Voorafgaande beslissing nr. 500.256 dd. 15.12.2005

Date :
15-12-2005
Language :
French Dutch
Size :
4 pages
Section :
Regulation
Type :
Prior agreements L 24.12.2002
Sub-domain :
Fiscal Discipline

Summary :

Dubbelbelastingverdrag

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Voorafgaande beslissing nr. 500.256 dd. 15.12.2005
Voorafgaande beslissing nr. 500.256 dd. 15.12.2005
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Prior agreements L 24.12.2002
Title : Voorafgaande beslissing nr. 500.256 dd. 15.12.2005
Tax year : 0
Document date : 15/12/2005
Keywords : Dubbelbelastingverdrag
Document language : NL
Name : 500.256
Version : 1

500.256

500.256

Voorafgaande beslissing nr. 500.256 dd. 15.12.2005


   Dubbelbelastingverdrag
   Heffingsbevoegdheid
   Nederland


 

Samenvatting

 

De aanvraag strekt ertoe te vernemen welke interpretatie aanhet begrip werkgever moet worden gegeven bij de toepassing van debepalingen van artikel 15 van het op 5 juni 2001 tussen België enNederland gesloten dubbelbelastingverdrag ingeval vantewerkstelling van Belgische uitzendkrachten door bemiddeling vaneen Belgisch uitzendbureau bij een Nederlandse vennootschap.

 

Uit de aanvraag blijkt dat er een band van ondergeschiktheidis tussen de uitzendkrachten en de Nederlandse vennootschap en niettussen het uitzendbureau en de uitzendkrachten. Het is deNederlandse vennootschap die de richtlijnen geeft met betrekkingtot de taken die aan de uitzendkrachten worden opgelegd en de wijzewaarop zij ze moeten uitvoeren. Bijgevolg kan worden besloten datde Nederlandse vennootschap de werkgever is van deuitzendkrachten.

 

I. Voorwerp van de aanvraag

 

1. De aanvraag strekt ertoe te vernemen welke interpretatiemoet worden gegeven aan het begrip 'werkgever', zoals voorkomend inartikel 15 § 2 van het op 5 juni 2001 tussen het Koninkrijk Belgiëen het Koninkrijk der Nederlanden gesloten verdrag tot hetvermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van hetontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naarhet vermogen, en de Protocollen I en II en de wisseling van brieven(Wet 11 december 2002 - Belgisch Staatsblad 20 december 2002, ed. 2- hierna het verdrag).

 

II. Omschrijving van de verrichtingen

 

2. A BV maakt deel uit van groep B, dewelke actief is in desector van het zee- en landvervoer.

 

3. Groep B beschikt over een aantal terminals gespecialiseerdin het lossen van schepen, het opslaan van de geloste goederen(opleggers, containers, voertuigen, enz.) en het verdertransporteren van de geloste goederen naar de door de klantaangeduide bestemming. Deze terminal wordt uitgebaat door debesloten vennootschap naar Nederlands recht C BV.

 

4. Firma D heeft gevraagd of groep B haar bijkomende dienstenkan verlenen en de goederen verder uit te rusten met wensen met eenaantal opties vooraleer zij over de weg verder naar hun bestemmingworden vervoerd. Groep B is aan deze wens van de klant tegemoetgekomen.

 

5. Hiervoor heeft A BV nood aan gespecialiseerdepersoneelskrachten.

 

6. De praktijk wijst evenwel uit dat het zeer moeilijk is omgeschikte arbeidskrachten aan te werven en dat A BV voornamelijkproblemen heeft bij het opvangen van pieken. A BV tracht dezepieken op te vangen door beroep te doen op Nederlandsearbeidskrachten doch heeft in dat kader moeten vaststellen dat derekrutering in Nederland uiterst moeizaam verloopt. Dit is toe teschrijven aan het feit dat er op de Nederlandse arbeidsmarktslechts een beperkt aantal mensen over de vereiste kwalificatiesbeschikken en dat het bestaande potentieel aan degelijkgekwalificeerde mensen bijna volledig in dienst is bij anderevennootschappen.

 

7. A BV overweegt bijgevolg om, via een Belgisch uitzendbureauE NV uitzendkrachten op de Belgische markt te zoeken die behulpzaamkunnen zijn bij het opvangen van voormelde pieken.

