Jugement du Tribunal de première instance d'Anvers dd. 15.01.2003
Summary :
Délais spéciaux d'imposition,Contravention en matière de précomptes,Requalification en réduction de capital
Original text :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
Fisconet
plus Version 5.9.23
Service Public Federal Finances |
|||||||||||||
Home >
Advanced search >
Search results > Jugement du Tribunal de première instance d'Anvers dd. 15.01.2003
Jugement du Tribunal de première instance d'Anvers dd. 15.01.2003
Document
Search in text:
Properties
Document type : Belgian justice Title : Jugement du Tribunal de première instance d'Anvers dd. 15.01.2003 Tax year : 2005 Document date : 15/01/2003 Document language : FR Modification date : 21/06/2005 16:26:47 Name : A1 03/3 Version : 1
ARRET A1 03/3 Jugement du Tribunal de première instance d'Anvers dd. 15.01.2003 FJF 2003/197 Ce jugement a été confirmé par l'arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 04.05.2004 Délais spéciaux d'imposition - Contravention en matière de précomptes - Requalification en réduction de capital Au contraire de la fraude fiscale, qui suppose que le contribuable échappe à l'impôt en violant une disposition légale, l'évasion fiscale ne s'accompagne d'aucune violation d'une disposition légale. L'application de l'article 344, § 1 er, du CIR 1992 implique que le contribuable n'ait violé aucune disposition légale. Aussi, lorsqu'il est fait application de l'article 344, § 1 er (en l'espèce la requalification d'une réduction de capital en une distribution de dividendes), du CIR 1992, il ne peut être fait usage du délai d'imposition de l'article 358, § 1 er, 1º, du même code. Ce délai d'imposition exige en effet que le contribuable ait contrevenu aux dispositions de ce code ou des arrêtés pris pour son exécution en matière de précompte mobilier ou professionnel. Rechter, voorzitter van de kamer : M. Boeynaems Rechters : M. Wolles, M. Verschueren Advocaten : Mr. Defoor, Mr. van Lidth de Jeude B.V.B.A. D.I.C. tegen de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën Gezien de stukken in het dossier der rechtspleging, o.m. :
Gelet op de verordeningen van de Raad van de ministers nummer 974/98 van 3 mei 1998 en nummer 1103/97 van 17 juni 1997 en de wetten van 26 juni 2000 en 30 juni 2000 ter invoering van de euro. Gehoord partijen in hun middelen en gezegden ter zitting van 4 december 2002. *** Gelet op de aanslag voor het aanslagjaar 1995, kohierartikel 830031, in de roerende voorheffing, uitvoerbaar verklaard op 21 april 1998. Gelet op het bezwaarschrift tijdig toegekomen bij de bevoegde directeur der directe belastingen op 5 mei 1998. Gelet op de bestreden beslissing van de ambtenaar gedelegeerd door de gewestelijke directeur der directe belastingen te Antwerpen I op 16 juni 2000 en op dezelfde datum aangetekend verzonden aan de belastingplichtige, waarbij het bezwaarschrift ontvankelijk doch ongegrond werd verklaard. Gelet op het verzoekschrift tijdig neergelegd ter griffie van deze rechtbank op 16 augustus 2000 waarbij een afschrift van de bestreden beslissing was gevoegd. De vordering beoogt de directorale beslissing te vernietigen, dienvolgens de bestreden aanslag te vernietigen en verweerder te veroordelen tot terugbetaling van alle sommen die op grond van deze aanslag zouden zijn geïnd, vermeerderd met de moratoriuminteresten overeenkomstig artikel 418 van het W.I.B. 1992 en de kosten van het geding. Relevante feitenOp 23 november 1994 verhoogde eiseres haar kapitaal met 800.000,- BEF door incorporatie van reserves in het kapitaal.Vervolgens verminderde eiseres op 14 juni 1995 haar kapitaal met 750.000,- BEF. Bij kennisgeving van aanslag van ambtswege van 22 januari 1998 heeft de administratie medegedeeld dat krachtens artikel 344 § 1 van het W.I.B. 1992 voornoemde kapitaalsvermindering wordt geherkwalificeerd tot een dividenduitkering waarop, in toepassing van artikel 18, 1º van het W.I.B. 1992, roerende voorheffing verschuldigd is (artikel 269, 2º W.I.B. 