Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van het personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp.
- Section :
- Legislation
- Source :
- Numac 1994031324
Original text :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
Titel 1. Algemene bepalingen
Artikel 1 Behalve indien daarvan wordt afgeweken door de bepalingen van dit besluit, is het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut van toepassing op het personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, hierna te noemen "Brandweerdienst".
Titel 2. Operationeel personeel
Hoofdstuk 1. Ondergeschikt operationeel personeel : de loopbaan
Sectie 1. Aanwerving
Artikel 2 Behoudens andersluidende bepalingen betreffende uitsluitend bijzondere ambten, geschiedt de aanwerving in de graad van brandweerman.
De aanwervingsvoorwaarden tot de graad van brandweerman zijn de volgende :
1° Belg zijn;
2° ten minste 18 jaar oud zijn en ten hoogste 30 jaar (35 jaar voor wie aanspraak kan maken op de wetten van 3 augustus 1919 en 27 mei 1947, alsmede op het koninklijk besluit van 21 mei 1964);
3° ten minste 1,60 m groot zijn;
4° van goed zedelijk gedrag zijn;
5° aan de dienstplichtwetten voldoen;
6° voldoen aan een geneeskundig onderzoek;
7° slagen voor lichamenlijke geschiktheidsproeven;
8° slagen voor een selectie-examen.
Artikel 3 Het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 2, 2e lid, 6°, wordt uitgevoerd door de huisarts van de gegadigde, die een getuigschrift aflevert waaruit blijkt dat deze laatste geschikt is om de lichamelijke geschiktheidsproeven af te leggen.
Dit geneeskundig onderzoek gaat steeds de lichamelijke geschiktheidsproeven en het selectie-examen vooraf.
Artikel 4 De kandidaten moeten :
- een sterk gestel hebben dat hen toelaat vermoeiende en ononderbroken lichamelijke krachtinspanningen te leveren, weer en wind te trotseren, op alle terreinen te lopen en te rennen, te kruipen, te klimmen, te springen, te zwemmen en zware lasten te dragen;
- niet onderhevig zijn aan hoogtevrees;
- een gehoorscherpte hebben voor elk oor dat hun toelaat, zonder het dragen van een hoorapparaat, de normale conversatiestem te horen op een afstand van 2,50 m;
- houder zijn van een medisch selectiegetuigschrift vereist bij wetsbesluit van 30 december 1946 houdende herziening en coördinatie van de wetgeving inzake bezoldigd personenvervoer door middel van automobielen;
Gegadigden in de graad van brandweerman die de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt hebben en beantwoorden aan de aanwervingsvoorwaarden inzake leeftijdsgrens, dienen een door de officier-geneesheer van de Brandweerdienst gecoördineerd geneeskundig onderzoek te ondergaan. Dit onderzoek is van gelijke aard als dat voor het behalen van het medisch selectiegetuigschrift inzake bezoldigd personenverzoek door middel van automobielen. Zodra zij de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben, zullen zij zich voor het door de wet opgelegde onderzoek aanbieden, teneinde hun toestand te normaliseren.
Artikel 5
§ 1. De lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 2, 2e lid, 7°, zijn de volgende :
A. Voorligsteun
Steunend op handen en voeten moet het lichaam een rechte lijn vormen, de armen moeten loodrecht zijn t.o.v. de vloer. Tijdens de oefening moet de borst de grond licht aanraken.
Armen buigen/strekken .................................... 10 maal
B. Armbuiging
Hangend aan een balk of brug de handen in pronantie d.w.z. de handpalm naar binnen en naar de kandidaat gericht. Het toestel wordt op zulke hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken.
Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin 4 maal boven de brug uitkomt.
C. Evenwicht
De kandidaat mag twee pogingen doen.
Op een balk van 7 tot 10 cm breedte, 3,50 m lang, op een hoogte van 1,20 m geplaatst.
Het bestijgen en afdalen zijn vrij. De tijd gaat in bij het geven van het signaal, wanneer de kandidaat zich op de balk in evenwicht bevindt. De chronometer wordt stopgezet op het einde van de in evenwicht af te leggen afstand, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de balk. Deze proef dient in 8" te gebeuren.
D. 4 meter touwklimmen
De kandidaat mag twee pogingen doen met een tussentijd van 15'.
De start wordt gegeven wanneer de kandidaat bij het touw staat, de armen gestrekt langs het lichaam. Deze proef dient in 15" te gebeuren.
E. Beklimmen van de luchtladder (20 m)
De kandidaat mag twee pogingen doen met een tussentijd van 15'. De start gebeurt aan de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen gestrekt langs het lichaam en raakt de ladder niet aan. De ladder steunt nergens tegen en heeft een helling van 70°. Deze proef dient in 45" te gebeuren.
F. Dragen, over 50 m
De kandidaat mag twee pogingen doen met een tussentijd van 30'. De proef bestaat in het dragen van een persoon van hetzelfde gewicht als de drager, op 5 kg na. Hulpgreep bij een arm en een been. De start wordt gegeven als de kandidaat de persoon heeft opgetild. Deze proef dient te gebeuren in 22".
G. Verspringen, zonder aanloop
De kandidaat mag twee pogingen doen met een tussentijd van 5'. Starten achter de meet. De afstand wordt bepaald door het dichtst bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt. De kandidaat moet minstens 2 m ver springen.
H. Dieptesprong
De kandidaat springt rechtstaande en mag geen tussensteun hebben. Het neerkomen gebeurt op een tapijt. De kandidaat moet minstens 2 m diep springen.
I. Lopen 600 m in 2'10"
J. Zwemmen 50 m in 49"
§ 2. De kandidaten moeten slagen voor 8 van de 9 proeven vermeld van A tot I.
De proeven vermeld onder C en E zijn uitsluitingsproeven.
De zwemproef is geen uitsluitingsproef, maar de kandidaten die er niet voor slagen, zullen deze proef voor het einde van hun stage moeten overdoen.
De uitslagen van de proeven F en I tellen mee voor het gedeelte lichamelijke proeven van het selectie-examen bedoeld in artikel 6.
Artikel 6 Het selectie-examen bedoeld in artikel 2, 2e lid, 8°, omvat drie delen: een schriftelijk gedeelte, een mondeling en een praktisch gedeelte en lichamelijke selectieproeven.
1° Schriftelijk gedeelte.
Dit gedeelte omvat :
algemene vorming en taalkennis ......................... 50 punten
rekenkunde en de vier hoofdbewerkingen ................. 25 punten
Het wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van het Vast Wervingssecretariaat, eventueel volgens het meervoudig keuzesysteem.
2° Mondeling en praktisch gedeelte.
Dit gedeelte omvat :
Conversatie over een algemeen onderwerp ................ 35 punten
Praktisch examen over de kennis van het beroep ......... 30 punten
3° Lichamelijke selectieproeven.
Dit gedeelte omvat :
Lopen 600 m op 20 punten
De volgende tabel heeft het aantal punten in verhouding tot de gechronometreerde tijd :
Tijd Punten
2,10 10
2,07 11
2,04 12
2,01 13
1,58 14
1,55 15
1,52 16
1,49 17
1,46 18
1,43 19
1,40 20
Dragen over 50 m op 10 punten
De volgende tabel geeft het aantal punten in verhouding tot de gechronometreerde tijd :
Tijd Punten
26" 1
25" 2
24" 3
23" 4
22" 5
19" 6
18" 7
17" 8
16" 9
15" 10
Om toegelaten te worden, moeten de kandidaten tenminste de helft der punten behalen voor elk deel van het selectie-examen, alsmede 60 % op het geheel van de selectieproeven.
Artikel 7 De geslaagde kandidaten worden gerangschikt volgens de in het selectie-examen behaalde punten.
Artikel 8 De leden van de examencommissie voor de lichamelijke geschiktheidsproeven en de selectie-examens worden door het Vast Wervingssecretariaat aangewezen.
Artikel 9 De niet tot de stage toegelaten geslaagde kandidaten worden in een voor drie jaar geldige wervingsreserve ingedeeld met ingang van de sluitingsdatum van het proces-verbaal van het selectie-examen.
