Besluit van de Vlaamse regering houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel.

Date :
15-07-2002
Language :
French Dutch
Size :
136 pages
Section :
Legislation
Source :
Numac 2002036336

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.
Paart 1. TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN

Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied

Artikel 1.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) Dit besluit is van toepassing op het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en op het personeel ervan, tenzij anders bepaald in dit besluit.

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen

Artikel 1.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° ministerie : het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
  2° diensten van de Vlaamse regering : het ministerie en de Vlaamse wetenschappelijke instellingen;
  3° personeelsleden : de ambtenaren, de stagiairs en de contractuele personeelsleden van het ministerie. Bij verwijzing naar een personeelslid wordt hierna de mannelijke vorm gebruikt;
  4° ambtenaar : elk personeelslid dat in vast dienstverband benoemd is;
  5° stagiair : elk personeelslid dat toegelaten is tot een proeftijd met het oog op een vaste benoeming;
  6° contractueel personeelslid : elk personeelslid dat in dienst genomen is bij arbeidsovereenkomst overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
  7° secretaris-generaal : de ambtenaar die belast is met de leiding van een departement;
  8° leidend ambtenaar :
  - de ambtenaar die belast is met de leiding van een administratie;
  - de secretaris-generaal voor de bovenbouw van zijn departement behalve indien aan het hoofd van een onderdeel van deze bovenbouw een ambtenaar van rang A3 staat, die in dat geval leidend ambtenaar is van dat onderdeel;
  9° afdelingshoofd : elke ambtenaar die belast is met de leiding van een afdeling;
  10° lijnmanager : secretaris-generaal, leidend ambtenaar, afdelingshoofd, contractbeheerder, strategiebeheerder, coördinator IT-relatiebeheer, beheerder interne IT-dienstverlening, preventieadviseur-coördinator, secretaris van de Vlaamse Raad voor wetenschapsbeleid, ambtenaar van de rang A1 met een diensthoofdentoelage, het contractuele personeelslid dat leiding geeft over een entiteit vermeld in een van de organigrammen in bijlage 1 bij dit besluit, manager-auditor, directeur van secretariaat van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen;
  11° benoemende overheid : voor de ambtenaar van de rang A3 en A4 de Vlaamse regering, en voor de ambtenaar van de rang A2 en lager de secretaris-generaal;
  12° de functioneel bevoegde Vlaamse minister : het lid van de Vlaamse regering dat overeenkomstig de bevoegdheidsverdeling binnen deze regering bevoegd is voor een aantal materies die krachtens de Grondwet en de bijzondere wetten tot hervorming der instellingen toevertrouwd zijn aan de Vlaamse Gemeenschap en/of het Vlaamse Gewest;
  13° Vlaamse openbare instelling met een vergelijkbaar personeelsstatuut : de Vlaamse Openbare Instellingen die onder het stambesluit VOI vallen;
  14° raadgever : een personeelslid, in actieve dienst of gepensioneerd, een advocaat of een afgevaardigde van een vakorganisatie.
  (15° volledige prestaties : prestaties die gemiddeld 38 uren per week bedragen.) <BVR 2003-01-31/42, Art. 1, 006; En vigueur : 31-01-2003>
  (16° een onregelmatigheid: een nalatigheid, misbruik of misdrijf, als bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.) <BVR 2006-01-27/41, Art. 1, 012; En vigueur : 15-06-2005>

Artikel 1.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Wat de regeling van de rechtspositie van het personeel betreft, worden als een administratieve eenheid beschouwd :
  1° de diensten van de Vlaamse regering, met uitzondering van het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke instellingen, voor :
  a) de bevorderingen via examen (...) of bekwaamheidsproef; <BVR 2003-01-31/42, Art. 2, 003; En vigueur : 01-06-2001>
  b) de bevordering in rang A3;
  c) de aanwijzing in een mandaatgraad in niveau A;
  d) (...) <BVR 2004-11-19/53, Art. 1, 010; En vigueur : 19-11-2004>
  e) de tijdelijke aanstelling tot preventieadviseur, junior auditor en senior auditor;
  2° het ministerie voor :
  a) de aanwerving;
  b) de bevordering in rang A4;
  c) de interne arbeidsmarkt voor ambtenaren van (rang A4); <BVR 2004-11-19/53, Art. 1, 010; En vigueur : 19-11-2004>
  d) de interdepartementale wijziging van dienstaanwijzing van ambtenaren van rang A2;
  e) de tijdelijke aanstelling tot opdrachthouder, projectleider, staflid en expert;
  3° de diensten van de Vlaamse regering, met uitzondering van het wetenschappelijk personeel van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen, en de Vlaamse openbare instellingen met een vergelijkbaar personeelsstatuut (...) (voor :
  a) de herplaatsing;
  b) de interne arbeidsmarkt voor ambtenaren tot en met rang A3); <BVR 2003-01-31/42, Art. 2, 003; En vigueur : 01-06-2001> <BVR 2004-11-19/53, Art. 1, 010; En vigueur : 19-11-2004>
  4° de departementen en de verzelfstandigde entiteiten, in alle andere gevallen.
  § 2. Voor de toepassing van dit besluit op de personeelsleden bij de provinciale afdelingen van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden, worden deze provinciale afdelingen gelijkgesteld met departementen en worden de bevoegdheden van de secretaris-generaal en van de leidend ambtenaar uitgeoefend door de provinciegouverneur, met uitzondering van de bevoegdheden bepaald in de artikelen II 28, III 6, § 2, IV 21, VI 1, § 2 en § 3, VIII 39, VIII 48, VIII 50, VIII 51 en VIII 64, § 3.

Artikel 1.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) Alle bij dit besluit aan een personeelslid toegewezen bevoegdheden kunnen door dit personeelslid worden gedelegeerd aan de onder zijn gezag staande :
  a) ambtenaren;
  b) contractuele personeelsleden met hiërarchische bevoegdheid overeenkomstig artikel XIV 13,
  behalve de bevoegdheden vermeld in delen IX en X van dit besluit.

Artikel 1.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Aan de personeelsbehoeften van het ministerie wordt voldaan door ambtenaren en stagiairs. Uitzonderlijk en enkel om de redenen opgesomd in artikel XIV 2 kunnen contractuele personeelsleden worden ingezet.
  § 2. (De vacatures worden ingevuld op basis van personeelsplannen, vastgesteld door de leidend ambtenaar en goedgekeurd door de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling.) <BVR 2004-11-19/53, Art. 2, 010; En vigueur : 19-11-2004>
  § 3. Een personeelsplan is een overzicht, uitgedrukt in functies en indien mogelijk in graden, van het aantal personeelsleden, nodig om in een bepaalde entiteit via welomschreven processen en met behulp van informatietechnische hulpmiddelen een vooropgesteld doel te bereiken.

Artikel 1.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Na beëindiging van een mandaat, opdracht of tijdelijke aanstelling krijgt de ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing binnen of buiten het departement, indien zijn betrekking tijdens het mandaat, de opdracht of de tijdelijke aanstelling werd vacant verklaard.
  Tijdens het mandaat, de opdracht of de tijdelijke aanstelling behoudt de ambtenaar zijn loopbaanmogelijkheden binnen het departement van oorsprong.
  § 2. In afwijking op § 1, eerste lid is er wel een recht op terugkeer naar de oorspronkelijke betrekking voor de ambtenaren die een ambt uitoefenen op een kabinet.

Artikel 1.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 3, 010; En vigueur : 19-11-2004> § 1. Vacante betrekkingen worden bij voorrang ingevuld door herplaatsing.
  § 2. Als herplaatsing niet mogelijk is, en er geen bepaling is die voorschrijft hoe in een vacante betrekking moet worden voorzien, kiest de benoemende overheid of ze die betrekking invult via de aanwerving, en/of de interne arbeidsmarkt, en/of de bevordering.
  (Als de vacante betrekking wordt ingevuld via een algemeen wervingsexamen, wordt tezelfdertijd ook een beroep gedaan op de procedures van de interne arbeidsmarkt en de bevordering via examen of bekwaamheidsproef. De vacature wordt ingevuld op de wijze, bepaald in §, 3.) <BVR 2006-01-27/41, Art. 2, 012; En vigueur : 01-12-2005>
  § 3. Als de benoemende overheid zich beroept op meerdere procedures om een vacature in te vullen, worden de in aanmerking komende kandidaten opgeroepen voor dezelfde functiespecifieke selectie.
  De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken organiseert de functiespecifieke selectie en stelt het programma ervan vast in overleg met het departement in kwestie. Het programma bepaalt onder meer uit hoeveel gedeelten de selectie bestaat, alsook de duur en de volgorde van de verschillende gedeelten.
  De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken stelt de lijst van de geslaagden vast.
  De benoemende overheid kiest op zorgvuldige wijze de meest geschikte kandidaat voor een bepaalde functie.
  De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met de functiebeschrijving van de vacature, het gewenste profiel en de beoordeling van de selectietest(s).
  § 4. Onverminderd de bepalingen van dit besluit, bepaalt bijlage 4 bij dit besluit voor de vacatures in alle graden of ze via aanwerving en/of bevordering kunnen worden ingevuld met eventuele vermelding van de aanvullende en bijzondere voorwaarden inzake beroepskwalificatie, alsmede voor elke bevorderingsgraad de lijst van graden die er toegang toe verlenen.

Artikel 1.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) In het ministerie geldt een standaardwerktijdregeling met onderscheid tussen stamtijden, glijtijden en bereikbaarheid van de dienst.
  In afwijking van deze standaardwerktijdregeling kan de secretaris-generaal voor specifieke organisatorische eenheden en/of werkzaamheden een bijzondere werktijdregeling vaststellen.

Artikel 1.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het persoonlijk dossier van de ambtenaar omvat uitsluitend administratieve stukken.
  Aanbevelingen waaruit een levensbeschouwelijke, ideologische of politieke overtuiging blijkt, mogen niet voorkomen in het persoonlijk dossier.

Hoofdstuk 3. Overgangsbepalingen <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 3; En vigueur : 01-12-2005>

Artikel 1.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 3; En vigueur : 01-12-2005> De lopende procedures die aangevat waren voor de datum van goedkeuring van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 15 juli 2002, wat betreft de klokkenluiders, de landbouwattachés, het bevallingsverlof, de pensioenleeftijd, de coördinator integriteitszorg en andere bepalingen, en waarbij tezelfdertijd een beroep werd gedaan op de procedures van de aanwerving, de interne arbeidsmarkt en de bevordering, worden voortgezet overeenkomstig artikel I 7, § 3, met de in aanmerking komende kandidaten van voor die datum van goedkeuring.

Paart 2. ORGANISATIE EN WERKING VAN HET MINISTERIE

Titel 1. De structuur van het ministerie

Artikel 2.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het ministerie is ingedeeld in departementen waarvan het organigram is vastgesteld in bijlage 1 bij dit besluit.

Titel 2. De directieraden

Hoofdstuk 1. Samenstelling

Artikel 2.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) In het ministerie functioneren de hiernavolgende directieraden :
  1° het college van secretarissen-generaal : voor het ministerie;
  2° de departementale directieraad : voor elk departement;
  3° het college van afdelingshoofden : voor elke administratie en voor de bovenbouw van elk departement;
  4° de afdelingsraad : voor elke provinciale afdeling van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden.

Artikel 2.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het college van secretarissen-generaal is samengesteld uit de secretarissen-generaal en wordt voorgezeten door de secretaris-generaal van het departement Coördinatie, die tevens secretaris is van de Vlaamse regering.

Artikel 2.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) De departementale directieraden zijn samengesteld uit de secretaris-generaal en de leidend ambtenaren en worden voorgezeten door de secretaris-generaal.

Artikel 2.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) De colleges van afdelingshoofden zijn samengesteld uit de leidend ambtenaar en de betrokken afdelingshoofden en worden voorgezeten door de leidend ambtenaar.

Artikel 2.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) De afdelingsraden zijn samengesteld uit de provinciegouverneur, het afdelingshoofd en de ambtenaren die door de provinciegouverneur worden uitgenodigd, en worden voorgezeten door de provinciegouverneur.

Hoofdstuk 2. Werking

Artikel 2.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) Elke directieraad stelt een huishoudelijk reglement op dat ten minste bepaalt :
  1° de frequentie van de vergaderingen;
  2° het vereiste quorum en de vereiste meerderheid voor de geldigheid van zijn beslissingen;
  3° de wijze van stemmen.

Artikel 2.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) Elke individuele beslissing betreffende personeelsleden wordt genomen bij geheime stemming over het gemotiveerd voorstel van de voorzitter, dat geformuleerd wordt na beraadslaging in de betrokken directieraad.

Hoofdstuk 3. Bevoegdheden

Artikel 2.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Onverminderd zijn bevoegdheden voortvloeiend uit de regeling van de rechtspositie, is het college van secretarissen-generaal belast met het bestuur van het ministerie en met de beleidscoördinatie tussen de departementen.
  § 2. Het college kan administraties met een horizontale opdracht en/of de staf Centrale Coördinatie belasten met de voorbereiding van een dossier en met de leiding over of de medewerking aan een door het college samengesteld projectteam van ambtenaren uit de betrokken departementen.

Artikel 2.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) Onverminderd zijn bevoegdheden voortvloeiend uit de regeling van de rechtspositie, is de departementale directieraad belast met het bestuur van het departement. In die zin beraadslaagt hij over de algemene werking en de organisatie van het departement, met inbegrip van het functioneren van de matrix-organisatiestructuur.

Artikel 2.11 (Zie NOTA'S onder opschrift) Onverminderd zijn bevoegdheden voortvloeiend uit de regeling van de rechtspositie, is het college van afdelingshoofden belast met het bestuur van de administratie. In die zin beraadslaagt het college van afdelingshoofden over de algemene werking en de organisatie van de administratie.

Artikel 2.12 (Zie NOTA'S onder opschrift) Onverminderd zijn bevoegdheden voortvloeiend uit de regeling van de rechtspositie, is de provinciale afdelingsraad, vermeld in artikel II 2, 4°, bevoegd voor :
  - de bespreking van het beleid in het kader van de afspraken die tussen de Vlaamse provinciegouverneurs gemaakt zijn;
  - de bespreking van de vergaderingen van het college van afdelingshoofden, met inbegrip van de rapportering over de beslissingen van het college van secretarissen-generaal en van de departementale directieraad;
  - de vastlegging van het beleid en van de interne organisatie van de afdeling en van de afdelingsspecifieke doelstellingen;
  - het formuleren, ten behoeve van het college van afdelingshoofden, van voorstellen inzake de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van het beleid;
  - het formuleren van voorstellen inzake toekenning van functioneringstoelagen en beslissingen tot loopbaanvertraging en inzake bevorderingen door verhoging in graad binnen de niveaus B, C en D van de ambtenaren van de provinciale afdeling.

Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen

Artikel 2.13 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor de toepassing van dit besluit op de personeelsleden van de entiteit Sturing en Controle Informatica worden de bevoegdheden van de departementale directieraad en van het college van afdelingshoofden gezamenlijk uitgeoefend door de ICT-manager, de contractbeheerder, de strategiebeheerder en de coördinator IT-relatiebeheer. De bevoegde directieraad voor deze laatsten is het college van secretarissen-generaal.

Artikel 2.14 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor de toepassing van dit besluit op de personeelsleden van de entiteit Interne Audit worden de bevoegdheden van de departementale directieraad en van het college van afdelingshoofden uitgeoefend door het hoofd van de entiteit Interne Audit samen met de manager-auditors, en bij ontstentenis van deze laatsten samen met de voorzitter van het college van secretarissen-generaal.
  Voor de manager-auditors worden deze bevoegdheden uitgeoefend door de Vlaamse regering, die tevens als bevoegde directieraad optreedt voor het hoofd van de entiteit Interne Audit.

Titel 3. De raad van beroep

Artikel 2.15 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Bij de diensten van de Vlaamse regering wordt een raad van beroep opgericht die bestaat uit drie kamers.
  De eerste kamer neemt kennis van elk beroep dat de ambtenaar of de stagiair instelt tegen de uitspraak van een tuchtstraf of van de schorsing in het belang van de dienst.
  De tweede kamer neemt kennis van elk beroep dat de stagiair instelt tegen een voorstel tot negatief eindverslag over de stage, en dat de ambtenaar instelt tegen :
  1° de evaluatie onvoldoende;
  2° een vormgebrek tijdens de evaluatieprocedure;
  3° de beslissing tot loopbaanvertraging.
  De derde kamer neemt kennis van elk beroep dat de ambtenaar instelt tegen de weigering van het verlof voor deeltijdse prestaties en van het gecontingenteerd verlof.
  § 2. De raad van beroep heeft een adviserende bevoegdheid.

Artikel 2.16 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Elke kamer van de raad van beroep wordt voorgezeten door een magistraat of magistraat in ruste, benoemd door de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), en is verder samengesteld uit assessoren, aangewezen voor de ene helft door de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken, en voor de andere helft door de representatieve vakbonden vertegenwoordigd in het sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest. Elk van de representatieve vakbonden heeft recht op één assessor. De assessoren aangewezen door de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken, behoren tot het niveau A en zijn titularis van een gelijke of een hogere rang dan de verzoeker. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 2. (Zowel de voorzitter of plaatsvervangend voorzitter als de assessoren hebben stemrecht in de drie kamers van de raad van beroep.) <BVR 2003-01-31/42, Art. 3, 006; En vigueur : 01-01-2003>
  Voor elke kamer wordt door de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken een ambtenaar aangesteld als secretaris en plaatsvervangend secretaris; deze zijn niet stemgerechtigd.
  § 3. Bij de effectieve samenstelling van de raad van beroep per zaak mag ten hoogste 4/7 van de leden van hetzelfde geslacht zijn.
  § 4. De raad van beroep is per zaak effectief samengesteld uit een voorzitter, één assessor namens elke representatieve vakorganisatie en evenveel assessoren namens de overheid.
  § 5. De raad van beroep beraadslaagt geldig indien per zaak alle leden vermeld in § 4 aanwezig zijn. Indien nochtans na de eerste oproeping de raad niet voltallig aanwezig is, vergadert hij een tweede maal geldig ongeacht het aantal aanwezigen. In dit geval is § 3 niet van toepassing.

Artikel 2.17 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het huishoudelijk reglement van de raad van beroep wordt vastgesteld tijdens een door de voorzitter samengeroepen vergadering waarop afvaardigingen van de overheid en de vakorganisaties worden uitgenodigd. Het reglement is rechtsgeldig vastgesteld indien de meerderheid van de opgeroepen leden aanwezig is op deze vergadering; bij de stemming over het reglement wordt zo nodig de pariteit door loting hersteld.
  Het huishoudelijk reglement wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling ), en wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 2.18 (Zie NOTA'S onder opschrift) In elke zaak wijst de secretaris-generaal van het departement of het hoofd van de wetenschappelijke instelling waaronder de belanghebbende ambtenaar ressorteert een ambtenaar aan om het betwiste voorstel van de overheid te verdedigen.
  Wat de ambtenaar van rang A4 of het hoofd van de wetenschappelijke instelling betreft wijst de Vlaamse minister (bevoegd voor het specifiek beleid inzake personeel) of de functioneel bevoegde Vlaamse minister die de tuchtstraf voorstelt een advocaat aan om het voorstel van de overheid te verdedigen. <BVR 2004-11-19/53, Art. 46, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 2.19 (Zie NOTA'S onder opschrift) Kunnen niet optreden als lid van de raad van beroep :
  1° de verzoeker zelf en zijn raadgever, de advocaat en de ambtenaar die het voorstel van de overheid verdedigt; het advies vermeldt de naleving van het verbod.
  2° een ambtenaar die betrokken is bij de afwikkeling van de procedure voorafgaand aan of volgend op het advies van de raad, of diens bloed- en aanverwant tot de tweede graad.
  Bovendien kan de verzoeker zonder opgave van reden tot uiterlijk twee werkdagen vóór de datum van de zitting de assessoren aangeduid door de vakorganisaties of de assessoren aangewezen door de leidend ambtenaar administratie Ambtenarenzaken, wraken.
  Indien evenwel de werking van de raad van beroep verhinderd wordt door een algemene wraking of indien ten gevolge van een meervoudige wraking de termijn verstrijkt waarbinnen de raad van beroep zijn advies moet uitbrengen, wordt dit advies automatisch geacht negatief te zijn.

Artikel 2.20 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De raad van beroep hoort de stagiair of ambtenaar alvorens een gemotiveerd advies te formuleren.
  Behalve bij gewettigde verhindering verschijnt de verzoeker persoonlijk; hij mag zich voor zijn verdediging laten bijstaan door een raadgever of bij gewettigde verhindering zich door die raadgever laten vertegenwoordigen.
  § 2. Indien de stagiair of ambtenaar, ofschoon volgens de voorschriften opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, of zich niet laat vertegenwoordigen bij gewettigde afwezigheid, wordt de stagiair of ambtenaar geacht af te zien van zijn beroep. De uitspraak of beslissing vóór het beroep wordt in dit geval de definitieve uitspraak of beslissing.

Artikel 2.21 (Zie NOTA'S onder opschrift) De raad van beroep stuurt onverwijld haar gemotiveerd advies toe aan de verzoeker, bij aangetekend schrijven, en aan de voor de beslissing bevoegde overheid.

Artikel 2.22 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Aan de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van de drie kamers in de raad van beroep wordt een presentiegeld van 100 euro (aan 100 %) per zitting van een halve dag toegekend. Dit bedrag wordt geïndexeerd overeenkomstig artikel XIII 8.
  § 2. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de assessoren ontvangen een vergoeding voor verblijf- en reiskosten overeenkomstig de regeling die van toepassing is op de ambtenaar van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

Titel 4. De secretarissengeneraal, de leidend ambtenaren en de afdelingshoofden

Hoofdstuk 1. Bevoegdheden van algemene aard

Artikel 2.23 (Zie NOTA'S onder opschrift) De secretaris-generaal is belast met het hoog toezicht over de administraties en de afdelingen van zijn departement. Hij coördineert de werkzaamheden en zorgt voor de eenheid van het bestuur ervan.
  Hij draagt zorg voor de coördinatie en de integratie van het beleid binnen zijn departement en voor de relatie tussen de ambtenaren enerzijds en de Vlaamse regering en de bevoegde leden ervan anderzijds.
  Hij zit de departementale directieraad voor, oefent gezag uit over het personeel van zijn departement en zorgt voor de tucht, de orde en de organisatie van de afdelingen.
  Hij neemt de voor zijn departement bestemde zendingen in ontvangst en ondertekent de briefwisseling inzake het functioneren van zijn departement die de Vlaamse regering of het bevoegde lid ervan niet bindt.

Artikel 2.24 (Zie NOTA'S onder opschrift) Onverminderd artikel II 23 en bij ontstentenis van bijzondere bepalingen die door de Vlaamse regering vastgesteld zijn met betrekking tot een welbepaald departement of een welbepaalde administratie, is de leidend ambtenaar voor zijn sector de hoogste ambtelijke autoriteit tav het bevoegde lid of de bevoegde leden van de Vlaamse regering.
  Hij is verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur in zijn afdelingen en signaleert elk probleem met betrekking tot het personeel, het functioneren, de organisatie of de huisvesting van die afdelingen aan zijn secretaris-generaal.
  Hij rapporteert periodiek aan zijn secretaris-generaal over het gebruik van de aan hem gedelegeerde bevoegdheden.

Artikel 2.25 (Zie NOTA'S onder opschrift) Onverminderd de artikelen II 23 en II 24 is het afdelingshoofd verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur in zijn afdeling en draagt hij, onder meer via zijn deelname aan het college van afdelingshoofden, bij tot de voorbereiding van beleidsbeslissingen.
  Hij rapporteert periodiek aan zijn leidend ambtenaar over het gebruik van de hem gedelegeerde bevoegdheden.

Hoofdstuk 2. Specifieke bevoegdheden van de secretarisgeneraal inzake algemene werking en de organisatie van zijn departement

Artikel 2.26 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De secretaris-generaal treedt voor zijn departement op als ordonnateur met betrekking tot de in het bestaansmiddelenprogramma van de administratieve begroting opgenomen basisallocaties waarover departementaal kan worden beslist.
  De secretaris-generaal van een departement met horizontale bevoegdheden treedt, wat de tot zijn departement behorende bevoegdheden betreft, op als ordonnateur met betrekking tot de in het bestaansmiddelenprogramma van de administratieve begroting opgenomen basisallocaties waarover interdepartementaal moet worden beslist.
  § 2. Elke secretaris-generaal verstrekt, wat hem betreft, jaarlijks aan de Vlaamse regering een beleidsrapport over de besteding van de bestaansmiddelenbegroting, over de verwachte evoluties en over de voorgestelde beleidsmaatregelen.

Artikel 2.27 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De secretaris-generaal is bevoegd om, in het kader van de algemene werking van zijn departement, bestekken voor werken, leveringen of diensten of de bescheiden die ze vervangen goed te keuren, de wijze te kiezen waarop de opdrachten worden gegund, opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten te gunnen en in te staan voor de uitvoering ervan. Deze machtiging geldt slechts binnen de perken van de geopende kredieten en van de volgende ramingen of bedragen (exclusief BTW) :
  1° indien de opdracht gegund wordt bij middel van een openbare of beperkte aanbesteding :
  a) voor een opdracht van werken of van leveringen : 500 000 euro;
  b) voor een opdracht van diensten : 250 000 euro;
  2° indien de opdracht gegund wordt bij middel van een algemene of beperkte offerteaanvraag :
  a) voor een opdracht van werken of van leveringen : 150 000 euro;
  b) voor een opdracht van diensten : 75 000 euro;
  3° indien de opdracht gegund wordt bij middel van een onderhandelingsprocedure met bekendmaking :
  a) voor een opdracht van werken of van leveringen : 150 000 euro;
  b) voor een opdracht van diensten : 75 000 euro;
  4° indien de opdracht gegund wordt bij middel van een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking : 65 000 euro.
  Hij is tevens bevoegd om :
  1° met betrekking tot de in het eerste lid vermelde opdrachten :
  a) gemotiveerde afwijkingen toe te staan op de essentiële bepalingen en voorwaarden, overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken;
  b) boeten kwijt te schelden;
  c) prijsherzieningen, voortvloeiend uit de betrokken overeenkomsten, goed te keuren zonder beperking van bedrag;
  d) verrekeningen, andere dan voormelde herzieningen, goed te keuren in zover hieruit geen bijkomende uitgaven van meer dan 25 % voortvloeien en ze 33 500 euro niet overschrijden;
  2° uitgaven voor het functioneren van zijn departement goed te keuren, die buiten de toepassing vallen van de wetgeving op de overheidsopdrachten : onbeperkt voor portkosten, telefoonrekeningen en voor de levering van water, gas en electriciteit; beperkt tot een bedrag van maximum 27 000 euro per beslissing in andere gevallen. Deze bevoegdheid geldt niet voor uitgaven die voortvloeien uit vonnissen of arresten, dadingen of schulderkenningen.
  De in de vorige leden vermelde bedragen zijn exclusief de belasting over de toegevoegde waarde.
  § 2. De bepalingen van § 1 zijn slechts van toepassing in zover ze betrekking hebben op uitgaven op het interdepartementaal bestaansmiddelenprogramma van de administratieve begroting waarover, overeenkomstig artikel II 26, § 1, eerste lid, departementaal kan worden beslist. Zij zijn evenwel eveneens van toepassing op de in het tweede lid van hetzelfde artikel bedoelde secretarissen-generaal, ieder wat hem betreft, inzake basisallocaties waarover interdepartementaal moet worden beslist.
  § 3. De secretaris-generaal is bevoegd om :
  1° de verkoopprijs vast te stellen van publicaties die uitgaan van zijn departement en waarvoor kredieten op de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap werden uitgetrokken, onverminderd de regels van de begrotingscontrole;
  2° zendingen toe te staan aan de personeelsleden van zijn departement;
  3° het totaal bedrag aan kilometerkrediet en de verdeling ervan binnen zijn departement vast te stellen, binnen het voor zijn departement vastgestelde bedrag voor de betaling van reis- en verblijfkosten;
  4° personeelsleden van zijn departement toestemming te geven gebruik te maken van een eigen voertuig;
  5° de besluiten te nemen inzake de vaststelling van het salaris en de toekenning van vergoedingen en toelagen aan de ambtenaren van zijn departement;
  6° aan derden die namens het ministerie optreden, alle onkosten die uit de dienstreis voortvloeien te vergoeden;
  7° aan de representatieve vakorganisaties de toelating te verlenen om vergaderingen te beleggen in de lokalen van de administratie.

Hoofdstuk 3. De tijdelijke vervanging

Artikel 2.28 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De secretaris-generaal die tijdelijk afwezig of verhinderd is, kan een leidend ambtenaar van zijn departement aanwijzen om hem te vervangen.
  § 2. De leidend ambtenaar die tijdelijk afwezig of verhinderd is, kan een afdelingshoofd, behorend tot zijn administratie, aanwijzen om hem te vervangen, of bij ontstentenis een personeelslid van niveau A.

Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen

Artikel 2.29 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor de toepassing van dit besluit op de personeelsleden van de entiteit Sturing en Controle Informatica oefent de ICT-manager de bevoegdheden uit die in dit besluit worden toegewezen aan de secretaris-generaal, de leidend ambtenaar en het afdelingshoofd.

Artikel 2.30 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor de toepassing van dit besluit op de personeelsleden van de entiteit Interne Audit oefent het hoofd van de entiteit Interne Audit de bevoegdheden uit die in dit besluit worden toegewezen aan de secretaris-generaal, de leidend ambtenaar en het afdelingshoofd.

Paart 3. Rechten en plichten

Hoofdstuk 1. Deontologische rechten en plichten

Artikel 3.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar oefent zijn ambt op een loyale en correcte wijze uit onder het gezag van zijn hiërarchische meerderen.
  De ambtenaar zet zich op een actieve en constructieve wijze in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van het ministerie.
  § 2. In de omgang met anderen en in de contacten met het publiek respecteert de ambtenaar de persoonlijke waardigheid.

Artikel 3.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar heeft recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn ambt.
  Onverminderd de reglementering inzake openbaarheid van bestuur, is het hem enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op :
  1° de veiligheid van het land;
  2° de bescherming van de openbare orde;
  3° de financiële belangen van de overheid;
  4° het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten;
  5° het medisch geheim;
  6° het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens;
  7° het interne beraad, zolang in de betrokken aangelegenheid geen eindbeslissing is genomen.
  Het is hem ook verboden feiten bekend te maken waarvan de bekendmaking de concurrentiepositie van de organisatie waarin hij werkt kunnen schaden of waarvan de bekendmaking een inbreuk is op de rechten en de vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om op haar of hem betrekking hebbende gegevens openbaar te maken.
  Deze paragraaf geldt eveneens voor de ambtenaar die zijn ambt heeft neergelegd.
  § 2. (De ambtenaar die bij de uitoefening van zijn ambt onregelmatigheden vaststelt, brengt zijn hiërarchische meerdere hiervan onmiddellijk op de hoogte. Hij kan ook rechtstreeks de entiteit Interne Audit hiervan op de hoogte brengen overeenkomstig artikel 34, § 3, van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003.
  Indien hij op basis van gegronde redenen vermoedt of vaststelt dat zijn hiërarchische meerdere hem zal verbieden of verhinderen om misdrijven bekend te maken, brengt hij rechtstreeks de procureur des Konings hiervan op de hoogte.
  De ambtenaar kan, buiten de gevallen van kwade trouw, persoonlijk voordeel, foutieve of valse aangifte die een dienst of persoon schade toebrengen, niet onderworpen worden aan een tuchtstraf of een andere vorm van openlijke of verdoken maatregel, om de enkele reden dat hij onregelmatigheden aangeeft of bekendmaakt.) <BVR 2006-01-27/41, Art. 4, 012; En vigueur : 15-06-2005>

Artikel 3.2BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 5; En vigueur : 15-06-2005> § 1. De ambtenaar kan schriftelijk of mondeling melding doen van een onregelmatigheid bij de Vlaamse ombudsman onder de voorwaarden in artikel 3, § 2, van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse Ombudsdienst.
  De ambtenaar kan aan de Vlaamse ombudsman vragen om onder zijn bescherming te worden geplaatst op het ogenblik van de melding of in de loop van het onderzoek door de Vlaamse ombudsman. Indien uit het preliminair onderzoek door de Vlaamse ombudsman blijkt dat de melding van de onregelmatigheid ontvankelijk en niet kennelijk ongegrond is, deelt de Vlaamse ombudsman aan de ambtenaar mee dat hij hem onder zijn bescherming plaatst. Tevens brengt hij de secretaris-generaal hiervan op de hoogte.
  § 2. De bescherming heeft uitwerking vanaf de eerste vastgestelde melding van de onregelmatigheid door de ambtenaar, met uitzondering van de schorsing van tuchtprocedures die uitwerking hebben vanaf het verzoek van de ambtenaar om onder de bescherming van de Vlaamse ombudsman te worden geplaatst.
  De bescherming neemt een einde twee jaar na het afsluiten van het onderzoek naar de gemelde onregelmatigheid door de Vlaamse ombudsman.
  In afwijking van het eerste lid wordt de bescherming door de Vlaamse ombudsman onmiddellijk opgeheven indien tijdens of na het resultaat van het onderzoek blijkt dat de melding van de onregelmatigheid is gebeurd op basis van een foutieve of valse aangifte die schade toebrengt aan een persoon of dienst. De Vlaamse ombudsman brengt de ambtenaar en de secretaris-generaal hiervan onmiddellijk op de hoogte.
  De Vlaamse ombudsman deelt de begindatum en de einddatum van de beschermingsperiode mee aan de ambtenaar en de secretaris-generaal.

