Besluit van de Regering tot beperking van de negatieve gevolgen van de coronacrisis voor de werkgelegenheid

Date :
14-05-2020
Language :
Dutch
Size :
5 pages
Section :
Legislation
Source :
Numac 2020202393

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.
Hoofdstuk 1. Maatregelen betreffende de verhoogde staatstoelage binnen de sociale economie voor terbeschikkingstellingen in het kader van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn
Artikel 1 In afwijking van het koninklijk besluit van 11 juli 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie en in afwijking van het koninklijk besluit van 14 november 2002 tot toekenning van een verhoogde staatstoelage aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor specifieke initiatieven, gericht op sociale inschakeling, binnen de sociale economie, voor rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp kent de Regering de verhoogde staatstoelage ook toe aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Duitse taalgebied voor de terbeschikkingstellingen in het kader van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1° met het oog op de voortzetting van de sociale inschakeling in de vorm van een tewerkstelling van rechthebbenden op een leefloon of rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp geschiedt de tewerkstelling tijdens de periode tussen 1 maart 2020 en 31 mei 2020 bij een werkgever die niet erkend is als "specifiek sociale economie-initiatief" en;
  2° de terbeschikkingstelling aan het "specifiek sociale economie-initiatief" wordt vanaf 1 juni 2020 hervat.
  De minister bevoegd voor Werkgelegenheid kan de periode vermeld in het eerste lid, 1°, twee keer met dezelfde duur verlengen. In dat geval wordt de datum vermeld in het eerste lid, 2°, dienovereenkomstig verschoven.

Hoofdstuk 2. Wijziging van het besluit van de Regering van 10 december 2009 tot uitvoering van het decreet van 11 mei 2009 betreffende de erkenning van de uitzendbureaus en de controle op de particuliere arbeidsbemiddelingsbureaus
Artikel 2 In het besluit van de Regering van 10 december 2009 tot uitvoering van het decreet van 11 mei 2009 betreffende de erkenning van de uitzendbureaus en de controle op de particuliere arbeidsbemiddelingsbureaus, gewijzigd bij het besluit van de Regering van 24 oktober 2013, wordt een artikel 20.1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 20.1. In afwijking van artikel 9, § 1, tweede lid, wordt de daarin vermelde termijn van 30 juni voor het jaar 2020 met drie maanden verlengd tot 30 september.
  De Minister kan de termijn twee keer met dezelfde duur verlengen."

Hoofdstuk 3. Wijziging van het besluit van de Regering van 28 september 2018 tot uitvoering van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiFen AktiF PLUSmaatregel ter bevordering van de werkgelegenheid
Artikel 3 In het besluit van de Regering van 28 september 2018 tot uitvoering van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid wordt een hoofdstuk 6.1 ingevoegd, dat de artikelen 54.1 tot 54.5 omvat, luidende:
  "Hoofdstuk 6.1. - Tijdelijke maatregelen om de negatieve gevolgen van de coronacrisis te beperken
  Art. 54.1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn bedoeld om de negatieve gevolgen van de epidemie of pandemie van het coronavirus (COVID-19) in de Duitstalige Gemeenschap te beperken.
  Art. 54.2. De subsidies vermeld in de artikelen 11 en 13 van het decreet worden voor de periode van 1 juli 2020 tot 31 december 2020 telkens met 100 % verhoogd.
  De verhoging vermeld in het eerste lid geldt zowel voor de subsidies voor AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigden die tijdens de periode vermeld in het eerste lid in dienst getreden zijn, als voor AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigden die vóor de periode vermeld in het eerste lid in dienst getreden zijn.
  Art. 54.3. De subsidies vermeld in artikel 21 van het decreet worden voor de periode van 1 juli 2020 tot 31 december 2020 telkens met 100 % verhoogd.
  De verhoging vermeld in het eerste lid geldt alleen voor subsidies voor AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigden die in dienst getreden zijn binnen de periode vermeld in het eerste lid. Ze geldt niet voor AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigden die vóor de periode vermeld in het eerste lid in dienst getreden zijn.
  Art. 54.4. De subsidies vermeld in artikel 26 van het decreet worden voor de periode van 1 juli 2020 tot 31 december 2020 telkens met 100 % verhoogd.
  De verhoging vermeld in het eerste lid geldt alleen voor subsidies voor AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigden die in dienst getreden zijn binnen de periode vermeld in het eerste lid. Ze geldt niet voor AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigden die vóor de periode vermeld in het eerste lid in dienst getreden zijn.
  Art. 54.5. In afwijking van artikel 11, § 1, van het decreet wordt de AktiF-subsidie vermeld in artikel 11, § 2, tweede lid, van het decreet of de AktiF PLUS-subsidie vermeld in artikel 11, § 3, derde lid, van het decreet na het verstrijken van de in artikel 11, § 1, 1° en 2°, van het decreet vermelde periode, nog zes maanden toegekend aan alle in artikel 10 van het decreet vermelde werkgevers die tussen 13 maart 2020 en 30 september 2020 een AktiF-subsidie of een AktiF PLUS-subsidie ontvangen."