Artikel 10 De aankondiging van de vacature wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in de nationale editie van ten minste twee nederlandstalige en franstalige dagbladen; ze wordt bovendien aangeplakt in de dienst en in alle gemeenten en diensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Die bekendmaking vermeldt de te vervullen voorwaarden, de opgelegde examens alsmede de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen.
Elke kandidatuur wordt schriftelijk aan het Vast Wervingssecretariaat gericht; zij moet vergezeld gaan van de stukken aan de hand waarvan kan worden nagegaan of de kandidaat aan de gestelde voorwaarden voldoet.
Sectie 2. Stage en opleiding
Artikel 11 Elke benoeming in vast verband wordt voorafgegaan door een stage, die georganiseerd wordt overeenkomstig de hiernavolgende artikelen.
Niemand wordt tot de stage toegelaten tenzij hij (zij) aan de aanwervingsvoorwaarden voldoet. De duur van de stage bedraagt één jaar.
Artikel 12 De stagiairs, niet-brevethouders, zijn ertoe gehouden de opleiding te volgen die voor hen voorzien is in de Brandweerdienst en de Provinciale Centra of Gewestelijke Centra voor de opleiding van de brandweerdiensten, waar hen het brevet van kandidaat-brandweerman wordt uitgereikt.
De opleiding omvat bovendien de cursus Dringende Geneeskundige Hulp.
De lessen die uitzonderlijk niet kunnen gegeven worden tijdens de diensturen zullen beschouwd worden als bijkomende prestaties.
Artikel 13 In geval van oproeping onder de wapens voor de datum die voor de indiensttreding werd vastgesteld, wordt betrokken personeelslid niettemin geacht in dienst te zijn getreden vanaf deze vastgestelde datum. Deze datum bepaalt het begin van de fictieve stageperiode.
In geval van oproeping of heroproeping onder de wapens tijdens de stageperiode, wordt deze uitgedaan na de terugkeer uit de legerdienst, maar het personeelslid wordt geacht zijn stage te hebben beëindigd na afloop van de periode van één jaar na de datum van indiensttreding.
Artikel 14 De officier-hoofd van dienst waakt er over dat de stagiairs slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische opleiding zulks toelaat.
Artikel 15 Op het einde van de stage maken de officier-hoofd van dienst en de officier verantwoordelijk voor de leiding van de stage gezamenlijk een verslag op omtrent iedere stagiair.
Indien het verslag niet gunstig is voor de stagiair, legt de officier, verantwoordelijk voor de leiding van de stage, het dossier aan de stagecommissie voor. Een afschrift van het verslag wordt aan de stagiair meegedeeld.
De stagecommissie beslist over de eventuele verlenging van de stage of spreekt een advies uit over de benoeming of afdanking ten behoeve van de tot benoeming of afdanking bevoegde overheid, na betrokkene te hebben gehoord. De stagetermijn kan ten hoogste met tweemaal zes maanden verlengd worden. In geval van afdanking, krijgt de stagiair een opzeggingstermijn van drie maanden.
Artikel 16
§ 1. De stagecommissie bestaat uit :
1° drie nederlandstalige personeelsleden en drie franstalige personeelsleden van tenminste rang 13 aangewezen door de Regering;
2° drie nederlandstalige vertegenwoordigers en drie franstalige vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties aangewezen door de Regering op voorstel van deze laatsten.
Naargelang de taalrol van de stagiair, neemt het lid met de hoogste graad en bij gelijke graad, het lid met de hoogste graadanciënniteit, het voorzitterschap waar.
De Regering wijst op dezelfde wijze evenveel plaatsvervangers aan.
§ 2. De stagecommissie vergadert in afdelingen naargelang de taalrol van de stagiair.
§ 3. De officier-hoofd van dienst evenals de officier belast met de leiding van de stage nemen aan de vergaderingen van de Stagecommissie deel met raadgevende stem.
Sectie 3. Benoeming en loopbaan van het personeel niet behorend tot het officierenkader
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Artikel 17 De stagiair kan op grond van het eindstageverslag in vast verband worden benoemd.
Artikel 18 Wanneer een bij bevordering te begeven betrekking openvalt, wordt het personeel van de Brandweerdienst daarvan door middel van een dienstnota in kennis gesteld. In die nota worden opgegeven : de te vervullen voorwaarden, de opgelegde examens en de stof ervan, alsmede de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen.
Artikel 19 Elke kandidatuur moet rechtstreeks en schriftelijk aan de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Brandweer en Dringende Medische Hulp worden gericht.
Artikel 20
§ 1. De toegang tot de bevorderingsgraden waarvoor een examen wordt voorzien wordt bepaald volgens de inschrijvingsvolgorde op de lijst der kandidaten die geslaagd zijn voor het daartoe uitgeschreven examen en die een gunstig signalement van de directieraad bekomen hebben. Dit signalement wordt aan de belanghebbende schriftelijk meegedeeld en door hem medeondertekend. Deze beschikt over een termijn van 10 dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving, om bezwaar in te dienen bij de Verzoeningskamer. De belanghebbende kan zich laten bijstaan door een verdediger naar zijn keuze.
Deze volgorde wordt bepaald als volgt :
1° het personeelslid van de Brandweerdienst met de grootste anciënniteit juist onder deze waarvoor de bevordering wordt gevraagd;
2° bij gelijk anciënniteit in de graad juist onder deze waarvoor de bevordering wordt gevraagd : het personeelslid van de Brandweerdienst met de grootste anciënniteit in de onmiddellijke lagere graad en zo verder;
3° bij gelijke anciënniteit in alle onderliggende graden : het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;
4° bij gelijke dienstanciënniteit, het oudste personeelslid van de Brandweerdienst.
§ 2. Het programma van de verschillende bevorderingsexamens en de per examen toegekende punten volgen hierna.
§ 3. Als geslaagd wordt alleen beschouwd wie voor een examen ten minste de helft der punten voor elk der vakken en 60 % voor het totaal behaalt.
Artikel 21 Geen enkele kandidaat mag aan een bevorderingsexamen deelnemen indien hij door de arbeidsgeneesheer niet geschikt bevonden wordt.
Indien de arbeidsgeneesheer besluit dat een kandidaat niet geschikt is, mag deze binnen 10 dagen na kennisgeving van dit besluit in beroep gaan overeenkomstig de bepalingen betreffende het medisch toezicht op het personeel van de Brandweerdienst. De kennisgeving van ongeschiktheid zal aan de betrokkene per aangetekend schrijven betekend worden.
Artikel 22 De leden van de examencommissie worden aangewezen door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Artikel 23 Elk personeelslid dat getroffen wordt door een arbeidsongeval of een beroepsziekte, maar dat nog de mogelijkheid heeft lichte dienst te verrichten wordt in de Brandweerdienst behouden en zal bij voorkeur aangewezen worden voor één der functies waarvoor hij door de arbeidsgeneesheer geschikt bevonden wordt.
Onderafdeling II. - Bevorderingsexamen tot de graad van korporaal.
Artikel 24 A. Toelatingsvoorwaarden :
a) Operationeel personeel en ambulanciers
1. vast benoemd zijn;
2. ten minste 3 jaar dienst hebben in de Brandweerdienst.
b) Technisch personeel
1. vast benoemd zijn;
2. ten minste 3 jaar dienst hebben in de Brandweerdienst;
3. ten minste 2 jaar gewerkt hebben aan het onderhoud en het herstellen van voertuigen van de Brandweerdienst of in werkplaatsen voor de verschillende beroepen bij de Brandweerdienst.
B. Toekenning der punten :
a) Lichamelijke proef :
bestaande uit :
- voorligsteun
armen buigen/strekken - 5 maal ................................ 5 punten
- armbuiging
2 maal ......................................................... 2 punten
- evenwicht .................................................... 2 punten
- 4 m touwklimmen
in 20" ......................................................... 3 punten
- beklimmen van de luchtladder (20 m)
in 40" ......................................................... 3 punten
- draagoefening - 50 m
in 40" ........................................................ 10 punten
- verspringen zonder aanloop
(2 m) .......................................................... 3 punten
- dieptesprong
(2 m) .......................................................... 2 punten
Totaal......................................................... 30 punten
Volgende tabellen geven het aantal behaalde punten per lichamelijke proef :
1. Voorligsteun : 1 punt per buiging/strekking;
2. armbuiging : 1 punt per volledige buiging;
3. evenwicht :
2 punten als men slaagt bij de 1e poging;
1 punt als men slaagt bij de 2e poging;
4. touwklimmen.
