Voorafgaande beslissing nr. 2015.121 dd. 26.05.2015

Date :
26-05-2015
Language :
French Dutch
Size :
7 pages
Section :
Regulation
Type :
Prior agreements L 24.12.2002
Sub-domain :
Fiscal Discipline

Summary :

afschrijving - belastingkrediet - belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling - investering voor onderzoek en ontwikkelin

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Voorafgaande beslissing nr. 2015.121 dd. 26.05.2015
Voorafgaande beslissing nr. 2015.121 dd. 26.05.2015
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Prior agreements L 24.12.2002
Title : Voorafgaande beslissing nr. 2015.121 dd. 26.05.2015
Document date : 26/05/2015
Keywords : afschrijving / belastingkrediet / belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling / investering voor onderzoek en ontwikkeling
Document language : NL
Name : Voorafgaande beslissing nr. 2015.121 dd. 26.05.2015
Version : 1

Voorafgaande beslissing nr. 2015.121 dd. 26.05.2015

 

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling

Afschrijvingen

 

Samenvatting

De aanvraag strekt ertoe de bevestiging te verkrijgen dat de afschrijvingen door NV X en NV Y van de kosten voor O&O die boekhoudkundig afgeschreven worden over hun economische levensduur van 3 jaar, fiscaal aftrekbare kosten vormen op basis van artikel 49, 52, 6°, 61 en 63 WIB 92.

Verder strekt de aanvraag ertoe de bevestiging te verkrijgen dat de door NV X en NV Y geactiveerde kosten van O&O in aanmerking komen voor de toepassing van de artikelen 289quater tot sexies WIB 92 en in het bijzonder voor het eenmalige of gespreide belastingkrediet voor O&O en deze investeringen niet kunnen worden uitgesloten van het belastingkrediet voor O&O op basis van artikel 289octies WIB 92.

 

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe te vernemen of :

1.1. de door de NV X en NV Y geactiveerde kosten van O&O in aanmerking komen voor de toepassing van de artikelen 289quater tot sexies WIB 92 en in het bijzonder voor het eenmalige of gespreide belastingkrediet voor O&O en deze investeringen niet kunnen worden uitgesloten van het belastingkrediet voor O&O op basis van artikel 289octies WIB 92; en

1.2. de afschrijvingen door NV X en NV Y van de kosten voor O&O boekhoudkundig afgeschreven over hun economische levensduur van 3 jaar, fiscaal aftrekbare kosten vormen op basis van de artikelen 49, 52, 6°, 61 en 63 WIB 92.

 

II. Omschrijving van de verrichting

2. In de Groep Z, waartoe NV X en NV Y behoren worden de R&D kosten van de zogenaamde “R&D subcontractors” gefactureerd aan de moedervennootschap A die op haar beurt de door haar ter beschikking gestelde R&D factureert aan de verschillende dochtermaatschappijen die de rol vervullen van entiteit waar de strategische beslissingen worden genomen en waar het residueel resultaat terechtkomt.

3. De NV X en de NV Y kwalificeren de zelf geproduceerde ontwikkelingskosten als “kosten van onderzoek en ontwikkeling”. Hiermede wordt uitgedrukt dat de kosten nuttig zijn voor de ontwikkeling van de toekomstige activiteiten van de vennootschap en dat een daadwerkelijk verband bestaat tussen de ontwikkeling en de productie die in de vestiging eruit voortvloeit.

4. Deze “kosten van onderzoek en ontwikkeling” zullen door NV X en NV Y worden afgeschreven over 3 jaar.

 

III. Beslissing

III.A. Wat betreft de afschrijvingen door NV X en NVY van de kosten voor O&O

5. Artikel 49, eerste lid, WIB 92 stelt dat als beroepskosten aftrekbaar zijn de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hij de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed.

6. Artikel 49, tweede lid, WIB 92 bepaalt dat als in het belastbare tijdperk gedaan of gedragen beschouwd worden, de kosten die in dat tijdperk werkelijk zijn betaald of gedragen of het karakter van zekere en vaststaande schulden of verliezen hebben verkregen en als zodanig zijn geboekt.

7. Artikel 52, 6°, WIB 92 stelt dat onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 53 tot 66bis WIB 92, afschrijvingen die betrekking hebben op oprichtingskosten en op immateriële en materiele vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, inzonderheid als beroepskosten worden aangemerkt.

8. Artikel 63 WIB 92 bepaalt dat de immateriële vaste activa, met uitzondering van de investeringen in audiovisuele werken, worden afgeschreven met vaste annuïteiten waarvan het aantal niet minder dan 3 mag bedragen wanneer het investeringen in O&O betreft en niet minder dan 5 in de andere gevallen.