Hoofdstuk 4. Wijziging van het besluit van de Regering van 22 november 2018 tot vaststelling van de basisdotatie en de bijkomende dotaties in het kader van de AktiFen AktiF PLUSmaatregel ter bevordering van de werkgelegenheid
Artikel 4 In het besluit van de Regering van 22 november 2018 tot vaststelling van de basisdotatie en de bijkomende dotaties in het kader van de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid, gewijzigd bij ministerieel besluit van 15 oktober 2019, wordt een artikel 2.1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 2.1. Met behoud van de toepassing van de artikelen 1 en 2 kent de Regering voor de periode van 13 maart 2020 tot 31 december 2020 een bijzondere dotatie toe aan de werkgevers vermeld in artikel 24 van het decreet van 28 mei 2018 betreffende de AktiF- en AktiF PLUS-maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid.
  De bijzondere dotatie vermeld in het eerste lid wordt van 13 maart 2020 tot 30 juni 2020 toegekend in verhouding tot de uitbreiding van deeltijdse arbeidsovereenkomsten of nieuwe aanwervingen van AktiF- of AktiF PLUS-gerechtigden die verband houden met initiatieven ter bestrijding van de epidemie of pandemie van het coronavirus (COVID-19).
  Vanaf 1 juli 2020 staat de bijzondere dotatie vermeld in het eerste lid in verhouding tot de AktiF- en AktiF PLUS-subsidies die vanaf die datum voor nieuwe aanwervingen worden toegekend.
  De Minister bepaalt de nadere regels voor de aanvraag en de uitbetaling."