- als men bij de 1e poging slaagt :
in minder dan 15" : 3 punten;
in minder dan 20" : 2 punten;
meer dan 20" : 1 punt;
- als men bij de 2e poging slaagt :
in minder dan 20" : 2 punten;
meer dan 20" : 1 punt;
5. beklimmen van de luchtladder :
in minder dan 30" : 3 punten;
in minder dan 40" : 2 punten;
in minder dan 45" : 1,5 punt;
in minder dan 50" : 1 punt;
meer dan 50" : 0 punten.
6. draagoefening - 50 m :
Tijd Punten
30" 10
32" 9
34" 8
36" 7
38" 6
40" 5
42" 4
44" 3
46" 2
48" 1
7. verspringen zonder aanloop :
2,15 m : ........................ 3 punten;
2 m : ........................... 2 punten;
1,85 m : .......................... 1 punt;
minder dan 1,85 m : ............ 0 punten;
8. dieptesprong :
2 punten bij geslaagde sprong;
0 punten bij gemiste sprong.
De kandidaten moeten 6/10 der punten behalen op het geheel der lichamelijke proeven en 5/10 der punten in ten minste 6 van de 8 examens, waaronder het 3e en het 5e.
b) Beroepsexamen :
1° Operationeel en technisch personeel :
1. kennis van het gebruikte materieel : 20 punten;
2. verschillende branden en verrichtingen bij brand : 20 punten;
3. organiek reglement en telefoondienst : 20 punten;
4. kennis der voornaamste straten en hoofdwegen : 20 punten.
2° Ambulanciers :
1. kennis van het gebruikte medisch materiaal der ziekenwagens : 20 punten;
2. brevet : brevet D.D.G.H. (Dienst Dringende Geneeskundige Hulp) zoals vastgelegd door de Hoge Raad voor Dringende Geneeskundige Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De behaalde punten zullen deze van het behaalde brevet zijn, teruggebracht op 20 punten;
3. organiek reglement en telefoondienst : 20 punten;
4. kennis der voornaamste straten en hoofdwegen : 20 punten.
c) Praktisch examen :
1° Operationeel personeel (algemeen) :
1. praktische oefening of schijnoefening : 25 punten;
2. technische instructielessen in verband met tussenkomsten van de Brandweerdienst : 25 punten.
2° Ambulanciers (specifiek) :
1. praktische oefening en schijnoefening : 25 punten;
2. technische instructielessen in verband met tussenkomsten van de ziekenwagens : 25 punten.
3° Technisch personeel :
1. uitvoering van een werk in verband met een beroepsactiviteit : in mechanica, elektriciteit, plaatwerkkoetswerk, schilderen, timmerwerk en koetswerk, draaiwerk, enz. : 25 punten;
2. kennis van de verschillende technische aspecten van de specialiteit : gereedschap, materieel, grondstoffen, voorzorgsmaatregelen, opslaan van waren, enz. : 25 punten.
Totaal : 160 punten.
Onderafdeling III. - Bevorderingsexamen tot de graad van sergeant.
Artikel 25 A. Toelatingsvoorwaarden :
a) Operationeel personeel :
1. titularis zijn van de graad van korporaal of geslaagd zijn voor het toelatingsexamen voor de graad van korporaal;
2. ten minste 6 jaar dienst hebben in de brandweerdienst.
b) Technisch personeel :
1. titularis zijn van de graad van korporaal-voertuigbestuurder of korporaal van het technisch kader, ofwel geslaagd zijn voor het toelatingsexamen voor de graad van korporaal-voertuigbestuurder of van het technisch kader;
2. ten minste 6 jaar dienst hebben in de Brandweerdienst.
B. Toekenning der punten :a) Lichamelijke proef :
Zelfde examen als voor de bevordering in de graad van korporaal de kandidaten moeten slecht 5/10 der punten behalen op het geheel der examens en slagen voor ten minste 4 van de 8 examens, waaronder het 5e.
b) Beroepsexamen :
1. Operationeel personeel :
1. kennis van het hulpmaterieel en van het rollend
materieel - bescherming tegen gassen ............................. 30 punte
2. elementaire rekenkunde, scheikunde, fysica,
hydraulica in verband met de tussenkomsten ....................... 30 punte
3. verschillende branden en verrichtingen bij brand .............. 20 punte
4. dictee in de moedertaal en brandverslag ....................... 20 punte
5. organiek en huishoudelijk reglement ........................... 10 punte
6. instructies aan het personeel en uitvoering van een
schijnoefening ................................................... 20 punte
2° Technisch personeel
1. grondige kennis van het brandweermaterieel .................... 30 punte
2. techniek bij een ongeval op de openbare weg ................... 30 punte
3. bestrijding van de verschillende branden ...................... 20 punte
4. dictee in de moedertaal en tussenkomstverslag ................. 20 punte
5. reglementering van kracht in de werkplaatsen .................. 10 punte
6. technische instructieles en uitvoering van een
schijnoefening ................................................... 20 punte
Voor de ambulanciers handelt punt 1 over de ziekenwagens en punt 6 over een oefening met ziekenwagens. Punt 3 wordt vervangen door het brevet : Eerstaanwezend Instructeur D.G.H. zoals vastgelegd door de Hoge Raad voor de Dringende Geneeskundige Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De punten zijn deze van het behaalde brevet, herleid tot 20.
Totaal : 160 punten.
Onderafdeling IV. - De graden van 1e sergeant en sergeant-majoor.
Artikel 26 De graden van 1e sergeant en sergeant-majoor zijn bevorderingsgraden. In geval van vacante plaatsen zullen ze toegekend worden volgens anciënniteit in de vorige graad.
Onderafdeling V. - Bevorderingsexamen tot de graad van adjudant.
Artikel 27 A. Toelatingsvoorwaarden :
a) Operationeel personeel
Titularis zijn van de graad van sergeant-majoor, van 1e sergeant of van sergeant.
b) Technisch personeel
Titularis zijn van de graad van sergeant-voertuigbestuurder of van het technisch kader, 1e sergeant-voertuigbestuurder of van het technisch kader, of van sergeant-majoor-voertuigbestuurder of van het technisch kader.
B. Toekenning der punten :
a) Lichamelijke proef
voorligsteun (3 maal) ................... 3 punten
armbuiging (1 maal) ........................................... 2 punten
evenwicht (balk op 70 cm) ..................................... 5 punten
beklimmen van de luchtladder (20 m) ........................... 3 punten
verspringen zonder aanloop (1,50 m) ........................... 2 punten
b) schriftelijk examen
1. beginselen van de brandpreventie ........................... 10 punten
2. verslag in de moedertaal over een onderwerp in
verband met de Brandweerdienst ................................ 30 punten
c) beroepsexamen
1. huishoudelijk reglement .................................... 10 punten
2. grondige technische kennis van al het materieel ............ 40 punten
3. werking van de administratieve dienst van de
Brandweerdienst ............................................... 20 punten
4. organiek en manoeuverreglement voor de verschillende
tussenkomsten van de Brandweerdienst .......................... 10 punten
5. plannen lezen .............................................. 10 punten
Totaal : 145 punten.
Onderafdeling VI. - Bevorderingsexamen voor de personeelsleden die lichamelijk ongeschikt zijn voor de operationele dienst.
Artikel 28 De personeelsleden die definitief lichamelijk ongeschikt zullen bevonden worden voor de operationele dienst, mogen deelnemen aan de bevorderingsexamens in het administratief en technisch kader en de 100-centrale. Dit betekent niet dat die functies hen worden voorbehouden. Zij kunnen slechts op bevordering aanspraak maken vanaf het ogenblik dat zij er recht op hebben rekening houdende met hun graadanciënniteit.