Artikel 3.2TER (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 5; En vigueur : 15-06-2005> § 1. Tijdens de beschermingsperiode, vermeld in artikel III 2bis, § 2, kan de ambtenaar niet onderworpen worden aan een tuchtstraf of een andere open of verdoken maatregel om redenen die verband houden met de melding van de onregelmatigheid. De bewijslast hiervoor berust bij de bevoegde overheid.
  § 2. Als de ambtenaar vermoedt dat een maatregel als vermeld in § 1 toch verband houdt met de melding van de onregelmatigheid, kan hij aan de Vlaamse ombudsman vragen om dat mogelijke verband te onderzoeken. De bewijslast hiervoor berust bij de bevoegde overheid.
  De Vlaamse ombudsman deelt het resultaat van zijn onderzoek mee aan de ambtenaar en de secretaris-generaal.
  Als de Vlaamse ombudsman van oordeel is dat er een mogelijk verband is tussen de maatregel, vermeld in § 1, en de melding van de onregelmatigheid, richt hij aan de bevoegde overheid een verzoek om de maatregel te herzien.
  De bevoegde overheid deelt binnen een termijn van twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek aan de Vlaamse ombudsman mee of ze al dan niet akkoord gaat met dat verzoek.
  Als de bevoegde overheid niet akkoord gaat met het verzoek van de Vlaamse ombudsman of weigert uitvoering te geven aan zijn verzoek of niet antwoordt aan de Vlaamse ombudsman binnen de voormelde termijn van twintig werkdagen, brengt de Vlaamse ombudsman hierover verslag uit bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, die in overleg met de functioneel bevoegde minister een standpunt bepaalt en dat standpunt meedeelt aan de Vlaamse ombudsman en aan de secretaris-generaal.

Artikel 3.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar behandelt de gebruikers van zijn dienst welwillend en zonder enige discriminatie.
  De ambtenaar mag, zelfs buiten het ambt, rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of enig ander voordeel die verband houden met het ambt, vragen, eisen of aannemen.

Artikel 3.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) De hoedanigheid van ambtenaar is onverenigbaar met elke activiteit die de ambtenaar zelf of via een tussenpersoon verricht en waardoor ofwel :
  1° de ambtsplichten niet kunnen worden vervuld;
  2° de waardigheid van het ambt in het gedrang komt;
  3° de eigen onafhankelijkheid wordt aangetast;
  4° een conflict tussen tegenstrijdige belangen ontstaat.

Artikel 3.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar heeft recht op informatie en voortgezette vorming zowel wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor de functie-uitoefening als om te kunnen voldoen aan de bevorderingsvereisten.
  De vorming moet worden verstrekt wanneer ze een bevorderingsvoorwaarde is of onderdeel van de functiebeschrijving.
  De ambtenaar heeft recht op vorming voor persoonlijke vervolmaking voorzover dit past in de globale organisatorische doelstellingen van zijn afdeling.
  § 2. De ambtenaar houdt zich op de hoogte van de evolutie van de technieken, reglementeringen en navorsingen in de materies waarmee hij beroepshalve belast is.
  § 3. De vorming is een plicht wanneer zij noodzakelijk blijkt voor een betere uitoefening van de functie of het functioneren van een afdeling, of wanneer zij een onderdeel uitmaakt van een herstructurering of reorganisatie van een afdeling of een implementatie van nieuwe technieken en infrastructuur.
  Voor de ambtenaar van niveau A kan deze vorming plaatsvinden buiten en bovenop de normale arbeidsprestaties, eventueel zonder compensatie.
  De onkosten die inherent zijn aan de deelname aan deze vormingsactiviteiten worden gedragen door het ministerie.

Artikel 3.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De rechten en de plichten worden nader toegelicht in een deontologische code die, bij wijze van omzendbrief, wordt vastgesteld door de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling). <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 2. Elke secretaris-generaal kan, onverminderd de deontologische code bedoeld in § 1, voor specifieke problemen in het eigen departement een aanvullende code vaststellen.
  Elke aanvullende code wordt aan het college van secretarissen-generaal ter kennisgeving voorgelegd.

Hoofdstuk 2. Intellectuele eigendomsrechten

Artikel 3.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar draagt aan de Vlaamse Gemeenschap het geheel van de vermogensrechten over op de werken waarvan hij de (mede)auteur is en die hij ter uitvoering van zijn ambt tot stand brengt.
  Deze overdracht betreft de auteursrechten op computerprogramma's, met inbegrip van het begeleidend en voorbereiden materiaal, en op alle andere werken die de ambtenaar ter uitvoering van zijn ambt tot stand brengt.
  § 2. De vergoeding voor deze overdracht van rechten is begrepen in het salaris, zoals bepaald in deel XIII van dit besluit.
  § 3. De ambtenaar verleent aan de Vlaamse Gemeenschap de toelating om de werken, bedoeld in § 1, onder de naam van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap aan het publiek mee te delen en onder die naam te exploiteren. Deze toelating geldt voor een duur van 20 jaar vanaf de datum van creatie van het werk.

Artikel 3.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Alle uitvindingen die door de ambtenaar ter uitvoering van zijn ambt worden gedaan of die verkregen worden door middelen die door het ministerie ter zijner beschikking worden gesteld, zijn het exclusieve eigendom van de Vlaamse Gemeenschap, zonder dat de ambtenaar een recht op vergoeding kan doen gelden.
  § 2. In afwijking van § 1 wordt voor de overdracht van vermogensrechten op de in § 1 bedoelde uitvindingen die niet ter uitvoering van het ambt worden gedaan aan de ambtenaar een financiële tegemoetkoming toegekend, waarvan het bedrag bepaald wordt door de Vlaamse minister (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling) en de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s). <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  Om de hoogte van de tegemoetkoming te bepalen worden volgende criteria gebruikt :
  - de industriële of commerciële waarde van de uitvinding;
  - het belang van de bijdrage van de respectieve partijen bij de totstandkoming van de uitvinding.

Hoofdstuk 3. Cumulatie van beroepsactiviteiten

Artikel 3.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar mag zonder toestemming geen beroepsactiviteiten cumuleren binnen de diensturen.
  § 2. De toestemming tot cumulatie wordt gegeven door de Vlaamse regering voor de ambtenaren van rang A4, door de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) voor de ambtenaren van rang A3 en door de secretaris-generaal voor de ambtenaren van rang A2A en lager.

Hoofdstuk 4. Gemeenschappelijke bepaling

Artikel 3.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) De bepalingen van dit deel zijn eveneens van toepassing op de stagiair.

Paart 4. MOBILITEIT

Titel 1. De herplaatsing 4, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 4.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> Onder herplaatsing wordt verstaan de overplaatsing naar een vacante betrekking van dezelfde graad van een ambtenaar van rang A2 en lager, van wie de functie vacant werd verklaard tijdens zijn langdurige afwezigheid of die vanwege medische, persoonlijke of functionele redenen zijn huidige functie niet meer kan of mag uitoefenen.

Artikel 4.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> § 1. De leidinggevende wijst de ambtenaren van zijn entiteit aan die in aanmerking komen voor herplaatsing.
  § 2. De ambtenaar in herplaatsing behoudt zijn dienstaanwijzing tot hij herplaatst wordt.
  § 3. In afwijking van § 2 krijgt de ambtenaar die wordt ingeschakeld in een tewerkstellingsproject een tijdelijke nieuwe dienstaanwijzing. De projectleider krijgt de hiërarchische bevoegdheid over de ambtenaar gedurende de tewerkstelling in het tewerkstellingsproject.
  De leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling bepaalt de voorwaarden van het tewerkstellingsproject.
  § 4. De leidinggevende van de entiteit waar er een vacante betrekking is, en het arbeidsmarktbureau beslissen gezamenlijk over de geschiktheid van de ambtenaar voor de functie.
  Als er meerdere ambtenaren in herplaatsing geschikt zijn, kiest de leidinggevende van de entiteit waar er een vacante betrekking is op zorgvuldige wijze de meest geschikte ambtenaar voor de functie.
  De gemotiveerde beslissing houdt rekening met de functiebeschrijving van de vacature en met het gewenste profiel.
  § 5. De leidinggevenden van de entiteiten in kwestie bepalen samen wanneer de ambtenaar zijn nieuwe functie moet opnemen.
  § 6. Als de ambtenaar tweemaal een aangeboden betrekking weigert, wordt hij ambtshalve herplaatst naar de eerstvolgende aangeboden betrekking.

Artikel 4.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> Als de ambtenaar na twee jaar in herplaatsing te zijn, geen nieuwe betrekking heeft, beslist het arbeidsmarktbureau, in overleg met de leidinggevende van de entiteit vanwaar de ambtenaar komt, dat de ambtenaar ingeschakeld wordt in een tewerkstellingsproject of dat hij zijn dienstaanwijzing behoudt.
  Periodes van tewerkstelling in tewerkstellingsprojecten worden niet meegerekend in de termijn van twee jaar.

Artikel 4.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> De Vlaamse minister, bevoegd voor het Algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, bepaalt welke instantie de rol van arbeidsmarktbureau invult.

Artikel 4.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> § 1. De herplaatste ambtenaar wordt ingeschakeld in de rechtspositieregeling van het personeel van de entiteit waar hij terechtkomt. Hij heeft nooit een lager salaris dan hij in zijn vorige salarisschaal zou hebben genoten volgens de regeling die van toepassing is op de datum van herplaatsing.
  § 2. De ambtenaar die voor zijn herplaatsing geslaagd is voor een vergelijkend examen voor overgang naar een ander niveau of voor verhoging in graad, of voor een vergelijkende bekwaamheidsproef, behoudt de aanspraken die hij door het slagen voor een van die examens of voor die proef heeft verworven.

Artikel 4.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> § 1. In afwijking van artikel IV 1 kan de ambtenaar van niveau B, C of D een verzoek richten aan de leidinggevende om aangewezen te worden voor herplaatsing om persoonlijke of functionele redenen, in een betrekking van een andere graad van dezelfde rang dan die welke hij bekleedt.
  Deze ambtenaar wordt benoemd in de nieuwe graad en, in afwijking van artikel IV 5, § 1, ingeschaald in de daaraan verbonden salarisschaal, op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan van de nieuwe graad.
  § 2. In afwijking van artikel IV 1 kan een ambtenaar om medische redenen herplaatst worden in een betrekking van een graad van een lagere rang.
  Behalve als de ambtenaar het slachtoffer is van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, houdt de herplaatsing in dit geval de benoeming in de nieuwe graad in en wordt de ambtenaar (...), ingeschaald in de daaraan verbonden salarisschaal, overeenkomstig artikel XIII 3, § 2. <BVR 2006-01-27/41, Art. 6, 012; En vigueur : 01-12-2005>

Artikel 4.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> Het herplaatsingsbesluit wordt ambtshalve ondertekend door de ontvangende en uitsturende entiteiten, namelijk door de secretaris-generaal voor het ministerie, door het instellingshoofd voor de wetenschappelijke instelling en door de benoemende overheid voor de Vlaamse openbare instelling.

Artikel 4.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> Titel 1 is van toepassing op de stagiair.

Titel 2. De interne arbeidsmarkt 4, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 4.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> Onder interne arbeidsmarkt wordt verstaan : de overplaatsing van een ambtenaar, van de diensten van de Vlaamse Regering, met uitzondering van het wetenschappelijk personeel van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen, of van een Vlaamse openbare instelling met een vergelijkbaar personeelsstatuut naar een andere betrekking van dezelfde graad bij de diensten van de Vlaamse Regering, met uitzondering van de betrekkingen van het wetenschappelijk personeel van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen, of bij een Vlaamse openbare instelling met een vergelijkbaar personeelsstatuut.

Artikel 4.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> Een vacante betrekking die via de interne arbeidsmarkt ingevuld wordt, wordt bekendgemaakt.

Artikel 4.11 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> § 1. Iedere ambtenaar kan zich kandidaat stellen voor een vacante betrekking op een van de volgende wijzen :
  1° door een gerichte kandidaatstelling naar aanleiding van een bekendmaking van een vacature;
  2° door een spontane kandidaatstelling.
  § 2. In afwijking van § 1 kan de benoemende overheid de kandidaten voor een vacante betrekking beperken tot de ambtenaren van :
  1° hetzij het ministerie;
  2° hetzij de diensten van de Vlaamse Regering.

Artikel 4.12 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> Een ambtenaar komt alleen voor overplaatsing in aanmerking als hij aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° hij bevindt zich in de administratieve toestand van dienstactiviteit;
  2° hij beantwoordt aan de specifieke voorwaarden die overeenkomstig dit besluit voorgeschreven zijn om de vacante functie uit te oefenen.

Artikel 4.13 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> De leidinggevende van de entiteit waar de ambtenaar terechtkomt, kiest op zorgvuldige wijze de meest geschikte ambtenaar voor een bepaalde functie.
  De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met :
  1° de kandidaatstelling;
  2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel;
  3° de beoordeling van de eventuele selectietest(s).
  In de procedure van overplaatsing van afdelingshoofden kan onder punt 3° de mondelinge toelichting van de beleidsvisie worden begrepen.

Artikel 4.14 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> § 1. De geselecteerde ambtenaar moet binnen drie maanden na de selectiebeslissing zijn nieuwe functie opnemen.
  § 2. De geselecteerde ambtenaar kan een aangeboden betrekking weigeren.

Artikel 4.15 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> § 1. De overgeplaatste ambtenaar wordt ingeschakeld in de rechtspositieregeling van het personeel van de entiteit waar hij terechtkomt. Hij heeft nooit een lager salaris dan hij in zijn vorige salarisschaal zou hebben genoten volgens de regeling die van toepassing is op de datum van overplaatsing.
  § 2. De ambtenaar die voor zijn overplaatsing geslaagd is voor een vergelijkend examen voor overgang naar een ander niveau of voor verhoging in graad, of voor een vergelijkende bekwaamheidsproef, behoudt de aanspraken die hij door het slagen voor een van die examens of voor die proef heeft verworven.

Artikel 4.16 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> In afwijking van artikel IV 9 kan de houder van een niet-administratieve graad van de eerste en tweede rang van elk niveau worden overgeplaatst naar een betrekking met een administratieve graad van dezelfde rang dan die welke hij bekleedt.
  Onder administratieve graad van de eerste en tweede rang wordt verstaan :
  1° in niveau A : adjunct van de directeur en directeur;
  2° in niveau B : deskundige en hoofddeskundige;
  3° in niveau C : medewerker en hoofdmedewerker;
  4° in niveau D : assistent en hoofdassistent.
  De ambtenaar wordt benoemd in deze nieuwe graad en, in afwijking van artikel IV 15, ingeschaald in de daaraan verbonden salarisschaal, op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan van de nieuwe graad. Hij behoudt de verworven schaalanciënniteit.

Artikel 4.17 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> Het overplaatsingsbesluit wordt ambtshalve ondertekend door de ontvangende en uitsturende entiteiten :
  1° in geval van overplaatsing van een ambtenaar van rang A2 en lager ondertekent de secretaris-generaal voor het ministerie, het instellingshoofd voor de wetenschappelijke instelling en de benoemende overheid voor de Vlaamse openbare instelling;
  2° in geval van overplaatsing van een ambtenaar van rang A3 ondertekent de Vlaamse Regering voor het ministerie en de benoemende overheid voor de Vlaamse openbare instelling;
  3° in geval van overplaatsing van een ambtenaar van rang A4 ondertekent de Vlaamse Regering.

Artikel 4.18 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> § 1. Een vacature in de graad van preventieadviseur-coördinator kan ingevuld worden door overplaatsing volgens de procedure van de interne arbeidsmarkt. De secretaris-generaal van het bevoegde departement neemt deze beslissing.
  § 2. In afwijking van artikel IV 9 verkrijgt een preventieadviseur-coördinator die wordt overgeplaatst tevens de graad waarin hij vastbenoemd is.
  § 3. De secretaris-generaal van het bevoegde departement en de leidend ambtenaar van de instelling, die uitsturen of ontvangen, ondertekenen het overplaatsingsbesluit ambtshalve. Het vermeldt de termijn waarbinnen de preventieadviseur-coördinator zijn nieuwe functie opneemt.
  § 4. Artikel VIII 70 is van toepassing op de overgeplaatste preventieadviseur-coördinator.

Artikel 4.19 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> § 1. Een vacature in de graad van afdelingshoofd kan ingevuld worden door overplaatsing volgens de procedure van de interne arbeidsmarkt. De betrokken leidend ambtenaar neemt deze beslissing.
  § 2. Een afdelingshoofd, dat wordt overgeplaatst vanuit een Vlaamse openbare instelling met een vergelijkbaar personeelsstatuut, verkrijgt tevens de graad waarin hij vastbenoemd is.
  § 3. De functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) en bij overplaatsing vanuit een Vlaamse openbare instelling met een vergelijkbaar personeelsstatuut tevens de voorzitter van de raad van bestuur van de instelling of de minister, belast met het beheer van de instelling, ondertekenen het overplaatsingsbesluit ambtshalve. Het vermeldt de termijn waarbinnen het afdelingshoofd zijn nieuwe functie opneemt.
  § 4. Artikel VIII 41, VIII 42 en VIII 43 zijn van toepassing op het overgeplaatste afdelingshoofd.

Artikel 4.20 <BVR 2004-11-19/53, Art. 4, 010; En vigueur : 19-11-2004> Titel 2 is van toepassing op de stagiair.

Titel 3. Wijziging van dienstaanwijzing en/of standplaatsbepaling

Artikel 4.21 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De administratieve standplaats is de gemeente waar de ambtenaar hoofdzakelijk zijn ambt uitoefent of een zo centraal mogelijk bepaalde gemeente in zijn ambtsgebied.
  § 2. Voor de ambtenaren met een rang tot en met A1 kan de bevoegde directeur-generaal of het daartoe gemachtigd afdelingshoofd, de standplaats :
  - wijzigen;
  - vaststellen, wanneer ze om dienstredenen niet samenvalt met de gemeente waar de centrale administratie of de buitendienst gevestigd is.
  § 3. Voor de ambtenaren van rang A2 en hoger wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de secretaris-generaal.

Artikel 4.22 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het college van secretarissen-generaal kan beslissen tot een interdepartementale wijziging van dienstaanwijzing van een ambtenaar van de rang A2.
  § 2. Iedere secretaris-generaal kan binnen zijn departement, na advies van de departementale directieraad, de dienstaanwijzing wijzigen van ambtenaren van de rang A2 en lager.
  § 3. Iedere leidend ambtenaar kan binnen zijn administratie, na advies van het college van afdelingshoofden, de dienstaanwijzing wijzigen van ambtenaren van de rang A1 en lager.
  § 4. Het daartoe door de leidend ambtenaar gemachtigde afdelingshoofd kan binnen zijn afdeling de dienstaanwijzing wijzigen van de ambtenaren van de rang A1 en lager.

Titel 4. Overgangsbepalingen

Artikel 4.23 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die complementair is ingezet om IT-taken uit te voeren in samenwerking met de externe IT-dienstverlener, bekleedt een betrekking op het personeelsplan van de entiteit Sturing en Controle Informatica.
  Voor de toepassing van dit besluit op de ambtenaar die complementair is ingezet, kan het advies van de externe IT-dienstverlener worden ingewonnen.

Artikel 4.24 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De in artikel IV 23 bedoelde ambtenaar heeft een eenmalig recht op een nieuwe dienstaanwijzing binnen het ministerie tot (1 maart 2004). <BVR 2003-01-31/42, Art. 4, 006; En vigueur : 31-01-2003>
  De informaticus, de directeur-informaticus, de programmeur of de hoofdprogrammeur die op dit recht een beroep doet, wordt aangesteld in een graad van gelijke of gelijkwaardige rang en krijgt de aan de nieuwe graad verbonden salarisschaal. Hij behoudt in zijn nieuwe graad evenwel :
  - het salaris dat hij genoot vóór zijn nieuwe benoeming tot hij op basis van de nieuwe salarisschaal een salaris krijgt dat ten minste daaraan gelijk is;
  - de schaalanciënniteit die hij had verworven in de functionele loopbaan verbonden aan zijn vroegere graad.
  § 2. De ICT-manager kan, in overleg met de contractbeheerder, de ambtenaar die zich op het recht vermeld in § 1 beroept, verplichten IT-taken uit te voeren gedurende maximaal één jaar na de datum van de aanvraag, inzoverre dit functioneel verantwoord wordt.
  Indien de in artikel IV 23 bedoelde ambtenaar door de overheid zelf wordt aangewezen voor een andere betrekking binnen het ministerie, wordt in overleg met de externe IT-dienstverlener de datum bepaald waarop deze ambtenaar de andere betrekking kan opnemen. Dit kan tot maximaal 6 maanden na datum van uitwerking van de nieuwe dienstaanwijzing zijn.

Artikel 4.25 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die zich op 30 juni 2002 in niveau E bevindt, kan om persoonlijke of functionele redenen, op eigen verzoek, worden overgeplaatst naar een betrekking van een andere graad van dezelfde rang dan deze die hij bekleedt.

Paart 5. DE AANWERVING

Hoofdstuk 1. De toelatingsen aanwervingsvoorwaarden

Artikel 5.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Voor de toegang tot een ambt in het ministerie gelden de volgende algemene toelatingsvoorwaarden :
  1° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;
  2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  3° aan de dienstplichtwetten voldoen;
  4° de lichamelijke geschiktheid bezitten die vereist is voor het uit te oefenen ambt.
  § 2. De ambten waarvoor in de functiebeschrijving en het profiel bepaald wordt dat zij een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming aan de uitoefening van het openbaar gezag inhouden of die werkzaamheden omvatten strekkende tot bescherming van de algemene belangen van de Vlaamse Gemeenschap worden voorbehouden voor Belgen.

Artikel 5.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Als ambtenaar kan enkel worden aangeworven wie aan de volgende aanwervingsvoorwaarden voldoet :
  1° in het bezit zijn van een diploma of studiegetuigschrift, dat overeenstemt met het niveau van de te verlenen graad volgens bijlage 2 van dit besluit, behalve de uitzonderingen bepaald in overeenstemming met het Selectiebureau van de Federale Overheid;
  2° slagen voor een vergelijkend aanwervingsexamen georganiseerd door het Selectiebureau van de Federale Overheid.
  § 2. Houders van een diploma of getuigschrift dat toegang verleent tot een bepaald niveau worden uitgesloten van inschrijving voor een wervingsexamen voor een lager niveau. De voorwaarde dat men geen hoger diploma of getuigschrift mag bezitten, geldt niet voor :
  1° de deelname aan een examen dat toegang geeft tot het niveau dat net lager ligt dan het niveau dat overeenstemt met het behaalde diploma;
  2° de diploma's of getuigschriften die behaald werden na de inschrijving voor het wervingsexamen;
  3° de toegang tot niveau D waarvoor bepaalde diploma's of getuigschriften wel in aanmerking worden genomen indien dat wordt vereist in de functiebeschrijving of het examenreglement.
  In afwijking van § 1, 1°, kunnen ook de laatstejaarsscholieren tot het vergelijkend aanwervingsexamen toegelaten worden.
  § 3. Omwille van de aard van het ambt en op basis van de functiebeschrijving en het competentieprofiel kunnen, na overleg met het Selectiebureau van de Federale Overheid, bijzondere eisen inzake diploma of getuigschrift, beroepsbekwaamheid, lichamelijke geschiktheid of een minimumleeftijd worden opgelegd.
  (§ 4. Bij schaarste op de arbeidsmarkt kan worden afgeweken van de vereisten inzake diploma of studiegetuigschrift, na advies van het Selectiebureau van de Federale Overheid.) <BVR 2003-01-31/42, Art. 5, 006; En vigueur : 31-01-2003>

Artikel 5.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het Selectiebureau van de Federale Overheid staat in voor de controle van de toelatings- en aanwervingsvoorwaarden.
  (De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk controleert de vereiste lichamelijke geschiktheid overeenkomstig de federale bepalingen.) <BVR 2004-02-20/50, Art. 1, 009; En vigueur : 01-05-2003>

Hoofdstuk 2. De vergelijkende aanwervingsexamens

Artikel 5.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het Selectiebureau van de Federale Overheid organiseert de vergelijkende aanwervingsexamens op aanvraag van de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken.

Artikel 5.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het Selectiebureau van de Federale Overheid bepaalt de samenstelling van de examencommissies en de nadere bepalingen met betrekking tot de vergelijkende aanwervingsexamens in overleg met de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken.

Artikel 5.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken stelt de programma's van de vergelijkende aanwervingsexamens vast in overleg met het betrokken departement en met het Selectiebureau van de Federale Overheid.
  § 2. Indien de mogelijkheid in het examenreglement is voorzien, kan de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken na het afsluiten van de inschrijvingen, wanneer hij oordeelt dat het aantal ingeschreven kandidaten dat rechtvaardigt, aan het programma van het vergelijkend aanwervingsexamen een voorselectie toevoegen.

Artikel 5.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het Selectiebureau van de Federale Overheid stelt de lijst van de geslaagden vast met de vermelding van hun rangschikking.

Artikel 5.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) (Opgeheven) <BVR 2004-11-19/53, Art. 5, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 5.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) De toelaatbaar verklaarde geslaagde die zijn voorkeur voor één of meer betrekkingen laat kennen, verbindt zich er toe de betrekking die hem wordt toegewezen te aanvaarden. Hij die, na behoorlijk te zijn opgeroepen, zich zonder geldige reden en uiterlijk drie maanden na de datum van oproeping niet aanmeldt voor de betrekking waarvoor hij is aangewezen, of die weigert in dienst te treden, wordt van de lijst bedoeld in artikel V 7 geschrapt.
  Diegene die meer dan tweemaal weigert zijn voorkeur voor één of meer betrekkingen uit te drukken, wordt van de lijst bedoeld in artikel V 7 geschrapt.

Artikel 5.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) Onder geslaagden van twee of meer vergelijkende aanwervingsexamens, wordt voorrang verleend aan de geslaagden van het vergelijkend examen waarvan het proces-verbaal het vroegst is afgesloten.

Artikel 5.10BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-11-19/53, Art. 6; En vigueur : 19-11-2004> De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken kan de duur van de wervingsreserves verlengen met maximaal twee jaar om dienstredenen.

Hoofdstuk 3. De aanwerving van personen met een handicap

Artikel 5.11 (Zie NOTA'S onder opschrift) Binnen het niveau D wordt 2 % van het aantal betrekkingen voorbehouden voor personen met een handicap die ingeschreven zijn bij het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap.
  In afwijking van artikel V 2, § 1, 2°, worden deze personen met een handicap vrijgesteld van het vergelijkend aanwervingsexamen.
  De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken beslist in overleg met het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap en het Selectiebureau van de Federale Overheid welke personen met een handicap in aanmerking komen voor een vacature. Indien het Selectiebureau van de Federale Overheid zijn standpunt niet binnen de 15 kalenderdagen heeft meegedeeld, mag de procedure worden verder gezet.

Hoofdstuk 4. De aanwerving van personeel belast met wetenschapsbeleid en van personeel van de academies

Artikel 5.12 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. In afwijking van artikel V 2, § 1, 2°, worden de volgende personen aangeworven op advies van een commissie :
  1° de eerste opdrachthouder en de navorsers van het departement Wetenschap, Innovatie en Media en het departement Onderwijs;
  2° de attachés die ter beschikking gesteld worden van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde en de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België.
  § 2. De commissie bedoeld in § 1 is samengesteld voor de helft uit experten uit het vakgebied en voor de helft uit ambtenaren.
  Het Selectiebureau van de Federale Overheid duidt op voorstel van de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken nominatief de personen aan die deel uitmaken van deze commissie.
  § 3. Voormelde commissie brengt bij de benoemende overheid een gemotiveerd advies uit over iedere kandidaat.
  § 4. Het Selectiebureau van de Federale Overheid kan op voorstel van de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken de kandidaten onderwerpen aan een voorselectie. Alleen de kandidaten die geslaagd zijn voor de voorselectie worden beoordeeld door de commissie.

Hoofdstuk 5. Overgangsbepaling

Artikel 5.13 (Zie NOTA'S onder opschrift) De voorwaarde bepaald in artikel V 2, § 2, geldt niet voor :
  - de geslaagden van de aanwervingsexamens die werden aangevangen vóór 1 juli 1997;
  - de geslaagden van het aanwervingsexamen van technicus (functie bos- en natuurwachter) met nummer ANV 98003, die houder zijn van het bekwaamheidsgetuigschrift in de bosbouwkunde.

Artikel 5.14 (Zie NOTA'S onder opschrift) De geldigheidsduur van de wervingsreserves van examens die specifiek voor het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werden georganiseerd en waarvan het nummer hierna wordt vermeld, wordt verlengd tot een jaar na de goedkeuring van de betrokken personeelsplannen :
  - AN 90052 A/C;
  - AN 90053 A/C.

Artikel 5.15 (Zie NOTA'S onder opschrift) De bestaande wervingsreserves in niveau E worden met ingang van 1 januari 2002 in aanmerking genomen voor de toegang tot niveau D.

Paart 6. DE STAGE EN DE BENOEMING TOT AMBTENAAR

Hoofdstuk 1. De stage

Artikel 6.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De geslaagden voor een vergelijkend aanwervingsexamen of een vergelijkend examen voor overgang naar een ander niveau, die voldoen aan de gestelde eisen, zijn in volgorde van hun rangschikking, toelaatbaar tot de stage.
  § 2. De secretaris-generaal van het departement waaraan de stagiair werd toegewezen :
  1° laat de toelaatbaar verklaarde geslaagde voor een vergelijkend aanwervingsexamen tot de stage toe;
  2° laat de geslaagde voor een vergelijkend examen voor overgang naar het andere niveau tot de stage toe;
  3° geeft de stagiair een voorlopige dienstaanwijzing.
  § 3. De secretaris-generaal kan departementaal en de betrokken secretarissen-generaal kunnen interdepartementaal, op eigen initiatief of op voorstel van de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling voor de stagiair van niveau A en op voostel van de departementale vormingsverantwoordelijke voor de stagiair van de niveaus B, C en D, de dienstaanwijzing tijdens de stage wijzigen.
  § 4. (...) <BVR 2003-01-31/42, Art. 6, 006; En vigueur : 31-01-2003>

Artikel 6.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De stagiair legt, wanneer hij tot de stage wordt toegelaten, de eed af in handen van de secretaris-generaal van het departement waaraan hij werd toegewezen.
  § 2. Indien de stagiair weigert de eed af te leggen is zijn aanstelling als stagiair van rechtswege nietig.

Artikel 6.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) (opgeheven) <BVR 2004-02-20/50, Art. 2, 009; En vigueur : 01-05-2003>

Artikel 6.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) Indien vacante betrekkingen worden opgevuld via bevordering van geslaagden voor een vergelijkend overgangsexamen, wordt de ambtenaar die geslaagd is voor een vergelijkend overgangsexamen en zich kandidaat heeft gesteld voor een vacante betrekking, tot de stage toegelaten met ingang van de eerste van de tweede maand volgend op de datum van de oproep voor kandidaatstelling.

Artikel 6.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) De stage van de stagiair van niveau A verloopt onder leiding van de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling, en wordt opgevolgd door de departementale vormingsverantwoordelijke.
  De stage van de stagiairs van niveau B, C en D verloopt onder leiding van de departementale vormingsverantwoordelijke.

Artikel 6.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De duur van de stage bedraagt :
  - in niveau A : 12 maanden;
  - in niveau B : 9 maanden;
  - in niveau C : 6 maanden;
  - in niveau D : 4 maanden.
  § 2. Om de duur van de verrichte stage te berekenen worden alle perioden waarin de stagiair in actieve dienst is in aanmerking genomen.
  § 3. De stagiair beschikt over een bonus aan werkdagen afwezigheid die niet meetelt bij het berekenen van de duur van de stage, zoals hierna vermeld naast de stageduur :
  - 12 maanden : 25 werkdagen;
  - 9 maanden : 20 werkdagen;
  - 6 maanden : 15 werkdagen;
  - 4 maanden : 10 werkdagen.
  Deze bonus kan in een keer of gefractioneerd gebruikt worden.
  In deze bonus aan werkdagen wordt geen rekening gehouden met de jaarlijkse vakantie.
  § 4. Afwezigheid boven de in § 3 vermelde bonus, zelfs de afwezigheid die met dienstactiviteit gelijkgesteld wordt, heeft schorsing van de stage tot gevolg.
  § 5. Tijdens de schorsing van de stage en tijdens de periode waarin de einddatum van de stage overschreden wordt behoudt de stagiair zijn hoedanigheid van stagiair.

Artikel 6.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De vormingsactiviteiten voor de stagiair bestaan uit een verplicht en uit een vrij gedeelte.
  § 2. De leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling stelt voor de stagiairs van niveau A het programma vast van het verplicht vormingsgedeelte. Het verplicht vormingsgedeelte voor stagiairs van niveau B, C of D wordt vastgesteld door de departementale vormingsverantwoordelijke.
  § 3. Het vrije vormingsgedeelte wordt voor de stagiairs van elk niveau vastgesteld door de departementale vormingsverantwoordelijke, na advies van het afdelingshoofd.

Artikel 6.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) Elke stagiair wordt begeleid door een begeleidingsambtenaar.

Artikel 6.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Tijdens de stage wordt de stagiair opgevolgd en tussentijds geëvalueerd. De tussentijdse evaluatie van de stagiair gebeurt overeenkomstig dezelfde regeling als deze welke geldt voor de functioneringsevaluatie van de ambtenaar met uitzondering van de beroepsmogelijkheid.
  § 2. Ieder tussentijds evaluatieverslag wordt onverwijld ter kennisgeving aan de stagiair toegestuurd die het viseert en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt.

Artikel 6.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Op het einde van de stage wordt, na een gesprek met de stagiair, een samenvattend eindverslag gemaakt door de evaluatoren, het afdelingshoofd, de leidend ambtenaar van de administratie waar de stagiair geplaatst is en de departementale vormingsverantwoordelijke en voor de stagiair van niveau A tevens door de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling die de interdepartementale activiteiten evalueert.
  In dit eindverslag wordt door de in het voorgaande lid vermelde personeelsleden geëvalueerd voor welke vacante betrekking de stagiair op basis van zijn capaciteiten het best wordt aangewezen.
  § 2. Het eindverslag wordt binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de einddatum van de stage, aan de stagiair en aan de benoemende overheid toegestuurd, zoniet wordt de stage geacht gunstig te zijn.