9. Artikel 45, eerste lid, KB/W. Venn. stelt dat men onder “afschrijvingen” verstaat, de bedragen ten laste van de resultatenrekening genomen, met betrekking tot oprichtingskosten en tot immateriële en materiele vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, ten einde hetzij het bedrag van deze oprichtingskosten en van de eventueel geherwaardeerde aanschaffingskosten van deze vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, hetzij deze kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop zij worden aangegaan.

10. Het CBN-advies nummer 2010/15 van 6 oktober 2010 stelt dat “een beperkte economische levensduur duidt op een tenietgaan in de tijd van het nut van het vast actief als ondernemingsmiddel. De daling van het nut wordt stelselmatig uitgedrukt via afschrijvingen. Afschrijvingen dienen om de kost van investeringen met beperkte levensduur gespreid ten laste te nemen.”

11. Hetzelfde CBN-advies bepaalt dat immateriële vaste activa “ondernemingsmiddelen van onlichamelijke aard zijn die voor de activiteit worden gebruikt en waaruit naar verwachting toekomstige economische voordelen naar de onderneming zullen vloeien.”

12. Uit het nr. 61/15 Com.IB92 blijkt dat alhoewel elke afschrijving uiteraard forfaitair en benaderend is, ze toch redelijk moet zijn, d.w.z. dat ze moet overeenstemmen met een waardevermindering die rationeel moet worden geraamd waarbij rekening wordt gehouden met alle factoren, welke zij ook zijn, die bijdragen tot de waardevermindering en tijdens een bepaalde periode hun invloed hebben uitgeoefend.

13. Nr. 61/34, eerste lid, Com.IB92 bepaalt dat de “immateriële vaste activa” gevormd worden door :

13.1. de kosten van O&O;

13.2. de concessies, octrooien, licenties, know-how, merken en andere gelijkaardige rechten;

13.3. de goodwill; en

13.4. de vooruitbetalingen op immateriële vaste activa.

14. Daarbij wordt in het tweede lid van voormelde commentaar opgemerkt dat de kosten met betrekking tot niet van derden verworven immateriële vaste activa -met andere woorden door de onderneming zelf voortgebrachte immateriële vaste activa (bijvoorbeeld know-how) - ook als afschrijfbare bestanddelen mogen worden behandeld, niettegenstaande deze kosten op fiscaal gebied in de regel rechtstreeks als beroepskosten kunnen worden afgetrokken. Er wordt tevens aangestipt dat, ingevolge artikel 63 WIB 92, specifieke afschrijvingsregels gelden voor immateriële vaste activa.

15. Nr. 61/35 Com.IB 92 stelt dat onder “kosten van O&O” moet worden verstaan: kosten van onderzoek, vervaardiging en ontwikkeling van prototypes en van producten, uitvindingen en know-how, die nuttig zijn voor de ontwikkeling van de toekomstige activiteiten van de onderneming.

16. Het tweede lid van nr. 61/209 Com.IB92 bepaalt dat door in artikel 63 WIB 92 te stellen dat, met uitzondering van de investeringen in audiovisuele werken, de immateriële vaste activa worden afgeschreven met vaste annuaIiteiten waarvan het aantal niet minder dan 3 mag bedragen wanneer het investeringen in O&O betreft en niet minder dan 5 in de andere gevallen, op fiscaal vlak uitdrukkelijk wordt afgeweken van het artikel 61, § 1, tweede lid, KB/W. Venn.

17. NV X fungeert als Onderzoeks- en Ontwikkelingscenter met betrekking tot design en ontwikkeling van x.

18.       NV Y fungeert als Onderzoeks- en Ontwikkelingscenter met betrekking tot design en ontwikkeling van y.

19. Uit de voormelde beschrijving van de activiteiten van NV X en NV Y blijkt volgens de aanvragers duidelijk dat de door de vennootschap gemaakte O&O kosten kwalificeren als “kosten van O&O” in de zin van de Belgische Boekhoudwet, gezien het vaststaat dat deze kosten “nuttig zijn voor de ontwikkeling van de toekomstige activiteiten van de onderneming” en zij “een toekomstig rendement voor de onderneming” vertegenwoordigen.

20. De economische levensduur van de immateriële vaste activa die door NV X en NV Y worden gevormd ingevolge de activatie van kosten voor producten in de onderzoeksfase bedraagt naar verwachting 3 jaar. Deze economische levensduur wordt onderbouwd door de concrete marktomstandigheden :

20.1. de te ontwikkelen producten zijn sterk modegevoelig. Bijgevolg bedraagt de levensduur van een bepaald model ongeveer 3 jaar.