Zij zullen vrijgesteld worden van het lichamelijk examen maar moeten een geneeskundig onderzoek ondergaan dat vaststelt of ze lichamelijk geschikt zijn voor de administratieve en technische functies of voor deze van de telefooncentrale 100. De andere examengedeelten zijn dezelfde als deze van het operatief kader. Een gedeelte van dit examen wordt evenwel vervangen door een stageperiode van zes maanden in de administratieve dienst.
Na deze stage volgt een test waarop volgende punten toegekend worden :
a) Voor het examen van korporaal
stage + test over de praktische
kennis van de uitgeoefende functie ............................ 50 punten
(ter vervanging van het praktisch examen)
b) Voor het examen van sergeant
stage + test over de praktische kennis van de uitgeoefende
functie ........................................................ 50 punten
(ter vervanging van de examens 2 en 6 van het beroepsexamen).
c) Voor het examen van adjudant
stage + test over de praktische
kennis van de uitgeoefende functie ............................. 40 punten
(ter vervanging van examen 2 van het beroepsexamen).
Onderafdeling VII. - Bevordering tot de graad van adjudant-chef.
Artikel 29 De graad van adjudant-chef bij het operationeel personeel wordt toegekend op voorstel van de Directieraad, aan de adjudant van de operationele dienst die blijk gegeven heeft van voorbeeldig plichtsbesef en grondige beroepskennis.
De graad van adjudant-chef in het technisch en administratief kader wordt bij bevordering toegekend, op voorstel van de Directieraad van de dienst, aan de adjudant van dit kader die blijk gegeven heeft van voorbeeldig plichtsbesef en grondige technische of administratieve kennis.
Een anciënniteit van ten minste twee jaar in de graad van adjudant wordt vereist voor de bevordering tot de graad van adjudant-chef.
Artikel 30 De benoeming of de bevordering wordt aan de belanghebbende rechtstreeks medegedeeld en ter kennis van de andere leden van de Brandweerdienst gebracht door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Hoofdstuk 2. Operationeel personeel : officieren
Sectie 1. Algemene bepalingen
Artikel 31
§ 1. De geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren zullen deze zijn die vastgesteld werden door het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoemings- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten, zoals herhaaldelijk gewijzigd, en zijn bijvoegsels voor de gemeentelijke brandweerkorpsen der klasse X.
§ 2. De bepalingen opgenomen in de artikelen 15 en 16 van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de kandidaat-officieren.
Sectie 2. Bijzondere bepalingen
Artikel 32 Wanneer een betrekking van onderluitenant vacant is, bepaalt de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of deze toegankelijk is bij wijze van aanwerving of van bevordering. Ten minste 10 betrekkingen van officier zijn voorbehouden aan kandidaten die houder zijn van een diploma bepaald door het koninklijk besluit van 20 juli 1972 en 10 betrekkingen worden begeven door bevordering tot officieren afkomstig uit het kader van de onderofficieren bij de Brandweerdienst. Zo geen enkele onderofficier van de Brandweerdienst de bevorderingsvoorwaarden tot de graad van onderluitenant vervult, mag de Regering een aantal van de 10 door bevordering te begeven betrekkingen via aanwerving toegankelijk maken voor kandidaten die houder zijn van een diploma bepaald door het koninklijk besluit van 20 juli 1972. De Regering neemt de nodige maatregelen om onverwijld in de vacatures te voorzien.
Hoofdstuk 3. Plichten, onverenigbaarheden, ambtsneerlegging
Sectie 1. Plichten
Artikel 33 Het is de personeelsleden van de Brandweerdienst verboden naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder eender welk voorwendsel, individueel en voor zichzelf persoonlijk giften of beloningen te vragen of te ontvangen.
Artikel 34 De personeelsleden van de Brandweerdienst zijn ertoe gehouden, ongeacht hun kwalificatie, deel te nemen aan de hulpoperatie waarvoor hun tussenkomst gevorderd wordt door de officier-hoofd van dienst.
Artikel 35
§ 1. De leden van het operationeel personeel - niet-officieren - moeten op elk ogenblik de dienst kunnen bereiken binnen het verloop van maximum 2 uren.
§ 2. De zone vermeld in paragraaf 2 van artikel 5 van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 waarin de officieren van de Brandweerdienst woonachtig zijn, valt samen met het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering kan hierop vrijstellingen verlenen, op voorwaarde :
a) dat de officier op zijn kosten aangesloten is op het telefoonnet;
b) dat hij te allen tijde over een persoonlijk vervoermiddel beschikt om in een voorpost of in de dichtsbijgelegen kazerne van de Brandweerdienst te zijn binnen een tijdspanne van maximum 2 uur.
Het dienstrooster van de wacht en de verplichtingen voor de officieren van week worden opgenomen in het huishoudelijk reglement.
Sectie 2. Onverenigbaarheden
Artikel 36 Het ambt van lid van de Brandweerdienst is onverenigbaar met dat van een andere openbare of particuliere hulpdienst.
Bovendien is het ieder personeelslid van de brandweerdienst verboden werkzaam te zijn of belangen te hebben, zelfs via een tussenpersoon :
a) in ondernemingen die brandvoorkomingsmaatregelen bestuderen, toepassen of controleren;
b) in ondernemingen die materieel vervaardigen, vervoeren of verkopen voor brandbescherming of brandbestrijding.
Zodra de Brusselse Hoofdstedelijke Regering de miskenning van één der onverenigbaarheden of verbodsbepalingen constateert, wordt de betrokkene aangemaand om daaraan binnen de zes maanden een einde te maken.
Ieder lid dat geen gevolg geeft aan de aanmaning van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering kan een tuchtstraf oplopen.
Sectie 3. Ambtsneerlegging
Artikel 37 Het ambt van de leden van de Brandweerdienst eindig definitief door vrijwillig ontslag, ontslag van ambtswege of afzetting.
Voor vrijwillig ontslag geldt dezelfde regeling als die voor de andere ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Wanneer de betrokkene niet meer voldoet aan één der voorwaarden bepaald bij artikel 2, 2e lid, 1°, 2° en 6°, dan wordt door de benoemende overheid ontslag van ambtswege uitgesproken.
Afzetting wordt uitgesproken door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Titel 3. Het technisch en administratief kader
Artikel 38 De bepalingen van artikelen 15 en 16 van dit besluit zijn van toepassing op het technisch en administratief kader, met dien verstande dat de officier-dienstchef vervangen wordt door de leidend of adjunct-leidend ambtenaar en dat de officier verantwoordelijk voor de leiding van de stage, vervangen wordt door de personeelsverantwoordelijke.
Artikel 39 Het huishoudelijk reglement bepaalt de dienstbetrekkingen, de plichten van de personeelsleden en op algemene wijze de maatregelen betreffende de werking van de dienst en de uitvoering van de bepalingen van dit reglement.
Artikel 40 Het is de personeelsleden van de Brandweerdienst verboden naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder eender welke voorwendsel, individueel en voor zichzelf persoonlijk giften of beloningen te vragen of te ontvangen.
Artikel 41 Het ambt van de leden van de Brandweerdienst eindigt definitief door vrijwillig ontslag, ontslag van ambtswege of afzetting.
Voor vrijwillig ontslag geldt dezelfde regeling als die voor de andere ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Titel 4. Geldelijk statuut
Artikel 42 Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, is het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 oktober 1992 houdende bijzondere bezoldigingsmaatregelen voor het Ministerie en sommige instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toepasselijk op het personeel van de Brandweer.
De Regering bepaalt de weddeschalen van de bijzondere graden van de Brandweerdienst.
Het personeel van de Brandweerdienst geniet een tweetaligheidspremie volgens de modaliteiten bepaald in de beraadslaging van 27 juni 1973 van de Agglomeratieraad.
Titel 5. Overgangsbepalingen, opheffingsbepalingen en inwerkingtreding
Artikel 43 Onder voorbehoud van de verkregen rechten van de personeelsleden in dienst op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, wordt het voorlopig organiek reglement van de Brandweerdienst van 16 januari 1974 opgeheven.
Artikel 44 Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Artikel 45 De Minister van Openbaar Ambt en de Staatssecretaris, bevoegd voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 mei 1994,
De Minister-Voorzitter,
Ch. PICQUE
De Minister van Openbaar Ambt,
J. CHABERT
De Staatssecretaris,
V. ANCIAUX
Artikel 1 Behalve indien daarvan wordt afgeweken door de bepalingen van dit besluit, is het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut van toepassing op het personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, hierna te noemen "Brandweerdienst".