Artikel 6.11 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Bij negatief eindverslag, betekent de benoemende overheid aan de stagiair een voorstel naargelang het geval tot afdanking of tot terugplaatsing in de vorige graad.
  § 2. De stagiair kan tegen het negatief eindverslag dat een voorstel tot afdanking of terugplaatsing inhoudt, beroep aantekenen bij aangetekend schrijven bij de raad van beroep binnen vijftien kalenderdagen nadat het voorstel tot afdanking of terugplaatsing in de vorige graad werd meegedeeld.
  § 3. De raad van beroep brengt binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst van het beroepsschrift een met redenen omkleed advies uit bij de benoemende overheid.
  (lid 2 geschrapt) <BVR 2004-02-20/50, Art. 3, 009; En vigueur : 20-02-2004>
  § 4. De benoemende overheid beslist binnen de vijftien kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad.

Artikel 6.12 (Zie NOTA'S onder opschrift) Met ingang van de eerste werkdag volgend op het verstrijken van de termijn voor het instellen van beroep of op de beslissing tot afdanking of terugplaatsing door de benoemende overheid, wordt met de stagiair een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van drie maanden afgesloten of wordt de stagiair ambtshalve teruggeplaatst in zijn vorige graad.
  Wanneer de bijdragen ingehouden op de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van drie maanden niet volstaan stort het ministerie bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de nog ontbrekende werkgevers- en werknemersbijdragen voor de opname van de stagiair in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.
  De duur van de periode gedekt door deze storting mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen stagiair.

Artikel 6.13 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De stagiair die tijdens de stage een zware fout begaat, kan worden ontslagen zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding.
  § 2. Het ontslag wegens een zware fout zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding wordt door de benoemende overheid gegeven binnen de 3 werkdagen na kennisname door de onmiddellijke en hiërarchische meerdere van niveau A van het feit dat als zware fout zou kunnen worden beschouwd.
  Voorafgaand aan de ontslagbeslissing hoort de benoemende overheid, tesamen met de betrokken hiërarchische meerdere van niveau A, de stagiair. Deze kan zich laten bijstaan door een raadgever.
  § 3. Het ministerie stort voor de stagiairs die wegens een zware fout worden ontslagen bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de werkgevers- en werknemersbijdragen nodig voor hun opname in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsbescherming. De duur van de periode gedekt door deze storting mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen stagiair.

Hoofdstuk 2. De benoeming tot ambtenaar

Artikel 6.14 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Tot ambtenaar kan enkel worden benoemd wie aan de volgende voorwaarden voldoet :
  1° de voor de te verlenen betrekking bepaalde toelatingsvoorwaarden vervullen en aan de aanwervingsvoorwaarden voldaan hebben;
  2° met goed gevolg de stage volbracht hebben;
  3° lichamelijk geschikt bevonden zijn.
  § 2. (opgeheven) <BVR 2004-02-20/50, Art. 4, 009; En vigueur : 01-05-2003>

Artikel 6.15 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het doorlopen van een stage is in afwijking van artikel VI 1 niet van toepassing op de geslaagde voor een vergelijkend examen voor overgang naar het andere niveau, dat georganiseerd werd vóór 31 december 1993 en dat afgesloten werd vóór 31 december 1994.

Paart 7. DE FUNCTIONERINGSEVALUATIE

Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied, doel en basisbeginselen van de evaluatie

Artikel 7.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Elke ambtenaar die in de loop van een kalenderjaar gedurende ten minste drie maanden prestaties heeft geleverd wordt met betrekking tot deze prestaties geëvalueerd.
  § 2. De evaluatie heeft betrekking op één kalenderjaar.
  In uitzonderlijke omstandigheden kan op vraag van de geëvalueerde de periode waarover geëvalueerd wordt op maximum 15 maand worden gebracht.
  § 3. De evaluatie betreft het functioneren en de beroepsbekwaamheid van de geëvalueerde ten aanzien van een met de evaluatoren afgesproken planning.
  De planning wordt schriftelijk vastgelegd en blijft geldig zolang ze niet wordt gewijzigd.
  De planning dient te worden overhandigd aan de geëvalueerde binnen de maand nadat ze werd opgesteld of gewijzigd.
  § 4. Het evaluatieverslag wordt bezorgd aan de geëvalueerde binnen de drie maanden na het verstrijken van de periode waarover geëvalueerd wordt.

Hoofdstuk 2. De evaluatoren

Artikel 7.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Tenzij anders bepaald, worden de ambtenaren geëvalueerd door ten minste twee leidinggevenden, van wie de eerste evaluator rechtstreeks leiding geeft aan de geëvalueerde.
  De evaluator mag niet van een lagere rang zijn dan de geëvalueerde.
  § 2. Voor een ambtenaar gelden als " leidinggevende " zoals bedoeld in § 1 :
  a) de secretaris-generaal, de leidend ambtenaar en het afdelingshoofd onder wier gezag deze ambtenaar staat;
  b) de ambtenaar of het contractuele personeelslid met overeenkomstig artikel XIV 13 hiërarchische bevoegdheid die zijn aangewezen om gezag uit te oefenen over deze ambtenaar.

Artikel 7.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De secretaris-generaal en de leidend ambtenaar worden geëvalueerd door de Vlaamse regering op basis van een evaluatieverslag opgemaakt door een externe evaluatie-instantie daartoe door de Vlaamse regering aangesteld.
  § 2. Ter voorbereiding van dit evaluatieverslag bevraagt deze externe evaluatie-instantie de personen onder wier functioneel gezag de te evalueren ambtenaren hebben gepresteerd.
  Wat het evaluatieverslag voor de secretarissen-generaal betreft, worden ook de leidend ambtenaren die onder hun gezag staan bevraagd.
  § 3. De preventieadviseur-coördinator wordt geëvalueerd door de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), in overleg met de voorzitter van het college van secretarissen-generaal. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 4. De secretaris van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid wordt, in overleg met de voorzitter van de Raad, geëvalueerd door de secretaris-generaal van het departement Wetenschap, Innovatie en Media en door de leidend ambtenaar, aangewezen door de departementale directieraad.
  § 5. De voorzitter en de ondervoorzitter van de VZW Sociale Dienst van de Vlaamse Gemeenschap worden geëvalueerd door de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken en door de secretaris-generaal van het departement Algemene Zaken en Financiën. De evaluatoren winnen daartoe alle nodige inlichtingen in bij de representatieve vakbonden. De functioneringsevaluatie betreft de wijze van uitoefening van hun opdracht.
  § 6. Het afdelingshoofd van een provinciale afdeling van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden wordt geëvalueerd door de provinciegouverneur en de leidend ambtenaar van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden als eerste evaluator en door de secretaris-generaal van het departement als tweede evaluator.
  § 7. Bij de evaluatie van de hiernavermelde ambtenaren wordt eveneens rekening gehouden met de beschikbare informatie van onder hun gezag staande personeelsleden :
  - secretaris-generaal;
  - leidend ambtenaar;
  - mandaathouder van rang A2A;
  - ambtenaar van rang A1 met een diensthoofdentoelage.

Hoofdstuk 3. De procedure

Artikel 7.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) De functioneringsevaluatie gebeurt na een evaluatiegesprek tussen de geëvalueerde en ten minste één evaluator.
  Op verzoek van de geëvalueerde gebeurt het evaluatiegesprek met twee evaluatoren.
  Indien de geëvalueerde afwezig is tijdens de evaluatieperiode, gebeurt de functioneringsevaluatie indien mogelijk mondeling of anders schriftelijk.
  Indien de ambtenaar van niveau D hier schriftelijk om vraagt, wordt het evaluatiegesprek gevoerd in aanwezigheid van een waarnemer van zijn keuze.

Artikel 7.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De functioneringsevaluatie wordt vastgelegd in een door de evaluatoren opgesteld beschrijvend evaluatieverslag dat geen einduitspraak over de geëvalueerde bevat, behalve indien de evaluatoren oordelen dat de ambtenaar globaal beschouwd " onvoldoende " heeft gepresteerd.
  § 2. Indien de twee evaluatoren geen consensus bereiken, bezorgen zij terzelfdertijd de aparte verslagen aan de geëvalueerde.
  De functioneringsevaluatie van de evaluator met de hoogste rang is doorslaggevend.
  Indien beide evaluatoren dezelfde rang hebben, is de functioneringsevaluatie van de tweede evaluator doorslaggevend.
  § 3. De geëvalueerde kan opmerkingen toevoegen aan het definitieve beschrijvende evaluatieverslag.
  § 4. De geëvalueerde heeft het recht zijn persoonlijk evaluatiedossier te raadplegen.

Artikel 7.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) Alle personeelsleden of personen onder wiens functioneel gezag de te evalueren ambtenaar prestaties heeft verricht, kunnen via persoonlijke nota's gunstige of ongunstige feiten met betrekking tot het presteren van de ambtenaar vaststellen.
  De betrokken ambtenaar kan opmerkingen toevoegen.

Hoofdstuk 4. Beroep tegen de evaluatie

Artikel 7.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Een ambtenaar van rang A2A en lager van wie het beschrijvend evaluatieverslag wordt besloten met de vermelding " onvoldoende " of die meent dat een vormgebrek kan worden ingeroepen, kan daartegen beroep instellen bij de raad van beroep. Het beroep is opschortend.
  Het beroep wordt ingesteld binnen de vijftien kalenderdagen na het bezorgen van het beschrijvend evaluatieverslag.
  De ambtenaar heeft recht om te worden gehoord door de raad van beroep en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever.
  § 2. De raad van beroep brengt een met redenen omkleed advies uit binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift. (...) Het advies wordt terzelfder tijd verstuurd aan de verzoeker en aan de voor de definitieve beslissing bevoegde overheid. <BVR 2004-02-20/50, Art. 5, 009; En vigueur : 20-02-2004>
  § 3. Het dossier wordt vervolgens binnen de vijftien kalenderdagen voorgelegd aan de instantie bevoegd voor de definitieve beslissing; zij beslist binnen de vijftien kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad, zoniet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is.
  § 4. De departementale directieraad is bevoegd voor de definitieve beslissing over het al dan niet toekennen van de evaluatie " onvoldoende ", behalve voor wat betreft de hiernavermelde ambtenaren, voor wie voormelde beslissing wordt genomen door het college van secretarissen-generaal :
  - de ambtenaren van rang A2A en lager van de entiteit Sturing en Controle Informatica;
  - de ambtenaren van de entiteit Interne Audit;
  - de preventie-adviseur-coördinator;
  - de secretaris van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid;
  - de opdrachthouders van de staf Centrale Coördinatie;
  - de projectleiders met een interdepartementaal project.
  In voorkomend geval neemt de als evaluator betrokken leidend ambtenaar of secretaris-generaal niet deel aan de beraadslaging in de departementale directieraad of het college van secretarissen-generaal.
  Het college van secretarissen-generaal is eveneens bevoegd voor de definitieve beslissing over de functioneringsevaluatie, wanneer door toepassing van het derde lid de departementale directieraad is samengesteld uit minder dan drie leden.
  In geval van een vormgebrek, kan de voor de definitieve beslissing bevoegde overheid beslissen dat de evaluatie moet worden overgedaan.

Artikel 7.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar van de rang A4 en van de rang A3 van wie het beschrijvend evaluatieverslag wordt besloten met de vermelding " onvoldoende " of die meent dat een vormgebrek kan worden ingeroepen, kan daartegen beroep instellen bij de Vlaamse regering binnen de vijftien kalenderdagen na het bezorgen van het beschrijvend evaluatieverslag.
  Het beroep is opschortend.
  § 2. De ambtenaar bedoeld in § 1, heeft het recht om te worden gehoord door de Vlaamse regering en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever.
  § 3. De beslissing van de Vlaamse regering is bindend. De Vlaamse regering beslist binnen dertig kalenderdagen; zoniet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is.

Hoofdstuk 5. Overgangsbepaling <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 6; En vigueur : 01-10-2002>

Artikel 7.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 6; En vigueur : 01-10-2002> In afwijking van artikel VII 1, § 1 en § 2, worden de ambtenaren die op 1 oktober 2002 zijn overgeheveld vanuit het ministerie van Middenstand en Landbouw, het ministerie van Binnenlandse Zaken en de Federale Overheidsdienst Justitie voor het eerst geëvalueerd begin 2004 met betrekking tot de prestaties tussen 1 oktober 2002 en 31 december 2003.

Paart 8. DE ADMINISTRATIEVE LOOPBAAN

Titel 1. De hiërarchie van de graden

Artikel 8.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) De hiërarchische indeling van de graden omvat vier niveaus en veertien rangen en gaat als bijlage 3 bij dit besluit.

Artikel 8.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2006-01-27/41, Art. 7, 012; En vigueur : 01-12-2005> De vier niveaus die overeenstemmen met de ernaast vermelde vereiste diploma's of getuigschriften, zijn :
  1° niveau A : academisch gericht masterdiploma;
  2° niveau B : bachelordiploma of diploma van een afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van één cyclus;
  3° niveau C : diploma of getuigschrift van secundair onderwijs of van daarmee gelijkgesteld onderwijs;
  4° niveau D : geen diploma.

Artikel 8.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) De rang situeert een graad binnen zijn niveau. De graad is de titel die de ambtenaar in een rang situeert.
  Elke rang wordt aangeduid met een letter en een cijfer. De letter geeft het niveau aan, het cijfer situeert de rang in zijn niveau.
  De vier niveaus omvatten het volgende aantal rangen :
  - niveau A : vijf rangen, genummerd A1, A2, A2A, A3 en A4;
  - niveau B : drie rangen, genummerd B1, B2 en B3;
  - niveau C : drie rangen, genummerd C1, C2 en C3;
  - niveau D : drie rangen, genummerd D1, D2 en D3.
  Binnen elk niveau worden de rangen genummerd volgens hun plaats in de hiërarchie, waarbij de hoogste rang het hoogste cijfer toegewezen krijgt. Binnen niveau A is de rang A2A hoger dan de rang A2 en lager dan de rang A3.

Titel 2. Anciënniteit

Artikel 8.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) In hoofde van een ambtenaar bestaan volgende administratieve anciënniteiten :
  1° de graadanciënniteit;
  2° de niveauanciënniteit;
  3° de dienstanciënniteit;
  4° de schaalanciënniteit.

Artikel 8.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-02-20/50, Art. 7, 005; En vigueur : 01-07-2002; deze wijziging vernietigt impliciet BVR 2003-01-31/42, Art. 7> § 1. De graadanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de overheid heeft gepresteerd in de hoedanigheden van stagiair en vastbenoemde, in de graden die door de reglementering in aanmerking worden genomen voor toegang tot een andere graad, of in vergelijkbare graden.
  § 2. De niveauanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de overheid heeft gepresteerd in de hoedanigheden van stagiair en vastbenoemde, in een graad van het betreffend niveau, of van een vergelijkbaar niveau.
  § 3. De dienstanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de overheid in om het even welke hoedanigheid heeft gepresteerd.
  § 4. Onder " overheid " dienen in de § 1 tot en met § 3 van dit artikel te worden begrepen :
  - de diensten van de Vlaamse regering;
  - de Vlaamse openbare instellingen;
  - de diensten en instellingen van de Belgische Staat;
  - de diensten en instellingen van andere gemeenschappen en gewesten;
  - de diensten en instellingen van de Europese Unie en/of de Europese Economische Ruimte;
  - de diensten en instellingen van een lidstaat van de Europese Unie en/of de Europese Economische Ruimte;
  - de provincies, gemeenten en O.C.M.W.'s van België.
  § 5. De schaalanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de diensten van de Vlaamse regering heeft verricht in de hoedanigheden van stagiair en vastbenoemde, in de betrokken salarisschaal. De Vlaamse minister (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling) beslist of, en (in voorkomend geval) in welke mate, voorgaande prestaties verricht bij de in § 4 vermelde diensten in aanmerking komen voor de schaalanciënniteit. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 8.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-02-20/50, Art. 8, 009; En vigueur : 01-07-2002> Als " werkelijke diensten " worden beschouwd :
  a) de perioden waarin krachtens dit besluit het salaris wordt doorbetaald, of bij ontstentenis van salaris, de aanspraak of bevordering tot een hoger salaris behouden blijft.
  b) voor de toepassing van artikel VIII 5 :
  de perioden bij de diensten van de Vlaamse regering en de andere overheden opgesomd in § 4 van artikel VIII 5.

Artikel 8.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) De graad-, de niveau-, de dienst- en de schaalanciënniteit worden uitgedrukt in jaren en volle kalendermaanden. Zij beginnen op de eerste dag van een maand.
  De gedeelten van maanden worden weggelaten en de anciënniteiten beginnen in dat geval op de eerste dag van de volgende maand.

Titel 3. De bevordering

Hoofdstuk 1. Definitie en algemene bepalingen

Artikel 8.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 27, 010; En vigueur : 19-11-2004> Het salaris volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
  Het salaris tegen 100% wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

Artikel 8.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De benoemende overheid verklaart de betrekkingen vacant na advies van de departementale directieraad voor de betrekkingen in de rang A1 en lager, en na advies van het college van secretarissen-generaal voor de betrekkingen in de rang A3 en de rang A4.
  § 2. De vacature wordt bekendgemaakt aan alle in aanmerking komende ambtenaren.
  § 3. De ambtenaren mogen vooraf, via een aangetekende brief een veralgemeende kandidaatstelling indienen voor alle betrekkingen die tijdens hun afwezigheid vacant zouden worden verklaard.
  De geldigheid van deze kandidaatstelling is bepaald op maximaal dertig kalenderdagen.
  § 4. Aan het slagen voor een test van de generieke competenties voor een welbepaalde functie, is een geldigheidsduur verbonden van 7 jaar, waarin de ambtenaar is vrijgesteld van deelname aan soortgelijke tests voor eenzelfde functie.

Artikel 8.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar kan een bevordering weigeren, maar in het geval van een bevordering na een vergelijkend loopbaanexamen of een vergelijkende bekwaamheidsproef, slechts één keer.
  § 2. De ambtenaar aan wie op basis van het geslaagd zijn voor een vergelijkende bekwaamheidsproef een andere functie binnen dezelfde graad wordt aangeboden, kan deze functie slechts één keer weigeren.

Artikel 8.11 (Zie NOTA'S onder opschrift) De bevordering wordt toegekend met ingang van de eerste van de maand volgend op de beslissing van de benoemende overheid.

Hoofdstuk 2. De bevordering tot een graad van de rang A1 en lager

Sectie 1. Voorwaarden tot bevordering

Artikel 8.12 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De bevordering door verhoging in graad binnen de niveaus B, C en D kan afhankelijk worden gesteld van het slagen voor een vergelijkend examen of voor een vergelijkende bekwaamheidsproef georganiseerd door de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken.
  § 2. De bevordering door overgang naar een ander niveau wordt verleend bij wijze van een vergelijkend overgangsexamen.

Artikel 8.13 (Zie NOTA'S onder opschrift) Om voor een vergelijkend examen voor verhoging in graad, voor een vergelijkende bekwaamheidsproef of voor een vergelijkend examen voor overgang naar een ander niveau in te schrijven, mag de ambtenaar geen functioneringsevaluatie hebben die besloten werd met " onvoldoende ".
  Om voor een vergelijkend examen of een vergelijkende bekwaamheidsproef voor verhoging in graad in te schrijven, moet de ambtenaar van de onmiddellijk lagere rang zijn en ten minste twee jaar graadanciënniteit tellen.

Artikel 8.14 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het vergelijkend examen voor overgang naar een ander niveau staat open :
  1° voor bevordering tot een graad van de rang A1 :
  voor de ambtenaar van niveau B of C van de diensten van de Vlaamse regering die in beide niveaus samen ten minste drie jaar anciënniteit telt;
  2° voor bevordering tot een graad van de rang B1 :
  a) voor de ambtenaar van niveau C van de diensten van de Vlaamse regering die, wat de bevordering naar specifieke functies betreft, in het bezit is van het in de functiebeschrijving gevraagde diploma;
  b) voor de ambtenaar van niveau D van de diensten van de Vlaamse regering die tenminste twee jaar anciënniteit telt in dat niveau en die, wat de bevordering naar specifieke functies betreft, in het bezit is van het in de functiebeschrijving gevraagde diploma.
  3° voor bevordering tot een graad van de rang C1 :
  voor de ambtenaar van niveau D van de diensten van de Vlaamse regering die ten minste twee jaar anciënniteit telt in dat niveau;

Artikel 8.15 (Zie NOTA'S onder opschrift) Om aan een vergelijkend examen voor overgang naar niveau A te mogen deelnemen, moet de ambtenaar over de noodzakelijke generieke competenties beschikken voor het uitoefenen van een functie in niveau A.
  De leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling stelt de lijst van de vereiste competenties vast, bepaalt de inhoud van de potentieelinschatting, regelt de organisatie ervan en stelt de nadere bepalingen, met onder meer de mogelijke vrijstellingen, vast in een reglement.

Artikel 8.16 (Zie NOTA'S onder opschrift) Om een bevordering te verkrijgen :
  1° moet de ambtenaar zich in de administratieve toestand bevinden waarin hij zijn aanspraken op een bevordering kan doen gelden;
  2° mag de ambtenaar geen functioneringsevaluatie hebben die besloten werd met " onvoldoende ".

Artikel 8.17 (Zie NOTA'S onder opschrift) In geval van een bevorderingsprocedure zonder examen of bekwaamheidsproef kan worden bevorderd :
  a) tot een graad van de rang B3, C3 en D3 :
  1° de ambtenaar die benoemd is in respectievelijk een graad van de rang B2, C2 en D2, en
  2° de ambtenaar die benoemd is in respectievelijk een graad van de rang B1, C1 en D1, die de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan van deze graad bereikt heeft,
  en die geslaagd is voor een test nopens de leidinggevende capaciteiten.
  b) tot een graad van de rang B2, C2 en D2 : de ambtenaar die benoemd is in respectievelijk een graad van de rang B1, C1 en D1 en die de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan van deze graad bereikt heeft.
  (In afwijking van het eerste lid kan, na akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor het Algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, de benoemende overheid de doelgroep beperken voor bevorderingsprocedures tot een graad van de tweede of derde rang binnen niveau B, C of D. In voorkomend geval wordt in het bericht van de bekendmaking van de vacante functie de beslissing van de benoemende overheid opgenomen, alsmede de wijze waarop de functie toegekend zal worden.) <BVR 2004-11-19/53, Art. 7, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 8.18 (Zie NOTA'S onder opschrift) Tot een graad van de rang A1, B1 en C1 kan worden bevorderd de ambtenaar die geslaagd is voor een vergelijkend overgangsexamen.

Sectie 2. De vergelijkende loopbaanexamens en de vergelijkende bekwaamheidsproeven

Artikel 8.19 (Zie NOTA'S onder opschrift) De administratie Ambtenarenzaken richt om de drie jaar vergelijkende loopbaanexamens en bekwaamheidsproeven in.

Artikel 8.20 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken stelt de programma's van de vergelijkende loopbaanexamens vast na overleg met de departementen en met de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling.
  § 2. De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken stelt de programma's van de vergelijkende bekwaamheidsproeven vast na overleg met de departementen.

Artikel 8.21 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken stelt in het examenreglement de nadere bepalingen van de vergelijkende loopbaanexamens vast en bepaalt de samenstelling van de examencommissies.
  § 2. De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken stelt in het examenreglement de nadere bepalingen van de vergelijkende bekwaamheidsproeven vast en bepaalt de samenstelling van de examencommissies.
  § 3. De geslaagde voor een vergelijkend loopbaanexamen of voor een vergelijkende bekwaamheidsproef behoudt onbeperkt het voordeel van zijn uitslag. De leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken kan evenwel in het examenreglement van een vergelijkende bekwaamheidsproef, de geldigheidsduur ervan beperken.

Sectie 3. Bevoegde overheid en procedurevoorschriften

  Onderafdeling 1. - Bevoegde overheid.

Artikel 8.22 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De bevordering tot een graad van de rang A1, B1, C1 en D1 wordt toegekend door de secretaris-generaal.
  § 2. De bevordering door verhoging in graad binnen de niveaus B, C en D wordt toegekend door de secretaris-generaal, na advies van de departementale directieraad, of in voorkomend geval de afdelingsraad vermeld in artikel II 6.
  Van het voorstel van de departementale directieraad wordt kennis gegeven aan de ambtenaren die zich kandidaat hebben gesteld of die geslaagd zijn.
  De ambtenaar die zich benadeeld acht, kan binnen vijftien kalenderdagen na de kennisgeving bezwaar indienen bij de departementale directieraad en wordt op zijn verzoek, gehoord door de departementale directieraad.

  Onderafdeling 2. - De bevorderingsprocedure na examen of bekwaamheidsproef.

Artikel 8.23 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De geslaagden voor een vergelijkend loopbaanexamen of bekwaamheidsproef worden binnen de perken van de vacatures in volgorde van hun rangschikking :
  1° hetzij tot de stage toegelaten in een vacante betrekking, indien het een vergelijkend examen voor overgang naar een ander niveau betreft;
  2° hetzij bevorderd in een vacante betrekking, indien het een vergelijkend examen voor verhoging in graad of een vergelijkende bekwaamheidsproef betreft.
  § 2. Wanneer voor een betrekking de geslaagden van verschillende vergelijkende loopbaanexamens of bekwaamheidsproeven in aanmerking komen, wordt de voorrang gegeven aan de geslaagden van het loopbaanexamen of de bekwaamheidsproef waarvan de datum van het proces-verbaal van afsluiting de oudste is.
  § 3. Onverminderd § 1 en § 2, gebeurt de dienstaanwijzing van de geslaagden op basis van de functiebeschrijving en de profielvereisten.
  Indien voor een bepaalde betrekking bijzondere bijkomende vereisten worden gesteld, kunnen de geslaagden voor een vergelijkend loopbaanexamen of bekwaamheidsproef onder de volgende voorwaarden onderworpen worden aan een bijkomende selectietest :
  de vereiste bijzondere bijkomende competenties zijn in de functiebeschrijving vastgesteld;
  a) uit het examendossier van de eerst in aanmerking komende geslaagde, kan niet worden afgeleid dat hij over het benodigde competentieprofiel beschikt;
  b) het aantal van de geslaagden die in volgorde van de rangschikking voor het vergelijkend loopbaanexamen of de vergelijkende bekwaamheidsproef, tot de bijkomende selectietest worden toegelaten, stemt maximaal overeen met vijf maal het aantal betrekkingen waarvoor de test wordt georganiseerd.
  De rangschikking behaald voor de bijzondere selectietest geldt enkel voor de betrekkingen waarvoor deze test werd georganiseerd.

Artikel 8.24 (Zie NOTA'S onder opschrift) De geslaagde voor een vergelijkend examen voor overgang naar een ander niveau kan slechts worden bevorderd, nadat deze met goed gevolg de stage in de bevorderingsbetrekking heeft volbracht.

  Onderafdeling 3. - De bevorderingsprocedure zonder examen of bekwaamheidsproef.

Artikel 8.25 (Zie NOTA'S onder opschrift) De bevorderingen zonder loopbaanexamen of bekwaamheidsproef worden verleend aan de voor een bepaalde betrekking meest geschikte kandidaat.
  Deze geschiktheid wordt vastgesteld aan de hand van het profiel van de kandidaten ten overstaan van de profielvereisten en rekening houdend met de functiebeschrijving.
  De in aanmerking komende kandidaten worden onderling vergeleken onder meer op basis van hun functioneringsevaluatie en de gegevens uit hun kandidaatstelling.

Artikel 8.26 (Zie NOTA'S onder opschrift) De departementale directieraad draagt de in aanmerking komende kandidaten aan de benoemende overheid voor.
  De benoemende overheid benoemt uit de door de departementale directieraad voorgedragen kandidaten of benoemt niet.

Hoofdstuk 3. De bevordering tot de graad van secretarisgeneraal en directeurgeneraal

Sectie 1. Voorwaarden van bevordering

Artikel 8.27 (Zie NOTA'S onder opschrift) Tot de graad van secretaris-generaal kan worden bevorderd :
  1° de ambtenaar van de rang A3 die de functie van leidend ambtenaar of een gelijkwaardige functie gedurende ten minste twee jaar effectief uitoefent;
  2° de ambtenaar die de functie van afdelingshoofd of een gelijkwaardige functie gedurende ten minste zes jaar effectief uitoefent.
  De Vlaamse regering bepaalt bij de vacantverklaring op voorstel van de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), wat als een gelijkwaardige functie, bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, wordt beschouwd. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 8.28 (Zie NOTA'S onder opschrift) Tot de graad van directeur-generaal kan worden bevorderd de ambtenaar die in de periode van zes jaar voorafgaand aan de kandidaatstelling ten minste vier jaar de functie van afdelingshoofd of een gelijkwaardige functie effectief heeft uitgeoefend.
  De Vlaamse regering bepaalt bij de vacantverklaring op voorstel van de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), wat als een gelijkwaardige functie wordt beschouwd. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 8.29 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Alleen de ambtenaar die over de vereiste generieke en functiespecifieke competenties beschikt, kan tot secretaris-generaal of tot directeur-generaal worden bevorderd.
  De Vlaamse regering stelt per functie de lijst van de generieke en functiespecifieke competenties vast.
  § 2. De ambtenaar voegt bij zijn kandidaatstelling tevens een nota waarin hij zijn beleidsvisie formuleert op de invulling van de functie.

Sectie 2. Bevoegde overheid en procedurevoorschriften

  Onderafdeling 1. - Bevoegde overheid.

Artikel 8.30 (Zie NOTA'S onder opschrift) De bevordering tot secretaris-generaal wordt toegekend door de Vlaamse regering op voorstel van de minister-president van de Vlaamse regering.

Artikel 8.31 (Zie NOTA'S onder opschrift) De bevordering tot directeur-generaal wordt toegekend door de Vlaamse regering op voorstel van de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s), na advies van het college van secretarissen-generaal.

  Onderafdeling 2. - De bevorderingsprocedure.

Artikel 8.32 (Zie NOTA'S onder opschrift) De Vlaamse regering beoordeelt wie van de kandidaten over de vereiste generieke en functiespecifieke competenties voor de uitoefening van een functie van secretaris-generaal beschikt.
  De kandidaten worden hierbij onderling vergeleken onder meer op basis van hun functioneringsevaluatie, de resultaten van de potentieelinschatting, de gegevens uit de kandidaatstelling en de mondelinge toelichting van hun beleidsvisie voor de Vlaamse regering.

Artikel 8.33 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het college van secretarissen-generaal beoordeelt wie van de kandidaten over de vereiste generieke en functiespecifieke competenties voor de uitoefening van een functie van directeur-generaal beschikt.
  De kandidaten worden hierbij onderling vergeleken onder meer op basis van hun functioneringsevaluatie, de resultaten van de potentieelinschatting, de gegevens uit de kandidaatstelling en de mondelinge toelichting van hun beleidsvisie voor het college van secretarissen-generaal.
  § 2. Het college van secretarissen-generaal draagt de in aanmerking komende kandidaten in orde van hun geschiktheid aan de benoemende overheid voor.
  De ambtenaren die hun beleidsvisie mondeling hebben verdedigd, worden voorafgaandelijk in kennis gesteld van het advies van het college van secretarissen-generaal.
  De ambtenaar die zich benadeeld acht, kan binnen vijftien kalenderdagen na de kennisgeving bezwaar indienen bij het college van secretarissen-generaal en wordt op zijn verzoek gehoord.

Artikel 8.34 (Zie NOTA'S onder opschrift) De inhoud en de modaliteiten van de potentieelinschatting worden vastgesteld door de Vlaamse regering, voor de bevordering tot secretaris-generaal, en door het college van secretarissen-generaal, voor de bevordering tot directeur-generaal.

Titel 4. De mandaten en de tijdelijke aanstellingen

Hoofdstuk 1. De mandaten

Artikel 8.35 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Volgende graden worden uitsluitend bij wege van mandaat begeven :
  1° afdelingshoofd;
  2° contractbeheerder;
  3° strategiebeheerder;
  4° coördinator IT-relatiebeheer;
  5° financieel-administratief beheerder;
  6° beheerder interne IT-dienstverlening.
  § 2. Voor de aanwijzing tot afdelingshoofd komen enkel de volgende ambtenaren, die over de vereiste generieke en functiespecifieke competenties voor het uitoefenen van de te begeven functie beschikken, in aanmerking :
  1° de ambtenaar van de rang A2;
  2° (de ambtenaar van de rang A1 die ten minste zes jaar graadanciënniteit telt in een of meer graden van de rang A1 en die ten minste zes jaar schaalanciënniteit telt in één of meer salarisschalen van de rang A1.) <BVR 2004-11-19/53, Art. 8, 010; En vigueur : 19-11-2004>
  (De ambtenaar van de rang A2 die rechtstreeks in deze rang of als expert aangeworven wordt, moet zes jaar niveauanciënniteit tellen in niveau A bij de diensten van de Vlaamse Regering en de Vlaamse openbare instellingen met een vergelijkbaar personeelsstatuut voor hij aangewezen kan worden tot afdelingshoofd.) <BVR 2004-11-19/53, Art. 8, 010; En vigueur : 19-11-2004>
  § 3. Voor de aanwijzing in één van de in § 1, 2° tot en met 6°, vermelde mandaten komen enkel de ambtenaren van de rang A1 en A2 in aanmerking, die over de vereiste generieke en functiespecifieke competenties voor het uitoefenen van de te begeven functie beschikken.
  § 4. De leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling stelt per functie de lijst van de generieke competenties vast.
  De overheid die aanwijst in het mandaat, stelt de lijst van functiespecifieke competenties vast.

Artikel 8.36 (Zie NOTA'S onder opschrift) De te begeven betrekkingen, de voorwaarden van aanwijzing en de wijze waarop de kandidaten hun interesse kunnen kenbaar maken, worden meegedeeld aan alle in aanmerking komende ambtenaren.