20.2. de producten van de respectievelijke catalogussen moeten bijgevolg continu hernieuwd worden om maximaal bij de smaak en wensen van de potentiële kopers te passen.  Op basis van de ervaring verworven op een relatief lange termijn hebben de aanvragers vastgesteld dat de gemiddelde aanwezigheid van een product in onze respectievelijke gamma’s ongeveer 3 jaar bedraagt.

21. Gelet op het voorgaande kan besloten worden dat de afschrijvingen van de geactiveerde kosten voor O&O over een termijn van 3 jaar een fiscaal aftrekbare beroepskost uitmaken overeenkomstig artikelen 49, 52, 6°, en 63, WIB 92.

III.B. Wat betreft het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling

22. Overeenkomstig artikel 68 WIB 92 worden winst en baten vrijgesteld tot een deel van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de materiële vaste activa die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht en van de nieuwe immateriële vaste activa, indien die vaste activa in België voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. Deze vrijstelling wordt "investeringsaftrek" genoemd

23. Overeenkomstig artikel 69, §1, eerste lid, 2°, b, WIB 92 komt de investeringsaftrek in mindering van de winst of de baten van het belastbare tijdperk waarin de vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht en wordt het basispercentage verhoogd met 10 percentpunten met betrekking tot de vaste activa die worden gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die geen effect hebben op het leefmilieu of die beogen het negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk te beperken.

24. Overeenkomstig artikel 70, tweede lid, WIB 92 wordt in afwijking van het eerste lid de investeringsaftrek eenvormig bepaald op een basispercentage verhoogd met 17 percentpunten, wanneer de over de afschrijvingsperiode van de activa te spreiden investeringsaftrek betrekking heeft op vaste activa die worden gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die geen effect op het leefmilieu hebben of die het negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk proberen te beperken. In dit geval mag de gespreide investeringsaftrek bovendien worden toegepast door belastingplichtigen die op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin de activa zijn aangeschaft of tot stand gebracht 20 of meer werknemers tewerkstellen.

25. Krachtens artikel 77 WIB 92 bepaalt de koning de wijze waarop de investeringsaftrek moet worden toegepast, de verplichtingen die de belastingplichtigen moeten naleven om recht te hebben op het voordeel ervan, alsmede de kenmerken waaraan de octrooien en de vaste activa moeten voldoen om recht te geven op de verhoogde aftrek ingevolge artikel 69, §1, eerste lid, 2° en 3° WIB 92.

26. Overeenkomstig artikel 289quater, eerste lid, WIB 92 kan, wat de in artikel 69, § 1, eerste lid, 2°, a en b, van hetzelfde wetboek vermelde vaste activa betreft, een belastingkrediet worden verrekend met de vennootschapsbelasting of met de belasting van niet-inwoners voor de in artikel 227, 2°, WIB 92 vermelde belastingplichtigen, dat gelijk is aan het in artikel 289quater, tweede lid, WIB 92 voorziene tarief op een deel van de aanschaffings- of beleggingswaarde van de materiële vaste activa die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht en van de nieuwe immateriële vaste activa, indien die vaste activa in België voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. Dit belastingkrediet wordt “belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling” genoemd.

27. Overeenkomstig artikel 289quater, tweede lid, WIB 92 is het tarief van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling gelijk aan het in artikel 215, eerste lid, WIB 92 voorziene tarief, verhoogd met de in artikel 463bis WIB 92 vermelde aanvullende crisisbijdrage.

28. Overeenkomstig artikel 289quinquies WIB 92 is het in artikel 289quater, eerste lid, WIB 92 vermelde deel gelijk aan het in artikel 69, §1, eerste lid, 2°, WIB 92 voorziene percentage.

29. Overeenkomstig artikel 289sexies, eerste lid, WIB 92 kunnen, wat de in artikel 69, §1, eerste lid, 2°, b, WIB 92 vermelde vaste activa betreft, de belastingplichtigen desgewenst het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling over de afschrijvingsperiode van die vaste activa spreiden. In dit geval is het gespreide belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling gelijk aan het in artikel 289quater, tweede lid, WIB 92 voorziene tarief toegepast op de afschrijving die voor elk belastbaar tijdperk van de afschrijvingsperiode worden aangenomen, vermenigvuldigd met het in artikel 70, tweede lid, WIB 92 voorzien percentage.