Titel 2. Operationeel personeel
Hoofdstuk 1. Ondergeschikt operationeel personeel : de loopbaan
Sectie 1. Aanwerving
Artikel 2 Behoudens andersluidende bepalingen betreffende uitsluitend bijzondere ambten, geschiedt de aanwerving in de graad van brandweerman.
De aanwervingsvoorwaarden tot de graad van brandweerman zijn de volgende :
1° Belg zijn;
2° ten minste 18 jaar oud zijn en ten hoogste 30 jaar (35 jaar voor wie aanspraak kan maken op de wetten van 3 augustus 1919 en 27 mei 1947, alsmede op het koninklijk besluit van 21 mei 1964);
3° ten minste 1,60 m groot zijn;
4° van goed zedelijk gedrag zijn;
5° aan de dienstplichtwetten voldoen;
6° voldoen aan een geneeskundig onderzoek;
7° slagen voor lichamenlijke geschiktheidsproeven;
8° slagen voor een selectie-examen.
Artikel 3 Het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 2, 2e lid, 6°, wordt uitgevoerd door de huisarts van de gegadigde, die een getuigschrift aflevert waaruit blijkt dat deze laatste geschikt is om de lichamelijke geschiktheidsproeven af te leggen.
Dit geneeskundig onderzoek gaat steeds de lichamelijke geschiktheidsproeven en het selectie-examen vooraf.
Artikel 4 De kandidaten moeten :
- een sterk gestel hebben dat hen toelaat vermoeiende en ononderbroken lichamelijke krachtinspanningen te leveren, weer en wind te trotseren, op alle terreinen te lopen en te rennen, te kruipen, te klimmen, te springen, te zwemmen en zware lasten te dragen;
- niet onderhevig zijn aan hoogtevrees;
- een gehoorscherpte hebben voor elk oor dat hun toelaat, zonder het dragen van een hoorapparaat, de normale conversatiestem te horen op een afstand van 2,50 m;
- houder zijn van een medisch selectiegetuigschrift vereist bij wetsbesluit van 30 december 1946 houdende herziening en coördinatie van de wetgeving inzake bezoldigd personenvervoer door middel van automobielen;
Gegadigden in de graad van brandweerman die de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt hebben en beantwoorden aan de aanwervingsvoorwaarden inzake leeftijdsgrens, dienen een door de officier-geneesheer van de Brandweerdienst gecoördineerd geneeskundig onderzoek te ondergaan. Dit onderzoek is van gelijke aard als dat voor het behalen van het medisch selectiegetuigschrift inzake bezoldigd personenverzoek door middel van automobielen. Zodra zij de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben, zullen zij zich voor het door de wet opgelegde onderzoek aanbieden, teneinde hun toestand te normaliseren.
Artikel 5
§ 1. De lichamelijke geschiktheidsproeven bedoeld in artikel 2, 2e lid, 7°, zijn de volgende :
A. Voorligsteun
Steunend op handen en voeten moet het lichaam een rechte lijn vormen, de armen moeten loodrecht zijn t.o.v. de vloer. Tijdens de oefening moet de borst de grond licht aanraken.
Armen buigen/strekken .................................... 10 maal
B. Armbuiging
Hangend aan een balk of brug de handen in pronantie d.w.z. de handpalm naar binnen en naar de kandidaat gericht. Het toestel wordt op zulke hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken.
Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin 4 maal boven de brug uitkomt.
C. Evenwicht
De kandidaat mag twee pogingen doen.
Op een balk van 7 tot 10 cm breedte, 3,50 m lang, op een hoogte van 1,20 m geplaatst.
Het bestijgen en afdalen zijn vrij. De tijd gaat in bij het geven van het signaal, wanneer de kandidaat zich op de balk in evenwicht bevindt. De chronometer wordt stopgezet op het einde van de in evenwicht af te leggen afstand, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de balk. Deze proef dient in 8" te gebeuren.
D. 4 meter touwklimmen
De kandidaat mag twee pogingen doen met een tussentijd van 15'.
De start wordt gegeven wanneer de kandidaat bij het touw staat, de armen gestrekt langs het lichaam. Deze proef dient in 15" te gebeuren.
E. Beklimmen van de luchtladder (20 m)
De kandidaat mag twee pogingen doen met een tussentijd van 15'. De start gebeurt aan de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen gestrekt langs het lichaam en raakt de ladder niet aan. De ladder steunt nergens tegen en heeft een helling van 70°. Deze proef dient in 45" te gebeuren.
F. Dragen, over 50 m
De kandidaat mag twee pogingen doen met een tussentijd van 30'. De proef bestaat in het dragen van een persoon van hetzelfde gewicht als de drager, op 5 kg na. Hulpgreep bij een arm en een been. De start wordt gegeven als de kandidaat de persoon heeft opgetild. Deze proef dient te gebeuren in 22".
G. Verspringen, zonder aanloop
De kandidaat mag twee pogingen doen met een tussentijd van 5'. Starten achter de meet. De afstand wordt bepaald door het dichtst bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt. De kandidaat moet minstens 2 m ver springen.
H. Dieptesprong
De kandidaat springt rechtstaande en mag geen tussensteun hebben. Het neerkomen gebeurt op een tapijt. De kandidaat moet minstens 2 m diep springen.
I. Lopen 600 m in 2'10"
J. Zwemmen 50 m in 49"
§ 2. De kandidaten moeten slagen voor 8 van de 9 proeven vermeld van A tot I.
De proeven vermeld onder C en E zijn uitsluitingsproeven.
De zwemproef is geen uitsluitingsproef, maar de kandidaten die er niet voor slagen, zullen deze proef voor het einde van hun stage moeten overdoen.
De uitslagen van de proeven F en I tellen mee voor het gedeelte lichamelijke proeven van het selectie-examen bedoeld in artikel 6.
Artikel 6 Het selectie-examen bedoeld in artikel 2, 2e lid, 8°, omvat drie delen: een schriftelijk gedeelte, een mondeling en een praktisch gedeelte en lichamelijke selectieproeven.
1° Schriftelijk gedeelte.
Dit gedeelte omvat :
algemene vorming en taalkennis ......................... 50 punten
rekenkunde en de vier hoofdbewerkingen ................. 25 punten
Het wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van het Vast Wervingssecretariaat, eventueel volgens het meervoudig keuzesysteem.
2° Mondeling en praktisch gedeelte.
Dit gedeelte omvat :
Conversatie over een algemeen onderwerp ................ 35 punten
Praktisch examen over de kennis van het beroep ......... 30 punten
3° Lichamelijke selectieproeven.
Dit gedeelte omvat :
Lopen 600 m op 20 punten
De volgende tabel heeft het aantal punten in verhouding tot de gechronometreerde tijd :
Tijd Punten
2,10 10
2,07 11
2,04 12
2,01 13
1,58 14
1,55 15
1,52 16
1,49 17
1,46 18
1,43 19
1,40 20
Dragen over 50 m op 10 punten
De volgende tabel geeft het aantal punten in verhouding tot de gechronometreerde tijd :
Tijd Punten
26" 1
25" 2
24" 3
23" 4
22" 5
19" 6
18" 7
17" 8
16" 9
15" 10
Om toegelaten te worden, moeten de kandidaten tenminste de helft der punten behalen voor elk deel van het selectie-examen, alsmede 60 % op het geheel van de selectieproeven.
Artikel 7 De geslaagde kandidaten worden gerangschikt volgens de in het selectie-examen behaalde punten.
Artikel 8 De leden van de examencommissie voor de lichamelijke geschiktheidsproeven en de selectie-examens worden door het Vast Wervingssecretariaat aangewezen.
Artikel 9 De niet tot de stage toegelaten geslaagde kandidaten worden in een voor drie jaar geldige wervingsreserve ingedeeld met ingang van de sluitingsdatum van het proces-verbaal van het selectie-examen.