Artikel 8.37 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Een bijzondere commissie, samengesteld door de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling, beoordeelt wie van de kandidaten over de vereiste generieke en, met uitzondering voor het mandaat van afdelingshoofd, over de vereiste functiespecifieke competenties voor de uitoefening van de te begeven functie beschikt.
  De kandidaten worden onder meer beoordeeld op basis van hun functioneringsevaluatie, de resultaten van de potentieelinschatting en de gegevens uit de kandidaatstelling, voor wat de generieke competenties betreft, en onder meer op basis van de mondelinge toelichting van hun beleidsvisie, voor wat de functiespecifieke competenties betreft.
  § 2. Voor het mandaat van afdelingshoofd beoordeelt de departementale directieraad wie van de kandidaat-afdelingshoofden die beschikken over de generieke competenties, over de vereiste functiespecifieke competenties beschikken, onder meer op basis van de mondelinge toelichting van hun beleidsvisie.

Artikel 8.38 (Zie NOTA'S onder opschrift) De inhoud en de modaliteiten van de potentieelinschatting worden bepaald door de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling.

Artikel 8.39 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De leidend ambtenaar wijst uit de door de departementale directieraad in aanmerking genomen gegadigden een ambtenaar aan voor de betrekking van afdelingshoofd.
  § 2. De leidend ambtenaar legt zijn beslissing tot aanwijzing ter bekrachtiging voor aan de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s). Indien deze laatste(n) beslist om de aanwijzing niet te bekrachtigen, legt de leidend ambtenaar binnen de twee maanden een nieuwe aanwijzing voor of start in voorkomend geval een nieuwe aanwijzingsprocedure.

Artikel 8.40 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ICT-manager wijst uit de kandidaten van wie de in artikel VIII 37 bedoelde commissie heeft geoordeeld dat zij over de vereiste competenties beschikken, de ambtenaren aan voor de betrekkingen vermeld in artikel VIII 35, § 1, 2° tot en met 6°.

Artikel 8.41 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar behoudt tijdens het mandaat de functionele loopbaan in de graad waarin hij werd benoemd. De werkelijke diensten die de ambtenaar als mandaathouder presteert, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de schaalanciënniteit in de functionele loopbaan.
  De aanwijzing in een mandaat houdt tevens de dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.

Artikel 8.42 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het mandaat wordt toegekend voor de duur van zes jaar en is meermaals met dezelfde duur verlengbaar. De verlenging gebeurt stilzwijgend.
  § 2. Het mandaat wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met onvoldoende wordt besloten, bij een bevordering of een aanwijzing in een ander mandaat, en bij een nieuwe dienstaanwijzing.
  De overheid bevoegd voor de aanwijzing kan ook een einde stellen aan het mandaat omwille van functionele redenen, bij langdurige afwezigheid of op vraag van de mandaathouder zelf.
  In beide gevallen wordt voor de betrokken ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld door de benoemende overheid.

Artikel 8.43 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het afdelingshoofd dat :
  1° een verlof voor opdracht krijgt om een ambt uit te oefenen op het kabinet van een minister, een staatssecretaris, een gewestelijk staatssecretaris, een regeringscommissaris, een gouverneur van een Vlaamse provincie of de gouverneur of vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad of van een Europees commissaris;
  2° in een hoger ambt van directeur-generaal wordt aangesteld;
  3° op vraag van de Vlaamse regering de functie van projectleider uitoefent;
  4° langdurig afwezig is wegens ziekte;
  5° een verlof voor opdracht krijgt om een leidinggevende functie uit te oefenen bij een erkende politieke groep of bij de voorzitter van een erkende politieke groep (of bij het Vlaams Parlement); <BVR 2004-11-19/53, Art. 9, 010; En vigueur : 01-06-2004>
  6° ter beschikking wordt gesteld van de Koning, een Koningin, een Prins of een Prinses van België,
  behoudt zijn mandaat van afdelingshoofd en kan in voormelde situaties vervangen worden door een afdelingshoofd ad interim, hetzij aangewezen uit de lijst van de door de departementale directieraad voor de functie geschikt bevonden kandidaten, onder de voorwaarde dat deze lijst niet ouder is dan zes jaar, hetzij na een nieuwe aanwijzingsprocedure overeenkomstig artikel VIII 36 tot en met artikel VIII 40.
  § 2. Artikelen VIII 41 en VIII 42 zijn eveneens van toepassing op het afdelingshoofd ad interim.
  Het afdelingshoofd ad interim beschikt over alle prerogatieven verbonden aan het mandaat van afdelingshoofd.
  In afwijking van artikel VIII 42 wordt het mandaat van afdelingshoofd ad interim ambtshalve beëindigd wanneer het afdelingshoofd de functie terug opneemt.
  § 3. In geval van andere afwezigheden dan deze vermeld in § 1 waarvan de duur één jaar niet mag overschrijden, en voor de overbrugging van de periode tussen de beëindiging van een mandaat en een nieuwe aanwijzing, kan de leidend ambtenaar een waarnemend afdelingshoofd aanwijzen onder de ambtenaren die over de generieke competenties van afdelingshoofd beschikken.
  Het waarnemend afdelingshoofd beschikt over alle prerogatieven verbonden aan het mandaat van afdelingshoofd.
  De artikelen XIII 22 en XIII 23 zijn van toepassing op het waarnemend afdelingshoofd.

Hoofdstuk 2. De tijdelijke aanstellingen

Sectie 1. De opdrachthouders en de projectleiders

  Onderafdeling 1. - De opdrachthouders.

Artikel 8.44 (Zie NOTA'S onder opschrift) Opdrachthouder is de ambtenaar die tijdelijk wordt belast met de uitvoering van één van de volgende opdrachten :
  1° generieke interdepartementale opdrachten;
  2° departementale opdrachten inzake HRM, vorming en communicatie;
  3° opdrachten inzake vorming, HRM en organisatieontwikkeling ten behoeve van de administratie Personeelsontwikkeling.

Artikel 8.45 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Voor de aanstelling in een functie van opdrachthouder komen enkel de ambtenaren van de rang A1 in aanmerking.
  Het college van secretarissen-generaal kan beslissen dat voor de uitvoering van generieke interdepartementale opdrachten, bedoeld in artikel VIII 44, 1°, ook ambtenaren van de rang A2 in aanmerking komen.
  § 2. De leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling bepaalt :
  a) de lijst van de generieke competenties voor de functie van opdrachthouder;
  b) de lijst van functiespecifieke competenties voor de functies van opdrachthouder bedoeld in artikel VIII 44, 1°.
  De lijst van functiespecifieke competenties voor de functies van opdrachthouder bedoeld in artikel VIII 44, 2° en 3°, wordt bepaald door de betrokken departementen.

Artikel 8.46 (Zie NOTA'S onder opschrift) De te begeven betrekkingen, de aanstellingsvoorwaarden en de wijze waarop de kandidaten hun interesse kunnen kenbaar maken, worden meegedeeld aan alle in aanmerking komende ambtenaren.

Artikel 8.47 (Zie NOTA'S onder opschrift) De opdrachthouders worden tijdelijk aangesteld volgens een procedure die bepaald wordt door de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling. In deze procedure wordt voorzien in een interne en/of externe potentieelinschatting.
  De leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling bepaalt de inhoud en de modaliteiten van deze potentieelinschatting.

Artikel 8.48 (Zie NOTA'S onder opschrift) De opdrachthouder belast met generieke interdepartementale opdrachten, wordt aangesteld door de voorzitter van het college van secretarissen-generaal.
  De opdrachthouder belast met departementale opdrachten, wordt aangesteld door de secretaris-generaal.
  De opdrachthouder belast met opdrachten ten behoeve van de administratie Personeelsontwikkeling, wordt aangesteld door de leidend ambtenaar van deze administratie.

Artikel 8.49 (Zie NOTA'S onder opschrift) De duur van de aanstelling bedraagt zes jaar en is meermaals met dezelfde duur verlengbaar. De verlenging gebeurt stilzwijgend.

  Onderafdeling 2. - De projectleiders.

Artikel 8.50 (Zie NOTA'S onder opschrift) Projectleider is de ambtenaar van niveau A die tijdelijk wordt belast met de leiding van een departementaal of interdepartementaal project.
  De departementale projecten worden door de secretaris-generaal ter goedkeuring voorgelegd aan de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s). De interdepartementale projecten worden opgestart hetzij door de Vlaamse regering, hetzij door het college van secretarissen-generaal na voorafgaandelijke goedkeuring door de Vlaamse regering.

Artikel 8.51 (Zie NOTA'S onder opschrift) De secretaris-generaal stelt voor zijn departement de projectleiders aan die belast worden met departementale projecten. Het college van secretarissen-generaal stelt de projectleiders aan die belast worden met interdepartementale projecten.
  In afwijking van het eerste lid worden de projectleiders van de rang A3 en A4 aangeduid door de Vlaamse regering.

Artikel 8.52 (Zie NOTA'S onder opschrift) De duur van de tijdelijke aanstelling tot projectleider is gelijk aan de duur van het project.
  De projectleider heeft voor de duur van het project hiërarchisch gezag over de andere personeelsleden die meewerken aan het project.

  Onderafdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen.

Artikel 8.53 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar behoudt tijdens zijn aanstelling tot opdrachthouder of projectleider zijn dienstaanwijzing. De standplaats kan worden gewijzigd voor de duur van de opdracht of het project.
  § 2. De ambtenaar behoudt tijdens de aanstelling de functionele loopbaan in de graad waarin hij werd benoemd. De werkelijke diensten die de ambtenaar als opdrachthouder presteert, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de schaalanciënniteit in de functionele loopbaan.

Artikel 8.54 (Zie NOTA'S onder opschrift) De aanstelling wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met onvoldoende wordt besloten, bij een beslissing tot loopbaanvertraging, bij een bevordering of bij een aanwijzing in een mandaat, en in voorkomend geval bij een wijziging van dienstaanwijzing.
  De overheid bevoegd voor de aanstelling kan er ook een einde aan stellen omwille van functionele redenen, bij langdurige afwezigheid of op vraag van de functiehouder zelf.

Sectie 2. De staffunctie

Artikel 8.55 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. (De leidend ambtenaar en het contractuele personeelslid dat de bevoegdheden uitoefent van leidend ambtenaar, kan één ambtenaar van rang A2 of A1 voor bepaalde of onbepaalde duur belasten met een staffunctie.) <BVR 2003-01-31/42, Art. 9, 006; En vigueur : 31-01-2003>
  § 2. Deze ambtenaar kan niet terzelfder tijd opdrachthouder zijn.
  § 3. De aanstelling in een staffunctie houdt tevens de dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.

Artikel 8.56 (Zie NOTA'S onder opschrift) De te begeven betrekkingen, de aanstellingsvoorwaarden en de wijze waarop de kandidaten hun interesse kunnen kenbaar maken, worden meegedeeld aan alle in aanmerking komende ambtenaren.

Artikel 8.57 (Zie NOTA'S onder opschrift) De leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling stelt de lijst van de vereiste generieke competenties vast. Hij bepaalt tevens de wijze waarop deze competenties zullen worden beoordeeld.

Artikel 8.58 (Zie NOTA'S onder opschrift) De aanstelling in een staffunctie wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met onvoldoende wordt besloten, bij een beslissing tot loopbaanvertraging, bij een bevordering of een aanwijzing in een mandaat, en bij een nieuwe dienstaanwijzing.
  De leidend ambtenaar kan ook een einde stellen aan de aanstelling omwille van functionele redenen, bij langdurige afwezigheid of op vraag van het staflid zelf.
  In beide gevallen wordt voor de betrokken ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld door de benoemende overheid.

Sectie 3. De expertenfuncties

Artikel 8.59 (Zie NOTA'S onder opschrift) Als expert kan worden aangesteld de ambtenaar van de eerste twee rangen van de niveaus A, B, C en D. De ambtenaar van de rang A1 en A2 kan ook worden aangesteld als senior-expert.

Artikel 8.60 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De leidend ambtenaar wijst, in overleg met het afdelingshoofd, de ambtenaren aan die aangesteld worden in een expertenfunctie.
  § 2. De aanstelling in een expertenfunctie houdt tevens de dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.
  § 3. De ambtenaar behoudt gedurende de aanstelling de functionele loopbaan in de graad waarin hij werd benoemd. De werkelijke diensten die de ambtenaar als expert of als senior-expert presteert, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de schaalanciënniteit in de functionele loopbaan.

Artikel 8.61 (Zie NOTA'S onder opschrift) De aanstelling in een expertenfunctie wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met onvoldoende wordt besloten, bij een beslissing tot loopbaanvertraging, bij een bevordering of een aanwijzing in een mandaat, en bij een nieuwe dienstaanwijzing.
  De leidend ambtenaar kan ook een einde stellen aan de aanstelling omwille van functionele redenen, bij langdurige afwezigheid of op vraag van de ambtenaar zelf.
  In beide gevallen wordt voor de betrokken ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld door de benoemende overheid.

Sectie 4. De waarneming van een hoger ambt

Artikel 8.62 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Voor de toepassing van deze afdeling verstaat men onder hoger ambt, elk ambt in een graad van de naast hogere rang.
  § 2. Een ambtenaar kan worden aangesteld in een hoger ambt voor een betrekking van een graad die tijdelijk of definitief vacant is.
  § 3. Een definitief vacante betrekking kan voor ten hoogste één jaar worden waargenomen en op voorwaarde dat de procedure tot definitieve toekenning van die betrekking wordt ingezet.
  In afwijking van het eerste lid, kan een definitief vacante betrekking van secretaris-generaal of directeur-generaal, belast met de leiding van een departement of administratie waarvan de Vlaamse regering beslist heeft om de verdere bestaansreden te onderzoeken, (waargenomen worden tot de herplaatsing van de leidinggevenden ter uitvoering van artikel 39, § 2, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003). <BVR 2006-01-27/41, Art. 8, 012; En vigueur : 21-01-2005>

Artikel 8.63 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die met een hoger ambt is belast, beschikt over alle aan dat ambt verbonden prerogatieven.

Artikel 8.64 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De Vlaamse regering beslist, op voorstel van de minister-president van de Vlaamse regering, welke ambtenaar het hoger ambt waarneemt in een betrekking van de rang A4.
  § 2. De functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) beslist, na advies van de departementale directieraad, welke ambtenaar het hoger ambt waarneemt in een betrekking van de rang A3.
  § 3. De secretaris-generaal beslist, na advies van het college van afdelingshoofden, welke ambtenaar het hoger ambt waarneemt in een betrekking van de rang A1 en van de niveaus B, C en D.

Artikel 8.65 (Opgeheven) <BVR 2004-11-19/53, Art. 10, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Hoofdstuk 3. De preventieadviseurcoördinator en de preventieadviseurs van de interne dienst voor Preventie en Bescherming op het werk

Artikel 8.66 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Voor de diensten van de Vlaamse regering is er één interne dienst door Preventie en Bescherming op het werk, hierna interne dienst te noemen, die als onafhankelijke entiteit is toegevoegd aan het college van secretarissen-generaal.
  § 2. De interne dienst is samengesteld uit (meerdere preventieadviseurs) en één preventieadviseur-coördinator, die de dienst leidt en die rechtstreeks rapporteert aan de voorzitter van het college van secretarissen-generaal. <BVR 2004-02-20/50, Art. 9, 009; En vigueur : 01-10-2003>

Artikel 8.67 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De graad van preventieadviseur-coördinator wordt uitsluitend bij wege van mandaat toegekend.
  Voor de aanwijzing in dit mandaat komen de ambtenaren van de rang A1 en A2 in aanmerking, die in het bezit zijn van een getuigschrift veiligheid niveau 1.
  De leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling stelt de lijst van de vereiste competenties vast.
  § 2. De functie van preventieadviseur staat open voor ambtenaren van de rang A1 en van de niveaus B, C en D. Naargelang van het functieprofiel dient de preventieadviseur houder te zijn van een getuigschrift veiligheid niveau 1 of van minimum een getuigschrift niveau 2.
  § 3. De te begeven betrekkingen, de voorwaarden waaraan de kandidaten dienen te voldoen en de wijze waarop ze hun interesse kunnen kenbaar maken, worden meegedeeld via een algemene oproep.

Artikel 8.68 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Een bijzondere commissie beoordeelt wie van de kandidaten over de vereiste competenties voor de uitoefening van de functie van preventieadviseur-coördinator beschikken.
  De kandidaten worden onder meer beoordeeld op basis van hun functioneringsevaluatie, de resultaten van de potentieelinschatting, de gegevens uit de kandidaatstelling en de mondelinge toelichting van hun beleidsvisie.
  De potentieelinschatting gebeurt op basis van een functiespecifiek gedragsgericht interview.
  § 2. De commissie, bedoeld in § 1, is samengesteld als volgt :
  1° een vertegenwoordiger van een gespecialiseerd extern bureau;
  2° twee vertegenwoordigers van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap-Vlaams Gewest;
  3° de voorzitter van het college van secretarissen-generaal of zijn afgevaardigde.
  § 3. De commissie legt aan het college van secretarissen-generaal de lijst voor van de kandidaten die over de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie van preventieadviseur-coördinator beschikken.

Artikel 8.69 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het college van secretarissen-generaal draagt voor elke betrekking van preventieadviseur en voor de betrekking van preventieadviseur-coördinator ten minste twee kandidaten, die aan de gestelde voorwaarden voldoen, voor aan het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap-Vlaams Gewest.
  De voorzitter van het college van secretarissen-generaal wijst de preventieadviseur-coördinator en stelt de preventieadviseurs aan, na voorafgaand akkoord van het vermeld Hoog Overlegcomité.
  Indien er geen akkoord bereikt wordt in het Hoog Overlegcomité, wordt de beslissing genomen door de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling). <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 8.70 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het mandaat van preventieadviseur-coördinator en de aanstelling tot preventieadviseur worden toegekend voor de duur van zes jaar en zijn meermaals met dezelfde duur verlengbaar. De verlenging gebeurt stilzwijgend.
  De aanwijzing tot preventieadviseur-coördinator houdt tevens de dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.
  De ambtenaar die tijdelijk wordt aangesteld tot preventieadviseur behoudt zijn dienstaanwijzing. De standplaats kan worden gewijzigd voor de duur van de aanstelling.
  § 2. De ambtenaar behoudt tijdens het mandaat of de tijdelijke aanstelling de functionele loopbaan in de graad waarin hij werd benoemd. De werkelijke diensten die de ambtenaar als preventieadviseur of als preventieadviseur-coördinator presteert, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de schaalanciënniteit in de functionele loopbaan.
  § 3. De overheid bevoegd voor de aanwijzing, respectievelijk aanstelling, kan na akkoord of op verzoek van het Hoog Overlegcomité, om functionele redenen of op verzoek van de functiehouder zelf, het mandaat of de aanstelling beëindigen.
  In dat geval wordt voor de ambtenaar die het mandaat van preventieadviseur-coördinator bekleedde, een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld door de benoemende overheid.

Artikel 8.71 (Zie NOTA'S onder opschrift) Indien de preventieadviseur-coördinator zijn eerste aanwijzing in het mandaat of één van de preventieadviseurs zijn eerste aanstelling voortijdig beëindigt, wordt hij vervangen. De vervanger wordt gekozen uit de ambtenaren die zich kandidaat hebben gesteld en door het college van secretarissen-generaal werden voorgedragen overeenkomstig artikel VIII 69, eerste lid.

Artikel 8.71BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 10; En vigueur : 01-10-2003> § 1. In afwijking van de artikelen VIII 67, VIII 69 en VIII 70 kan de functie van preventieadviseur ook worden opengesteld voor ambtenaren van rang A1, die extern worden aangeworven en die, naargelang van het functieprofiel, houder zijn van een getuigschrift veiligheid niveau 1 of van minimum een getuigschrift niveau 2.
  § 2. Het college van secretarissen-generaal draagt voor elke betrekking van preventieadviseur die wordt ingevuld via een externe werving een kandidaat, die aan de gestelde voorwaarden voldoet, voor aan het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest.
  Indien er geen akkoord bereikt wordt in het Hoog Overlegcomité, wordt de beslissing genomen door de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling). <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 3. De aanstelling van de preventieadviseur die extern geworven wordt houdt tevens de tijdelijke dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.
  De termijn van de effectieve aanstelling begint te lopen op de dag van de benoeming tot ambtenaar.
  Bij het beëindigen van de aanstelling wordt voor de betrokken ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld door de bevoegde overheid.

Hoofdstuk 4. De functies van seniorauditor en juniorauditor bij de entiteit Interne Audit

Artikel 8.72 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De functie van junior-auditor staat open voor de ambtenaren van rang A1 en A2 van de diensten van de Vlaamse regering en van de Vlaamse openbare instellingen, maar wat de Vlaamse wetenschappelijke instellingen betreft, is deze functie beperkt tot het niet-wetenschappelijk personeel.
  De functie van junior-auditor en van senior-auditor mag ook worden opengesteld voor ambtenaren van rang A1, die extern worden aangeworven.
  § 2. De junior-auditor kan na ten vroegste drie jaar en op basis van een functioneringsevaluatie waaruit blijkt dat hij een grote deskundigheid in het domein van de interne audit heeft verworven door het hoofd van de entiteit Interne Audit worden aangesteld in een functie van senior-auditor. In dit geval geldt de procedure vermeld in artikel VIII 74 niet.
  Voor de eerste aanstellingen in de entiteit Interne Audit staat de functie van senior-auditor ook open voor de ambtenaren van rang A1 en A2 van de diensten van de Vlaamse regering en van de Vlaamse openbare instellingen, die minimum drie jaar relevante ervaring kunnen aantonen en die over de vereiste competenties voor het uitoefenen van deze functie beschikken vastgesteld overeenkomstig artikel VIII 74. Voor de Vlaamse wetenschappelijke instellingen staat deze functie enkel open voor het niet-wetenschappelijk personeel.
  § 3. Alleen de ambtenaar die over de vereiste generieke en functiespecifieke competenties beschikt, kan tot junior-auditor of senior-auditor worden aangesteld.
  Deze competenties kunnen verschillen naargelang het functieprofiel en worden vastgesteld door het hoofd van de entiteit Interne Audit.

Artikel 8.73 (Zie NOTA'S onder opschrift) Met het oog op de aanstelling van junior-auditors en senior-auditors wordt een algemene oproep gedaan.

Artikel 8.74 (Zie NOTA'S onder opschrift) Een door de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling op advies van het auditcomité samengestelde commissie beoordeelt wie van de kandidaten over de vereiste competenties voor de uitoefening van de te begeven functie beschikt.
  Het hoofd van de entiteit Interne Audit bepaalt de wijze waarop de in het eerste lid vermelde commissie de vereiste competenties beoordeelt.
  De kandidaten worden gerangschikt volgens hun geschiktheid.

Artikel 8.75 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het hoofd van de entiteit Interne Audit stelt de in aanmerking komende gegadigden in orde van hun rangschikking aan. Voor de externe gegadigden die geslaagd zijn voor het vergelijkend wervingsexamen waarvan de in artikel VIII 74 vermelde procedure deel uitmaakt is dit een voorlopige aanstelling in afwachting van hun benoeming tot ambtenaar. De aanstelling houdt tevens de dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.

Artikel 8.76 (Zie NOTA'S onder opschrift) De aanstelling in een functie van junior-, respectievelijk senior-auditor gebeurt voltijds en is tijdelijk. In het totaal mag de aanstelling in beide functies samen niet langer dan 12 jaar duren.
  In geval van externe aanwerving begint de termijn van de aanstelling te lopen op de dag van de benoeming tot ambtenaar.

Artikel 8.77 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De junior- en senior-auditors behouden gedurende hun aanstelling de functionele loopbaan in de graad waarin zij werden benoemd. De werkelijke diensten van de ambtenaar die als junior- of senior-auditor is aangesteld, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de schaalanciënniteit in de functionele loopbaan.
  § 2. De tijdelijke aanstelling wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met onvoldoende wordt besloten, bij een beslissing tot loopbaanvertraging, op de dag van de aanwijzing of bevordering van de functiehouder tot een hogere rang en bij het verstrijken van de termijn, vermeld in § 1.
  Het hoofd van de entiteit Interne Audit kan een einde stellen aan de aanstelling, hetzij om functionele redenen, hetzij bij langdurige afwezigheid, hetzij op verzoek van de functiehouder zelf.
  Bij het beëindigen van de aanstelling wordt voor de betrokken ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld door de bevoegde overheid.

Hoofdstuk 4BIS. De vrijstelling inzake generieke competenties 11; En vigueur : 01-07-2002>

Artikel 8.77BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-11-19/53, Art. 11; En vigueur : 01-07-2002> De ambtenaar die heeft aangetoond dat hij over de vereiste generieke competenties beschikt voor een van de in de vorige hoofdstukken van deze titel opgenomen mandaten of tijdelijke aanstellingen wordt geacht te beschikken over deze competenties tijdens het mandaat of de tijdelijke aanstelling en gedurende zeven jaar na afloop ervan, tenzij het mandaat of de tijdelijke aanstelling werd beëindigd wegens een evaluatie "onvoldoende".

Hoofdstuk 5. De huisbewaarders

Artikel 8.78 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het college van secretarissen-generaal duidt alle gebouwen of complexen aan waarvoor een huisbewaarder dient te worden aangesteld en duidt per gebouw of complex de secretaris-generaal aan die de huisbewaarder aanstelt en onder wiens bevoegdheid de huisbewaarder ressorteert.

Artikel 8.79 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De oproep tot de kandidaten voor een aanstelling als huisbewaarder wordt gericht tot de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse regering.
  § 2. Als huisbewaarder kunnen enkel worden aangesteld de personeelsleden die de hierna volgende voorwaarden vervullen :
  1° bij voorkeur werken in het gebouw, waarvoor een huisbewaarder gezocht wordt;
  2° bij voorkeur behoren tot het departement, waarvan de diensten het gebouw bezetten;
  3° bij voorkeur behoren tot niveau D;
  4° op de dag van de kandidatenvoordracht niet de evaluatie onvoldoende hebben.
  Bij gelijke geschiktheid van kandidaten van hetzelfde niveau, wordt prioriteit gegeven aan de statutaire kandidaat.
  § 3. Bij ontstentenis van kandidaten of als geen kandidaten beantwoorden aan de functiebeschrijving en het gewenste profiel, kan een persoon contractueel aangesteld worden die niet tot de diensten van de Vlaamse regering behoort.

Artikel 8.80 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De aanstelling van de huisbewaarder eindigt :
  1° bij zijn pensionering;
  2° als hij ontslag neemt of bij afzetting;
  3° indien de bevoegde overheid deze functie van huisbewaarder afschaft;
  4° bij het overlijden van de huisbewaarder;
  5° ingeval van een tekortkoming die de beëindiging van zijn aanstelling rechtvaardigt.
  § 2. De tekortkoming vermeld in § 1, 5°, wordt vastgesteld door de gebouwverantwoordelijke of bij ontstentenis, door de ambtenaar met de hoogste graad in dat gebouw. Na de huisbewaarder te hebben gehoord, stuurt deze onverwijld zijn verslag met de eventuele schriftelijke opmerkingen van de huisbewaarder, door aan het afdelingshoofd van de afdeling belast met personeelszaken van zijn departement en bezorgt hiervan een afschrift aan zijn secretaris-generaal.
  De beslissing tot ontslag wordt genomen door de secretaris-generaal van het departement waaronder de huisbewaarder ressorteert.
  § 3. De huisbewaarder die zijn functie wenst te beëindigen, moet het afdelingshoofd van de afdeling belast met personeelszaken van het departement waaronder hij ressorteert hiervan ten minste drie maanden van de te voren bij aangetekend schrijven in kennis stellen, behalve in geval van overmacht.

Artikel 8.81 (Zie NOTA'S onder opschrift) Dit hoofdstuk is eveneens van toepassing op de stagiair.

Titel 5. De functionele loopbaan van de ambtenaar

Hoofdstuk 1. Definitie en toepassingsgebied

Artikel 8.82 (Zie NOTA'S onder opschrift) De functionele loopbaan bestaat in de opeenvolgende toekenning aan een ambtenaar van een steeds hogere salarisschaal binnen een zelfde rang op basis van schaalanciënniteit en zonder wijziging van graadbenaming.

Artikel 8.83 (Zie NOTA'S onder opschrift) De schaalanciënniteit wordt jaarlijks opgebouwd op basis van de functioneringsevaluatie :
  1° hetzij aan normale snelheid, waarbij de in aanmerking komende diensten gelijk zijn aan de werkelijke diensten;
  2° hetzij vertraagd, waarbij de in aanmerking komende diensten :
  a) gelijk zijn aan de helft van de werkelijke diensten;
  b) vervallen indien de functioneringsevaluatie met " onvoldoende " besloten wordt.
  De opbouw van de schaalanciënniteit, zoals bedoeld in het eerste lid, heeft uitwerking op 1 juli van het jaar volgend op het evaluatiejaar en dit gedurende een periode van 12 maanden.

Artikel 8.84 (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van artikel VIII 83 bouwt de ambtenaar :
  1° a) met verlof voor opdracht;
  b) met militaire dienst of burgerdienst;
  c) met vakbondsverlof als vaste afgevaardigde,
  schaalanciënniteit op aan normale snelheid;
  2° a) met verlof voor voltijdse loopbaanonderbreking;
  b) met voltijds politiek verlof;
  c) tijdens een periode van tuchtschorsing, bedoeld in artikel IX 4;
  d) tijdens de periode van verlof voor deeltijdse prestaties gelijkgesteld met non-activiteit, bedoeld in artikel XI 32, § 2;
  geen schaalanciënniteit op.

Artikel 8.85 (Zie NOTA'S onder opschrift) Indien de ambtenaar tussen 1 juli en 30 juni overgaat naar een volgende salarisschaal in de functionele loopbaan of naar een hogere hiërarchische graad, verkrijgt hij in zijn nieuwe salarisschaal of graad de normale loopbaansnelheid voor de resterende periode tot 30 juni.

Artikel 8.86 (Zie NOTA'S onder opschrift) De toekenning van de hogere salarisschaal in de functionele loopbaan of van een andere functie kan bovendien afhankelijk worden gesteld van het behalen van brevetten of getuigschriften of van het slagen voor een vergelijkende bekwaamheidsproef zoals bepaald in de functiebeschrijving.

Hoofdstuk 2. Beslissing tot loopbaanvertraging

Artikel 8.87 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het college van afdelingshoofden beslist vóór 1 juli van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar, welke ambtenaren een loopbaanvertraging zoals bedoeld in artikel VIII 83, eerste lid, 2°, a) zullen ondergaan.
  In afwijking van het eerste lid wordt de beslissing tot loopbaanvertraging voor de volgende ambtenaren genomen door de evaluatoren :
  - secretaris van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid;
  - de ambtenaren van de entiteit Interne Audit;
  - preventieadviseur;
  - opdrachthouder staf Centrale Coördinatie;
  - projectleider met een interdepartementaal project.
  § 2. De ambtenaar wordt schriftelijk ervan in kennis gesteld dat zijn evaluatie aanleiding kan geven tot loopbaanvertaging, en wordt op zijn vraag door de overheid die de beslissing over de loopbaanvertraging neemt gehoord, vooraleer deze beslissing wordt genomen. Tevens wordt hem schriftelijk meegedeeld op grond van welke motieven de loopbaanvertraging wordt voorgesteld.

