Jugement du Tribunal de première instance de Hasselt dd. 30.09.2010, Cause 09/2467/A
Summary :
impôt des personnes physiques - cotisation subsidiaire - imposition à l'IPP - compétence du tribunal de première instanc
Original text :
Fisconet
plus Version 5.9.23
Service Public Federal Finances |
|||||||
|
Home >
Advanced search >
Search results > Jugement du Tribunal de première instance de Hasselt dd. 30.09.2010, Cause 09/2467/A
Jugement du Tribunal de première instance de Hasselt dd. 30.09.2010, Cause 09/2467/A
Document
Search in text:
Properties
Document type : Belgian justice Title : Jugement du Tribunal de première instance de Hasselt dd. 30.09.2010, Cause 09/2467/A Document date : 30/09/2010 Keywords : impôt des personnes physiques / cotisation subsidiaire / imposition à l'IPP / compétence du tribunal de première instance Decision : Défavorable Document language : FR Name : Jugement du Tribunal de première instance de Hasselt dd. 30.09.2010, Cause 09/2467/A Version : 1 Court : firstAuthority/Hasselt_firstAuthority
Jugement du Tribunal de première instance de Hasselt dd. 30.09.2010, Cause09/2467/A
Impôt des personnes physiques Cotisation subsidiaire Imposition à l'IPP Compétence du tribunal de première instance
Résumé
Il ressort des travaux parlementaires qu'une cotisation subsidiaire doit être présentée au même juge que celui qui a annulé la cotisation initiale pour une cause autre que la prescription.
Après que la Cour d'appel d'Anvers ait annulé la cotisation primitive, le Tribunal de première instance de Hasselt se déclare incompétent pour connaître de la demande introduite par l'Etat belge pour déclarer la cotisation subsidiaire valable et exécutoire.
Texte intégral
DE BURGERLIJKE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG, ZITTING HOUDENDE TE HASSELT, ELFDE KAMER A, HEEFT HET VOLGENDE VONNIS UITGESPROKEN:
IN ZAKE A.R. nr. 09/2467/A:
DE BELGISCHE STAAT, FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIËN, in de persoon van de Minister van Financiën, 1000 Brussel, Wetstraat 12. ADMINISTRATIE VAN DE ONDERNEMINGS - EN INKOMSTENFISCALITEIT, in de persoon van de gewestelijke directeur, met burelen gevestigd te 3500 Hasselt, Voorstraat 43.
Eiser, vertegenwoordigd door zijn gevolmachtigde de heer V. J., eerstaanwezend. inspecteur-diensthoofd ter directie Hasselt.
Tegen:
V. Z. C., en J. J., samenwonende te ….
Verweerders, vertegenwoordigd door mr. S. F., advocaat te ….
VOLGT HET VONNIS:
Gelet op:
- het verzoekschrift dat werd neergelegd ter griffie van deze rechtbank op 16.09.2009; - de conclusies en stukken van verweerders - de conclusie en stukken van eiser.
BEOORDELING
Bij tegensprekelijk arrest van 06.01.2009 van het Hof van beroep te Antwerpen werd de aanslag in de personenbelasting, gemeente Heers, gevestigd in hoofde van verweerders voor het aanslagjaar 2003, kohierartikel 746727149, vernietigd om een andere reden dan verjaring.
Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van deze rechtbank op 16.09.2009 vordert eiser de in bijlage gevoegde subsidiaire aanslag in de personenbelasting voor het aanslagjaar 2003, gemeente Heers, in hoofde van verweerders onder kohierartikel 947501, te willen geldig en invorderbaar verklaren in toepassing van art. 356 WIB92.
Verweerders zijn van oordeel dat de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt onbevoegd is om kennis te nemen, nu de subsidiaire aanslag ter beoordeling dient te worden voorgelegd aan de rechter die de aanslag heeft nietig verklaard.
Verweerder stelt dat: - in tegenstelling tot de Nederlandstalige tekst van (oud) art. 356 WIB92, men uit de Franstalige tekst wel degelijk kan opmaken dat het hetzelfde rechtscollege is als datgene dat de aanslag heeft nietig verklaard, dat dient te oordelen over de subsidiaire aanslag. De Franstalige tekst vermeldt immers: "(..) soumettre à l'appréciation de la jurisdiction saisie que statue sur cette demande (..) " ; - het Grondwettelijk Hof heeft dit bevestigd in zijn arrest van 20.10.2009 (B.S., 30.11.2009, overweging B4.1); - dit eveneens uit de voorbereidende werken blijkt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de voorbereidende werken blijkt dat de subsidiaire aanslag dient voorgelegd te worden aan dezelfde rechter die de initiële aanslag heeft vernietigd om een andere reden dan verjaring (zie Parl. St., Senaat, gewone zitting, 1998-99, nr. 1-966/11,161).
De rechtbank verklaart zich dan ook onbevoegd om kennis te nemen van de vordering van eiser.
Wat betreft de kosten van de procedure dient er rekening gehouden te worden met de inwerkingtreding van de wet van 21.04.2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten van een advocaat (B.S., 31.05.2007) en de onmiddellijke toepassing van deze wet op alle hangende gedingen vanaf 01.01.2008 (zie art. 13 en 14).
De vordering is niet in geld waardeerbaar en de rechtbank bemerkt geen enkele reden om af te wijken van het basisbedrag.
De voorschriften van de artikelen 2-30 tot 37 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken werden nageleefd.
OM DEZE REDENEN:
De rechtbank, rechtdoende op tegenspraak:
Verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering van eiser.
Veroordeelt eiser tot de kosten van het geding, vereffent in hoofde van verweerders op 1.200,00 euro rechtsplegingsvergoeding.
Aldus gevonnist en uitgesproken in openbare zitting van de elfde kamer A, op het gerechtshof te Hasselt op 30.09.2010, alwaar aanwezig waren: Mevrouw M. C., enige rechter, en De heer L. P., griffier.
|
|||||||