Artikel 10 De aankondiging van de vacature wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in de nationale editie van ten minste twee nederlandstalige en franstalige dagbladen; ze wordt bovendien aangeplakt in de dienst en in alle gemeenten en diensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Die bekendmaking vermeldt de te vervullen voorwaarden, de opgelegde examens alsmede de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen.
Elke kandidatuur wordt schriftelijk aan het Vast Wervingssecretariaat gericht; zij moet vergezeld gaan van de stukken aan de hand waarvan kan worden nagegaan of de kandidaat aan de gestelde voorwaarden voldoet.
Sectie 2. Stage en opleiding
Artikel 11 Elke benoeming in vast verband wordt voorafgegaan door een stage, die georganiseerd wordt overeenkomstig de hiernavolgende artikelen.
Niemand wordt tot de stage toegelaten tenzij hij (zij) aan de aanwervingsvoorwaarden voldoet. De duur van de stage bedraagt één jaar.
Artikel 12 De stagiairs, niet-brevethouders, zijn ertoe gehouden de opleiding te volgen die voor hen voorzien is in de Brandweerdienst en de Provinciale Centra of Gewestelijke Centra voor de opleiding van de brandweerdiensten, waar hen het brevet van kandidaat-brandweerman wordt uitgereikt.
De opleiding omvat bovendien de cursus Dringende Geneeskundige Hulp.
De lessen die uitzonderlijk niet kunnen gegeven worden tijdens de diensturen zullen beschouwd worden als bijkomende prestaties.
Artikel 13 In geval van oproeping onder de wapens voor de datum die voor de indiensttreding werd vastgesteld, wordt betrokken personeelslid niettemin geacht in dienst te zijn getreden vanaf deze vastgestelde datum. Deze datum bepaalt het begin van de fictieve stageperiode.
In geval van oproeping of heroproeping onder de wapens tijdens de stageperiode, wordt deze uitgedaan na de terugkeer uit de legerdienst, maar het personeelslid wordt geacht zijn stage te hebben beëindigd na afloop van de periode van één jaar na de datum van indiensttreding.
Artikel 14 De officier-hoofd van dienst waakt er over dat de stagiairs slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische opleiding zulks toelaat.
Artikel 15 Op het einde van de stage maken de officier-hoofd van dienst en de officier verantwoordelijk voor de leiding van de stage gezamenlijk een verslag op omtrent iedere stagiair.
Indien het verslag niet gunstig is voor de stagiair, legt de officier, verantwoordelijk voor de leiding van de stage, het dossier aan de stagecommissie voor. Een afschrift van het verslag wordt aan de stagiair meegedeeld.
De stagecommissie beslist over de eventuele verlenging van de stage of spreekt een advies uit over de benoeming of afdanking ten behoeve van de tot benoeming of afdanking bevoegde overheid, na betrokkene te hebben gehoord. De stagetermijn kan ten hoogste met tweemaal zes maanden verlengd worden. In geval van afdanking, krijgt de stagiair een opzeggingstermijn van drie maanden.
Artikel 16
§ 1. De stagecommissie bestaat uit :
1° drie nederlandstalige personeelsleden en drie franstalige personeelsleden van tenminste rang 13 aangewezen door de Regering;
2° drie nederlandstalige vertegenwoordigers en drie franstalige vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties aangewezen door de Regering op voorstel van deze laatsten.
Naargelang de taalrol van de stagiair, neemt het lid met de hoogste graad en bij gelijke graad, het lid met de hoogste graadanciënniteit, het voorzitterschap waar.
De Regering wijst op dezelfde wijze evenveel plaatsvervangers aan.
§ 2. De stagecommissie vergadert in afdelingen naargelang de taalrol van de stagiair.
§ 3. De officier-hoofd van dienst evenals de officier belast met de leiding van de stage nemen aan de vergaderingen van de Stagecommissie deel met raadgevende stem.
Sectie 3. Benoeming en loopbaan van het personeel niet behorend tot het officierenkader
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Artikel 17 De stagiair kan op grond van het eindstageverslag in vast verband worden benoemd.
Artikel 18 Wanneer een bij bevordering te begeven betrekking openvalt, wordt het personeel van de Brandweerdienst daarvan door middel van een dienstnota in kennis gesteld. In die nota worden opgegeven : de te vervullen voorwaarden, de opgelegde examens en de stof ervan, alsmede de uiterste datum voor de indiening van de kandidaturen.
Artikel 19 Elke kandidatuur moet rechtstreeks en schriftelijk aan de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Brandweer en Dringende Medische Hulp worden gericht.
Artikel 20
§ 1. De toegang tot de bevorderingsgraden waarvoor een examen wordt voorzien wordt bepaald volgens de inschrijvingsvolgorde op de lijst der kandidaten die geslaagd zijn voor het daartoe uitgeschreven examen en die een gunstig signalement van de directieraad bekomen hebben. Dit signalement wordt aan de belanghebbende schriftelijk meegedeeld en door hem medeondertekend. Deze beschikt over een termijn van 10 dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving, om bezwaar in te dienen bij de Verzoeningskamer. De belanghebbende kan zich laten bijstaan door een verdediger naar zijn keuze.
Deze volgorde wordt bepaald als volgt :
1° het personeelslid van de Brandweerdienst met de grootste anciënniteit juist onder deze waarvoor de bevordering wordt gevraagd;
2° bij gelijk anciënniteit in de graad juist onder deze waarvoor de bevordering wordt gevraagd : het personeelslid van de Brandweerdienst met de grootste anciënniteit in de onmiddellijke lagere graad en zo verder;
3° bij gelijke anciënniteit in alle onderliggende graden : het personeelslid met de grootste dienstanciënniteit;
4° bij gelijke dienstanciënniteit, het oudste personeelslid van de Brandweerdienst.
§ 2. Het programma van de verschillende bevorderingsexamens en de per examen toegekende punten volgen hierna.
§ 3. Als geslaagd wordt alleen beschouwd wie voor een examen ten minste de helft der punten voor elk der vakken en 60 % voor het totaal behaalt.
Artikel 21 Geen enkele kandidaat mag aan een bevorderingsexamen deelnemen indien hij door de arbeidsgeneesheer niet geschikt bevonden wordt.
Indien de arbeidsgeneesheer besluit dat een kandidaat niet geschikt is, mag deze binnen 10 dagen na kennisgeving van dit besluit in beroep gaan overeenkomstig de bepalingen betreffende het medisch toezicht op het personeel van de Brandweerdienst. De kennisgeving van ongeschiktheid zal aan de betrokkene per aangetekend schrijven betekend worden.
Artikel 22 De leden van de examencommissie worden aangewezen door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Artikel 23 Elk personeelslid dat getroffen wordt door een arbeidsongeval of een beroepsziekte, maar dat nog de mogelijkheid heeft lichte dienst te verrichten wordt in de Brandweerdienst behouden en zal bij voorkeur aangewezen worden voor één der functies waarvoor hij door de arbeidsgeneesheer geschikt bevonden wordt.
Onderafdeling II. - Bevorderingsexamen tot de graad van korporaal.
Artikel 24 A. Toelatingsvoorwaarden :
a) Operationeel personeel en ambulanciers
1. vast benoemd zijn;
2. ten minste 3 jaar dienst hebben in de Brandweerdienst.
b) Technisch personeel
1. vast benoemd zijn;
2. ten minste 3 jaar dienst hebben in de Brandweerdienst;
3. ten minste 2 jaar gewerkt hebben aan het onderhoud en het herstellen van voertuigen van de Brandweerdienst of in werkplaatsen voor de verschillende beroepen bij de Brandweerdienst.
B. Toekenning der punten :
a) Lichamelijke proef :
bestaande uit :
- voorligsteun
armen buigen/strekken - 5 maal ................................ 5 punten
- armbuiging
2 maal ......................................................... 2 punten
- evenwicht .................................................... 2 punten
- 4 m touwklimmen
in 20" ......................................................... 3 punten
- beklimmen van de luchtladder (20 m)
in 40" ......................................................... 3 punten
- draagoefening - 50 m
in 40" ........................................................ 10 punten
- verspringen zonder aanloop
(2 m) .......................................................... 3 punten
- dieptesprong
(2 m) .......................................................... 2 punten
Totaal......................................................... 30 punten
Volgende tabellen geven het aantal behaalde punten per lichamelijke proef :
1. Voorligsteun : 1 punt per buiging/strekking;
2. armbuiging : 1 punt per volledige buiging;
3. evenwicht :
2 punten als men slaagt bij de 1e poging;
1 punt als men slaagt bij de 2e poging;
4. touwklimmen.