Artikel 8.88 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar kan tegen de beslissing tot loopbaanvertraging beroep instellen bij de raad van beroep. Het beroep is opschortend.
  Het beroep wordt ingesteld binnen de vijftien kalenderdagen na het bezorgen van de beslissing tot loopbaanvertraging.
  De ambtenaar heeft recht om te worden gehoord door de raad van beroep en kan zich hierbij laten bijstaan door een raadgever.
  § 2. De raad van beroep brengt een met reden omkleed advies uit binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift. (...) Het advies wordt terzelfder tijd verstuurd aan de verzoeker en aan de voor de definitieve beslissing bevoegde overheid. <BVR 2004-02-20/50, Art. 11, 009; En vigueur : 20-02-2004>
  § 3. Het dossier wordt vervolgens binnen de vijftien kalenderdagen voorgelegd aan de instantie bevoegd voor de definitieve beslissing; zij beslist binnen de vijftien kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad, zoniet gaat men ervan uit dat er een gunstige beslissing is.
  De departementale directieraad is bevoegd voor de definitieve beslissing over het al dan niet toekennen van de loopbaanvertraging, behalve voor wat betreft de hiernavermelde ambtenaren, voor wie voormelde beslissing wordt genomen door het college van secretarissen-generaal :
  - de ambtenaren van de rang A2 en lager, die geen mandaathouder zijn van de entiteit Sturing en Controle Informatica;
  - de ambtenaren van de entiteit Interne Audit;
  - de secretaris van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid;
  - de opdrachthouders van de staf Centrale Coördinatie;
  - projectleiders met een interdepartementaal project.
  De betrokken leidend ambtenaar neemt niet deel aan de beraadslaging in de departementale directieraden.
  (Het college van secretarissen-generaal is eveneens bevoegd voor de definitieve beslissing over de loopbaanvertraging, wanneer met toepassing van het derde lid van § 3 de departementale directieraad is samengesteld uit minder dan drie leden.) <BVR 2003-01-31/42, Art. 10, 006; En vigueur : 31-01-2003>

Hoofdstuk 3. De diverse functionele loopbanen

Artikel 8.89 (Zie NOTA'S onder opschrift) Er wordt een functionele loopbaan ingesteld binnen de hierna vermelde rangen voor overgang tussen de daaronder opgesomde salarisschalen en na het aantal jaren schaalanciënniteit dat ernaast vermeld wordt :

  1° in rang A1
  a) van de eerste naar de tweede salarisschaal na 6 jaar
                                                        van A 111 naar A 112
                                                            A 121 naar A 122
                                                            A 141 naar A 142
  b) van de tweede naar de derde salarisschaal na 12 jaar
                                                        van A 112 naar A 113
                                                            A 122 naar A 123
  c) van de tweede naar de derde salarisschaal na 6 jaar
                                                        van A 142 naar A 143
  d) van de derde naar de vierde salarisschaal na 9 jaar
                                                        van A 113 naar A 114
                                                            A 123 naar A 124
                                                            A 143 naar A 144
  2° in rang A2
  van de eerste naar de tweede salarisschaal na 10 jaar
                                                        van A 211 naar A 212
                                                            A 221 naar A 222
                                                            A 251 naar A 252
                                                            A 261 naar A 262
  3° in rang B1
  a) van de eerste naar de tweede salarisschaal na 8 jaar
                                                        van B 111 naar B 112
                                                            B 121 naar B 122
  b) van de tweede naar de derde salarisschaal na 10 jaar
                                                        van B 112 naar B 113
                                                            B 122 naar B 123
  c) van de derde naar de vierde salarisschaal na 9 jaar
                                                        van B 113 naar B 114
                                                            B 123 naar B 124
  4° in rang B2
  van de eerste naar de tweede salarisschaal na 10 jaar
                                                        van B 211 naar B 212
                                                            B 221 naar B 222
                                                            B 231 naar B 232
  5° in rang C1
  a) van de eerste naar de tweede salarisschaal na 8 jaar
                                                        van C 111 naar C 112
                                                            C 121 naar C 122
                                                            C 131 naar C 132
                                                            C 141 naar C 142
  b) van de tweede naar de derde salarisschaal na 10 jaar
                                                        van C 112 naar C 113
                                                            C 122 naar C 123
                                                            C 132 naar C 133
                                                            C 142 naar C 143
  c) van de derde naar de vierde salarisschaal na 9 jaar
                                                        van C 113 naar C 114
                                                            C 123 naar C 124
                                                            C 133 naar C 134
                                                            C 143 naar C 144
  6° in rang C2
  van de eerste naar de tweede salarisschaal na 10 jaar
                                                        van C 211 naar C 212
                                                            C 221 naar C 222
                                                            C 241 naar C 242
  7° in rang D1
  a) van de eerste naar de tweede salarisschaal na 8 jaar
                                                        van D 111 naar D 112
                                                            D 121 naar D 122
                                                            D 131 naar D 132
                                                            D 141 naar D 142
  b) van de tweede naar de derde salarisschaal na 9 jaar
                                                        van D 112 naar D 113
                                                            D 122 naar D 123
                                                            D 132 naar D 133
                                                            D 142 naar D 143
  8° in rang D2
  van de eerste naar de tweede salarisschaal na 10 jaar
                                                        van D 211 naar D 212
                                                            D 221 naar D 222
                                                            D 231 naar D 232
                                                            D 241 naar D 242



Titel 6. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de administratieve loopbaan

Hoofdstuk 1. Bijzondere voorwaarden voor het benoemen tot directeurgeneraal in het departement Onderwijs

Artikel 8.90 (Zie NOTA'S onder opschrift) De Vlaamse regering kan maximaal twee leden van het bestuurspersoneel en onderwijzend personeel van de gemeenschapsonderwijsinstellingen, van de gesubsidieerde onderwijsinstellingen, van de onderwijsinspectie en PMS-inspectie van de Vlaamse Gemeenschap en van het zelfstandig academisch personeel van de Nederlandstalige universitaire instellingen, benoemen in een betrekking van directeur-generaal in het departement Onderwijs.
  Voor het bepalen van het aantal bedoeld in het eerste lid worden de volgende ambten meegeteld :
  1° die bij het departement Onderwijs begeven zijn overeenkomstig het koninklijk besluit van 6 mei 1971 houdende bijzondere voorwaarden tot het benoemen in sommige ambten bij het hoofdbestuur van het Ministerie van Onderwijs, zoals gewijzigd, en artikel 77 van het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de ARGO;
  2° die bij het departement Onderwijs bevorderd zijn tot een hogere rang dan die van directeur-generaal of directeur.

Artikel 8.91 (Zie NOTA'S onder opschrift) In zoverre het in artikel VIII 90 vermelde aantal niet wordt bereikt, wordt, in afwijking van artikel VIII 9, § 2, de vacature enkel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 8.92 (Zie NOTA'S onder opschrift) De personeelsleden die op grond van de bepalingen van dit besluit bij het departement Onderwijs worden benoemd, moeten minstens 12 jaar graadanciënniteit in de rang A3 hebben verworven, voordat zij kunnen solliciteren naar een andere betrekking van hun rang of hogere rang buiten het departement Onderwijs.

Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van het scheepspersoneel

Artikel 8.93 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De schipper, de scheepstechnicus, de hoofdscheepstechnicus, de maritiem verkeersleider en de loods met de functie van chefloods in stage worden in vast verband benoemd, indien zij :
  1° met goed gevolg een opleiding hebben beëindigd;
  2° geslaagd zijn voor de bekwaamheidsproef voor hun graad en functie.
  De nadere bepalingen inzake de opleiding worden vastgesteld door het bevoegde departement.
  § 2. De stagiair die tweemaal niet slaagt voor de bekwaamheidsproef wordt zonder mogelijkheid van beroep ontslagen op de datum van ondertekening van het proces-verbaal van de tweede bekwaamheidsproef.

Artikel 8.94 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De loods met algemene functie en de loods met de functie van stuurman van de loodsboot in stage worden in vast verband benoemd, indien zij :
  1° met goed gevolg een opleiding hebben beëindigd;
  2° geslaagd zijn voor de bekwaamheidsproef voor hun graad en functie;
  3° een reeks proefreizen hebben afgelegd.
  De nadere bepalingen inzake de opleiding en de proefreizen worden vastgesteld door het bevoegde departement.
  § 2. De stagiair die tweemaal niet slaagt voor de bekwaamheidsproef of tweemaal zonder succes de reeks proefreizen aflegt, wordt zonder mogelijkheid van beroep ontslagen op de datum van ondertekening van het proces-verbaal van de tweede bekwaamheidsproef of van de tweede reeks proefreizen.
  (lid 2 geschrapt) <BVR 2004-02-20/50, Art. 12, 009; En vigueur : 20-02-2004>
  Deze procedure moet beëindigd zijn voor het verstrijken van de stageduur.

Artikel 8.94BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-11-19/53, Art. 12; En vigueur : 01-05-2004> De ambtenaar met de graad van speciaal assistent die de functie uitoefent van loodsdienst-regelaar/rededienstcoördinator krijgt een graadverandering naar de graad van medewerker, onverminderd de toepassing van artikel VIII 104, § 5, van dit statuut.

Hoofdstuk 3. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van de personeelsleden van de regionale luchthavens
Artikel 8.95 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Alleen de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift voor luchthaveninspectie hebben toegang tot de graad van technicus of hoofdtechnicus, belast met de luchthaveninspectie bij de regionale luchthavens.
  § 2. Alleen de personen die geslaagd zijn voor het examen afgelegd in een politieschool hebben toegang tot de graad van technicus of hoofdtechnicus, belast met de luchthavenbeveiliging bij de regionale luchthavens.

Artikel 8.96 (Zie NOTA'S onder opschrift) Om het getuigschrift voor luchthaveninspectie te verkrijgen moet de kandidaat geslaagd zijn voor een examen georganiseerd door het federaal Bestuur van de Luchtvaart, indien dit een wettelijke vereiste is, of, in het andere geval, voor een examen dat wordt georganiseerd en waarvan het programma wordt vastgesteld door de functioneel bevoegde Vlaamse minister.

Artikel 8.97 (Zie NOTA'S onder opschrift) Onverminderd de toegangsvereisten tot de graad van hoofdtechnicus, moet de ambtenaar twee jaar ervaring hebben op een luchthaven om te kunnen worden benoemd tot hoofdtechnicus, belast met de luchthaveninspectie of met de luchthavenbeveiliging.

Artikel 8.98 (Zie NOTA'S onder opschrift) Om te kunnen worden benoemd als adjunct van de directeur, belast met de luchthaveninspectie, moet de kandidaat voldoen aan de voorwaarden die de reglementering inzake de luchthavenexploitatie bepaalt voor de beheerder van een luchthaven.

Titel 7. Functiewijziging

Artikel 8.99 (Zie NOTA'S onder opschrift) De Vlaamse regering kan aan de ambtenaar van de rang A3 of A4, en met zijn instemming, met behoud van de organieke salarisschaal, binnen het ministerie een andere gelijkwaardige betrekking aanbieden al dan niet in de vorm van een opdracht.
  In voorkomend geval duidt de Vlaamse regering de evaluatoren aan in de beslissing tot functiewijziging.

Titel 8. De vrijwillige terugzetting in graad

Artikel 8.100 (Zie NOTA'S onder opschrift) (De ambtenaar kan tijdens zijn loopbaan eenmaal om functionele of persoonlijke redenen vragen te worden teruggezet in graad. De vrijwillige terugzetting in graad gebeurt :
  1° voor de ambtenaar van rang A1, B1, C1 : in de tweede rang van het lagere niveau;
  2° voor de ambtenaren met een andere graad : in de onmiddellijk lagere rang dan die waarin de ambtenaar was benoemd.) <BVR 2003-01-31/42, Art. 11, 006; En vigueur : 31-01-2003>
  Als aan de nieuwe graad een functionele loopbaan verbonden is, wordt de ambtenaar ingeschaald in de op één na hoogste salarisschaal van de functionele loopbaan.
  De vrijwillige terugzetting in graad wordt niet afhankelijk gesteld van het bestaan van een vacante betrekking.

Artikel 8.101 (Zie NOTA'S onder opschrift) De vrijwillige terugzetting in graad wordt toegekend door de benoemende overheid voor de graad waarin de ambtenaar wordt teruggezet, na advies van de bevoegde directieraad zoals bepaald in artikel VIII 9, § 1.

Titel 9. Ambtshalve graadverandering

Artikel 8.102 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bij ambtshalve graadverandering behoudt de ambtenaar de verworven anciënniteiten. In voorkomend geval gebeurt de inschakeling op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan.

Titel 10. Overgangsbepalingen

Hoofdstuk 1. De hiërarchische loopbaan van de ambtenaar

Artikel 8.103 (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van artikel VIII 27 kan eveneens tot de graad van secretaris-generaal worden bevorderd :
  1° de ambtenaar met een graad van de rang A2, die vóór 1 juni 1994 titularis was van een graad van de rang 15 en die ten minste twee jaar graadanciënniteit telt;
  2° de ambtenaar met een graad van de rang A2, die :
  a) ten minste twee jaar wordt bezoldigd in de salarisschaal A213, A253 of A263 of
  b) ten minste zes jaar wordt bezoldigd in de salarisschaal A222 of
  c) ten minste zestien jaar wordt bezoldigd in de salarisschaal A231 of A241.

Artikel 8.104 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De geslaagde voor een aanwervingsexamen, een examen voor overgang naar het hoger niveau of een examen voor verhoging in graad dat toegang geeft tot rang 21 of 22 of voor een onderzoek naar de beroepsgeschiktheid voor verandering van graad in rang 21 of 22 en dat georganiseerd werd vóór 1 januari 1994, behoudt zijn rechten op benoeming in de graad met dezelfde kwalificatie in niveau B.
  § 2. De ambtenaar die op 30 juni 2002 wordt bezoldigd in een salarisschaal van niveau E, wordt, met ingang van de eerste januari volgend op de eerste gunstige evaluatie, bevorderd in niveau D, overeenkomstig de tabel die als bijlage 10 bij dit besluit is gevoegd.
  Voor de toepassing van het eerste lid geldt eveneens als eerste gunstige evaluatie de gunstige evaluatie toegekend na 1 januari 2002, maar vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
  De secretaris-generaal bepaalt of een ambtenaar met de graad van technisch beambte wordt bevorderd tot de graad van technisch assistent of tot de graad van speciaal assistent.
  § 3. In afwijking van § 2 worden de ambtenaren die bij wijze van tuchtstraf werden teruggezet in een graad van niveau E bevorderd in niveau D van zodra hun tuchtstraf werd doorgehaald in toepassing van artikel IX 26.
  § 4. Op de ambtenaren die zich op 30 juni 2002 in niveau E bevinden blijft de hierna vermelde regeling van toepassing tot en met 31 december volgend op de eerste gunstige evaluatie :
  1° niveau E bestaat uit één rang : de rang E1;
  2° indien de ambtenaar van niveau E hier schriftelijk om vraagt, wordt het evaluatiegesprek gevoerd in aanwezigheid van een waarnemer van zijn keuze;
  3° de ambtenaar van niveau E geniet de volgende functionele loopbaan :

  a) van de eerste naar de tweede salarisschaal na 8 jaar
                                                        van E 111 naar E 112
                                                            E 121 naar E 122
  b) van de tweede naar de derde salarisschaal na 10 jaar
                                                        van E 112 naar E 113
                                                            E 122 naar E 123
                                                            E 132 naar E 133


  (§ 5. De ambtenaren die als groep een functie uitoefenen die wordt afgeschaft in een bepaald niveau en volgens het personeelsplan bij aanwerving alleen wordt begeven in een ander niveau, kunnen bevorderd worden tot de graad van het ander niveau waarin de functie zich situeert mits te slagen voor een bijzonder vergelijkend overgangsexamen waaraan zij tweemaal mogen deelnemen.) <BVR 2004-02-20/50, Art. 13, 009; En vigueur : 20-02-2004>

Artikel 8.104BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 14; En vigueur : 01-01-1994> Voor de berekening van de administratieve anciënniteiten van de technisch beambte, in de hoedanigheid van hulparbeider in vast dienstverband benoemd bij toepassing van het koninklijk besluit van 12 maart 1973 houdende tijdelijke maatregelen ten gunste van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, worden de diensten die hij sedert 1 april 1972 in een deeltijds ambt met ten minste de helft van de prestaties van een voltijds ambt heeft verricht in aanmerking genomen naar rato van het aantal werkelijk gepresteerde uren.

Artikel 8.105 (Zie NOTA'S onder opschrift) De op 1 januari 1999 van de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever naar het ministerie overgehevelde ambtenaar die geslaagd is in een bevorderingsexamen naar de graad van brigadier, dat afgerond of georganiseerd werd vóór 1 januari 1999, behoudt zijn rechten op bevordering naar de graad van technicus; bij bevordering verkrijgt deze de salarisschaal C123 indien hij op vermelde datum ingeschaald werd in de salarisschaal D201 of D202.
  Het in het vorig lid bedoelde voordeel geldt ook voor de ambtenaar die bezoldigd wordt in de salarisschaal D201 of D202 en die slaagt in een overgangsexamen naar de graad van technicus.

Artikel 8.105BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 15; En vigueur : 01-10-2002> § 1. De op 1 oktober 2002 van het ministerie van Middenstand en Landbouw naar het ministerie overgehevelde ambtenaar die geslaagd is voor een vergelijkend examen naar de graad van directiesecretaris of opsteller, behoudt zijn rechten op benoeming in de graad van deskundige of medewerker.
  § 2. De op 1 oktober 2002 van het ministerie van Middenstand en Landbouw naar het ministerie overgehevelde ambtenaar die geslaagd is in de eerste twee gedeelten van het vergelijkend overgangsexamen naar niveau A dat werd beëindigd of lopend was op de datum van overheveling, behoudt zijn rechten op benoeming in de graad van adjunct van de directeur, mits te slagen in de eerstvolgende test nopens de potentieelinschatting.

Hoofdstuk 1BIS. De functionele loopbaan van de ambtenaar <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 16; En vigueur : 01-10-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Middenstand en Landbouw, 01-11-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit de Federale Overheidsdienst Justitie>

Artikel 8.105TER (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 16; En vigueur : 01-10-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Middenstand en Landbouw, 01-11-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit de Federale Overheidsdienst Justitie> § 1. De ambtenaar die naar het ministerie werd overgeheveld in uitvoering van het Lambermontakkoord en werd ingeschaald in een graad waaraan een functionele loopbaan verbonden is, heeft in de salarisschaal verbonden aan deze graad een schaalanciënniteit gelijk aan :
  1° één derde van zijn graadanciënniteit in zijn oude graad of in de oude graden die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschakeld worden, voor de graadanciënniteit tussen 0 en 12 jaar en
  2° twee derde van zijn graadanciënniteit berekend overeenkomstig 1° voor de graadanciënniteit boven 12 jaar.
  In het resultaat van deze berekening wordt enkel rekening gehouden met volledige maanden.
  § 2. In afwijking van § 1, eerste lid, krijgt de ambtenaar die wordt ingeschaald op de eerste trap van de functionele loopbaan, een schaalanciënniteit gelijk aan de graadanciënniteit in zijn oude graad of in de oude graden die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschaald worden.
  (Als voor de inschakeling in de functionele loopbaan naast de oude graad ook de oude salarisschaal bepalend is, is in afwijking van § 1 de graadanciënniteit gelijk aan de periode van toekenning van die salarisscha(a)l(en).) <BVR 2004-11-19/53, Art. 13, 010; En vigueur : 01-10-2002>
  § 3. De afwijking van § 2 geldt niet voor de ambtenaar die in niveau D wordt ingeschaald maar vóór de overheveling een graad had van niveau 4.
  § 4. Ongeacht het resultaat van de berekening overeenkomstig §§ 1, 2 en 3 dat een kleiner of een groter aantal jaren schaalanciënniteit kan opleveren dan vereist voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de functionele loopbaan, is deze overgang slechts mogelijk vanaf 1 juli 2003. Het overschot aan jaren vervalt.

Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de administratieve loopbaan

Sectie 1. De loopbaan van de eerste planningsadviseur, overgeheveld naar het Vlaamse Gewest vanuit het Planbureau (Opgeheven) <BVR 2004-11-19/53, Art. 14, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 8.106 (Opgeheven) <BVR 2004-11-19/53, Art. 14, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 8.107 (Opgeheven) <BVR 2004-11-19/53, Art. 14, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Sectie 2. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van sommige personeelsleden van de administratie Waterwegen en Zeewezen

Artikel 8.108 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De wachter en de eerste wachter der Waterwegen die op 1 januari 1994 in dienst was bij de administratie Waterinfrastructuur en Zeewezen, Beheersdiensten (veerdiensten) en ingeschakeld werd in de graad van technisch assistent, kan bevorderd worden tot hoofdschipper mits te slagen voor een vergelijkende bekwaamheidsproef voor verhoging in graad.
  (§ 1bis. In afwijking van artikel VIII 17, eerste lid, komen alle technisch assistenten en technisch hoofdassistenten die op 1 januari 2003 de functie van wachter der waterwegen uitoefenen in aanmerking om voor de eerstvolgende bevorderingsronde bevorderd te worden tot de graad van leidinggevend hoofdassistent met de functie van leidinggevend wachter der waterwegen, voor zover zij vooraf slagen in een test nopens de leidinggevende capaciteiten.) <BVR 2004-02-20/50, Art. 17, 009; En vigueur : 01-01-2003>
  § 2. De technisch beambte overgeheveld vanuit de Regie voor Maritiem Transport die op 1 juni 1997 belast is met de functie van kok ingescheept, kan bevorderd worden tot de graad van speciaal assistent (functie kok ingescheept) mits hij slaagt voor een bijzonder vergelijkende bekwaamheidsproef waaraan hij tweemaal mag deelnemen.
  § 3. De motorist, hoofdmotorist en de scheepstechnicus die in dienst zijn op 1 juni 1997, kunnen bevorderd worden tot de graad van hoofdscheepstechnicus mits zij slagen voor een bijzonder vergelijkende bekwaamheidsproef waaraan zij tweemaal mogen deelnemen, onverminderd de voorwaarden zoals voor de hoofdscheepstechnicus vermeld in bijlage 4.

Artikel 8.109 (Zie NOTA'S onder opschrift) De loodsen met algemene functie die in de jaren 1993 en/of 1994 gedurende tenminste 130 dagen de functie van chefloods of stuurman uitgeoefend hebben, kunnen deelnemen aan een voor hen voorbehouden vergelijkende bekwaamheidsproef voor de functie van chefloods, respectievelijk stuurman.
  De loodsen op wie het eerste lid van toepassing is, kunnen, in afwijking van hetgeen bepaald is in bijlage 12 van dit besluit, een functiewijziging bekomen, indien zij titularis zijn van het brevet van 2de luitenant ter lange omvaart, van kapitein of van schipper ter kustvaart en in dienst waren op 1 november 1969.
  Voor de vergelijkende bekwaamheidsproeven die in de periode van 1 januari 1995 tot 31 mei 1995 georganiseerd werden, dienen de woorden " minimaal tweede trap van de functionele loopbaan " uit de bijzondere voorwaarden voor functiewijziging in de graad van loods (rang A1), zoals bepaald in bijlage 12 van dit besluit, verstaan te worden als " benoemd in de graad van loods op 1 juni 1993 uiterlijk ".

Sectie 3. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van de personeelsleden van de regionale luchthavens

Artikel 8.110 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor de personeelsleden die belast zijn met de luchthaveninspectie en die in 1997 de door de afdeling Personenvervoer en Luchthavens georganiseerde cursus inzake luchthaveninspectie hebben gevolgd, wordt het volgen van deze cursus gelijkgesteld met het bezit van het getuigschrift, bedoeld in artikel VIII 95, § 1.

Artikel 8.111 (Zie NOTA'S onder opschrift) De medewerker die meer dan tien jaar belast is met de luchthaveninspectie, komt in aanmerking voor bevordering tot hoofdtechnicus, belast met de luchthaveninspectie.

Hoofdstuk 3. De vrijwillige terugzetting in graad

Artikel 8.112 (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van artikel VIII 100, behoudt de ambtenaar die op 1 januari 1994 bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap in dienst was, het salaris dat hij genoot vóór zijn vrijwillige terugzetting tot hij op basis van de nieuwe salarisschaal een salaris krijgt dat ten minste daaraan gelijk is.

Hoofdstuk 4. Het hoger ambt <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 18; En vigueur : 01-10-2002>

Artikel 8.113 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 18; En vigueur : 01-10-2002> In afwijking van artikel VIII 62, § 1, kan de op 1 oktober 2002 van het ministerie van Middenstand en Landbouw naar het ministerie overgehevelde ambtenaar worden belast met een hoger ambt in een graad van twee rangen hoger voor de waarneming van een hoger ambt in de graad van directeur-generaal en in een graad van drie rangen hoger voor de waarneming van een hoger ambt in de graad van informaticus.

Hoofdstuk 5. De landbouwattachés <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 9; En vigueur : 01-10-2002>

Artikel 13.114 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 9; En vigueur : 01-10-2002> De ambtenaren die op 30 september 2002 de functie van landbouwattaché uitoefenden bij de federale overheid en die in hun graad overgeheveld werden van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, worden aangesteld in de functie van landbouwattaché.

Artikel 13.115 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 9; En vigueur : 01-10-2002> De functie van landbouwattaché van de in artikel VIII 114 vermelde ambtenaren wordt ambtshalve beëindigd bij een bevordering, bij een aanwijzing in een mandaat, bij een nieuwe dienstaanwijzing, bij een verlof voor opdracht, bij voltijds politiek verlof en bij pensionering.
  De functie van landbouwattaché wordt op verzoek van de functiehouder beëindigd.

Paart 9. TUCHTREGELING

Titel 1. Tuchtstraffen

Artikel 9.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar kan worden onderworpen aan een tuchtprocedure :
  1° bij tekortkoming aan zijn plichten en bij overtreding van de cumulatieregeling, bepaald in deel III;
  2° na strafrechtelijke veroordeling.

Artikel 9.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken :
  1° blaam;
  2° inhouding van salaris;
  3° tuchtschorsing;
  4° lagere inschaling;
  5° terugzetting in graad;
  6° ontslag van ambtswege;
  7° afzetting.

Artikel 9.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) De inhouding van salaris wordt toegepast gedurende ten hoogste drie maanden en mag niet meer dan één vijfde van de nettobezoldiging bedragen.

Artikel 9.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) De tuchtschorsing wordt uitgesproken voor ten hoogste drie maanden en kan aanleiding geven tot een inhouding van salaris die niet hoger mag liggen dan één vijfde van de nettobezoldiging.
  Tijdens de tuchtschorsing bevindt de ambtenaar zich in de administratieve toestand non-activiteit met behoud van salaris, onverminderd het eerste lid. De ambtenaar heeft geen recht op bevordering in graad en op verhoging in salaris en salarisschaal.

Artikel 9.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De lagere inschaling bestaat in de toekenning van een lagere salarisschaal binnen dezelfde graad.
  De ambtenaar neemt in de nieuwe salarisschaal rang in op de datum waarop de lagere salarisschaal uitwerking heeft.
  De lagere inschaling mag er in geen geval toe leiden dat de betrokken ambtenaar een lager salaris geniet dan indien hij werd teruggezet in graad.
  § 2. De terugzetting in graad bestaat in de toekenning van een graad van een lagere rang die binnen hetzelfde niveau of binnen een lager niveau is ingedeeld.
  De terugzetting in graad heeft tot gevolg dat de salarisschaal wordt toegekend die verbonden is aan de graad waarin de ambtenaar wordt teruggezet.
  De ambtenaar neemt in de nieuwe graad rang in op de datum waarop de lagere graad uitwerking heeft.

Titel 2. Tuchtprocedure

Hoofdstuk 1. De bevoegde overheid

Artikel 9.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) De tuchtstraf wordt voorgesteld door een hiërarchische meerdere van niveau A van de ambtenaar.
  Voor de ambtenaar van rang A4 wordt de tuchtstraf voorgesteld door een functioneel bevoegde Vlaamse minister of een Vlaamse minister, (bevoegd voor het specifiek beleid inzake personeel). <BVR 2004-11-19/53, Art. 46, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 9.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) De tuchtstraf wordt uitgesproken door de eerstvolgende hiërarchische meerdere van ten minste rang A2A of hoger van de ambtenaar die de tuchtstraf heeft voorgesteld.
  Indien de tuchtstraf is voorgesteld door een ambtenaar van rang A4, wordt zij uitgesproken door het college van secretarissen-generaal.
  Voor de ambtenaar van rang A4 wordt de tuchtstraf uitgesproken door twee Vlaamse ministers aangewezen door de Vlaamse regering, maar anderen dan diegene die de tuchtstraf heeft voorgesteld. De minister die het voorstel heeft gedaan, neemt evenmin deel aan de vergadering van de Vlaamse regering, waarop de ministers worden aangewezen die de tuchtstraf uitspreken.

Artikel 9.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) De tuchtstraf, uitgezonderd de afzetting, wordt na het advies van de raad van beroep definitief uitgesproken door de eerstvolgende hiërarchische meerdere van de ambtenaar die de tuchtstraf in eerste aanleg heeft uitgesproken. Ingeval van afzetting wordt de tuchtstraf na het advies van de raad van beroep definitief uitgesproken door de hiërarchische meerdere van rang A4 van de ambtenaar die de tuchtstraf in eerste aanleg heeft uitgesproken.
  Indien de tuchtstraf in eerste aanleg is uitgesproken door een ambtenaar van rang A4, wordt zij definitief uitgesproken door het college van secretarissen-generaal.
  Indien de tuchtstraf in eerste aanleg is uitgesproken door het college van secretarissen-generaal, wordt zij definitief uitgesproken door de Vlaamse minister(s), (bevoegd voor het specifiek beleid inzake personeel). <BVR 2004-11-19/53, Art. 46, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  Voor de ambtenaar van rang A4 wordt de tuchtstraf definitief uitgesproken door de Vlaamse regering.

Artikel 9.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) Indien een secretaris-generaal weigert om een tuchtstraf voor te stellen tegen een ambtenaar van wie hij de eerste hiërarchische meerdere is, kan een voor deze ambtenaar functioneel bevoegde Vlaamse minister of een Vlaamse minister, (bevoegd voor het specifiek beleid inzake personeel), in zijn plaats treden. <BVR 2004-11-19/53, Art. 46, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  De tuchtstraf wordt dan in eerste aanleg uitgesproken door twee Vlaamse ministers aangewezen door de Vlaamse regering, maar anderen dan diegene die de tuchtstraf heeft voorgesteld, en na advies van de raad van beroep definitief uitgesproken door de Vlaamse regering. De minister die het voorstel heeft gedaan, neemt niet deel aan de vergadering van de Vlaamse regering, waarop de ministers worden aangewezen die de tuchtstraf uitspreken.

Artikel 9.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) De secretaris-generaal die een tuchtstraf heeft voorgesteld of uitgesproken, neemt niet deel aan de beraadslaging van het college van secretarissen-generaal over de uitspraak of de definitieve uitspraak.
  De leden van de Vlaamse regering die een tuchtstraf hebben voorgesteld of uitgesproken, nemen niet deel aan de beraadslaging van de Vlaamse regering over de definitieve uitspraak.

Hoofdstuk 2. De procedure

Artikel 9.11 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het voorstel dat ertoe strekt een tuchtstraf op te leggen wordt schriftelijk geformuleerd, met redenen omkleed en meegedeeld aan de betrokken ambtenaar die een afschrift ontvangt. Het voorstel vermeldt uitdrukkelijk welke tuchtstraf wordt voorgesteld.
  De ambtenaar die het voorstel heeft gedaan, stuurt tezelfdertijd het voorstel aan de bevoegde overheid voor uitspraak.

Artikel 9.12 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De overheid die bevoegd is voor het uitspreken van de tuchtstraf roept, binnen vijftien kalenderdagen volgend op de datum van het voorstel, de ambtenaar via een aangetekende brief op om gehoord te worden in zijn verdediging.
  De oproeping dient melding te maken van :
  1° de ten laste gelegde feiten;
  2° de tuchtstraf die wordt voorgesteld;
  3° de plaats, de dag en het uur van het verhoor;
  4° het recht van de betrokkene om zich te laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze, raadgever te noemen, of zich te laten vertegenwoordigen door deze persoon bij gewettigde verhindering;
  5° de plaats waar en de termijn waarbinnen het tuchtdossier kan worden ingezien en het recht om gratis fotokopieën te maken.
  § 2. De belanghebbende en zijn raadgever mogen het tuchtdossier op hun verzoek raadplegen voordat de verdediging plaats heeft. Zij beschikken voor de inzage van het dossier over een termijn van ten minste vijftien kalenderdagen na ontvangst van de oproepingsbrief.
  § 3. Van de zitting wordt er een proces-verbaal gemaakt waarvan de betrokkene of zijn raadgever een kopie kan krijgen. De ambtenaar of zijn raadgever kan op straf van nietigheid binnen vijf werkdagen na de mondelinge verdediging schriftelijk de middelen ter verdediging uiteenzetten. Het verweerschrift wordt bij het dossier gevoegd.

Artikel 9.13 (Zie NOTA'S onder opschrift) De bevoegde overheid spreekt de tuchtstraf uit binnen 15 kalenderdagen na het horen van de ambtenaar in zijn verdediging.
  De tuchtstraf wordt aangezegd bij aangetekend schrijven binnen de twee werkdagen na de uitspraak en gaat in op de derde werkdag volgend op de datum van het aangetekend schrijven, behalve ingeval van afzetting en ontslag van ambtswege. Enkel in het geval van afzetting en ontslag van ambtswege schort het beroep, ingesteld door de ambtenaar tegen deze tuchtstraffen, de uitwerking ervan op. De ambtenaar wordt in deze gevallen wel van rechtswege geschorst in het belang van de dienst vanaf de derde werkdag volgend op de datum van het aangetekend schrijven waarmee hem de tuchtstraf wordt meegedeeld, tot op de dag dat de tuchtstraf definitief is geworden in toepassing van artikel IX 14.

Artikel 9.14 (Zie NOTA'S onder opschrift) De tuchtstraf is definitief de dag na het verstrijken van de termijn voor instelling van het beroep of nadat de bevoegde overheid na advies van de raad van beroep haar beslissing heeft meegedeeld via een aangetekende brief.

Artikel 9.15 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar tegen wie een tuchtstraf uitgesproken wordt, kan hiertegen gemotiveerd beroep instellen bij de raad van beroep binnen vijftien kalenderdagen, ingaande de dag volgend op de mededeling via een aangetekende brief van de uitspraak.

Artikel 9.16 (Zie NOTA'S onder opschrift) De raad van beroep beraadslaagt binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift.
  (lid 2 geschrapt) <BVR 2004-02-20/50, Art. 19, 009; En vigueur : 20-02-2004>

Artikel 9.17 (Zie NOTA'S onder opschrift) Binnen vijftien kalenderdagen na het uitbrengen van het gemotiveerd advies stuurt de raad van beroep het dossier aan de overheid bevoegd voor het definitief uitspreken van de tuchtstraf. Hij vermeldt met hoeveel stemmen voor of tegen de stemming over het advies werd verkregen. De stemming is geheim.
  Tezelfdertijd wordt het advies aan de verzoeker betekend.

Artikel 9.18 (Zie NOTA'S onder opschrift) De bevoegde overheid voor de definitieve uitspraak neemt binnen de vijftien kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad van beroep een gemotiveerde beslissing.
  Zij kan geen andere feiten ter sprake brengen dan de feiten die als motief gediend hebben voor het advies van de raad van beroep.
  De beslissing van de bevoegde overheid wordt binnen twee werkdagen aangetekend verstuurd aan de betrokken ambtenaar en meegedeeld ter informatie aan de secretaris van de raad van beroep.

Hoofdstuk 3. Algemene kenmerken van de tuchtprocedure

Artikel 9.19 (Zie NOTA'S onder opschrift) Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één procedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.
  Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt.

Artikel 9.20 (Zie NOTA'S onder opschrift) Behoudens nieuwe elementen die de heropening van het dossier rechtvaardigen, kan niemand het voorwerp zijn van een tuchtvordering voor reeds gesanctioneerde feiten.

Artikel 9.21 (Zie NOTA'S onder opschrift) De bevoegde overheid kan geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan de straf die uitgesproken is vóór beroep.
  Zij mag slechts de feiten in aanmerking nemen die de tuchtprocedure gerechtvaardigd hebben.
  Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode vóór de uitspraak.