 

8. Het is naar aanleiding van de inschakeling van E NV dat ereen interpretatievraag is gerezen omtrent het begrip"werkgever" in artikel 15 § 2 van het Verdrag.

 

III. Beslissing

 

9. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, § 1 van hetverdrag zijn de inkomsten die een inwoner van België verkrijgt inBelgië belastbaar tenzij de dienstbetrekking in Nederland wordtuitgeoefend. Indien de dienstbetrekking in Nederland wordtuitgeoefend, mogen de terzake daarvan verkregen beloningen inNederland worden belast.

 

10. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 15, § 2 van hetverdrag zijn niettegenstaande de bepalingen van § 1 beloningenverkregen door een inwoner van België ter zake van een in Nederlanduitgeoefende dienstbetrekking slechts in België belastbaar, indien:

a) de genieter in Nederland verblijftgedurende een tijdvak of tijdvakken, die in een tijdvak van twaalfmaanden beginnend of eindigend in het desbetreffende belastingjaareen totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door ofnamens een werkgever die geen inwoner van Nederland is, en
c) de beloningen niet ten laste komen vaneen vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever inNederland de andere Staat heeft.

 

11. In principe is aan de tweede voorwaarde voldaan wanneer dewerkgever die de bezoldigingen betaalt of voor wiens rekening zeworden betaald, geen inwoner is van de Staat waar de activiteitwordt uitgeoefend.

 

12. De dubbelbelastingverdragen geven geen definitie van deuitdrukking "werkgever". De Overeenkomstsluitende Staatdie het verdrag toepast (de woonstaat van de gerechtigde of deStaat waar de activiteit wordt uitgeoefend) valt dus terug op dedefinitie die zijn intern recht aan die uitdrukking geeft, tenzijde context een andere interpretatie vereist.

 

13. In het nr. 4.2.1 van de circulaire nr. AFZ 2005/0652 (AFZ08/2005) dd. 25 mei 2005 (hierna de circulaire) wordt omschrevendat wanneer een werknemer, die door een formele arbeidsovereenkomstaan een onderneming gebonden is, gedetacheerd wordt bij een andereonderneming om er een activiteit uit te oefenen, moet bepaaldworden in hoeverre de onderneming waar hij gedetacheerd is al danniet zijn werkgever is. De Belgische rechtspraak gaat ervan uit datde verhouding werkgever/werknemer gekenmerkt wordt door de band vanondergeschiktheid die een werknemer heeft met zijn werkgever.

 

14. In de circulaire worden ook de volgende criteriaweergegeven waaruit kan worden opgemaakt of er een band vanondergeschiktheid bestaat tussen de werknemer en de ondernemingwaar hij gedetacheerd is :

 

14.1. de werknemer moet gehoorzamen aan de bevelen enrichtlijnen van de bedrijfsleiders van de onderneming waar hijgedetacheerd is;de werknemer oefent zijn activiteit uit onder deleiding en onder het toezicht van de bedrijfsleiders van deonderneming waar hij gedetacheerd is;

 

14.2. de bedrijfsleiders van de onderneming waar de werknemergedetacheerd is, hebben de opdrachten die hem worden opgelegd en dewijze waarop hij die moet verrichten, vastgelegd;

 

14.3. de werknemer brengt verslag uit van zijn activiteitenbij de bedrijfsleiders van de onderneming waar hij gedetacheerdis;

 

14.4. de onderneming waar de werknemer gedetacheerd is kan eeneinde stellen aan de detachering;

 

14.5. de onderneming waar de werknemer gedetacheerd isaanvaardt de risico's die verbonden zijn aan de resultaten vande activiteiten van de werknemer.

 

15. Deze omstandigheden zullen in aanmerking worden genomen omte bepalen of er een band van ondergeschiktheid, en dus ook eenechte arbeidsovereenkomst, bestaat tussen een werknemer en eenonderneming, zelfs al is er een formele arbeidsovereenkomst tussende werknemer en een andere onderneming.

 

16. Ingeval van internationale verhuur van arbeidskrachtendoor een uitzendbedrijf, komt het er vooral op aan te bepalen welkeonderneming de werkgever is.