- als men bij de 1e poging slaagt :
in minder dan 15" : 3 punten;
in minder dan 20" : 2 punten;
meer dan 20" : 1 punt;
- als men bij de 2e poging slaagt :
in minder dan 20" : 2 punten;
meer dan 20" : 1 punt;
5. beklimmen van de luchtladder :
in minder dan 30" : 3 punten;
in minder dan 40" : 2 punten;
in minder dan 45" : 1,5 punt;
in minder dan 50" : 1 punt;
meer dan 50" : 0 punten.
6. draagoefening - 50 m :
Tijd Punten
30" 10
32" 9
34" 8
36" 7
38" 6
40" 5
42" 4
44" 3
46" 2
48" 1
7. verspringen zonder aanloop :
2,15 m : ........................ 3 punten;
2 m : ........................... 2 punten;
1,85 m : .......................... 1 punt;
minder dan 1,85 m : ............ 0 punten;
8. dieptesprong :
2 punten bij geslaagde sprong;
0 punten bij gemiste sprong.
De kandidaten moeten 6/10 der punten behalen op het geheel der lichamelijke proeven en 5/10 der punten in ten minste 6 van de 8 examens, waaronder het 3e en het 5e.
b) Beroepsexamen :
1° Operationeel en technisch personeel :
1. kennis van het gebruikte materieel : 20 punten;
2. verschillende branden en verrichtingen bij brand : 20 punten;
3. organiek reglement en telefoondienst : 20 punten;
4. kennis der voornaamste straten en hoofdwegen : 20 punten.
2° Ambulanciers :
1. kennis van het gebruikte medisch materiaal der ziekenwagens : 20 punten;
2. brevet : brevet D.D.G.H. (Dienst Dringende Geneeskundige Hulp) zoals vastgelegd door de Hoge Raad voor Dringende Geneeskundige Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De behaalde punten zullen deze van het behaalde brevet zijn, teruggebracht op 20 punten;
3. organiek reglement en telefoondienst : 20 punten;
4. kennis der voornaamste straten en hoofdwegen : 20 punten.
c) Praktisch examen :
1° Operationeel personeel (algemeen) :
1. praktische oefening of schijnoefening : 25 punten;
2. technische instructielessen in verband met tussenkomsten van de Brandweerdienst : 25 punten.
2° Ambulanciers (specifiek) :
1. praktische oefening en schijnoefening : 25 punten;
2. technische instructielessen in verband met tussenkomsten van de ziekenwagens : 25 punten.
3° Technisch personeel :
1. uitvoering van een werk in verband met een beroepsactiviteit : in mechanica, elektriciteit, plaatwerkkoetswerk, schilderen, timmerwerk en koetswerk, draaiwerk, enz. : 25 punten;
2. kennis van de verschillende technische aspecten van de specialiteit : gereedschap, materieel, grondstoffen, voorzorgsmaatregelen, opslaan van waren, enz. : 25 punten.
Totaal : 160 punten.
Onderafdeling III. - Bevorderingsexamen tot de graad van sergeant.
Artikel 25 A. Toelatingsvoorwaarden :
a) Operationeel personeel :
1. titularis zijn van de graad van korporaal of geslaagd zijn voor het toelatingsexamen voor de graad van korporaal;
2. ten minste 6 jaar dienst hebben in de brandweerdienst.
b) Technisch personeel :
1. titularis zijn van de graad van korporaal-voertuigbestuurder of korporaal van het technisch kader, ofwel geslaagd zijn voor het toelatingsexamen voor de graad van korporaal-voertuigbestuurder of van het technisch kader;
2. ten minste 6 jaar dienst hebben in de Brandweerdienst.
B. Toekenning der punten :a) Lichamelijke proef :
Zelfde examen als voor de bevordering in de graad van korporaal de kandidaten moeten slecht 5/10 der punten behalen op het geheel der examens en slagen voor ten minste 4 van de 8 examens, waaronder het 5e.
b) Beroepsexamen :
1. Operationeel personeel :
1. kennis van het hulpmaterieel en van het rollend
materieel - bescherming tegen gassen ............................. 30 punte
2. elementaire rekenkunde, scheikunde, fysica,
hydraulica in verband met de tussenkomsten ....................... 30 punte
3. verschillende branden en verrichtingen bij brand .............. 20 punte
4. dictee in de moedertaal en brandverslag ....................... 20 punte
5. organiek en huishoudelijk reglement ........................... 10 punte
6. instructies aan het personeel en uitvoering van een
schijnoefening ................................................... 20 punte
2° Technisch personeel
1. grondige kennis van het brandweermaterieel .................... 30 punte
2. techniek bij een ongeval op de openbare weg ................... 30 punte
3. bestrijding van de verschillende branden ...................... 20 punte
4. dictee in de moedertaal en tussenkomstverslag ................. 20 punte
5. reglementering van kracht in de werkplaatsen .................. 10 punte
6. technische instructieles en uitvoering van een
schijnoefening ................................................... 20 punte
Voor de ambulanciers handelt punt 1 over de ziekenwagens en punt 6 over een oefening met ziekenwagens. Punt 3 wordt vervangen door het brevet : Eerstaanwezend Instructeur D.G.H. zoals vastgelegd door de Hoge Raad voor de Dringende Geneeskundige Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De punten zijn deze van het behaalde brevet, herleid tot 20.
Totaal : 160 punten.
Onderafdeling IV. - De graden van 1e sergeant en sergeant-majoor.
Artikel 26 De graden van 1e sergeant en sergeant-majoor zijn bevorderingsgraden. In geval van vacante plaatsen zullen ze toegekend worden volgens anciënniteit in de vorige graad.
Onderafdeling V. - Bevorderingsexamen tot de graad van adjudant.
Artikel 27 A. Toelatingsvoorwaarden :
a) Operationeel personeel
Titularis zijn van de graad van sergeant-majoor, van 1e sergeant of van sergeant.
b) Technisch personeel
Titularis zijn van de graad van sergeant-voertuigbestuurder of van het technisch kader, 1e sergeant-voertuigbestuurder of van het technisch kader, of van sergeant-majoor-voertuigbestuurder of van het technisch kader.
B. Toekenning der punten :
a) Lichamelijke proef
voorligsteun (3 maal) ................... 3 punten
armbuiging (1 maal) ........................................... 2 punten
evenwicht (balk op 70 cm) ..................................... 5 punten
beklimmen van de luchtladder (20 m) ........................... 3 punten
verspringen zonder aanloop (1,50 m) ........................... 2 punten
b) schriftelijk examen
1. beginselen van de brandpreventie ........................... 10 punten
2. verslag in de moedertaal over een onderwerp in
verband met de Brandweerdienst ................................ 30 punten
c) beroepsexamen
1. huishoudelijk reglement .................................... 10 punten
2. grondige technische kennis van al het materieel ............ 40 punten
3. werking van de administratieve dienst van de
Brandweerdienst ............................................... 20 punten
4. organiek en manoeuverreglement voor de verschillende
tussenkomsten van de Brandweerdienst .......................... 10 punten
5. plannen lezen .............................................. 10 punten
Totaal : 145 punten.
Onderafdeling VI. - Bevorderingsexamen voor de personeelsleden die lichamelijk ongeschikt zijn voor de operationele dienst.
Artikel 28 De personeelsleden die definitief lichamelijk ongeschikt zullen bevonden worden voor de operationele dienst, mogen deelnemen aan de bevorderingsexamens in het administratief en technisch kader en de 100-centrale. Dit betekent niet dat die functies hen worden voorbehouden. Zij kunnen slechts op bevordering aanspraak maken vanaf het ogenblik dat zij er recht op hebben rekening houdende met hun graadanciënniteit.