Artikel 9.22 (Zie NOTA'S onder opschrift) De strafvordering schorst de tuchtprocedure en de tuchtuitspraak.
  Ongeacht het resultaat van de strafvordering oordeelt alleen de administratieve overheid of in voorkomend geval de bevoegde Vlaamse ministers of de Vlaamse regering over de gepastheid om een tuchtstraf uit te spreken.

Artikel 9.22BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 10; En vigueur : 15-06-2005> § 1. De tuchtprocedure wordt van rechtswege opgeschort vanaf het verzoek van de ambtenaar om onder de bescherming van de Vlaamse ombudsman te worden geplaatst tot na het onderzoek door de Vlaamse ombudsman naar het mogelijke verband tussen de tuchtprocedure en de melding van de onregelmatigheid. De bewijslast hiervoor berust bij de bevoegde overheid.
  § 2. De Vlaamse ombudsman deelt het resultaat van zijn onderzoek mee aan de ambtenaar en aan de secretaris-generaal.
  § 3. Als de Vlaamse ombudsman van oordeel is dat er geen verband is tussen de tuchtprocedure en de melding van de onregelmatigheid, kan de bevoegde overheid de tuchtprocedure voortzetten.
  § 4. Als de Vlaamse ombudsman meent dat er een mogelijk verband bestaat tussen de tuchtprocedure en de melding van de onregelmatigheid, richt hij aan de bevoegde overheid een verzoek om de tuchtprocedure te beëindigen.
  De bevoegde overheid deelt binnen een termijn van twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek aan de Vlaamse ombudsman mee of ze al dan niet akkoord gaat met dat verzoek.
  Als de bevoegde overheid niet akkoord gaat met het verzoek van de Vlaamse ombudsman of weigert uitvoering te geven aan zijn verzoek of niet antwoordt aan de Vlaamse ombudsman binnen de voormelde termijn van twintig werkdagen, brengt de Vlaamse ombudsman hierover verslag uit bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, die in overleg met de functioneel bevoegde minister zijn standpunt bepaalt en dat meedeelt aan de Vlaamse ombudsman en aan de secretaris-generaal.
  § 5. Dit artikel is niet van toepassing in het geval van opheffing van de bescherming ingevolge artikel III 2bis, § 2.

Artikel 9.23 (Zie NOTA'S onder opschrift) De tuchtvordering mag alleen betrekking hebben op feiten die werden vastgesteld binnen een termijn van zes maanden voorafgaande aan de datum waarop de vordering wordt ingesteld.
  Bij de beoordeling van de strafmaat mogen evenwel relevante vermeldingen die in het persoonlijk dossier opgetekend werden, in aanmerking genomen worden.
  In geval van strafrechtelijke vervolging voor dezelfde feiten, begint deze termijn te lopen de dag dat de tuchtoverheid door de gerechtelijke overheid ervan in kennis wordt gesteld dat er een onherroepelijke beslissing uitgesproken is of dat de strafrechtelijke procedure niet wordt voortgezet.

Artikel 9.24 (Zie NOTA'S onder opschrift) Elke tuchtstraf wordt vermeld op een in het evaluatiedossier te voegen staat en wordt in het personeelsdossier opgenomen.

Artikel 9.25 (Zie NOTA'S onder opschrift) De in deze titel vastgestelde termijnen worden opgeschort in de maand augustus en tussen Kerstmis en Nieuwjaar.

Titel 3. De doorhaling van de tuchtstraffen

Artikel 9.26 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijk dossier van de ambtenaar doorgehaald onder de in § 2 bepaalde voorwaarden.
  § 2. De doorhaling van de tuchtstraffen gebeurt van rechtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op :
  - één jaar voor de blaam;
  - vier jaar voor de inhouding van salaris;
  - zes jaar voor de tuchtschorsing;
  - acht jaar voor de lagere inschaling of de terugzetting in graad.

Artikel 9.27 (Zie NOTA'S onder opschrift) Dit deel is tevens van toepassing op de stagiair.

Paart 10. SCHORSING IN HET BELANG VAN DE DIENST

Artikel 10.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar in effectieve dienst kan onder de in dit deel bepaalde voorwaarden in het ambt worden geschorst, wanneer het belang van de dienst dat vereist.

Artikel 10.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De schorsing in het belang van de dienst kan alleen worden uitgesproken door een overheid die een tuchtstraf kan uitspreken.
  Overheden die een tuchtstraf kunnen voorstellen, kunnen ook een schorsing in het belang van de dienst voorstellen.
  De overheid die de schorsing in het belang van de dienst uitspreekt mag niet dezelfde zijn als deze welke haar voorstelt.
  § 2. De ambtenaar wordt vooraf gehoord over de feiten die betrokkene ten laste worden gelegd. De ambtenaar mag zich hierbij laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze.
  De redenen om over te gaan tot schorsing in het belang van de dienst worden ten laatste drie werkdagen voorafgaand aan het verhoor schriftelijk meegedeeld aan de ambtenaar.
  De ambtenaar wordt verzocht de voorstellen en beslissingen tot schorsing in het belang van de dienst te viseren. Indien de ambtenaar weigert of in de onmogelijkheid verkeert om te viseren, worden ze hem meegedeeld via een aangetekende brief.

Artikel 10.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) De overheid bevoegd voor het uitspreken van de schorsing in het belang van de dienst kan aan de in artikel X 1 bedoelde ambtenaar het recht ontzeggen aanspraak te maken op bevordering en op verhoging in salaris en salarisschaal en het salaris kan worden verminderd in de volgende gevallen :
  1° wanneer de ambtenaar strafrechtelijk vervolgd wordt;
  2° wanneer de ambtenaar tuchtrechtelijk vervolgd wordt wegens een ernstig vergrijp waarbij de ambtenaar op heterdaad is betrapt of waarvoor er afdoende aanwijzingen zijn.
  De inhouding van salaris mag niet meer bedragen dan één vijfde van de nettobezoldiging.

Artikel 10.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) De schorsing in het belang van de dienst gaat in de dag nadat de ambtenaar de beslissing tot schorsing in het belang van de dienst heeft geviseerd, ofwel de dag na het aanbieden bij de post van de aangetekende brief waarmee de beslissing aan de ambtenaar wordt meegedeeld.

Artikel 10.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar kan na vijftien kalenderdagen sedert de dag dat de schorsing in het belang van de dienst uitwerking gekregen heeft, beroep instellen bij de raad van beroep.
  Indien de raad van beroep ongunstig advies uitbrengt over de opheffing van de schorsing, wordt de schorsing in het belang van de dienst gehandhaafd.
  Indien de raad van beroep gunstig advies uitbrengt over de opheffing van de schorsing, beslist de overheid die bevoegd is om een tuchtstraf definitief uit te spreken.

Artikel 10.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die over nieuwe elementen beschikt, kan tegen zijn schorsing in het belang van de dienst een nieuw beroep instellen, van zodra minstens drie maanden verstreken zijn sedert het vorige ongunstige advies van de raad van beroep of de vorige beslissing tot handhaving van zijn schorsing.

Artikel 10.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) Behoudens strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging mag de schorsing in het belang van de dienst ten hoogste zes maanden bedragen.
  Bij strafrechtelijk onderzoek en/of strafrechtelijke vervolging mag de schorsing in het belang van de dienst maximum voor de duur van het onderzoek en/of de vervolging gelden.

Artikel 10.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) Indien de overheid in kennis wordt gesteld van de strafrechtelijke uitspraak, de minnelijke schikking of seponering, beslist zij om de schorsing in het belang van de dienst op te heffen of te behouden voor de duur van de tuchtprocedure.

Artikel 10.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) Aan de schorsing in het belang van de dienst komt van rechtswege een einde bij het definitief worden van de tuchtrechtelijke uitspraak over dezelfde feiten waarvoor het personeelslid in het belang van de dienst werd geschorst, behalve in geval van afzetting (of ontslag van ambtswege). <BVR 2004-11-19/53, Art. 15, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 10.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) Indien de ambtenaar buiten vervolging wordt gesteld, zijn dossier geseponeerd wordt of wanneer een strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vrijspraak volgt die kracht van gewijsde gekregen heeft, worden de beslissingen genomen krachtens artikel X 3 inzake inhouding van salaris en ontzeggen van de aanspraken op verhoging in salaris en salarisschaal, ongedaan gemaakt.

Artikel 10.11 (Zie NOTA'S onder opschrift) De beslissing waarbij de ambtenaar geschorst wordt in het belang van de dienst kan geen uitwerking hebben over een periode vóór de datum waarop de schorsing is uitgesproken.

Artikel 10.12 (Zie NOTA'S onder opschrift) Indien de ambtenaar na afloop van het tuchtonderzoek een schorsing als tuchtstraf wordt opgelegd, vindt die schorsing plaats met terugwerkende kracht, in afwijking van artikel IX 21, tweede lid. In dit geval wordt de duur van de schorsing in het belang van de dienst, tot de nodige termijn, op de duur van de tuchtschorsing aangerekend.
  De schorsing gaat evenwel niet verder terug dan de dag waarop de bij toepassing van artikel X 3 getroffen maatregelen uitwerking hebben gehad.

Artikel 10.13 (Zie NOTA'S onder opschrift) Dit deel is tevens van toepassing op de stagiair.

Paart 11. DE VERLOVEN

Titel 1. Algemene bepalingen

Artikel 11.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar bevindt zich geheel of gedeeltelijk in een van de volgende administratieve toestanden :
  1° dienstactiviteit;
  2° non-activiteit.

Artikel 11.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar in dienstactiviteit heeft recht op salaris en op bevordering in graad, in salarisschaal en in salaris, tenzij anders bepaald.
  § 2. De ambtenaar in non-activiteit heeft geen recht op salaris en op bevordering in graad, salarisschaal en salaris tenzij anders bepaald.
  § 3. De ambtenaar kan niet in non-activiteit gesteld of gehouden worden als hij aan de voorwaarden voldoet om gepensioneerd te worden.

Artikel 11.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve toestand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem in non-activiteit plaatst.

Artikel 11.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) Onverminderd de eventuele toepassing van een tuchtstraf of van een administratieve maatregel, is de ambtenaar die zonder toestemming of kennisgeving afwezig is, in non-activiteit tenzij in geval van overmacht.

Artikel 11.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van artikel XI 4 is de ambtenaar die deelneemt aan een georganiseerde werkonderbreking in dienstactiviteit en verliest hij enkel zijn salaris voor de duur van de afwezigheid.

Artikel 11.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De verloven, vermeld in dit deel, worden toegestaan door de lijnmanager.
  § 2. De Vlaamse minister (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling) stelt de nadere bepalingen vast met betrekking tot de aanvraagtermijnen, de aanvraagprocedure, de wijze van opname, de mogelijkheid tot opzegging en de opzeggingstermijnen van de verloven. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 11.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) De in de titels 2, 10 en 11 van dit deel in werkdagen uitgedrukte verloven, alsmede (de contingenten, vermeld in artikel XI 25 en XII 5), worden voor de loodsen met de algemene functie omgerekend naar de 6/5 beurtregeling aan de hand van de volgende formule. <BVR 2006-01-27/41, Art. 11, 012; En vigueur : 01-06-2004>
  A = B x (C/D);
  waarin :
  A = het aantal te berekenen beurtdagen verlof;
  B = het aantal verlofdagen à 7 u. 36 m.;
  C = het aantal beschikbaarheidsdagen, te weten 199;
  D = het aantal arbeidsdagen à 7 u. 36 m., te weten 261.

Artikel 11.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het personeelslid dat in de 4-dagenweek is tewerkgesteld, heeft, wat betreft de verloven die in werkdagen uitgedrukt zijn, recht op een equivalent van het in dit deel bepaald aantal verlofdagen.

Artikel 11.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) Deze titel is eveneens van toepassing op de stagiair.

Titel 2. Jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen

Artikel 11.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar heeft jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie, waarvan 10 verlofdagen opeenvolgend dienen te worden genomen.
  De vakantiedagen worden genomen naar keuze van de ambtenaar, doch met inachtneming van de behoeften van de dienst.
  In afwijking van het vorig lid heeft de ambtenaar evenwel het recht om binnen het aantal van 35 werkdagen, 4 werkdagen vakantieverlof te nemen zonder dat het dienstbelang daar tegenover kan gesteld worden.
  § 2. De jaarlijkse vakantie wordt opgenomen binnen het kalenderjaar.
  In uitzonderlijke gevallen kan aan de ambtenaar toegestaan worden om vijf vakantiedagen over te dragen naar het volgende jaar.
  § 3. In afwijking van § 1 hebben de hierna vermelde ambtenaren van de Gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand recht op het hierna vermeld aantal jaarlijkse verlofdagen :
  1° hoofddeskundige met de functie van hoofdbegeleider - teamverantwoordelijke;
  2° deskundige en medewerker met de functie van begeleider;
  3° technisch assistent
  4° deskundige, medewerker, technicus, technisch assistent en hoofdassistent met de functie van vakleraar of leraar.
  (5° technicus met de functie van nachtwaker) <BVR 2004-02-20/50, Art. 20, 009; En vigueur : 01-01-2001>

  leeftijd                                         aantal verlofdagen
  van 45 tot en met 49 jaar                        36 dagen
  van 50 tot en met 54 jaar                        48 dagen
  van 55 tot en met 64 jaar                        60 dagen



Artikel 11.11 (Zie NOTA'S onder opschrift) Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse vakantiedagen.
  Wanneer een ambtenaar in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn ambt definitief neerlegt, wordt zijn vakantieverlof in evenredige mate verminderd tijdens het lopende jaar.
  Het aantal vakantiedagen wordt in evenredige mate verminderd met het aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, indien niet meer mogelijk, tijdens het daaropvolgende jaar.

Artikel 11.12 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar heeft vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen en op 2 en 15 november en 26 december.
  § 2. Ter vervanging van de in § 1 vermelde vakantiedagen die samenvallen met een zaterdag of zondag, heeft de ambtenaar die niet in een continuregeling tewerkgesteld wordt, vakantie voor de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar.
  De ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, die verplicht is om op één van de in § 1 vermelde dagen of in de periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar te werken ten gevolge van behoeften van de dienst, krijgt in evenredige mate vervangende vakantiedagen die onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kunnen worden genomen.
  § 3. De ambtenaar tewerkgesteld in continudienst die werkt of in rust is op de in § 1 vermelde dagen krijgt hiervoor vervangende vakantiedagen die onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kunnen genomen worden.
  (§ 4. De ambtenaar die niet in continudienst werkt en die voor Kerstmis het ministerie verlaat ingevolge pensionering krijgt vervangende vakantiedagen, gelijk aan het aantal feestdagen dat samenvalt met een zaterdag of zondag tijdens het gedeelte van het jaar voorafgaand aan de pensionering.) <BVR 2004-11-19/53, Art. 16, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 11.13 (Zie NOTA'S onder opschrift) De in deze titel bedoelde vakantiedagen worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Zij worden niet opgeschort bij ziekte doch wel bij hospitalisatie van de ambtenaar en de eventueel hierop aansluitende herstelperiode.

Artikel 11.14 (Zie NOTA'S onder opschrift) Deze titel is eveneens van toepassing op de stagiair.

Titel 3. Bevallingsverlof en opvangverlof

Sectie 1. Bevallingsverlof

Artikel 11.15 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het bevallingsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.
  (Tweede lid opgeheven) <BVR 2004-11-19/53, Art. 17, 010; En vigueur : 01-07-2004>
  (Derde lid opgeheven) <BVR 2004-11-19/53, Art. 17, 010; En vigueur : 01-07-2004>
  (Vierde lid opgeheven) <BVR 2004-11-19/53, Art. 17, 010; En vigueur : 01-07-2004>
  (Vijfde lid opgeheven) <BVR 2004-11-19/53, Art. 17, 010; En vigueur : 01-07-2004>

Artikel 11.16 (Zie NOTA'S onder opschrift) De periode dat bevallingsverlof bezoldigd wordt, mag niet meer dan vijftien weken bedragen (bij één kind, en niet meer dan negentien weken bij een meerling, tenzij de bevalling plaatsvindt na de vermoedelijke bevallingsdatum). (Bij verlenging van de postnatale rustperiode overeenkomstig artikel 39, vijfde lid, van de Arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de bezoldiging voor de duur van die verlenging, en maximaal gedurende 24 weken, doorbetaald.) <BVR 2004-11-19/53, Art. 18, 010; En vigueur : 01-07-2004> <BVR 2006-01-27/41, Art. 12, 012; En vigueur : 01-07-2004>

Artikel 11.17 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. In geval van overlijden van de moeder, heeft de vader van het kind recht op vaderschapsverlof, waarvan de duur het deel van het bevallingsverlof dat nog niet opgenomen werd door de moeder bij haar overlijden, niet mag overschrijden.
  § 2. Bij opname van de moeder in een ziekenhuis, heeft de vader van het kind recht op vaderschapsverlof, dat ten vroegste een aanvang neemt vanaf de achtste dag te rekenen vanaf de geboorte van het kind, op voorwaarde dat de opname van de moeder in het ziekenhuis meer dan zeven dagen bedraagt en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft.
  Het vaderschapsverlof verstrijkt op het moment dat de opname van de moeder in het ziekenhuis een einde neemt en uiterlijk bij het verstrijken van de periode die overeenstemt met het deel van het bevallingsverlof dat door de moeder op het ogenblik van haar opname in het ziekenhuis nog niet was opgenomen.
  § 3. Het vaderschapsverlof bedoeld in § 1 en § 2 wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Artikel 11.18 (Opgeheven) <BVR 2004-11-19/53, Art. 19, 010; En vigueur : 01-07-2004>

Sectie 2. Opvangverlof

Artikel 11.19 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar krijgt op zijn aanvraag opvangverlof wanneer een kind beneden tien jaar in zijn gezin wordt opgenomen met het oog op adoptie of pleegvoogdij.
  Het opvangverlof bedraagt ten hoogste zes of ten hoogste vier weken naar gelang het opgenomen kind de leeftijd van drie jaar nog niet heeft bereikt of reeds bereikt heeft.
  De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind mindervalide is.
  Indien slechts één van de samenwonende partners adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten.
  Het opvangverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Artikel 11.20 (Zie NOTA'S onder opschrift) Deze titel is eveneens van toepassing op de stagiairs.

Titel 4. Ouderschapsverlof

Artikel 11.21 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die zich in dienstactiviteit bevindt heeft naar aanleiding van de geboorte of de adoptie van een kind, recht op ouderschapsverlof.
  Het ouderschapsverlof kan opgenomen worden tot het kind 10 jaar wordt.
  De duur van dit verlof bedraagt ten hoogste drie maanden.
  Het ouderschapsverlof wordt niet bezoldigd. Het wordt voor het overige gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Artikel 11.22 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het ouderschapsverlof kan ook worden toegekend aan de stagiair.

Titel 5. Ziekteverlof

Artikel 11.23 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar die afwezig is wegens ziekte of ongeval heeft ziekteverlof.
  § 2. Het ziekteverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Artikel 11.24 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar met ziekteverlof staat onder het toezicht van een geneeskundig controleorgaan overeenkomstig de door de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), vastgestelde nadere bepalingen. Het geneeskundig controleorgaan wordt aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 2. Ingeval de ambtenaar niet akkoord gaat met de beslissing van de controlearts, kan hij een beroep doen op een arbitrageprocedure waarvan de nadere regelen worden vastgesteld door de Vlaamse minister bevoegd voor de ambtenarenzaken.

Artikel 11.25 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Indien de ambtenaar tijdens de loopbaan 666 werkdagen afwezig is geweest wegens ziekte, te rekenen vanaf 1 januari 1994, kan het in artikel XI 24 bedoelde geneeskundig controleorgaan een voorstel formuleren aan de Administratieve Gezondheidsdienst tot definitieve ongeschiktverklaring van de ambtenaar.
  De vakantiedagen die de ambtenaar niet heeft kunnen opnemen ingevolge langdurige ziekte, worden in mindering gebracht op het in het eerste lid vermelde aantal werkdagen.
  § 2. De dagen afwezigheid wegens ziekte die de ambtenaar vanaf 1 januari 1994 heeft opgenomen bij een Vlaamse wetenschappelijke instelling, worden aangerekend als ziektedagen bij het ministerie.
  § 3. De dagen afwezigheid wegens ziekte die de ambtenaar vanaf 1 januari 1995 heeft opgenomen bij een Vlaamse openbare instelling met een vergelijkbaar personeelsstatuut en vanaf 1 oktober 2000 bij Export Vlaanderen, worden aangerekend als ziektedagen bij het ministerie.

Artikel 11.26 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die tijdens een opdracht bij een buitenlandse regering, een buitenlands openbaar bestuur of een internationale instelling, op pensioen wordt gesteld wegens invaliditeit en een pensioen van die overheid of die instelling ontvangt, kan vóór het verstrijken van de termijn van 666 werkdagen bedoeld in artikel XI 25, § 1 definitief ongeschikt verklaard worden.

Artikel 11.27 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het geneeskundig controleorgaan kan deeltijdse prestaties wegens ziekte opleggen of toestaan a rato van ten minste 50 % voor een periode van ten hoogste zes maanden, indien het een ambtenaar die afwezig is wegens ziekte of ongeval van gemeen recht, geschikt acht om het ambt terug op te nemen met deeltijdse prestaties.
  Het verrichten van deeltijdse prestaties kan door het geneeskundig controleorgaan meermaals worden verlengd met een periode van ten hoogste zes maanden.
  § 2. De afwezigheid van de ambtenaar tijdens een periode van deeltijdse prestaties wegens ziekte wordt beschouwd als ziekteverlof. De aanrekening op het aantal dagen vermeld in artikel XI 25, § 1 (en XII 5) gebeurt pro rata. <BVR 2004-11-19/53, Art. 20, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 11.28 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Ziekteverlof wordt toegestaan voor de duur van de afwezigheid naar aanleiding van :
  1° een arbeidsongeval;
  2° een ongeval op de weg naar en van het werk;
  3° een beroepsziekte;
  4° de vrijstelling van arbeid van de zwangere ambtenaar of de ambtenaar die borstvoeding geeft en die werkt in een schadelijk arbeidsmilieu, nadat vastgesteld werd dat geen aangepaste of andere arbeidsplaats mogelijk is;
  (5° een ongeval van gemeen recht, veroorzaakt door de schuld van een derde;) <BVR 2004-11-19/53, Art. 21, 010; En vigueur : 01-06-2002>
  (6° de dagen afwezigheid wegens ziekte die zich voordoen binnen zes weken voor de werkelijke bevallingsdatum. In geval van geboorte van een meerling wordt die periode verlengd tot acht weken.) <BVR 2004-11-19/53, Art. 21, 010; En vigueur : 01-07-2002>
  Deze dagen afwezigheid worden niet (aangerekend op de contingenten, vermeld in artikel XI 25, § 1, artikel XII 5 en XII 9). <BVR 2004-11-19/53, Art. 21, 010; En vigueur : 01-06-2002>
  § 2. Is de afwezigheid te wijten aan de in § 1, 1° tot en met 3° vermelde redenen of aan een ongeval, veroorzaakt door de schuld van een derde dan ontvangt de ambtenaar het salaris alleen als voorschot dat betaald wordt op de door de derde verschuldigde vergoeding en dat op de derde te verhalen is.
  De Vlaamse Gemeenschap - het Vlaams Gewest treedt in het in het vorige lid bedoelde geval van rechtswege in alle rechten, vorderingen en rechtsmiddelen die de getroffene mocht kunnen doen gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het ongeval tot het bedrag van het salaris.
  § 3. De secretaris-generaal van het betrokken departement neemt de juridische beslissing met betrekking tot de erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen op de weg naar en van het werk en met betrekking tot de toekenning van schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.

Artikel 11.29 (Zie NOTA'S onder opschrift) Deze titel is eveneens van toepassing op de ambtenaar van het ministerie die woont en/of tewerkgesteld is in het buitenland en op de stagiair.

Titel 6. Verlof voor deeltijdse prestaties

Artikel 11.30 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar die verlof voor deeltijdse prestaties krijgt, moet minstens 50 % van de normale arbeidsduur volbrengen.
  § 2. De overheid die het verlof voor deeltijdse prestaties toestaat, beoordeelt of het geven van de toestemming verenigbaar is met de goede werking van de dienst.
  Voor de secretaris-generaal wordt het verlof voor deeltijdse prestaties toegestaan door de Vlaamse regering; voor de leidend ambtenaar door de secretaris-generaal en voor het afdelingshoofd door de leidend ambtenaar.
  § 3. De overheid die het verlof voor deeltijdse prestaties toestaat maakt haar beslissing bekend aan de ambtenaar binnen een maand te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag, zoniet wordt ervan uitgegaan dat de beslissing gunstig is.
  § 4. De ambtenaar van A2 en lager kan beroep indienen bij de raad van beroep binnen vijftien kalenderdagen vanaf de kennisgeving van de beslissing.
  Na het advies van de raad van beroep wordt de definitieve beslissing genomen door de secretaris-generaal.
  Deze laatste neemt een beslissing binnen de vijftien kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad van beroep, zoniet wordt de beslissing geacht gunstig te zijn voor de betrokkene.
  § 5. In afwijking van § 1 is verlof voor deeltijdse prestaties voor de loods met de algemene functie of met de functie van stuurman of kapitein van de loodsboot onder geen andere vorm mogelijk dan een vermindering van de prestaties tot 50 % van de duur die normaal wordt opgelegd. Deze prestaties worden verricht door de loods met de algemene functie per volledige beurt van 6 werkdagen, en door de loods met de functie van stuurman of kapitein van de loodsboot per vaarbeurt van de kotter of de tender.

Artikel 11.31 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het ziekteverlof maakt geen einde aan het stelsel van verlof voor deeltijdse prestaties.

Artikel 11.32 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het verlof voor deeltijdse prestaties wordt voor een periode van vijf jaar gelijkgesteld met dienstactiviteit. De afwezigheid wordt evenwel niet bezoldigd.
  § 2. Na het verstrijken van de termijn van vijf jaar is de ambtenaar die verlof voor deeltijdse prestaties geniet tijdens de duur van de afwezigheid met non-activiteit. Hij kan niettemin zijn aanspraken op bevordering door verhoging in graad doen gelden.
  § 3. Het verlof voor deeltijdse prestaties kan door de ambtenaar en door de overheid die het heeft toegestaan worden opgezegd.

Artikel 11.33 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het verlof voor deeltijdse prestaties is enkel voor volgende ambtenaren een recht :
  1° de ambtenaar van niveau B en lager die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt;
  2° de ambtenaar die ten minste twee kinderen ten laste heeft die nog niet de leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben, met uitzondering van de ambtenaar die de leidinggevende functie van afdelingshoofd, leidend ambtenaar of secretaris-generaal uitoefent of als ambtenaar van rang A1 in een buitendienst een diensthoofdentoelage krijgt.

Titel 7. Verlof voor loopbaanonderbreking

Sectie 1. Algemene bepalingen

Artikel 11.34 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar kan de loopbaan onderbreken met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden.
  De ambtenaar kan de loopbaan in totaal tweeënzeventig maanden voltijds en tweeënzeventig maanden halftijds onderbreken. Een voltijdse loopbaanonderbreking kan onmiddellijk aansluiten bij een halftijdse en omgekeerd.
  De maximumduur om voltijdse of halftijdse loopbaanonderbreking te krijgen, wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijke halftijdse loopbaanonderbrekingen die de ambtenaar als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten.
  (Vierde lid opgeheven) <BVR 2006-01-27/41, Art. 13, 012; En vigueur : 01-12-2005>
  § 2. In afwijking van § 1 kan een ambtenaar van minstens 50 jaar oud halftijdse loopbaanonderbreking nemen tot het bereiken van de pensioenleeftijd, op voorwaarde dat hij schriftelijk zich ertoe verbindt deze halftijdse loopbaanonderbreking niet voor zijn pensionering stop te zetten.
  Een ambtenaar van minstens 50 jaar kan halftijdse loopbaanonderbreking tot aan de pensioenleeftijd nemen, ongeacht de totale duur van de loopbaanonderbrekingen die hij heeft genomen voor het begin van de halftijdse loopbaanonderbreking tot aan de pensioenleeftijd.
  § 3. In afwijking van § 1 is de ambtenaar die de leidinggevende functie van afdelingshoofd, leidend ambtenaar of secretaris-generaal uitoefent, en de ambtenaar van rang A1 in een buitendienst die een diensthoofdentoelage krijgt, uitgesloten van het voordeel van de loopbaanonderbreking.
  Voor de niet-leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger is het verlof voor loopbaanonderbreking een gunst, afhankelijk van de goede werking van de dienst.
  De stagiair is uitgesloten van loopbaanonderbreking.

Artikel 11.35 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar met verlof voor loopbaanonderbreking bevindt zich in dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris. Bij voltijdse loopbaanonderbreking heeft hij bovendien geen recht op bevordering in salarisschaal.

Artikel 11.36 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Ziekteverlof of bevallingsverlof maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking.
  § 2. De halftijdse loopbaanonderbreking kan niet gecombineerd worden met verlof voor deeltijdse prestaties.

Artikel 11.37 (Zie NOTA'S onder opschrift) De loopbaanonderbreking kan door de ambtenaar worden opgezegd.

Sectie 2. Palliatief verlof

Artikel 11.38 (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van artikel XI 34, § 1, bedraagt de duur van de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken per patiënt één maand, eenmaal verlengbaar met één maand.

Artikel 11.39 (Zie NOTA'S onder opschrift) Loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken wordt niet meegeteld in de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die de ambtenaar maximaal kan nemen.

Artikel 11.40 (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van artikel XI 34, § 3, geldt het recht op loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken voor alle ambtenaren en stagiairs.

Sectie 3. Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezinsof familielid

Artikel 11.41 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. In afwijking van artikel XI 34, § 1, bedraagt de maximumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt 12 maanden, en van de halftijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt 24 maanden.
  De maximumduur van 12 maanden of 24 maanden wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijk halftijdse loopbaanonderbrekingen die de ambtenaar als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten voor de bijstand aan of verzorging van dezelfde patiënt.
  § 2. In afwijking van artikel XI 34 § 1 kan de loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid worden genomen met al dan niet opeenvolgende perioden van 1 tot 3 maand.

Artikel 11.42 (Zie NOTA'S onder opschrift) Loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid wordt niet meegeteld in de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking die de ambtenaar maximaal kan nemen.

Artikel 11.43 (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van artikel XI 34, § 3 geldt het recht op loopbaanonderbreking om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen voor alle ambtenaren en stagiairs.

Sectie 4. Ouderschapsverlof

Artikel 11.44 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. In afwijking van artikel XI 34, § 1 bedraagt de duur van het ouderschapsverlof onder de vorm van voltijdse loopbaanonderbreking 3 maanden, en van het ouderschapsverlof onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking 6 maanden.
  § 2. Bij geboorte moet het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opgenomen worden voor het kind 4 jaar is.
  Bij adoptie moet het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opgenomen worden binnen een periode van 4 jaar die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt.
  Wanneer het kind voor minstens 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de kinderbijslagregeling, wordt het recht op ouderschapsverlof toegekend uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt.
  § 3. De ambtenaar die voor hetzelfde kind al onder dezelfde of een andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever, kan voor dit kind geen ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking meer krijgen.

Artikel 11.45 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking telt niet mee voor de 72 maanden voltijdse en de 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking waarop de ambtenaar recht heeft.

Artikel 11.46 (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van artikel XI 34, § 3, geldt het recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voor alle ambtenaren en stagiairs.
  De mannelijke ambtenaar heeft alleen recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voorzover de afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat, of wanneer het gaat om een kind dat door hem werd geadopteerd.

Sectie 5. Onderbrekingsuitkeringen

Artikel 11.47 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die zijn loopbaan onderbreekt, krijgt onderbrekingsuitkeringen overeenkomstig de federale bepalingen.
  Indien de ambtenaar de onderbrekingsuitkeringen worden geweigerd als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau bevoegd voor zijn verblijfplaats, of wanneer hij afziet van deze uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit behalve voor de uitzonderingen bepaald door de federale overheid.

Sectie 6. Vervanging

Artikel 11.48 (Zie NOTA'S onder opschrift) De vervanging van de ambtenaar in loopbaanonderbreking vindt plaats overeenkomstig de federale bepalingen.
  Voor de vervanging van ambtenaren van minstens 50 jaar die halftijdse loopbaanonderbreking nemen tot aan de pensioenleeftijd, worden bovendien alleen personen in aanmerking genomen die geslaagd zijn voor een vergelijkend wervingsexamen voor de graad waarin de vervanging gebeurt.
  De vervangers van halftijdse loopbaanonderbrekingen tot aan de pensioenleeftijd van ambtenaren van minstens 50 jaar, worden in dienst genomen als stagiair. Hiertoe worden voormelde loopbaanonderbrekingen gegroepeerd per graad en per departement, en vervangen per voltijdse equivalent.

Titel 8. Verlof voor opdracht

Sectie 1. Verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet

Artikel 11.49 (Zie NOTA'S onder opschrift) (De ambtenaar krijgt verlof wanneer hij door één van volgende instanties wordt aangewezen om een ambt uit te oefenen op hun kabinet, secretariaat, cel Algemene Beleidscoördinatie of cel Algemeen beleid :
  - een minister;
  - een staatssecretaris;
  - een regeringscommissaris;
  - een lid van de regering van een gemeenschap of gewest;
  - een gouverneur van een Vlaamse provincie;
  - de gouverneur of vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad;
  - een bestendig afgevaardigde;
  - een burgemeester;
  - een schepen;
  - een O.C.M.W.-voorzitter;
  - een voorzitter van een districtsraad;
  - een Europees commissaris.) <BVR 2003-01-31/42, Art. 13, 003; En vigueur : 01-09-2001>
  De aanwijzing gebeurt na akkoord van de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s).