30. Overeenkomstig artikel 289octies, WIB 92 zijn de in de artikelen 75 en 76 vermelde bepalingen van uitsluiting van vaste activa voor de investeringsaftrek ook van toepassing voor het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling.

31. Krachtens artikel 289novies WIB 92 bepaalt de Koning de wijze waarop het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling moet worden toegepast, de verplichtingen die de belastingplichtigen moeten naleven om recht te hebben op het voordeel ervan, alsmede de kenmerken waaraan de octrooien en de vaste activa moeten voldoen om recht te geven op het belastingkrediet.

32. Overeenkomstig artikel 82, §1, KB/WIB 92 worden, wat de in artikel 69, §1, eerste lid, 2°, b, WIB 92, vermelde vaste activa betreft, deze omschreven op dezelfde manier als in artikel 48, §1, KB/WIB 92.

33. Overeenkomstig artikel 48, §1, B, eerste lid, KB/WIB 92, worden voor de toepassing van artikel 69, §1, eerste lid, 2°, b, WIB 92, beschouwd als immateriële vaste activa gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en van toekomstgerichte technologieën, de kosten van onderzoek en ontwikkeling, licenties en know-how, alsmede de vooruitbetalingen op deze vaste activa.

34. De kosten van onderzoek en ontwikkeling die een onderneming doet buiten een onderzoekscentrum als vermeld in 48, §1,  A, 1°, komen slechts in aanmerking in zover zij ofwel in aanmerking zijn gekomen voor de tegemoetkoming die door de Staat of door het Instituut tot aanmoediging van het wetenschappelijk onderzoek in nijverheid en landbouw is verleend, ofwel gezamenlijk erkend zijn door de Minister van Economische Zaken of de Minister die bevoegd is voor de Middenstand en de Minister die bevoegd is voor het Wetenschapsbeleid, als noodzakelijk voor de verwezenlijking van een programma voor wetenschappelijk onderzoek dat bijdraagt tot de technologische vernieuwing.

35. Uit de parlementaire werkzaamheden voorafgaand aan de Wet betreffende het Generatiepact (verantwoording bij amendement nr. 11 van de Regering – DOC 51 2128/003, blz. 19) blijkt dat het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling werd ingevoerd met het oog op een correctere vaststelling van de Belgische kostprijs inzake onderzoek en ontwikkeling in de internationale rapportering van de vennootschappen. Door de mogelijkheid onherroepelijk te kiezen voor een belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling in plaats van de investeringsaftrek voor onderzoek en ontwikkeling worden internationale vergelijkingen duidelijker en zichtbaarder.

36. Uit de aanvraag blijkt dat :

36.1. de door NV X en NV Y als immateriële vaste activa geactiveerde kosten van onderzoek en ontwikkeling in België voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt;

36.2. deze als immateriële vaste activa geactiveerde kosten als kosten van onderzoek en ontwikkeling in de zin van artikel 48, §1, B, KB/WIB 92 kunnen worden aangemerkt;

36.3. deze geactiveerde kosten als nieuwe immateriële vaste activa mogen worden aangemerkt;

36.4. deze immateriële vaste activa, onder voorbehoud van het attest van de bevoegde Gewestregering vermeld in artikel 48, §4, 5°, KB/WIB 92, kunnen worden beschouwd als gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën die geen effect hebben op het leefmilieu of die beogen het negatieve effect op het leefmilieu zoveel mogelijk te beperken.

III.B.1. Onderzoekscentrum

37. Artikel 48, §1 KB/WIB 92 bepaalt dat voor de toepassing van artikel 69, §1, eerste lid, 2°, b) WIB 92 worden beschouwd als gebruikt ter bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en van toekomstgerichte technologieën:

A. Met betrekking tot materiële vaste activa :

1°die welke worden gebruikt bij de exploitatie van onderzoekscentra die een bedrijfsafdeling of een tak van werkzaamheid vormen in de zin van artikel 46, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde Wetboek en waarvoor een afzonderlijk stel rekeningen wordt gehouden, in zover ze niet dat overtreffen wat noodzakelijk is voor de goede werking van die centra;

2° (…)

B. Met betrekking tot immateriële vaste activa: de kosten van onderzoek en ontwikkeling, licenties en know-how, alsmede de vooruitbetalingen op deze vaste activa.

