen naam beheert, er krachtens een contractuele verplichting toe gehouden is de opbrengsten ervan door te storten aan de uiteindelijke genieters". Deze bepaling had inzonderheid tot doel om Nederlandse administratiekantoren, die volgens de certificeringstechniek eigenaar zijn van Belgische aandelen portefeuilles, de verzaking aan de inning bedoeld in artikel 88, §2 KB/WIB64 te weigeren (zie de circulaire Ci.RH. 233/430.278 van 26 juni 1991).

20. Ook de wijziging van artikel 106, §2 KB/WIB92 door het KB van 20 december 2012, is een antimisbruikbepaling. Dit blijkt duidelijk uit het antwoord van de Minister van Financiën op de vraag van mevrouw Veerle Wouters, teneinde de toepassing van deze bepaling in lijn te brengen met de oorspronkelijke bedoeling van de regering. De verzaking aan de inning van de roerende voorheffing is verder nog steeds gerechtvaardigd door het algemeen beleid om internationale financieringsbronnen ter beschikking te stellen van de economie (PV Veerle Wouters, 7 maart 2013, Kamer, zitting 53, Bul. 130, p. 517).

21. In casu is, op basis van de verstrekte gegevens over de werking van een Japanse trust bank in relatie tot een pensioenfonds (dat zelf de vorm van een rechtspersoon bezit), duidelijk dat alle inkomsten onherroepelijk worden toegewezen aan dit pensioenfonds, die terzake dient aangemerkt te worden als de uiteindelijke verkrijger in de zin van artikel 106, §4, KB/WIB92.

22. Bovendien kent de Japanse trustwetgeving, zoals vermeld in randnummer 47 verregaande rechten toe aan de beneficiary die normaliter voorbehouden zijn aan de eigenaar, wat zijn status als uiteindelijk verkrijger in de zin van artikel 106, §4 KB/WIB92 verder onderbouwt.

23. Het feit dat de Japanse trustee bank de dividenden niet meteen doorstort is in casu geen beletsel, gezien de tegoeden van de beneficiary duidelijk juridisch gecompartimenteerd zijn bij de Trustee en geen onderpand vormen voor diens schuldeisers. Bovendien is er geen sprake van vermenging met tegoeden van andere beneficiaries.

24. Om bijgevolg te kunnen genieten van de verzaking aan de inning van de Belgische roerende voorheffing dient te worden nagegaan of de pensioenfondsen, als uiteindelijke verkrijger, voldoet aan alle voorwaarden van artikel 106, §2 KB/WIB92.

Niet-inwoner zoals bedoeld in artikel 227, 3° WIB92

25. Belgische dividenden moeten uitgekeerd of toegekend worden aan verkrijgers zoals bedoeld in artikel 227, 3° WIB92. Dit betekent dat de verkrijger een vreemde Staat, een staatkundige onderdeel of een buitenlandse vennootschap moet zijn, met rechtspersoonlijkheid, die geen onderneming exploiteert en zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighoudt (artikel 227, 3° WIB92).

26. Uit de overgemaakte stukken blijkt dat de pensioenfondsen non-profit pensioenfondsen zijn met afzonderlijke rechtspersoonlijkheid, opgericht naar Japans recht. Bijgevolg kan aan de voorwaarden voldaan worden dat de pensioenfondsen niet-inwoners zijn zoals in de zin van artikel 227, 3° WIB92.

Maatschappelijk doel dat uitsluitend bestaat uit het beheer en het beleggen van fondsen ingezameld met het doel wettelijke of aanvullende pensioenen uit te betalen

27. De pensioenfondsen opgericht onder de diverse Japanse wetten hebben als doel het beheren en beleggen van fondsen ingezameld met het doel wettelijke of aanvullende pensioenen uit te betalen.

28. Alhoewel een collectief pensioenplan volgens de relevante diverse Japanse wetten bepaalde opdrachten kan uitvoeren om het welzijn van de fondsleden te bevorderen (die voor sommige pensioenfondsen o.a. betrekking hebben op sociale voorzieningen voor leden, weduwen en wezen), voeren de pensioenfondsen opgelijst in bijlage bij de aanvraag dergelijke opdrachten niet uit.

29. De activiteiten die worden toegelaten onder de hierboven vermelde wetten worden uiteengezet in de bijlagen bij de aanvraag. Deze activiteiten zijn complementair aan het maatschappelijk doel van de pensioenfondsen en zijn geenszins te beschouwen als commerciële activiteiten

Vrijstelling van inkomstenbelastingen in Japan

30. In Japan worden geen belastingen geheven op het niveau van de pensioenfondsen opgericht onder de diverse Japanse wetten.

31. De aanvragers zal aan de schuldenaar van de roerende voorheffing het in artikel 117, §2 KB/WIB92 bedoelde attest overhandigen.

32. Op basis van bovenstaande overwegingen, voldoen de pensioenfondsen aan alle voorwaarden zoals vermeld in artikel 106, §2 juncto §4 KB/WIB92 voor de verzaking aan de inning van de Belgische roerende voorheffing.