Artikel 11.50 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Aan de stagiair kan bij wijze van uitzondering en om functionele redenen een verlof voor opdracht worden toegekend om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet.
  In afwijking van artikel XI 49 krijgt de stagiair het verlof enkel wanneer hij door een Vlaams minister aangewezen wordt om een ambt uit te oefenen op zijn kabinet en na akkoord van de minister-president van de Vlaamse regering, van de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), en van de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s). <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 2. Tijdens het verlof wordt de stage niet geschorst, en blijft de stagiair onderworpen aan de stageverplichtingen. De leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling bepaalt in overleg met de betrokken Vlaams minister op welke wijze de modaliteiten van de stage worden aangepast aan de uitoefening van een ambt bij het ministerieel kabinet.

Artikel 11.51 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Artikel 11.52 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bij het einde van zijn aanwijzing en tenzij hij naar een ander kabinet overgaat, krijgt de ambtenaar, per maand activiteit in een kabinet, één dag verlof met een minimum van drie werkdagen en een maximum van vijftien werkdagen.
  Dit verlof wordt eveneens gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Sectie 2. Verlof voor opdracht van algemeen belang

Artikel 11.53 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar krijgt verlof voor de uitoefening van een opdracht waarvan het algemeen belang erkend wordt.
  Onder opdracht wordt verstaan :
  1° de uitoefening van de nationale en internationale opdrachten aangeboden door een binnenlandse of buitenlandse regering of openbaar bestuur of een internationale instelling;
  2° de internationale opdrachten in het raam van ontwikkelingssamenwerking, wetenschappelijk onderzoek of humanitaire hulp.

Artikel 11.54 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het verlof voor opdracht van algemeen belang wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. Het is onbezoldigd tenzij wanneer de ambtenaar wordt aangewezen als nationale deskundige krachtens het besluit van de Europese Commissie van (30 april 2002) houdende regeling van toepassing op de nationale deskundigen die bij de diensten van de Commissie zijn gedetacheerd (of wanneer hij opdrachten uitvoert bij de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Organisatie voor Onderwijs en Opvoeding, Wetenschap, Cultuur en Communicatie van de Verenigde Naties (UNESCO)). <BVR 2004-02-20/50, Art. 22, 009; En vigueur : 01-04-2003>
  § 2. De Vlaamse minister (bevoegd voor het specifiek beleid inzake personeel) kan beslissen het salaris van de ambtenaar voor de duur van de opdracht door te betalen en terug te vorderen of geheel of gedeeltelijk door te betalen zonder terugvordering. <BVR 2004-11-19/53, Art. 46, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 11.55 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. (Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend voor :
  - de opdrachten in een ontwikkelingsland;
  - de opdrachten die de als nationale deskundige aangewezen ambtenaar uitvoert ingevolge het voormeld besluit van 30 april 2002;
  - de opdrachten bij de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO);
  - de opdrachten bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO);
  - de opdrachten bij de Organisatie voor Onderwijs en Opvoeding, Wetenschap, Cultuur en Communicatie van de Verenigde Naties (UNESCO).) <BVR 2004-02-20/50, Art. 23, 009; En vigueur : 01-04-2003>
  § 2. Het karakter van algemeen belang wordt voor de overige opdrachten erkend door de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) na akkoord van de Vlaamse minister (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling). <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  De toestemming voor de opdracht wordt gegeven indien de opdracht geacht wordt van overwegend belang te zijn voor het land, de Vlaamse regering of de Vlaamse administratie.
  § 3. In afwijking van § 1 en § 2 van dit artikel, verliest iedere opdracht van rechtswege haar karakter van algemeen belang vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de ambtenaar een dienstanciënniteit heeft bereikt die volstaat om aanspraak te kunnen maken op het bekomen van een onmiddellijk ingaand of uitgesteld pensioen ten laste van de buitenlandse regering, het buitenlands openbaar bestuur of de internationale instelling voor wie de opdracht werd vervuld.

Artikel 11.56 (Zie NOTA'S onder opschrift) Iedere functioneel bevoegde Vlaamse minister of de Vlaamse minister (bevoegd voor het specifiek beleid inzake personeel) kan, met instemming van de betrokkene, een ambtenaar met de uitvoering van een opdracht belasten. <BVR 2004-11-19/53, Art. 46, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  Eveneens kan iedere ambtenaar, met akkoord van de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) de uitvoering van een opdracht aanvaarden.
  In beide gevallen wordt het advies ingewonnen van de leidend ambtenaar van de administratie waar de betrokken ambtenaar werkt.

Artikel 11.57 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Aan de ambtenaar met verlof wegens een internationale opdracht die hem door de Vlaamse regering werd toevertrouwd, kan een vergoeding worden toegekend onder de voorwaarden en voor het bedrag bepaald door de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling). <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 2. De in dit artikel bedoelde vergoeding mag niet worden toegekend aan de met een opdracht belaste ambtenaar die hetzij krachtens andere wets- of verordeningsbepalingen, hetzij wegens de vervulling van zijn opdracht, voordelen geniet die ten minste gelijkwaardig zijn aan het salaris dat hij zou gekregen hebben indien hij in dienst was gebleven.

Artikel 11.58 (Zie NOTA'S onder opschrift) De functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) of de Vlaamse minister (bevoegd voor het specifiek beleid inzake personeel), indien deze laatste de opdracht gegeven heeft, kan op ieder ogenblik een eind maken aan de opdracht of verlof voor opdracht van algemeen belang. <BVR 2004-11-19/53, Art. 46, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Sectie 3. Verlof wegens terbeschikkingstelling van de Koning, een Koningin, een Prins of een Prinses van België

Artikel 11.59 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar wordt door de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) ter beschikking van de Koning, een Koningin, een Prins of een Prinses van België gesteld, op hun verzoek.
  § 2. Voor de tijd dat de ambtenaar ter beschikking van de Koning, een Koningin, een Prins of een Prinses van België wordt gesteld, krijgt hij verlof.
  § 3. Dit verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Sectie 4. Verlof voor het uitoefenen van een ambt bij een erkende politieke groep

Artikel 11.60 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Op verzoek van de voorzitter van een erkende politieke groep krijgt de ambtenaar, met zijn instemming en voor zover het belang van de dienst zich er niet tegen verzet, verlof om een ambt uit te oefenen bij een erkende politieke groep in de wetgevende vergaderingen van een federale overheid, van de gemeenschappen en de gewesten of van de Europese Unie of bij de voorzitter van zulke groep.
  Het verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
  § 2. Onder " erkende politieke groep " wordt verstaan de politieke groep die erkend is overeenkomstig het reglement van elk van de wetgevende vergaderingen van de federale overheid of van de gemeenschappen en de gewesten of van het Europees Parlement.
  § 3. Binnen de perken van de reglementering of het reglement van de betrokken wetgevende vergadering wordt het verlof dat is toegestaan aan de ambtenaar die een ambt uitoefent bij een erkende politieke groep of bij de voorzitter van een van die groepen ofwel bezoldigd door het ministerie met doorbetaling van het salaris en terugvordering ofwel niet bezoldigd door het ministerie en wordt het salaris stopgezet indien de betrokken wetgevende vergadering of de erkende politieke groep een salaris betaalt.

Artikel 11.61 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het verlof wordt toegekend door de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s).

Sectie 5. Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 11.62 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De tot benoemen bevoegde overheid onder wie de met een verlof voor opdracht belaste ambtenaar ressorteert beslist volgens de behoeften van de dienst of de betrekking waarvan de betrokkene titularis is, als vacant moet worden beschouwd.
  Zij kan die beslissing nemen zodra de ambtenaar vier jaar afwezig is.
  In afwijking van het eerste en tweede lid geldt deze mogelijkheid niet voor de betrekking van de ambtenaar met verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet.
  § 2. Aan de in § 1 bedoelde beslissing moet het advies voorafgaan van de leidend ambtenaar of van de secretaris-generaal indien het om een ambtenaar van rang A 3 gaat.
  Indien deze van mening is dat de betrekking niet als vacant moet worden beschouwd, kan de benoemende overheid deze niettemin vacantverklaren na advies van de bevoegde directieraad.

Artikel 11.63 (opgeheven) <BVR 2004-02-20/50, Art. 24, 009; En vigueur : 01-01-2004>

Artikel 11.64 (Zie NOTA'S onder opschrift) Met uitzondering van het verlof bedoeld in afdeling 1 van deze titel heeft de stagiair geen recht op verlof voor opdracht.

Titel 9. Vormingsverlof en dienstvrijstelling voor vorming

Artikel 11.65 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar krijgt dienstvrijstelling en de periodes van afwezigheid worden gelijkgesteld met dienstactiviteit voor alle interne of externe opleidingsactiviteiten die worden toegestaan.

Artikel 11.66 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar kan vormingsverlof krijgen voor beroepsopleidingen die op eigen initiatief gevolgd worden en die georganiseerd worden door het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of georganiseerd, gesubsidieerd of erkend door de Vlaamse Gemeenschap in het kader van regelgeving inzake onderwijs en die 's avonds of in het weekeinde worden gegeven.
  Dit vormingsverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
  § 2. Onder beroepsopleiding worden enkel die opleidingen verstaan die in verband staan met het uitgeoefende ambt.
  § 3. De lijnmanager oordeelt of de aanvraag in verband staat met het uitgeoefende ambt en of het vormingsverlof verenigbaar is met de belangen van de dienst.
  De opleidingen bedoeld in § 1 die voorbereiden op overgangs- en bevorderingsexamens voor de betrokken ambtenaar worden in elk geval beschouwd als in verband staande met het uitgeoefende ambt.
  Het dienstbelang kan slechts éénmaal ingeroepen worden om deze opleidingen te weigeren.
  De maximumduur van het vormingsverlof bedraagt per schooljaar 120 uur.
  § 4. Het vormingsverlof wordt beëindigd indien blijkt dat de ambtenaar niet regelmatig de opleiding heeft gevolgd.
  § 5. De nadere bepalingen inzake de toekenning van het vormingsverlof, de controle op de inschrijvingen en op de regelmatige deelname aan de opleiding worden vastgesteld door de leidend ambtenaar van de administratie Personeelsontwikkeling.

Artikel 11.67 (Zie NOTA'S onder opschrift) Artikel XI 66 is van toepassing op de stagiair.

Titel 10. Omstandigheidsverlof

Artikel 11.68 (Zie NOTA'S onder opschrift) Aan de ambtenaar wordt omstandigheidsverlof toegekend naar aanleiding van de gebeurtenissen en binnen de perken zoals hierna vermeld :

  1° Huwelijk van de ambtenaar en het afleggen van een
      verklaring van wettelijke samenwoning door de
      ambtenaar :                                          4 werkdagen
  2° Bevalling van de echtgenote of samenwonende
      partner :                                          [10 werkdagen]
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 22, 010; En vigueur : 01-06-2004>
  3° Overlijden van de echtgeno(o)t(e) of samenwonende
      partner, een bloed- of aanverwant in de eerste
      graad van de ambtenaar, de echtgeno(o)t(e) of
      samenwonende partner :                               4 werkdagen
  4° Huwelijk van een kind van de ambtenaar, van de
      echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende partner :     2 werkdagen
  5° Overlijden van een bloed- of aanverwant van de
      ambtenaar of de samenwonende partner in om het
      even welke graad maar onder eenzelfde dak wonend
      als de ambtenaar of de samenwonende partner :        2 werkdagen
  6° Overlijden van een bloed- of aanverwant van de
      ambtenaar of de samenwonende partner in de tweede
      graad, een overgrootouder of een achterkleinkind
      maar niet onder eenzelfde dak wonend als de
      ambtenaar of de samenwonende partner :               1 werkdag
  7° Huwelijk van een bloed- of aanverwant
      - in de eerste graad, die geen kind is,
      - of in de tweede graad, van de ambtenaar, de
         echtgeno(o)t(e) of de samenwonende partner :      de dag van het
                                                            huwelijk


  Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Artikel 11.69 (Zie NOTA'S onder opschrift) Deze titel is eveneens van toepassing op de stagiair.

Titel 11. Gecontingenteerd verlof

Artikel 11.70 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1 Aan de ambtenaren kunnen volgende contingenten verloven worden toegestan :
  1° 20 werkdagen per jaar te nemen in volledige (of halve) dagen en al dan niet aaneensluitende periodes; dit verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit, maar wordt niet bezoldigd. De personeelsleden met verlof voor deeltijdse prestaties die dagelijks deeltijds presteren (of in een continudienst zijn tewerkgesteld), kunnen dit verlof opnemen in (volledige of halve) dagen naar rato van hun (prestatie- of arbeidsregime) <BVR 2003-01-31/42, Art. 14, 004; En vigueur : 01-01-2002>;
  2° één maand per verkiezing om zijn kandidatuur voor wetgevende, provinciale, Europese en gemeentelijke verkiezingen en rechtstreekse verkiezingen voor OCMW-raden voor te bereiden; dit verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit, maar wordt niet bezoldigd;
  3° een contingent verlof van 5 jaar gedurende zijn loopbaan, te nemen in periodes van minimum 1 jaar. Dit verlof wordt gelijkgesteld met non-activiteit.
  § 2. De ambtenaar kan bij niet-toekenning van een in § 1 vermeld contingent, een beroep indienen bij de Raad van beroep overeenkomstig de in artikel XI 30, § 4 vermelde procedure.

Artikel 11.71 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar heeft recht op een eenmalig contingent tijdens de loopbaan a rato van de duur om een stage of proefperiode in een andere betrekking bij een overheidsdienst of in de privé-sector door te maken. Dit verlof geldt als dienstactiviteit maar wordt niet bezoldigd. Indien de ambtenaar een betrekking wenst uit te oefenen als zelfstandige of bij een andere werkgever in de publieke of in de private sector waar geen stage of proefperiode dient doorlopen te worden, bedraagt de duur van het eenmalig contingent één jaar en bevindt de ambtenaar zich tijdens dit verlof in de stand non-activiteit.
  § 2. Bovenop het contingent vermeld in § 1 krijgt de ambtenaar van het ministerie die geslaagd is voor een vergelijkend aanwervingsexamen of voor een vergelijkend examen voor overgang naar een ander niveau ambtshalve onbezoldigd verlof in zijn oude betrekking voor de duur van zijn stage in zijn nieuwe betrekking.

Titel 12. Politiek verlof

Artikel 11.72 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar van het ministerie die het ambt met volledige prestaties uitoefent, heeft, volgens de hierna bepaalde gevallen en modaliteiten, recht op politiek verlof voor het uitoefenen van een politiek mandaat of een ambt dat ermee gelijkgesteld kan worden, mits naleving van de onverenigbaarheden en verbodsbepalingen die krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen op hem van toepassing zijn.
  Het eerste lid is ook van toepassing op de ambtenaar die minimaal 80 % van de normale arbeidsduur werkt door verlof voor deeltijdse prestaties.

Artikel 11.73 (Zie NOTA'S onder opschrift) Op aanvraag van de ambtenaar wordt binnen de hierna bepaalde perken dienstvrijstelling verleend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten :
  1° gemeenteraadslid dat noch burgemeester noch schepen is, of lid van een raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente of van een districtsraad van een district, de voorzitter uitgezonderd : 2 dagen per maand;
  2° provincieraadslid dat geen lid is van de bestendige deputatie : 2 dagen per maand.

Artikel 11.74 (Zie NOTA'S onder opschrift) Op aanvraag van de ambtenaar wordt binnen de hierna bepaalde perken facultatief politiek verlof toegekend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten :
  1° gemeenteraadslid dat noch burgemeester noch schepen is, of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente, of van de districtsraad van een district, de voorzitter en de leden van het vast bureau uitgezonderd :
  a) tot 80 000 inwoners : 2 dagen per maand;
  b) meer dan 80 000 inwoners : 4 dagen per maand;
  2° schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente of van de districtsraad van een district :
  a) tot 30 000 inwoners : 4 dagen per maand;
  b) van 30 001 tot 50 000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
  c) van 50 001 tot 80 000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
  3° lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente of van de districtsraad van een district :
  a) tot 10 000 inwoners : 2 dagen per maand;
  b) van 10 001 tot 20 000 inwoners : 3 dagen per maand;
  c) met meer dan 20 000 inwoners : 5 dagen per maand.
  4° burgemeester van een gemeente :
  a) tot 30 000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
  b) van 30 001 tot 50 000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
  5° provincieraadslid dat geen lid is van de bestendige deputatie : 4 dagen per maand.

Artikel 11.75 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar wordt binnen de hierna bepaalde perken met politiek verlof van ambtswege gezonden voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten :
  1° burgemeester van een gemeente :
  a) tot 20 000 inwoners : 3 dagen per maand;
  b) van 20 001 tot 30 000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
  c) van 30 001 tot 50 000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
  d) met meer dan 50 000 inwoners : voltijds.
  De voorzitters van de districtsraad van een district worden wat betreft het politiek verlof van ambtswege gelijkgesteld met een burgemeester van een gemeente waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperkt wordt tot het percentage van de vergoeding van de burgemeester die zij ontvangen.
  2° schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente :
  a) tot 20 000 inwoners : 2 dagen per maand;
  b) van 20 001 inwoners tot 30 000 inwoners : 4 dagen per maand;
  c) van 30 001 tot 50 000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;
  d) van 50 001 tot 80 000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;
  e) met meer dan 80 000 inwoners : voltijds.
  De leden van het bureau van de districtsraad van een district worden wat betreft het politiek verlof van ambtswege gelijkgesteld met een schepen van een gemeente waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperkt wordt tot het percentage van de vergoeding van de schepenen die zij ontvangen.
  3° lid van de bestendige deputatie van een provincieraad : voltijds;
  4° lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers of van de Senaat : voltijds;
  5° lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad : voltijds;
  6° lid van het Europees Parlement : voltijds;
  7° lid van de federale regering : voltijds;
  8° lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : voltijds;
  9° gewestelijk staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : voltijds;
  10° lid van de Commissie van de Europese Unie : voltijds.
  Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging.

Artikel 11.76 (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van artikel XI 72 wordt de ambtenaar die het ambt met deeltijdse prestaties van minder dan 80 % van de normale arbeidsduur uitoefent niettemin met voltijds politiek verlof van ambtswege gezonden voor de uitoefening van een in artikel XI 75 vermeld politiek mandaat, voorzover daaraan een politiek verlof van ambtswege beantwoordt waarvan de duur ten minste de helft van een voltijds ambt bedraagt.

Artikel 11.77 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn of van de districtsraad van een district recht heeft op politiek verlof waarvan de duur niet de helft van een voltijds ambt overschrijdt, kan, op aanvraag, halftijds of voltijds politiek verlof krijgen.
  De ambtenaar die voor de uitoefening van een in het eerste lid vermeld mandaat recht heeft op halftijds politiek verlof, kan, op aanvraag, voltijds politiek verlof krijgen.
  Het politiek verlof dat in toepassing van het eerste en tweede lid wordt verkregen, wordt gelijkgesteld met politiek verlof van ambtswege wat betreft de weerslag die het heeft op de administratieve en geldelijke toestand van de ambtenaar.

Artikel 11.78 (Zie NOTA'S onder opschrift) De afwezigheden wegens facultatief politiek verlof en politiek verlof van ambtswege voor een in (artikel XI 74) en in artikel XI 75, eerste lid, 1°, 2° en 3°, vermelde politiek mandaat worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. De ambtenaar heeft evenwel geen recht op salaris. <BVR 2004-11-19/53, Art. 23, 010; En vigueur : 19-11-2004>
  Het voltijds politiek verlof van ambtswege voor een in artikel XI 75, eerste lid, 4° tot en met 10°, vermelde politiek mandaat wordt gelijkgesteld met een periode van non-activiteit.
  De ambtenaar heeft recht op bevordering in salarisschaal, behalve bij voltijds politiek verlof.

Artikel 11.79 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De tot benoemen bevoegde overheid onder wie de ambtenaar met voltijds politiek verlof ressorteert, beslist volgens de behoeften van de dienst of de betrekking waarvan de betrokkene titularis is, als vacant moet worden beschouwd.
  Zij kan die beslissing nemen zodra de ambtenaar vier jaar afwezig is en, wat het in artikel XI 75, eerste lid, 4° tot en met 10°, vermelde politiek mandaat betreft, bij de aanvang van een tweede bij het eerste aansluitend mandaat.
  § 2. Het politiek verlof voor een in artikel XI 73, artikel XI 74 en artikel XI 75, eerste lid, 1°, 2° en 3°, vermeld politiek mandaat eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die tijdens dewelke het mandaat eindigt.
  Het politiek verlof voor een in artikel XI 75, eerste lid, 4° tot en met 10°, vermeld politiek mandaat loopt tot zes maanden na de beëindiging van het mandaat.
  Vanaf dat ogenblik herkrijgt de betrokkene alle statutaire rechten. De ambtenaar die niet werd vervangen, neemt bij wederindiensttreding de vroegere betrekking opnieuw op. De ambtenaar die wel is vervangen, wordt voor een andere betrekking aangewezen overeenkomstig de regeling inzake mobiliteit.
  § 3. De ambtenaar mag na wederindiensttreding het salaris niet cumuleren met enig voordeel verbonden aan de uitoefening van het afgelopen mandaat.

Artikel 11.80 (Zie NOTA'S onder opschrift) Deze titel is eveneens van toepassing op de stagiair.

Titel 13. Verlof krachtens federale bepalingen of verplichtingen

Artikel 11.81 (Zie NOTA'S onder opschrift) Overeenkomstig de federale bepalingen terzake heeft de ambtenaar en de stagiair recht op volgende verloven :
  - verrichten in vredestijd van militaire prestaties of prestaties als vrijwilliger bij het korps voor burgerlijke veiligheid;
  - voorbehoedend verlof;
  - vakbondsverlof;
  - ziekte- of gebrekkigheidsverlof bij een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte.

Titel 14. Overgangsbepaling

Artikel 11.82 (Zie NOTA'S onder opschrift) De technisch beambte met de functie van nachtbewaarder die zich op 30 juni 2002 in niveau E bevindt, heeft recht op hetzelfde aantal verlofdagen als de ambtenaren van de Gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand vermeld in artikel XI 10, § 3.

Artikel 11.83 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 25; En vigueur : 01-10-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Middenstand en Landbouw, 01-11-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit de Federale Overheidsdienst Justitie> § 1. De ambtenaar, die naar het ministerie werd overgeheveld in uitvoering van het Lambermontakkoord, en die op het ogenblik van de overheveling naar het ministerie geniet van een hem door de federale overheid toegekend verlof, blijft dit verlof verder genieten tot de normale einddatum van het verlof.
  § 2. De in § 1 vermelde ambtenaar kan, in afwijking van artikel XI 10, § 2, tweede lid, 10 niet opgenomen vakantiedagen van het jaar 2002 overdragen naar het jaar 2003.

Artikel 11.84 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-11-19/53, Art. 24; En vigueur : 01-07-2004> In afwijking van artikel XI 16, wordt bij geboorte op of na 1 juli 2004, de doorbetaling van de bezoldiging gegarandeerd tot maximaal zestien weken bij de geboorte van één kind, en tot maximaal twintig weken bij de geboorte van een meerling, als het personeelslid zeven respectievelijk negen weken prenataal verlof heeft genomen op basis van de reglementaire bepalingen die bij het begin van het prenataal verlof golden.

Paart 12. VERLIES VAN DE HOEDANIGHEID VAN AMBTENAAR EN DEFINITIEVE AMBTSNEERLEGGING

Titel 1. Algemene bepalingen 26; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 12.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) Niemand kan de hoedanigheid van ambtenaar verliezen (vóór de leeftijd van 65 jaar), behalve in de gevallen bepaald door de pensioenwetgeving of door dit besluit. <BVR 2006-01-27/41, Art. 14, 012; En vigueur : 01-06-2005>

Artikel 12.1BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 15; En vigueur : 01-06-2005> § 1. Ambtshalve wordt een einde gemaakt aan de hoedanigheid van ambtenaar op diens 65ste verjaardag.
  § 2. In afwijking van § 1 kan een ambtenaar, wegens uitzonderlijke redenen, na zijn 65e verjaardag nog maximaal zes maanden in dienst gehouden worden, zonder de mogelijkheid tot verlenging. Hij behoudt zolang zijn hoedanigheid van ambtenaar.
  De beslissing wordt gemotiveerd; ze wordt genomen door de Vlaamse Regering op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het specifiek beleid inzake personeel.

Artikel 12.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Ambtshalve en zonder opzegging wordt een einde gemaakt aan de hoedanigheid van ambtenaar voor :
  1° de ambtenaar van wie de benoeming onregelmatig bevonden wordt binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State of, als een zodanig beroep is ingesteld, tijdens de procedure; die termijn geldt niet in geval van arglist of bedrog van de ambtenaar;
  2° de ambtenaar die niet langer de burgerlijke en politieke rechten geniet, die niet meer voldoet aan de dienstplichtwetten of wiens lichamelijke ongeschiktheid werd vastgesteld of die niet meer voldoet aan de nationaliteitsvereiste, gesteld voor de ambten bedoeld in artikel V 1, § 2;
  3° onverminderd de toepassing van een tuchtprocedure en de deelname aan een georganiseerde werkonderbreking, de ambtenaar die zonder geldige reden de werkpost verlaat en meer dan tien dagen afwezig blijft;
  4° de ambtenaar die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft;
  5° de ambtenaar die wordt ontslagen van ambtswege of die wordt afgezet.
  § 2. De ambtenaar wiens onregelmatige benoeming, in het in § 1, 1°, bedoelde geval, niet te wijten is aan arglist of bedrog in zijn hoofde, krijgt een verbrekingsvergoeding, die overeenstemt met drie maanden loon voor elke volledige of ingegane schijf van vijf jaar tewerkstelling bij het ministerie.
  § 3. In de andere in § 1 vermelde gevallen, vindt het ontslag plaats zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding. Het ministerie betaalt evenwel de werkgevers- en werknemersbijdragen nodig voor opname van de betrokken ambtenaar in de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.
  Bij betaling van de verbrekingsvergoeding vermeld in § 2 worden op deze verbrekingsvergoeding de werkgevers- en werknemersbijdragen ingehouden voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering en samen met de werkgeversbijdragen gestort. Indien deze niet volstaan, betaalt het ministerie de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.
  De duur van de periode gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor de werkloosheidsverzekering en de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen ambtenaar, eventueel vermeerderd met de duur gedekt door de verbrekingsvergoeding.
  § 4. Het ontslag van de ambtenaar van een lagere rang dan A4 wordt in de gevallen die opgesomd zijn als reden in § 1, sub 1°, 2°, 4° en 5° gegeven door de secretaris-generaal en in het geval dat als reden genoemd is sub 3° door de benoemende overheid.
  Het ontslag van de ambtenaar van rang A4 wordt in elk van de hoger vermelde gevallen gegeven door de benoemende overheid.
  § 5. De in dit artikel uiteengezette regeling geldt ook voor de stagiair, behalve § 2 en § 3 in het geval van ontslag wegens medische ongeschiktheid vermeld in artikel VI 3.

Artikel 12.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) Tot ambtsneerlegging geven aanleiding :
  1° het vrijwillig ontslag;
  2° de pensionering ingevolge leeftijd of lichamelijke ongeschiktheid;
  3° de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid, zoals bepaald in artikel XII 6, § 1.
  De bepaling onder 1° en 2° van dit artikel is tevens van toepassing op de stagiair.

Artikel 12.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) In geval van vrijwillig ontslag mag de ambtenaar of de stagiair slechts na toestemming en na een opzeggingstermijn van ten minste dertig kalenderdagen de dienst verlaten. Indien de bevoegde overheid binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de aanvraag niet geantwoord heeft, wordt de toestemming geacht gegeven te zijn.
  Nochtans kan in afwijking van het eerste lid in onderling akkoord tussen de betrokkene en de bevoegde overheid de opzeggingstermijn ingekort worden.
  Een benoeming bij een andere overheid die definitief geworden is, wordt gelijkgesteld met vrijwillig ontslag.

Artikel 12.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die 60 jaar geworden is, wordt ambtshalve op rust gesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin hij, zonder definitief ongeschikt te zijn bevonden, komt tot een totaal van (222 werkdagen) afwezigheid wegens ziekte, te rekenen vanaf de leeftijd van 60 jaar. (...). <BVR 2004-11-19/53, Art. 25, 1°, 010; En vigueur : 19-11-2004> <BVR 2004-11-19/53, Art. 25, 2°, 010; En vigueur : 01-06-2004>

Artikel 12.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar is definitief beroepsongeschikt bevonden indien hij gedurende twee opeenvolgende keren de evaluatie " onvoldoende " gekregen heeft.
  § 2. Het ontslag treedt in werking na het verstrijken van een opzeggingstermijn. Deze opzeggingstermijn bedraagt drie maanden voor de ambtenaren die minder dan vijf jaar in dienst zijn als ambtenaar bij het ministerie. Deze termijn wordt vermeerderd met drie maanden bij de aanvang van elke nieuwe periode van vijf jaar dienst als ambtenaar bij het ministerie.
  De opzeggingstermijn gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de betekening van het ontslag. De betekening gebeurt via aangetekend schrijven en heeft uitwerking de derde dag na de verzending.
  In afwijking van het tweede lid kan in onderling akkoord tussen de benoemende overheid en de ambtenaar een langere opzeggingstermijn worden overeengekomen of kan de opzeggingstermijn worden ingekort.
  De benoemende overheid kan evenwel beslissen dat het ontslag wegens beroepsongeschiktheid onmiddellijk ingaat, mits uitbetaling van een verbrekingsvergoeding die gelijk is aan het salaris dat overeenstemt met de duur van een normale opzeggingstermijn.
  § 3. Met het oog op de onderbrenging van de ambtenaar onder de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering worden tijdens de opzeggingstermijn of op de verbrekingsvergoeding de desbetreffende werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdrage gestort. Indien deze niet volstaan, betaalt het ministerie de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.
  De duur van de periode gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor de werkloosheidsverzekering en de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen ambtenaar, eventueel vermeerderd met de duur gedekt door de verbrekingsvergoeding.

Artikel 12.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het vrijwillig ontslag en de pensionering wordt toegestaan, respectievelijk ondertekend door de secretaris-generaal; voor de ambtenaar van rang A4 gebeurt dit door de benoemende overheid.
  Het ontslag wegens beroepsongeschiktheid wordt ambtshalve ondertekend door de benoemende overheid.

Artikel 12.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) De pensioengerechtigde ambtenaar die, behoudens in geval van vroegtijdige pensionering ten gevolge van een arbeidsongeval, een ongeval op weg naar en van het werk of een beroepsziekte, ten minste 20 jaar dienstanciënniteit telt op het ogenblik van zijn pensionering, wordt gemachtigd de eretitel van zijn ambt te dragen.

Titel 2. Overgangsbepalingen 26; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 12.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-11-19/53, Art. 26; En vigueur : 19-11-2004> In afwijking van artikel XII 5 wordt de ambtenaar die 60 jaar geworden is, niet ambtshalve op rust gesteld na 222 werkdagen afwezigheid wegens ziekte, maar pas na 365 kalenderdagen afwezigheid wegens ziekte, indien hij :
  1° hetzij geen 5 pensioenaanspraakverlenende dienstjaren telt op de datum waarop hij de 222 werkdagen afwezigheid wegens ziekte bereikt;
  2° hetzij geen 20 pensioenaanspraakverlenende dienstjaren telt op de datum waarop hij de 222 werkdagen afwezigheid wegens ziekte bereikt, én onder toepassing zou vallen van de regeling van het gewaarborgd minimumpensioen;
  3° hetzij 20 pensioenaanspraakverlenende dienstjaren telt en een minimumpensioen wegens lichamelijke ongeschiktheid zou kunnen verkrijgen dat voordeliger is dan het minimumpensioen wegens leeftijd of anciënniteit.
  Voor de berekening van de 365 kalenderdagen afwezigheid wegens ziekte waarvan sprake in het voorgaande lid wordt geen rekening gehouden met de halve dagen afwezigheid in een periode van deeltijdse prestaties wegens ziekte.

Paart 13. GELDELIJK STATUUT

Titel 1. Het salaris

Hoofdstuk 1. De bepaling van het salaris tegen 100 %

Artikel 13.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar wordt bezoldigd in de salarisschaal zoals bepaald in artikel XIII 11, en ontvangt het salaris dat overeenstemt met het aantal jaren geldelijke anciënniteit.

Artikel 13.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) De Vlaamse minister (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling) bepaalt de voorwaarden waaronder diensten en ervaring in de geldelijke anciënniteit opgenomen wordt. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 13.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar die bevorderd wordt in graad of salarisschaal, heeft nooit een lager salaris dan hij in zijn vorige graad of salarisschaal zou hebben genoten volgens de regeling die van toepassing is op de datum van de bevordering.
  § 2. De ambtenaar die wordt overgeplaatst om medische redenen en die in een lagere graad benoemd wordt, bekomt de hoogste salarisschaal van de nieuwe graad.
  Indien de overgeplaatste ambtenaar in zijn nieuwe graad een lager salaris zou ontvangen dan hij bij de overplaatsing genoot, dan behoudt hij zijn salaris tot hij in zijn nieuwe graad een salaris verkrijgt dat tenminste daaraan gelijk is.
  § 3. Als aan het bekleden van een bepaalde functie een hogere salarisschaal verbonden is, dan verliest de ambtenaar het recht op deze salarisschaal in geval van wijziging van dienstaanwijzing.

Artikel 13.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor de ambtenaar die de functioneringsevaluatie " onvoldoende " heeft gekregen, wordt de eerstvolgende periodieke salarisverhoging gedurende zes maanden uitgesteld.

Artikel 13.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Als het salaris verhoogd met de haard- of standplaatstoelage van een ambtenaar van 21 jaar lager is dan (13.234,20 euro), wordt het verschil toegekend in de vorm van een bijslag op het salaris. <BVR 2003-01-31/42, Art. 15, 004; En vigueur : 01-01-2002>
  § 2. Voor het bepalen van de leeftijd van de ambtenaar wordt de verjaardag die niet op de eerste van de maand valt, steeds verschoven naar de eerste van de volgende maand.