Hoofdstuk 5. Wijziging van het besluit van de Regering van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden
Artikel 5 In hoofdstuk 5, afdeling 1, van het besluit van de Regering van 13 december 2018 betreffende beroepsopleidingen voor werkzoekenden wordt een artikel 38.1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 38.1. Crisispremie bij onderbreking of stopzetting van de individuele beroepsopleiding in een onderneming op grond van de COVID-19-pandemie
  § 1. Dit artikel is van toepassing op:
  1° werkloze werkzoekenden of uitkeringsgerechtigde volledig werklozen die, op grond van de COVID-19-pandemie en de beslissingen die de Nationale Veiligheidsraad naar aanleiding daarvan heeft genomen, hun activiteit in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming tijdelijk niet kunnen uitoefenen;
  2° werkloze werkzoekenden of uitkeringsgerechtigde volledig werklozen van wie de individuele beroepsopleiding in een onderneming, op grond van de COVID-19-pandemie en de beslissingen die de Nationale Veiligheidsraad naar aanleiding daarvan heeft genomen, voortijdig werd stopgezet.
  § 2. De personen vermeld in § 1 openen het recht op een crisispremie, op voorwaarde dat:
  1° ze op 12 maart 2020 via de in artikel 37 vermelde overeenkomst tewerkgesteld waren of sinds die datum een dergelijke overeenkomst ondertekend hebben;
  2° de voorwaarde vermeld in § 5 vervuld is.
  § 3. De crisispremie vermeld in § 2 wordt maandelijks uitbetaald voor de volgende periodes:
  1° voor de personen vermeld in § 1, 1°: voor de periode waarin ze hun activiteit niet kunnen uitoefenen en daardoor geen recht hebben op de productiviteitspremie vermeld in artikel 38, 1°. De in aanmerking te nemen periode begint ten vroegste op 12 maart 2020 en eindigt ten laatste op 30 juni 2020;
  2° voor de personen vermeld in § 1, 2° : voor de duur van de overeenkomst die nog rest vanaf de dag van de stopzetting van de individuele beroepsopleiding in een onderneming. De in aanmerking te nemen periode begint ten vroegste op 12 maart 2020 en eindigt ten laatste op 30 juni 2020.
  De Minister kan de einddatum vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, drie keer met één maand verschuiven.
  § 4. De maandelijkse crisispremie vermeld in de § § 2 tot 3 stemt overeen met het verschil tussen 70 procent van het belastbare loon vermeld in artikel 38, 1°, en het daar vermelde vervangingsinkomen. Als het verschil negatief is, wordt geen crisispremie betaald.
  In geval van deeltijdse tewerkstelling wordt de crisispremie berekend in verhouding tot de arbeidstijdregeling.
  Als betrokkene geen recht heeft op een volledige maandelijkse crisispremie stemt de maandelijkse crisispremie overeen met het resultaat dat bekomen wordt door de desbetreffende crisispremie te vermenigvuldigen met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan het aantal werkdagen van de maand en de teller gelijk is aan het aantal werkdagen waarop geen arbeidsprestaties verricht konden worden op grond van de COVID-19-pandemie en de beslissingen die naar aanleiding daarvan door de Nationale Veiligheidsraad werden genomen.
  § 5. De crisispremie kan alleen uitbetaald worden, als de personen vermeld in § 2, voor de periodes vermeld in § 3, geen vervangingsinkomen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ontvangen waarop ze vóór de situaties vermeld in § 1 nog geen recht hadden.
  § 6. Om het recht op de crisispremie te openen, dienen de personen vermeld in § 2 een aanvraag in bij de dienst voor arbeidsbemiddeling. Die aanvraag bevat de volgende gegevens:
  1° de bevestiging van de werkgever dat de aanvraag wordt ingediend op grond van de situaties vermeld in § 1;
  2° een verklaring op erewoord van de persoon vermeld in § 2, waaruit blijkt dat hij geen vervangingsinkomen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ontvangt waarop hij vóór de situaties vermeld in § 1 nog geen recht had;
  3° het rekeningnummer van de persoon vermeld in § 2 waarop de crisispremie kan worden gestort.
  De aanvraag moet uiterlijk op 14 juli 2020 bij de dienst voor arbeidsbemiddeling binnenkomen. De datum van de poststempel geldt als indieningsdatum. Als de einddatum vermeld in § 3 wordt verschoven, wordt ook die termijn met dezelfde duur verlengd.
  De crisispremie kan pas uitbetaald worden als de aanvraag is binnengekomen. Als de aanvraag niet-ontvankelijk is, deelt de dienst dat schriftelijk mee aan de aanvrager.
  § 7. Met behoud van de toepassing van artikel 11 moeten de personen vermeld in § 2 elke wijziging van hun vervangingsinkomen tijdens de periode vermeld in § 3 meedelen aan de dienst voor arbeidsbemiddeling.
  Dat geldt ook voor vervangingsinkomens van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn waarop ze vóór de situaties vermeld in § 1 nog geen recht hadden.
  Voor de personen vermeld in § 1, 1°, dient de werkgever binnen de eerste zeven werkdagen van de maand bij de dienst voor arbeidsbemiddeling een overzicht in van de arbeidsprestaties en afwezigheden van de vorige maand.
  § 8. De crisispremie wordt maandelijks uitbetaald door de dienst voor arbeidsbemiddeling. De uitbetaling geschiedt binnen de eerste vijftien werkdagen van de maand die volgt op de maand waarop de crisispremie betrekking heeft.
  In afwijking van het eerste lid heeft de crisispremie, die pas wordt betaald nadat de aanvraag vermeld in § 6 is binnengekomen, betrekking op de volgende periode:
  1° voor de personen vermeld in § 1, 1°: de periode tussen 12 maart 2020 en de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de crisispremie wordt uitbetaald;
  2° voor de personen vermeld in § 1, 2°: de periode tussen de dag waarop de individuele beroepsopleiding in een onderneming wordt stopgezet en de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de crisispremie wordt uitbetaald.
  § 9. Als de persoon vermeld in § 2 ten onrechte een crisispremie heeft ontvangen of als de wijziging van zijn vervangingsinkomen pas aan de dienst voor arbeidsbemiddeling werd meegedeeld nadat de crisispremie werd uitbetaald, verrekent de dienst voor arbeidsbemiddeling die bedragen met de crisispremies van de volgende maanden. Als dat niet mogelijk is, vordert de dienst voor arbeidsbemiddeling de desbetreffende bedragen terug.
  De crisispremie wordt overeenkomstig het eerste lid als "ten onrechte uitbetaald" beschouwd, als:
  1° de inlichtingen die tot het ontvangen van de crisispremie geleid hebben, bedrieglijk of vals zijn;
  2° de persoon de crisispremie heeft ontvangen, hoewel hij niet of niet meer aan de toekenningsvoorwaarden voldoet."

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 6 Dit besluit treedt in werking de dag waarop het wordt aangenomen.

Artikel 7 De minister bevoegd voor Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.