(…)

De kosten van onderzoek en ontwikkeling die een onderneming doet buiten een onderzoekscentrum als vermeld in artikel 48, §1, A, 1° KB/WIB 92 komen slechts in aanmerking in zover zij ofwel in aanmerking zijn gekomen voor de tegemoetkoming die door de Staat of door het Instituut tot aanmoediging van het wetenschappelijk onderzoek in nijverheid en landbouw is verleend, ofwel gezamenlijk erkend zijn door de Minister van Economische Zaken of de Minister die bevoegd is voor de Middenstand en de Minister die bevoegd is voor het Wetenschapsbeleid, als noodzakelijk voor de verwezenlijking van een programma voor wetenschappelijk onderzoek dat bijdraagt tot de technologische vernieuwing.

38. Uit nr. 46/36 Com.IB blijkt dat onder bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid in een nijverheids-, handels- of landbouwonderneming het geheel wordt verstaan van de bestanddelen die in een afdeling van die onderneming belegd zijn en technisch een onafhankelijke onderneming vormen, d.w.z. een geheel dat bekwaam is om met eigen middelen te werken.

39. Op basis de door de aanvragers verstrekte inlichtingen blijkt dat :

Zowel NV X als NV Y :

39.1. over een O&O team heeft beschikken;

39.2. voor de O&O-activiteiten een afzonderlijke rapportering en budgetten worden opgemaakt;

39.3. het O&O-team over eigen activa en werkingsmiddelen beschikt die de werking mogelijk maken. Het O&O-team doet dan ook zelfstandig aan onderzoek en ontwikkeling;

39.4. voor de O&O activiteiten NV X en NV Y een afzonderlijke vergoeding ontvangen, waardoor deze O&O activiteit ook op economisch vlak een afzonderlijke activiteit vormt, die op zichzelf rendabel is en dus op die basis zelfstandig kan bestaan.

40. Op basis van bovenstaande kan worden aangenomen dat de beschreven O&O-activiteiten van NV X en NV Y een afzonderlijke bedrijfstak vormen die de nodige mensen en middelen heeft om zelfstandig werkzaam te zijn.

III.B.2. De uitsluitingsbepalingen van artikel 75 WIB 92

41. Uit de door de aanvragers verstrekte inlichtingen blijkt dat de uitsluitingsbepalingen van artikel 75 WIB 92 niet van toepassing zijn gelet op het feit dat :

41.1. de vaste activa uitsluitend worden gebruikt door NV X en NV Y in het kader van haar beroepswerkzaamheid;

41.2. het recht van gebruik van de geactiveerde kosten van O&O niet bij leasingcontract of bij overeenkomst van erfpacht of opstal, of enig gelijkaardig onroerend recht aan een derde wordt overgedragen;

41.3. het recht van gebruik van de geactiveerde kosten van O&O ook niet op een andere wijze wordt overgedragen als deze vermeld in randnummer 41.2.

41.4. het recht van gebruik van de geactiveerde kosten van O&O ook niet op een andere wijze wordt overgedragen als deze vermeld in randnummer 41.2

Het feit dat eventuele uit dat onderzoek voortvloeiende intellectuele eigendomsrechten ingevolge een contract R&D aan de buitenlandse opdrachtgever worden afgestaan, doet daaraan geen afbreuk;

41.5. de vaste activa afschrijfbaar zijn over een periode van niet minder dan drie jaar;

41.6. deze vaste activa geen betrekking hebben op personenwagens en auto’s voor dubbel gebruik;

41.7. de aankoopprijs van de vaste activa geen bijkomende kosten of onrechtstreekse productiekosten omvat die niet samen met de vaste activa worden afgeschreven.

42. Uit het voorgaande blijkt dat de uitsluitingsbepalingen van artikel 75 WIB 92 niet van toepassing zijn op de kosten van O&O die door de NV X en NV Y als immateriële vaste activa zullen worden geboekt.

II.B.3. Relevante formaliteiten

43. De aanvragers verklaren de formaliteiten opgenomen in de artikelen 81 en 82 KB/WIB 92 te zullen vervullen.

 

Gelet op het voorgaande beslist het College dat :

43.1. de door de NV X en NV Y geactiveerde kosten van O&O in aanmerking komen voor de toepassing van de artikelen 289quater tot sexies WIB 92 en in het bijzonder voor het eenmalige of gespreide belastingkrediet voor O&O en deze investeringen niet kunnen worden uitgesloten van het belastingkrediet voor O&O op basis van artikel 289octies WIB 92; en

43.2. de afschrijvingen door NV X en NV Y van de kosten voor O&O boekhoudkundig afgeschreven over hun economische levensduur van 3 jaar, fiscaal aftrekbare kosten vormen op basis van de artikelen 49, 52, 6°, 61 en 63 WIB 92.