1992); volgens de administratie had de toegepaste constructie slechts tot doel de roerende voorheffing te ontwijken. Niettegenstaande eiseres zich niet akkoord verklaarde met de kennisgeving van aanslag van ambtswege, werd de aanslag gevestigd zoals aangekondigd. BeoordelingBetreffende de toepassing van artikel 354, lid 2 van het W.I.B. 1992Eiseres heeft terecht gesteld dat in het kader van artikel 344 § 1 van het W.I.B. 1992 de verlengde aanslagtermijn van artikel 354, lid 2 van het W.I.B. 1992 niet van toepassing is, hetgeen door de administratie wordt erkend.Hierbij dient te worden opgemerkt dat de administratie artikel 354, lid 2 van het W.I.B. 1992 niet heeft toegepast, doch wel artikel 358 § 1, 1º van het W.I.B. 1992. Betreffende de toepassing van artikel 358 § 1, 1º van het W.I.B. 1992Krachtens artikel 358 § 1, 1º van het W.I.B. 1992 mag de belasting of de aanvullende belasting worden gevestigd, zelfs nadat de in artikel 354 bedoelde bepaalde termijn is verstreken ingeval een controle of een onderzoek in verband met de toepassing van de inkomstenbelastingen ten name van een welbepaalde belastingplichtige uitwijst, dat die belastingplichtige de bepalingen van dit wetboek of van ter uitvoering ervan genomen besluiten inzake roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing heeft overtreden, in de loop van één der vijf jaren vóór het jaar van de vaststelling van de inbreuk.Krachtens artikel 358 § 2, 1º van het W.I.B. 1992 moet de belasting of de aanvullende belasting worden gevestigd binnen de twaalf maanden te rekenen vanaf de datum waarop de in § 1, 1º bedoelde inbreuk werd vastgesteld. Krachtens artikel 344 § 1 van het W.I.B. 1992 kan de juridische kwalificatie, door de partijen gegeven aan een akte alsook aan afzonderlijke akten die een zelfde verrichting tot stand brengen, aan de administratie der directe belastingen niet worden tegengeworpen, wanneer de administratie door vermoedens of door andere in artikel 340 vermelde bewijsmiddelen vaststelt dat die kwalificatie tot doel heeft de belastingen te ontwijken, tenzij de belastingplichtige bewijst dat die kwalificatie aan rechtmatige financiële en economische behoeften beantwoordt. Bijgevolg dient de administratie te bewijzen dat de juridische kwalificatie die de partijen aan een handeling hebben gegeven, hoewel werkelijk gewild en uitgevoerd, werd uitgedokterd om de belastingen te ontwijken. In casu dient de administratie, die de kapitaalsvermindering heeft geherkwalificeerd tot een dividenduitkering, aldus te bewijzen dat de opeenvolgende akten van kapitaalsverhoging en -vermindering tot doel hadden om de roerende voorheffing te ontwijken. In tegenstelling tot de belastingontduiking, waarbij de belastingplichtige zich onttrekt aan de verschuldigde belasting door een overtreding van een wettelijke bepaling, wordt bij belastingontwijking geen enkele wettelijke bepaling overtreden. De toepassing van artikel 358 § 1, 1º van het W.I.B. 1992 vereist dat de belastingplichtige de bepalingen van dit wetboek of van ter uitvoering ervan genomen besluiten inzake roerende voorheffing of bedrijfsvoorheffing heeft overtreden, terwijl de toepassing van artikel 344 § 1 van het W.I.B. 1992 juist impliceert dat eiseres geen enkele wettelijke bepaling heeft overtreden. Bijgevolg werd geen enkele wettelijke bepaling overtreden zodat de bijzondere aanslagtermijn van artikel 358 § 1, 1º van het W.I.B. 1992 dan ook niet kan worden toegepast. Om deze redenen De Rechtbank Rechtdoende op tegenspraak. Alle andere en strijdige conclusies verwerpend. Na erover beraadslaagd te hebben. Verklaart de vordering toelaatbaar en als volgt gegrond. Wijzigt de bestreden beslissing en opnieuw beslissende, Vernietigt de bestreden aanslag wegens laattijdige vestiging. Veroordeelt verweerder tot terugbetaling van alle dientengevolge betaalde en/of ingehouden bedragen, vermeerderd met de moratoriumintresten overeenkomstig artikel 418 van het W.I.B. 1992. Veroordeelt verweerder tot de kosten. |
|||||||||||||