Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent dd. 16.06.2005
Summary :
Beroepskosten,Zwarte lonen,BV ten laste genomen door werkgever
Original text :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
Fisconet
plus Version 5.9.23
Service Public Federal Finances |
|||||||||
|
Home >
Advanced search >
Search results > Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent dd. 16.06.2005
Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent dd. 16.06.2005
Document
Search in text:
Properties
Document type : Belgian justice Title : Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent dd. 16.06.2005 Tax year : 0 Document date : 16/06/2005 Document language : NL Modification date : 02/11/2006 08:04:23 Name : G1 05/6 Version : 1
ARREST G1 05/6 Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent dd. 16.06.2005 De Fiscale Koerier 2005/586 Beroepskosten - Zwarte lonen - BV ten laste genomen door werkgever De (achterstallige) bedrijfsvoorheffing op 'zwarte lonen' die een werkgever in uitvoering van een individueel akkoord met de fiscus betaalt als compensatie voor de personenbelasting die door zijn werknemers op de ontvangen sommen verschuldigd is (was geweest), is aftrekbaar als beroepskost. Aangezien de bedrijfsvoorheffing die wordt betaald, principieel een aftrekbare beroepskost is, kan de aftrek niet worden geweigerd omdat geen verantwoordingsstukken zouden zijn opgemaakt. Het akkoord werd precies gesloten om het omslachtige werk van het opstellen van aanvullende fiches en samenvattende opgaven (en de bijhorende aanslagen in hoofde van de genieters) te vermijden. De rechtbank wijst ook het argument van de fiscus van de hand dat het ten laste nemen van de bedrijfsvoorheffing door de werkgever een abnormaal en goedgunstig voordeel in de zin van artikel 26 van het WIB 92 zou zijn. De rechtbank houdt daarbij rekening met het toegepaste (hoge) tarief (in de berekeningen werd uitgegaan van een tarief van 51 %) zodat kan worden aangenomen dat het toegekende voordeel mee in aanmerking werd genomen bij de berekening van de bedrijfsvoorheffing die werd betaald. Indien de Administratie de bedoeling had gehad om de vennootschap het verbod op te leggen om de bijkomende betalingen als beroepskosten in aftrek te brengen, dan had de fiscus dit in de akkoordverklaring duidelijk(er) moeten omschrijven. Algemene rol nummer:04/974/A. In de zaak van: N. V. B. N., met zetel te ..., met ondernemingsnummer ..., eiseres, voor wie optreedt meester R. T., advocaat te ..., tegen: de BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën, wiens burelen gevestigd zijn te 1000 BRUSSEL, Wetstraat 12, op vervolging en benaarstiging van de Administratie van de Ondernemings - en Inkomstenfiscaliteit, vertegenwoordigd door de Directeur van het Controlecentrum te Oudenaarde, Sint-Jozefplein 2, 9700 Oudenaarde, verweerder, ter terechtzitting vertegenwoordigd door de heer A. N., e.a. inspecteur bij een fiscaal bestuur, vonnist de rechtbank als volgt : l. RECHTSPLEGING. Partijen werden gehoord in. hun middelen en conclusies op de openbare terechtzitting van 19.5.2005 waarna het debat werd gesloten en de zaak in beraad werd genomen. Het dossier van de rechtspleging en de overtuigingsstukken werden ingezien, in het bijzonder het gedinginleidend verzoekschrift neergelegd op 5.3.,2 004, de onderscheiden conclusies van partijen, evenals de overtuigingsstukken van partijen. 2. DE VORDERING. De vordering van eiseres strekt ertoe zich te verhalen tegen de directoriale beslissing dd.9.12.2003 inzake de in haren hoofde gevestigde aanslag in de vennootschapsbelasting aanslagjaar 2000 kohierartikel ... voor een bedrag van 28.021,31 EUR; Meerbepaald, kwestieuze aanslag integraal te ontheffen en de terugbetaling te bevelen van alle sommen die op de aldus ontheven aanslag werden geïnd, vermeerderd met de moratoriumintresten; verweerder te veroordelen tot de kosten. 3. FEITEN EN GESCHIL. l.Naar aanleiding van haar onderzoek in het Beaulieudossier heeft de BBI-administratie vastgesteld dat de werknemers een deel van hun loon "in het zwart" ontvingen. Op 3.5.1999 werd met de BBI-administratie en de vertegenwoordigers van de belastingplichtige een akkoord afgesloten waarbij wordt gesteld (stuk 13 administratief dossier): "... Deze vennootschap verklaart zich akkoord met het vestigen van een aanslag in de bedrijfsvoorheffing (BV) tegen het tarief van 51% en dit met betrekking tot de betaalde maandelijkse vergoedingen aan de bedienden en dit voor de hiernavolgende aanslagjaren ( = inkomstenjaren) aanslagjaar 1985: ...O aanslagjaar 1986: ...O aanslagjaar 1987: 360.000 aanslagjaar 1988: 980.000 aanslagjaar 1989: 980.000 Toepassing van de aanslagtermijn vervat in artikel 263 §1, 3° WIB oud. (...) In bijlage de lijst van de in aanmerking genomen genieters van de maandelijkse vergoedingen. De BBI stemt ermee in dat hierdoor de belastingtoestand der individuele genieters definitief geregeld is. Een belastingverhoging van 10% zal worden toegepast ( art.334 WIB oud). (...)" 