 

17. Uit de aanvraag blijkt dat A BV :

 

17.1 bepaalt welke opdrachten de uitzendkracht moetvervullen;

 

17.2 richtlijnen zal geven aan de uitzendkrachten metbetrekking tot de taken die hen worden opgelegd en de wijze waaropzij die moeten uitoefenen;

 

17.3 degene is aan wie de uitzendkracht moetrapporteren;

 

17.4 de uitzendkracht evalueert;

 

17.5 bepaalt of de uitzendkracht nog langer door haar gebruiktzal worden, en dit zowel in het kader van een overschakeling vandag- naar weekcontract als na afloop de piek waarvoor deuitzendkracht werd ingehuurd.

 

17.6 zeggenschap zal hebben over welke uitzendkrachten zijwenst te gebruiken;

 

17.7 de werktijden van de uitzendkrachten zal bepalen;

 

17.8 zal beslissen wanneer de opdracht van de uitzendkrachtenbeëindigd wordt;

 

17.9 tegenover haar klant verantwoordelijkheid draagt voor dedoor de uitzendkrachten geleverde prestaties.

 

18. Op basis van wat voorafgaat, kan worden besloten dat deNederlandse vennootschap de werkgever is van de uitzendkrachten. Eris inderdaad een band van ondergeschiktheid tussen deuitzendkrachten en de Nederlandse vennootschap en niet tussen hetuitzendbureau en de uitzendkrachten. Het is de Nederlandsevennootschap die de richtlijnen geeft met betrekking tot de takendie aan de uitzendkrachten worden opgelegd en de wijze waarop hijze moet uitvoeren.

 

19. Aangezien de Nederlandse vennootschap de werkgever is vande uitzendkrachten, zijn de bepalingen van artikel 15, § 2 van hetbovenvermeld verdrag (de zogenaamde 183-dagenregel) niet vantoepassing en zijn de bezoldigingen die hen worden uitbetaaldbelastbaar in Nederland, waar zij hun activiteitenuitoefenen.

 

20. Uit een verklaring van E NV blijkt bovendien dat de uit tebetalen lonen zullen worden doorgefactureerd aan A BV. A BV draagtmet andere woorden de economische last van de bezoldigingen.

 

21. Het feit dat de Nederlandse vennootschap op verdragsrechtals werkgever van de uitzendkrachten wordt aangemerkt, doet geenafbreuk aan de verplichting van E NV om de loonfiches 281.10 en deermee overeenstemmende samenvattende opgave 325.10 op te stellen opnaam van de betrokken uitzendkrachten (toepassing artikel 59, WIB92).

 

22. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 23, § 1, a vanbovenvermeld verdrag stelt België de inkomsten die ingevolge debepalingen van het verdrag in Nederland zijn belast, vrij vanbelasting, maar mag België om het bedrag van de belasting op hetoverige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen hetbelastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien dieinkomsten of die bestanddelen van het vermogen niet warenvrijgesteld.

 

23. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 155, WIB 92 komeninkomsten die krachtens internationale overeenkomsten tervoorkoming van dubbele belasting zijn vrijgesteld, in aanmerkingvoor het bepalen van de belasting, maar wordt deze verminderd naarde verhouding tussen de inkomsten die zijn vrijgesteld en hetgeheel van de inkomsten.

 

24. Ingevolge nr. 24, a, van Protocol I van het verdrag heeftBelgië bovendien het recht om aanvullende gemeentebelasting op depersonenbelasting te heffen over beroepsinkomsten waarvoor België,overeenkomstig artikel 23, § 1, a) van dat verdrag, vrijstellingvan belasting moet verlenen.

 

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 466bis, WIB 92worden, wanneer een rijksinwoner beroepsinkomsten uit hetbuitenland verkrijgt die krachtens een internationale overeenkomstter voorkoming van dubbele belasting in België vanpersonenbelasting zijn vrijgesteld, de in artikel 466 bedoeldeaanvullende gemeentebelasting en aanvullende agglomeratiebelastingdesalniettemin, voor zover de internationale overeenkomst zulkstoelaat, berekend op de personenbelasting die verschuldigd zou zijnin België indien de beroepsinkomsten in kwestie uit bronnen inBelgië zouden zijn verkregen.