Zij zullen vrijgesteld worden van het lichamelijk examen maar moeten een geneeskundig onderzoek ondergaan dat vaststelt of ze lichamelijk geschikt zijn voor de administratieve en technische functies of voor deze van de telefooncentrale 100. De andere examengedeelten zijn dezelfde als deze van het operatief kader. Een gedeelte van dit examen wordt evenwel vervangen door een stageperiode van zes maanden in de administratieve dienst.
Na deze stage volgt een test waarop volgende punten toegekend worden :
a) Voor het examen van korporaal
stage + test over de praktische
kennis van de uitgeoefende functie ............................ 50 punten
(ter vervanging van het praktisch examen)
b) Voor het examen van sergeant
stage + test over de praktische kennis van de uitgeoefende
functie ........................................................ 50 punten
(ter vervanging van de examens 2 en 6 van het beroepsexamen).
c) Voor het examen van adjudant
stage + test over de praktische
kennis van de uitgeoefende functie ............................. 40 punten
(ter vervanging van examen 2 van het beroepsexamen).
Onderafdeling VII. - Bevordering tot de graad van adjudant-chef.
Artikel 29 De graad van adjudant-chef bij het operationeel personeel wordt toegekend op voorstel van de Directieraad, aan de adjudant van de operationele dienst die blijk gegeven heeft van voorbeeldig plichtsbesef en grondige beroepskennis.
De graad van adjudant-chef in het technisch en administratief kader wordt bij bevordering toegekend, op voorstel van de Directieraad van de dienst, aan de adjudant van dit kader die blijk gegeven heeft van voorbeeldig plichtsbesef en grondige technische of administratieve kennis.
Een anciënniteit van ten minste twee jaar in de graad van adjudant wordt vereist voor de bevordering tot de graad van adjudant-chef.
Artikel 30 De benoeming of de bevordering wordt aan de belanghebbende rechtstreeks medegedeeld en ter kennis van de andere leden van de Brandweerdienst gebracht door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Hoofdstuk 2. Operationeel personeel : officieren
Sectie 1. Algemene bepalingen
Artikel 31
§ 1. De geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren zullen deze zijn die vastgesteld werden door het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoemings- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten, zoals herhaaldelijk gewijzigd, en zijn bijvoegsels voor de gemeentelijke brandweerkorpsen der klasse X.
§ 2. De bepalingen opgenomen in de artikelen 15 en 16 van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de kandidaat-officieren.
Sectie 2. Bijzondere bepalingen
Artikel 32 Wanneer een betrekking van onderluitenant vacant is, bepaalt de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of deze toegankelijk is bij wijze van aanwerving of van bevordering. Ten minste 10 betrekkingen van officier zijn voorbehouden aan kandidaten die houder zijn van een diploma bepaald door het koninklijk besluit van 20 juli 1972 en 10 betrekkingen worden begeven door bevordering tot officieren afkomstig uit het kader van de onderofficieren bij de Brandweerdienst. Zo geen enkele onderofficier van de Brandweerdienst de bevorderingsvoorwaarden tot de graad van onderluitenant vervult, mag de Regering een aantal van de 10 door bevordering te begeven betrekkingen via aanwerving toegankelijk maken voor kandidaten die houder zijn van een diploma bepaald door het koninklijk besluit van 20 juli 1972. De Regering neemt de nodige maatregelen om onverwijld in de vacatures te voorzien.
Hoofdstuk 3. Plichten, onverenigbaarheden, ambtsneerlegging
Sectie 1. Plichten
Artikel 33 Het is de personeelsleden van de Brandweerdienst verboden naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder eender welk voorwendsel, individueel en voor zichzelf persoonlijk giften of beloningen te vragen of te ontvangen.
Artikel 34 De personeelsleden van de Brandweerdienst zijn ertoe gehouden, ongeacht hun kwalificatie, deel te nemen aan de hulpoperatie waarvoor hun tussenkomst gevorderd wordt door de officier-hoofd van dienst.
Artikel 35
§ 1. De leden van het operationeel personeel - niet-officieren - moeten op elk ogenblik de dienst kunnen bereiken binnen het verloop van maximum 2 uren.
§ 2. De zone vermeld in paragraaf 2 van artikel 5 van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 waarin de officieren van de Brandweerdienst woonachtig zijn, valt samen met het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering kan hierop vrijstellingen verlenen, op voorwaarde :
a) dat de officier op zijn kosten aangesloten is op het telefoonnet;
b) dat hij te allen tijde over een persoonlijk vervoermiddel beschikt om in een voorpost of in de dichtsbijgelegen kazerne van de Brandweerdienst te zijn binnen een tijdspanne van maximum 2 uur.
Het dienstrooster van de wacht en de verplichtingen voor de officieren van week worden opgenomen in het huishoudelijk reglement.
Sectie 2. Onverenigbaarheden
Artikel 36 Het ambt van lid van de Brandweerdienst is onverenigbaar met dat van een andere openbare of particuliere hulpdienst.
Bovendien is het ieder personeelslid van de brandweerdienst verboden werkzaam te zijn of belangen te hebben, zelfs via een tussenpersoon :
a) in ondernemingen die brandvoorkomingsmaatregelen bestuderen, toepassen of controleren;
b) in ondernemingen die materieel vervaardigen, vervoeren of verkopen voor brandbescherming of brandbestrijding.
Zodra de Brusselse Hoofdstedelijke Regering de miskenning van één der onverenigbaarheden of verbodsbepalingen constateert, wordt de betrokkene aangemaand om daaraan binnen de zes maanden een einde te maken.
Ieder lid dat geen gevolg geeft aan de aanmaning van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering kan een tuchtstraf oplopen.
Sectie 3. Ambtsneerlegging
Artikel 37 Het ambt van de leden van de Brandweerdienst eindig definitief door vrijwillig ontslag, ontslag van ambtswege of afzetting.
Voor vrijwillig ontslag geldt dezelfde regeling als die voor de andere ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Wanneer de betrokkene niet meer voldoet aan één der voorwaarden bepaald bij artikel 2, 2e lid, 1°, 2° en 6°, dan wordt door de benoemende overheid ontslag van ambtswege uitgesproken.
Afzetting wordt uitgesproken door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Titel 3. Het technisch en administratief kader
Artikel 38 De bepalingen van artikelen 15 en 16 van dit besluit zijn van toepassing op het technisch en administratief kader, met dien verstande dat de officier-dienstchef vervangen wordt door de leidend of adjunct-leidend ambtenaar en dat de officier verantwoordelijk voor de leiding van de stage, vervangen wordt door de personeelsverantwoordelijke.
Artikel 39 Het huishoudelijk reglement bepaalt de dienstbetrekkingen, de plichten van de personeelsleden en op algemene wijze de maatregelen betreffende de werking van de dienst en de uitvoering van de bepalingen van dit reglement.
Artikel 40 Het is de personeelsleden van de Brandweerdienst verboden naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder eender welke voorwendsel, individueel en voor zichzelf persoonlijk giften of beloningen te vragen of te ontvangen.
Artikel 41 Het ambt van de leden van de Brandweerdienst eindigt definitief door vrijwillig ontslag, ontslag van ambtswege of afzetting.
Voor vrijwillig ontslag geldt dezelfde regeling als die voor de andere ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Titel 4. Geldelijk statuut
Artikel 42 Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, is het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 oktober 1992 houdende bijzondere bezoldigingsmaatregelen voor het Ministerie en sommige instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toepasselijk op het personeel van de Brandweer.
De Regering bepaalt de weddeschalen van de bijzondere graden van de Brandweerdienst.
Het personeel van de Brandweerdienst geniet een tweetaligheidspremie volgens de modaliteiten bepaald in de beraadslaging van 27 juni 1973 van de Agglomeratieraad.
Titel 5. Overgangsbepalingen, opheffingsbepalingen en inwerkingtreding
Artikel 43 Onder voorbehoud van de verkregen rechten van de personeelsleden in dienst op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, wordt het voorlopig organiek reglement van de Brandweerdienst van 16 januari 1974 opgeheven.
Artikel 44 Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Artikel 45 De Minister van Openbaar Ambt en de Staatssecretaris, bevoegd voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 mei 1994,
De Minister-Voorzitter,
Ch. PICQUE
De Minister van Openbaar Ambt,
J. CHABERT
De Staatssecretaris,
V. ANCIAUX