2. Deze aanslagen in de bedrijfsvoorheffing, vermeerderd met de verhogingen en nalatigheidsintresten werden door eiseres in 1999 betaald. Het bedrag van 63.997,13 EUR werd in 1999 als beroepskost aangegeven. 3. Bij bericht van wijziging dd.9.10.2002 stelde de controle-ambtenaar dat de betaalde bedrijfsvoorheffing, vermeerderd met de nalatigheidsintresten en verhogingen geen aftrekbare kost is en dus als verworpen uitgave bij het resultaat van de vennootschap moet worden gevoerd. De aanslag werd, na verwerping van het riiet-akkoord van eiseres, overeenkomstig het bericht van wijziging gevestigd. Bij directoriale beslissing dd.9.12.2003 werd het bezwaar van eiseres afgewezen. Eiseres kan zich hiermee niet. verzoenen en maakt de zaak aanhangig voor onderhavige rechtbank. 4. BESPREKING. 1. Eiseres laat gelden dat de administratie de inhoud van de door ' haar gesloten akkoordverklaring dd.3.5.1999 miskent evenals de beginselen van behoorlijk bestuur meer bepaald het rechtszekerheidsbeginsel. Eiseres houdt voor dat zij aanslagen in de bedrijfsvoorheffing heeft betaald om te voldoen aan haar eigen wettelijke verplichting ; dat de bedrijfsvoorheffing aftrekbaar is. 2. Verweerder meent dat de door eiseres ten laste genomen bedrijfsvoorheffing voor de werknemers een belastbaar voordeel van alle aard is waarvoor geen individuele fiches en samenvattende opgaven werden voorgelegd zodat overeenkomstig art 49 en art.57 WIB92 deze kosten niet als beroepskosten aftrekbaar zijn. Bovendien laat verweerder gelden dat eiseres een abnormaal en goedgunstig voordeel verstrekt aan de werknemers, dat bij deze personen niet in aanmerking werd genomen voor het bepalen van de belastbare inkomsten, zodat dit voordeel overeenkomstig art.26 WIB92 bij de winst van eiseres moet worden gevoegd. Verweerder stelt dat de bedragen die volgens het akkoord werden betaald, geen bedrijfsvoorheffing zijn maar de personenbelasting die verschuldigd is door de verkrijgers; dat overeenkomstig art.53, 2° WIB92 de personenbelasting niet als beroepskost in rekening kan worden gebracht. 3. In casu stelt de rechtbank vast dat in het akkoord een belasting gevestigd wordt onder de noemer "bedrijfsvoorheffing" en dat geen enkele opmerking wordt geformuleerd omtrent deze kwalificatie zodat de administratie deze kwalificatie niet zomaar naast zich kan neerleggen. Er wordt bedongen dat door dit akkoord de belastingtoestand van de genieters met betrekking tot deze vergoedingen definitief geregeld is. Het feit dat de verkrijgers zelf geen personenbelasting meer dienden te betalen op de verkregen vergoedingen wijzigt niets aan de aard van de gevestigde aanslagen in hoofde van de vennootschap. Eiseres heeft voldaan aan haar eigen wettelijke verplichting om bedrijfsvoorheffing te betalen op uitbetaalde vergoedingen. 4. De bedrijfsvoorheffing is principieel een aftrekbare beroepskost. In casu kan de administratie de aftrek van de bedrijfsvoorheffing niet weigeren omdat geen fiches en een samenvattende opgave werden opgemaakt nu het akkoord net werd opgesteld om het omslachtige werk van het opstellen van fiches en samenvattende opgaven te vermijden. Bovendien is er geen reden om de bedrijfsvoorheffing als abnormaal en goedgunstig voordeel aan de belastbare grondslag toe te voegen in de zin van art. 26 WIB92. Immers, het voordeel dat wordt toegekend door het ten laste nemen van de bedrijfsvoorheffing werd door de vennootschap mee belast in de aanslagen in de bedrijfsvoorheffing, aangezien een hoog tarief van 51% werd toegepast, wat door verweerder niet wordt betwist. Aangezien de bedrijfsvoorheffing op de vergoedingen als personeelskost aftrekbaar zijn, zijn ook de belastingverhogingen en de nalatigheidsintresten op de bedrijfsvoorheffing aftrekbaar. ( Com. IB; 53/67 en 53/69) Indien het de bedoeling was, zoals' door verweerder ter terechtzitting toegelicht doch door eiseres betwist, dat de aanslag in de bedrijfsvoorheffing niet aftrekbaar was omdat er geen aanslag geheime commissies was gevestigd dan stond niets eraan in de weg dit in het akkoord te stipuleren. In de gegeven omstandigheden is de aanslag bedrijfsvoorheffing aftrekbaar. Op die gronden, De rechtbank, Rechtdoende op tegenspraak, Melding makende dat de bepalingen van de artikelen 2 en 30 tot 42 van de wet op het taalgebruik in gerechtszaken werden nageleefd, Alle meeromvattende of strijdige conclusies verwerpend als niet terzake dienend, Verklaart de vordering van eiseres ontvankelijk en gegrond, Hervormt de bestreden directoriale beslissing, Beveelt de herberekening van de aanslag in de vennootschapbelasting aanslagjaar 2000, kohierartikel ... rekening houdend met hetgeen hierboven gesteld, Veroordeelt verweerder tot terugbetaling van het eventueel reeds teveel betaalde meer de moratoriumintresten, Veroordeelt verweerder tot de kosten geding tot dusver begroot als volgt: aan de zijde van eiseres: rechtsplegingsvergoeding: € 356,97 aan de zijde van verweerder: rechtsplegingsvergoeding: € O Aldus gevonnist en uitgesproken in de openbare terechtzitting van de zesde burgerlijke kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Gent op 16 juni 2005, waar aanwezig waren: J. D. B., alleenzetelend rechter, M. V., griffier.
|
|||||||||