Hoofdstuk 2. De verrekening van onbezoldigde afwezigheden

Artikel 13.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekend volgens de volgende formule :
  M = VW/PW x n % x NM;
  Waarbij :
  M = het te betalen maandloon (100 %);
  VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling is verschuldigd;
  PW = het aantal te presteren werkdagen op basis van het werkrooster van de ambtenaar;
  n % = het percentage waaraan de ambtenaar prestaties verricht;
  NM = het normaal maandsalaris (100 %) = het jaarsalaris/12 (100 % en voor voltijdse prestaties).
  § 2. De ambtenaar met verlof voor deeltijdse prestaties, die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt of de ambtenaar die ten minste twee kinderen ten laste heeft die niet de volle leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben, ontvangt het salaris dat verschuldigd is voor verlof voor deeltijdse prestaties zoals bepaald in § 1, vermeerderd met het vijfde van het salaris dat overeenstemt met de ingevolge het verlof voor deeltijdse prestaties niet geleverde diensten. In geval van combinatie van verloven wordt voor de berekening van dit supplement alleen rekening gehouden met het verlof voor deeltijdse prestaties.
  § 3. De afwezigheidsdagen waarop volgens deel XI het salaris wordt doorbetaald, worden met gepresteerde werkdagen gelijkgesteld, onverminderd de artikelen IX 3 en IX 4 en X 3.

Artikel 13.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) Als de ambtenaar op pensioen gesteld wordt of overlijdt, wordt het volledige maandsalaris, naargelang van het geval, betaald aan betrokkene of zijn rechthebbende(n).

Hoofdstuk 3. De betaling van het maandsalaris

Artikel 13.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het salaris volgt de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982. Het salaris tegen 100 % wordt gekoppeld aan het spil-indexcijfer 138,01 (102,02).

Artikel 13.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het maandsalaris is gelijk aan 1/12 van het geïndexeerd salaris en wordt na verlopen termijn via overschrijving betaald, met als valutadatum de laatste werkdag van de maand. In afwijking hiervan wordt het maandsalaris van december de eerste werkdag van januari betaald.

Artikel 13.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Als bij indiensttreding niet onmiddellijk het juiste maandsalaris kan betaald worden, wordt als voorschot het beginsalaris betaald. Indien deze ambtenaar op het einde van de tweede maand nog geen voorschot ontvangen heeft door een fout van het ministerie, ontvangt hij vanaf de tweede maand ambtshalve nalatigheidsintresten berekend op het beginsalaris.
  § 2. Wanneer de ambtenaar ingevolge de behoeften van de dienst het jaarlijks verlof waarop hij recht heeft niet heeft kunnen opnemen voor het einde van de arbeidsrelatie, worden deze dagen hem uitbetaald.
  § 3. Voor de toepassing van § 2 is het salaris dat in aanmerking moet worden genomen voor de uitbetaling deze voor volledige prestaties, eventueel aangevuld met de haard- en standplaatstoelage en de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt.

Artikel 13.11 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Aan de hierna vermelde graden worden de salarisschalen verbonden die overeenkomen met de ernaast vermelde lettercijfercode. De salarisschalen zijn opgenomen als bijlage 5 bij dit besluit.

  1° Algemeen personeel
  Secretaris-generaal                                                  A 411
  Directeur-generaal                                                   A 311
  Adviseur                                                             A 251
  na 10 jaar schaalancienniteit in A 251                               A 252
  Nautisch directeur                                                   A 241
  Directeur-ingenieur, Directeur-arts en Directeur-informaticus        A 221
  na 10 jaar schaalancienniteit in A 221                               A 222
  Directeur                                                            A 211
  na 10 jaar schaalancienniteit in A 211                               A 212
  Loods
  in stage : salaris a 80 % van de schaal A 141 of A 144 zoals
   hierna bepaald algemene functie                                     A 141
  na 6 jaar schaalancienniteit in A 141                                A 142
  na 6 jaar schaalancienniteit in A 142                                A 143
  na 9 jaar schaalancienniteit in A 143                                A 144
  functies chefloods, kapitein van de loodsboot of stuurman van
   de loodsboot                                                        A 144
  Ingenieur, arts en informaticus                                      A 121
  na 6 jaar schaalancienniteit in A 121                                A 122
  na 12 jaar schaalancienniteit in A 122                               A 123
  na 9 jaar schaalancienniteit in A 123                                A 124
  met de functie van opdrachthouder                                    A 280
  (ten vroegste na een proefperiode van 1 jaar; van dit jaar kan
   afgeweken worden op basis van voorgaande bewezen nuttige
   ervaring in de openbare of prive-sector)
  met de functie van senior auditor                                    A 129
  na 3 jaar                                                            A 128
  Adjunct van de directeur                                             A 111
  na 6 jaar schaalancienniteit in A 111                                A 112
  na 12 jaar schaalancienniteit in A 112                               A 113
  na 9 jaar schaalancienniteit in A 113                                A 114
  met de functie van opdrachthouder                                    A 281
  (ten vroegste na een proefperiode van 1 jaar; van dit jaar kan
   afgeweken worden op basis van voorgaande bewezen nuttige
   ervaring in de openbare of prive-sector)
  met de functie van senior auditor                                    A 119
  na 3 jaar                                                            A 118
  Leidinggevend hoofddeskundige                                        B 311
  Maritiem verkeersleider                                              B 231
  na 10 jaar schaalancienniteit in B 231                               B 232
  Hoofdprogrammeur                                                     B 221
  na 10 jaar schaalancienniteit in B 221                               B 222
  Hoofddeskundige                                                      B 211
  na 10 jaar schaalancienniteit in B 211                               B 212
  Programmeur                                                          B 121
  na 8 jaar schaalancienniteit in B 121                                B 122
  na 10 jaar schaalancienniteit in B 122                               B 123
  na 9 jaar schaalancienniteit in B 123                                B 124
  Deskundige                                                           B 111
  na 8 jaar schaalancienniteit in B 111                                B 112
  na 10 jaar schaalancienniteit in B 112                               B 113
  na 9 jaar schaalancienniteit in B 113                                B 114
  Leidinggevend hoofdmedewerker                                        C 311
  Hoofdscheepstechnicus                                                C 241
  na 10 jaar schaalancienniteit in C 241                               C 242
  Hoofdtechnicus                                                       C 221
  na 10 jaar schaalancienniteit in C 221                               C 222
  Hoofdmedewerker                                                      C 211
  na 10 jaar schaalancienniteit in C 211                               C 212
  Radarwaarnemer                                                       C 131
  na 8 jaar schaalancienniteit in C 131                                C 132
  na 10 jaar schaalancienniteit in C 132                               C 133
  na 9 jaar schaalancienniteit in C 133                                C 134
  Scheepstechnicus                                                     C 141
  na 8 jaar schaalancienniteit in C 141                                C 142
  na 10 jaar schaalancienniteit in C 142                               C 143
  na 9 jaar schaalancienniteit in C 143                                C 144
  Technicus                                                            C 121
  na 8 jaar schaalancienniteit in C 121                                C 122
  na 10 jaar schaalancienniteit in C 122                               C 123
  na 9 jaar schaalancienniteit in C 123                                C 124
  Medewerker                                                           C 111
  na 8 jaar schaalancienniteit in C 111                                C 112
  na 10 jaar schaalancienniteit in C 112                               C 113
  na 9 jaar schaalancienniteit in C 113                                C 114
  Leidinggevend hoofdassistent                                         D 311
  Hoofdschipper en Hoofdmotorist                                       D 241
  na 10 jaar schaalancienniteit in D 241                               D 242
  Speciaal hoofdassistent                                              D 231
  na 10 jaar schaalancienniteit in D 231                               D 232
  Technisch hoofdassistent                                             D 221
  na 10 jaar schaalancienniteit in D 221                               D 222
  Hoofdassistent                                                       D 211
  na 10 jaar schaalancienniteit in D 211                               D 212
  Schipper en motorist                                                 D 141
  na 8 jaar schaalancienniteit in D 141                                D 142
  na 9 jaar schaalancienniteit in D 142                                D 143
  Speciaal assistent                                                   D 131
  na 8 jaar schaalancienniteit in D 131                                D 132
  na 9 jaar schaalancienniteit in D 132                                D 133
  Technisch assistent                                                  D 121
  na 8 jaar schaalancienniteit in D 121                                D 122
  na 9 jaar schaalancienniteit in D 122                                D 123
  Assistent                                                            D 111
  na 8 jaar schaalancienniteit in D 111                                D 112
  na 9 jaar schaalancienniteit in D 112                                D 113
  2° Personeel belast met wetenschapsbeleid
  Eerste opdrachthouder                                                A 361
  [adjunct-eerst opdrachthouder                                        A 263]
                    <BVR 2003-01-31/42, Art. 16; En vigueur : 01-01-1994;
                     noteer evenwel dat art. 13.11 zelf slechts op
                     01-07-2002 in werking treedt>
  Navorser                                                             A 261
  na 10 jaar schaalancienniteit in A 261                               A 262
  [Navorser met de functie van secretaris van de Vlaamse raad voor
      Wetenschapsbeleid (VRWB)                                         A 262
   na vier jaar werkelijke prestaties op advies van de voorzitter
      van de VRWB en na een functioneringsevaluatie                    A 263]
  <BVR 2003-01-31/42, Art. 17, 005; En vigueur : 01-07-2002>
  3° Personeel van de academies
  Conservator                                                          A 271
  Attache                                                              A 171
  Indien in het bezit van doctorsdiploma                               A 172
  4° Mandaat :
  Eerste planningsadviseur                                             A 282
  Afdelingshoofd                                                       A 285
  vanaf 2de mandaat als afdelingshoofd                                 A 286
  Contractbeheerder, coordinator IT-relatiebeheer                      A 286
  en strategiebeheerder
  Beheerder interne IT-dienstverlening                                 A 285
  Financieel-administratief beheerder                                  A 284
  Preventieadviseur-coordinator                                        A 287
  5° Toegevoegd personeel Gemeenschapsinstellingen voor
      Bijzondere Jeugdzorg
  Psychiater                                                           A 198
  Arts part-time                                                       A 197
  Arts                                                                 A 193
  na 8 jaar ancienniteit                                               A 194
  na 12 jaar ancienniteit                                              A 195
  na 15 jaar ancienniteit                                              A 196
  Aalmoezenier                                                         A 191
  na 8 jaar ancienniteit                                               A 192
  6° Experten
  expert niveau A                                                      A 291
  senior expert niveau A                                               A 292
  expert niveau B                                                      B 291
  expert niveau C                                                      C 291
  expert niveau D                                                      D 291


  § 2. De ambtenaar van rang A1 van wie het mandaat als afdelingshoofd beëindigd wordt, en wiens functioneringsevaluatie niet met een onvoldoende werd besloten, geniet de salarisschaal zoals hierna bepaald indien deze voordeliger is :
  1° na één mandaat : de derde salarisschaal van zijn functionele loopbaan zoals gedefinieerd in artikel VIII 89;
  2° na twee of meer mandaten : de salarisschaal zoals gedefinieerd in bijlage 7.
  § 3. Voor de toepassing van § 1 en § 2 is " mandaat als afdelingshoofd " een periode van 6 jaar, al dan niet onderbroken, die op z'n vroegst aanvangt op 1 januari 1995.
  § 4. De ambtenaar van rang A1 van wie het mandaat van contractbeheerder, coördinator IT-relatie-beheer, strategiebeheerder, financieel-administratief beheerder, beheerder interne IT-dienstverlening of van preventieadviseur-coördinator na twee of meer mandaten van 6 jaar beëindigd wordt, en wiens functioneringsevaluatie niet met een onvoldoende werd besloten, geniet de salarisschaal zoals gedefinieerd in bijlage 7.
  § 5. In afwijking van § 4 wordt de eindemandaatregeling voor de financieel-administratief beheerder begrensd tot de salarisschaal A119.
  § 6. De ambtenaar van rang A1 van wie de functie van senior auditor beëindigd wordt na het verstrijken van de termijn van 12 jaar vermeld in artikel VIII 76, en wiens functioneringsevaluatie niet met onvoldoende werd besloten, geniet de salarisschaal zoals gedefinieerd in bijlage 7.
  § 7. De stagiair-loods die slaagt voor de in artikel VIII 93 bedoelde bekwaamheidsproef en die operationeel ingezet wordt, heeft recht op 100 % van zijn salaris.

Artikel 13.12 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. In afwijking van artikel XIII 11 blijft degene voor wie bij de inschakeling in de nieuwe loopbaanstructuur een overgangsschaal bepaald werd, deze overgangsschaal verder genieten tot een organieke salarisschaal voordeliger wordt. Ingeval deze ambtenaar bevordert in graad of salarisschaal, is artikel XIII 3, § 1 van toepassing.
  § 2. De mandaathouder geniet de salarisschaal zoals bepaald in artikel XIII 11, § 1, 4°, tenzij de salarisschaal verbonden aan de organieke graad voordeliger is.
  § 3. De ambtenaar die de extra-salarisschaal A263, A253, A213, A129 of A119 toegekend kreeg, behoudt deze.

Artikel 13.13 (Zie NOTA'S onder opschrift) Deze titel is van toepassing op de stagiair.

Titel 2. De toelagen

Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 13.14 (Zie NOTA'S onder opschrift) De hierna vermelde toelagen worden uitbetaald :
  - hetzij als verloning voor taken die niet inherent zijn aan de graad en/of de uitgeoefende functie;
  - hetzij voor de uitoefening van een welbepaalde functie.

Artikel 13.15 (Zie NOTA'S onder opschrift) De toelage is niet verschuldigd :
  - in het geval geen salaris wordt betaald;
  - in het geval van een afwezigheid die langer dan 35 werkdagen duurt.
  De in het eerste lid vermelde regeling is niet van toepassing op de toelagen bedoeld in artikel XIII 18, XIII 20, XIII 34, XIII 43 en XIII 48 van dit besluit.

Artikel 13.16 (Zie NOTA'S onder opschrift) Tenzij anders bepaald, worden :
  - de toelagen maandelijks na vervallen termijn betaald;
  - de forfaitaire toelagen pro rata van de prestaties betaald, zoals bepaald in artikel XIII 6;
  - de toelagen afgerond op de hogere eurocent.

Artikel 13.17 (Zie NOTA'S onder opschrift) De toelagebedragen die hierna " tegen 100 % " vermeld zijn, en de toelagen die op het salaris berekend worden, volgen de evolutie van het indexcijfer zoals bepaald in artikel XIII 8.

Hoofdstuk 2. Algemene toelagen

Sectie 1. De haarden standplaatstoelage

Artikel 13.18 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De gehuwde ambtenaar, de ambtenaar die samenleeft, of de alleenstaande ambtenaar van wie één of meer kinderen die recht geven op kinderbijslag deel uitmaken van het gezin, heeft recht op een haardtoelage van :
  - 719,89 euro (100 %) wanneer het salaris (16.099,84) euro (100 %) niet overschrijdt; <BVR 2004-02-20/50, Art. 26, 009; En vigueur : 01-12-2002>
  - 359,95 euro (100 %) wanneer het salaris hoger is dan (16.099,84) euro (100 %), maar niet meer bedraagt dan (18.329,27) euro (100 %). <BVR 2004-02-20/50, Art. 26, 009; En vigueur : 01-12-2002>
  § 2. De ambtenaar die geen recht heeft op een haardtoelage, ontvangt een standplaatstoelage van :
  - 359,95 euro (100 %) op voorwaarde dat het salaris niet hoger is dan (16.099,84) euro (100 %) <BVR 2004-02-20/50, Art. 26, 009; En vigueur : 01-12-2002>
  - 179,98 euro (100 %) wanneer het salaris hoger is dan (16.099,84) euro (100 %) maar niet meer bedraagt dan (18.329,27) euro (100 %). <BVR 2004-02-20/50, Art. 26, 009; En vigueur : 01-12-2002>
  § 3. In het geval dat de twee echtgenoten of de twee personen die samenleven elk beantwoorden aan de voorwaarden om de haardtoelage te verkrijgen, wijzen ze in wederzijds akkoord diegene van de twee aan, aan wie de haardtoelage wordt uitbetaald. De standplaatstoelage wordt toegekend aan de ambtenaar die geen haardtoelage geniet.
  § 4. Als het recht op de haard- en standplaatstoelage in de loop van een maand wijzigt, wordt voor de gehele maand het voordeligste stelsel toegepast.

Artikel 13.19 (Zie NOTA'S onder opschrift) De bezoldiging van de ambtenaar wiens salaris hoger is dan (16.099,84) euro, resp. (18.329,27) euro mag niet kleiner zijn dan in het geval het salaris gelijk zou zijn aan dat bedrag. In voorkomend geval wordt een gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage toegekend. <BVR 2004-02-20/50, Art. 27, 009; En vigueur : 01-12-2002>
  Onder " bezoldiging " wordt in het eerste lid begrepen : het salaris verhoogd met de volledige of gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage, verminderd met de inhouding voor het Fonds voor overlevingspensioenen.

Sectie 2. (Vakantiegeld en eindejaarstoelage) <BVR 2003-01-31/42, Art. 18; En vigueur : 01-11-2001>

  Onderafdeling 1. - <opschrift ingevoegd bij BVR 2003-01-31/42, Art. 18; En vigueur : 01-11-2001> Gemeenschappelijke bepalingen.

Artikel 13.20 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2003-01-31/42, Art. 18, 004; En vigueur : 01-11-2001> § 1. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn een percentage van het brutosalaris zoals hierna bepaald.
  § 2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder :
  1° brutosalaris : het geïndexeerd jaarsalaris (desgevallend verhoogd met de haard- of standplaatstoelage); <BVR 2004-11-19/53, Art. 28, 010; En vigueur : 01-11-2001>
  2° brutomaandsalaris : het brutosalaris gedeeld door 12.
  § 3. Als niet tijdens de hele referteperiode volledige prestaties werden verricht, wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage herleid pro rata van het verdiende brutosalaris tegenover het brutosalaris bij volledige prestaties voor de volledige referteperiode.
  § 4. In afwijking van de artikelen XIII 21, § 2, en XIII 21bis, § 2, wordt bij vervroegde beëindiging van de tewerkstelling het vakantiegeld en de eindejaarstoelage berekend op het brutosalaris voor volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling, en wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage betaald tijdens de maand volgende op de beëindiging van de tewerkstelling.

  Onderafdeling 2. <opschrift ingevoegd bij BVR 2003-01-31/42, Art. 18; En vigueur : 01-11-2001> - Vakantiegeld.

Artikel 13.21 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2003-01-31/42, Art. 18, 004; En vigueur : 01-11-2001> § 1. Onder " referteperiode " wordt verstaan het kalenderjaar dat voorafgaat aan het vakantiejaar.
  § 2. Het vakantiegeld bedraagt 92 % van het brutomaandsalaris van de maand april van het vakantiejaar. Het wordt betaald tijdens de maand mei van het vakantiejaar.
  § 3. In afwijking van § 2 is het vakantiegeld voor 2002 en 2003 gelijk aan het hierna bepaalde percentage :

                                                                2002     2003

  § 4. Wat betreft het vakantiegeld voor jonge werknemers wordt de periode vanaf 1 januari van de referteperiode tot de dag voor de datum waarop de ambtenaar tot de stage werd toegelaten eveneens in aanmerking genomen, op voorwaarde dat de ambtenaar :
  1° minder dan 25 jaar oud is op het einde van de referteperiode;
  2° uiterlijk in dienst is getreden op de laatste werkdag van de vier maanden die volgen op het einde van zijn studies als rechtgevende op kinderbijslag, of de leerovereenkomst.
  § 5. Er wordt een inhouding verricht van 13,07 % op het vakantiegeld ten belope van 85 % van het brutomaandsalaris. Indien het vakantiegeld maximum 85 % van het brutomaandsalaris bedraagt, gebeurt de inhouding van 13,07 % op het volledig bedrag.

  Onderafdeling 3. - <opschrift ingevoegd bij BVR 2003-01-31/42, Art. 18; En vigueur : 01-11-2001> Eindejaarstoelage.

Artikel 13.21BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <ingevoegd bij BVR 2003-01-31/42, Art. 18; En vigueur : 01-11-2001> § 1. Onder " referteperiode " wordt verstaan de periode van 1 januari tot en met 30 september.
  § 2. (Vanaf het kalenderjaar 2004 is de eindejaarstoelage gelijk aan het hierna bepaalde percentage van het brutosalaris van de maand november :) <BVR 2004-11-19/53, Art. 29, 010; En vigueur : 01-12-2004>

  [                                                               % van het
                                                                 brutosalaris
                                                                      -
  voor de rangen A4, A3, A2A en A2 en de schalen A 280, A 281,       53%
   A 291, A 292, A 118, A 119, A 129, A 128 en A 148
  voor de rangen A1, B3, B2, C3, en C2                               59%
  voor de rangen B1, C1, D3 en D2                                    65%
  voor de rangen D1 en E1                                            70%     ]
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 29, 010; En vigueur : 01-12-2004>


  § 3. De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tijdens de maand december van het desbetreffende jaar.

Sectie 3. De toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt

Artikel 13.22 (Zie NOTA'S onder opschrift) Aan de ambtenaar die gedurende ten minste dertig kalenderdagen een hoger ambt uitoefent, wordt een toelage toegekend die gelijk is aan het verschil tussen de bezoldiging die de ambtenaar bij bevordering of bij aanstelling in een mandaat in het hoger ambt zou genieten en die hij in zijn werkelijke graad geniet.

Artikel 13.23 (Zie NOTA'S onder opschrift) Met bezoldiging, zoals vermeld in artikel XIII 22, wordt bedoeld :
  1° het salaris;
  2° de haard- of standplaatstoelage;
  3° elke andere salarisbijslag.
  Het salaris dat de ambtenaar in de graad van het hoger ambt zou genieten, is gelijk aan het salaris dat hem zou worden uitbetaald indien hij op datum van zijn laatste periodieke salarisverhoging in zijn werkelijke graad bevorderd zou zijn geworden tot de graad van het hoger ambt.

Sectie 4. Diensthoofdentoelage

Artikel 13.24 (Zie NOTA'S onder opschrift) Er wordt een diensthoofdentoelage toegekend aan de ambtenaar van rang A1 die :
  - in een buitendienst van het ministerie,
  - en waar geen ambtenaar van rang A2 ingezet wordt,
  de functie van diensthoofd uitoefent.
  Het afdelingshoofd stelt, na overleg met de leidend ambtenaar, het diensthoofd aan.

Artikel 13.25 (Zie NOTA'S onder opschrift) De diensthoofdentoelage bedraagt 10 % van het geïndexeerd salaris.

Sectie 5. Projectleiderstoelage

Artikel 13.26 (Zie NOTA'S onder opschrift) Aan de projectleider vermeld in art. VIII 50 kan een projectleiderstoelage toegekend worden.
  Voor departementale projecten wordt het bedrag aan 100 % op jaarbasis bepaald door de secretaris-generaal. Voor de interdepartementale projecten door de betrokken secretaris(sen)-generaal. De projectleiderstoelage (aan 100 %) is maximaal gelijk aan het verschil tussen de salarissen (aan 100 %) van de projectleider en van een directeur-generaal met dezelfde geldelijke anciënniteit.

Sectie 6. Toelage voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling

Artikel 13.27 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar die op vraag van het afdelingshoofd of zijn gemachtigde overuren verricht, krijgt compenserende inhaalrust, gelijk aan het aantal overuren, of overloon zoals in artikel XIII 30 bepaald. Het afdelingshoofd beslist in welke mate het personeelslid hierin de keuzevrijheid heeft. Indien de inhaalrust niet binnen de vier maanden na de overuren genomen is, wordt ambtshalve overloon betaald.
  Onder overuren wordt verstaan de prestaties boven de uren opgelegd door de op de ambtenaar toepasselijke arbeidstijdregeling. Voor een ambtenaar op wie de normale arbeidstijdregeling van toepassing is zijn dit prestaties boven 38 uur per week en/of 7 u. 36 m. per dag.
  § 2. Indien de ambtenaar niet vóór het begin van de normale diensttijd op de hoogte gebracht werd van de verplichting overuren te presteren, wordt het in § 1 bedoelde overloon betaald aan 125 % indien er minstens één overuur gepresteerd wordt.
  § 3. Het in § 1 bedoelde overloon wordt betaald aan 150 % indien de overuren tussen 22 uur en 7 uur gepresteerd worden.

Artikel 13.28 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die bij uitzondering buiten zijn dienstverplichtingen of permanentieplicht opgeroepen wordt, ontvangt een verstoringstoelage zoals bepaald in artikel XIII 30.

Artikel 13.29 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar die op vraag van het afdelingshoofd prestaties verricht 's nachts, op zaterdag of op zondag, krijgt een toelage per verricht uur zoals bepaald in artikel XIII 30. Het afdelingshoofd kan beslissen dat in de plaats van de toelage voor zondagwerk compenserende inhaalrust, gelijk aan het aantal zondagsuren, toegekend wordt. Indien deze inhaalrust niet binnen de 4 maanden genomen wordt, wordt de toelage ambtshalve betaald.
  § 2. De prestatie bedoeld in § 1 van meer dan een half uur wordt vergoed à rato van een vol uur.

Artikel 13.30 (Zie NOTA'S onder opschrift) De in deze afdeling opgenomen toelagen worden berekend en toegekend volgens de hierna opgenomen bepalingen :

                         Bedrag      Berekeningsbasis       Voorwaarden
  Overloon               1/1850      salaris, verhoogd met
                          per uur     de haard- of
                                      standplaatstoelage,
                                      de toelage hoger
                                      ambt, de
                                      examentoelage en de
                                      bevorderingspremie
  Verstoringstoelage     4/1850      Idem
  Zondagprestaties       1/1850      Idem                   prestaties op
                          per uur                            zondag of op
                                                             een wettelijke,
                                                             decretale of
                                                             reglementaire
                                                             feestdag tussen
                                                             0 uur en 24 uur
  Nachtprestaties        2 euro/uur                         - tussen 22 uur
                          tegen                                en 6 uur
                          100 %                             - tussen 18 uur
                                                               en 8 uur
                                                               indien
                                                               geeindigd op
                                                               of na 22 uur
                                                               of begonnen op
                                                               of voor 6 uur
  Zaterdagprestaties     1 euro/uur                         prestaties op
                          tegen                              zaterdag tussen
                          100 %                               0 uur en 24 uur



Artikel 13.31 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De continudiensten of diensten met een beurtrolsysteem waar vóór 1 januari 1994 een andere regeling van toepassing was, behouden deze regeling.
  § 2. Het personeelslid van niveau A heeft geen recht op de toelagen opgenomen in deze afdeling. Het personeelslid van rang A1 geniet wel van de nachttoelage.

Sectie 7. De gevaartoelage

Artikel 13.32 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar, uitgezonderd de ambtenaar (met de functie van operationele loods), die een werk verricht dat opgenomen is in bijlage 7 ontvangt een gevaartoelage, waarvan het bedrag bepaald wordt als volgt : <BVR 2004-11-19/53, Art. 30, 010; En vigueur : 01-10-2004>

  Aantal uren gevaarlijk werk per maand       Toelagebedrag
  Minder dan 7 uur                            1,10 euro per uur tegen 100 %
  Van 7 tot 25 uur                            1,20 euro per uur tegen 100 %
  Meer dan 25 uur                             1,25 euro per uur tegen 100 %



Artikel 13.33 In afwijking van art. XIII 32 geldt voor volgende werken een afwijkende regeling :
  - werk 63 : de toelage wordt verleend voor de hele wachtperiode en wordt bepaald op het dubbele van de hoogste toelage;
  - werk 64 : de toelage wordt verleend voor de hele wachtperiode en wordt bepaald op de helft van de hoogste toelage;
  - werk 65 : het dubbele van de normale toelage;
  - werk 66 en 67 : respectievelijk 14 euro en 9,10 euro per uur (100 %);
  - werk 53 en 69, uitgeoefend op de regionale luchthavens : het dubbele van de hoogste toelage.

Sectie 8. De examentoelage

Artikel 13.34 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die geslaagd is voor een vergelijkend examen of vergelijkende bekwaamheidsproef naar het ander niveau (waarvan het proces-verbaal van het vergelijkend examen of de vergelijkende bekwaamheidsproef dateert van voor 1 oktober 2004) en die twee jaar na de datum van het proces-verbaal van dat examen niet bevorderd is in de graad waarvoor hij het examen heeft afgelegd, krijgt volgende examentoelage : <BVR 2004-11-19/53, Art. 31, 010; En vigueur : 19-11-2004>

  Vergelijkend examen                         Bedrag tegen 100 % per jaar
  Niveau A                                    1 120 euro
  Niveau B en C                                 500 euro



Artikel 13.35 (Zie NOTA'S onder opschrift) De toekenning van de examentoelage mag niet tot gevolg hebben dat de bezoldiging van betrokkene hoger is dan het bedrag dat hij zou genieten zo hij bevorderd werd in de graad waarvoor hij het examen heeft afgelegd. Met bezoldiging wordt hier bedoeld het salaris, en elke andere toelage of salariscomplement.

Artikel 13.36 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die de bevordering naar de in artikel XIII 34 bedoelde graad weigert, verliest onmiddellijk de examentoelage.

Sectie 9. De prestatietoelagen

  Onderafdeling 1. - De managements- en staftoelage.

Artikel 13.37 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De secretaris-generaal, de leidend ambtenaar, de directeur-generaal met de functie van IT-manager en het afdelingshoofd kunnen een managementstoelage ontvangen tussen 0 en 20 % van hun salaris indien zij beantwoorden aan de voorwaarden van art. XIII 41, § 1.
  § 2. De ambtenaren van rang (A1 en A2) die een staffunctie hebben, kunnen een staftoelage ontvangen tussen 0 en 20 % van hun salaris indien hij beantwoordt aan de voorwaarden van art. XIII 41, § 1. <BVR 2003-01-31/42, Art. 19, 006; En vigueur : 31-01-2003>

Artikel 13.38 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het percentage aan managementstoelage wordt per ambtenaar bepaald door de Vlaamse regering voor de ambtenaren van rang A4 en A3, en door de departementale directieraad voor het afdelingshoofd.
  Voor een afdelingshoofd van een provinciale afdeling van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden wordt het percentage aan managementstoelage bepaald door de departementale directieraad na raadpleging van de betrokken provinciegouverneur.
  § 2. Het percentage aan staftoelage wordt per ambtenaar bepaald door de departementale directieraad.
  Voor een ambtenaar van een provinciale afdeling van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden wordt het percentage van de staftoelage bepaald door de departementale directieraad na raadpleging van de betrokken gouverneur.

  Onderafdeling 2. - Functioneringstoelage.

Artikel 13.39 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaren kunnen indien zij beantwoorden aan de voorwaarden van artikel XIII 41, § 1, een functioneringstoelage krijgen tot maximum 15 % van hun salaris.
  In voorkomend geval bedraagt voor de ambtenaren van niveau D de functioneringstoelage minimum 5 % van hun salaris.
  De ambtenaren die in aanmerking komen voor de managements- of staftoelage, komen niet in aanmerking voor een functioneringstoelage.

Artikel 13.40 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het college van afdelingshoofden beslist over de toekenning van de functioneringstoelage en legt deze beslissing ter bekrachtiging voor aan de departementale directieraad.
  § 2. In afwijking van § 1 wordt de beslissing over de toekenning van een functioneringstoelage genomen :
  a) door het college van secretarissen-generaal, voor wat betreft de volgende ambtenaren :
  - mandaathouder bij de entiteit " Sturing en Controle Informatica ";
  - secretaris van de Vlaamse Raad voor het Wetenschapsbeleid;
  - preventieadviseur-coördinator;
  - preventieadviseur;
  - de ambtenaren van de entiteit Interne Audit;
  - opdrachthouder bij de staf Centrale Coördinatie;
  - projectleider belast met een interdepartementaal project.
  b) door de departementale directieraad, voor wat betreft de departementale opdrachthouders en de departementale projectleiders.

  Onderafdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen.

Artikel 13.41 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Een managementstoelage kan toegekend worden indien uit de functioneringsevaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend heeft gefunctioneerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd.
  Een staftoelage of functioneringstoelage kan toegekend worden indien uit de functioneringsevaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend heeft gepresteerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd.
  § 2. Met salaris, zoals bedoeld in artikel XIII 37 en 39 wordt verstaan het geïndexeerde jaarsalaris, van toepassing in de maand december van het evaluatiejaar en in voorkomend geval het bedrag van de toelage voor het waarnemen van een hoger ambt.

Artikel 13.42 (Zie NOTA'S onder opschrift) De managementstoelage, de staftoelage en de functioneringstoelage worden uitbetaald voor 1 augustus van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar.

Sectie 10. De bevorderingspremie

Artikel 13.43 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar die vanaf 1 januari 1994 bevorderd werd naar het ander niveau, heeft steeds een bezoldiging die tenminste het in § 3 vermelde bedrag hoger is dan het salaris in zijn salarisschaal op het ogenblik van de bevordering.
  § 2. Onder bezoldiging, vermeld in § 1, wordt verstaan het salaris in de bevorderingsgraad en de bevorderingspremie samen.
  § 3. Het bedrag van de bevorderingspremie aan 100 % is maximaal gelijk aan :
  - 1 240 euro bij bevordering naar niveau A;
  - 870 euro bij bevordering naar niveau B;
  - 745 euro bij bevordering naar niveau C;
  - 620 euro bij bevordering naar niveau D.

Sectie 11. Permanentietoelage en toelage voor ploegenarbeid

  Onderafdeling 1. - Permanentietoelage.

Artikel 13.44 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Aan de personeelsleden die door de lijnmanager worden aangewezen om zich buiten de diensturen voor interventies thuis beschikbaar te houden, wordt een permanentietoelage toegekend.
  § 2. Het maandelijks bedrag van de in § 1 bedoelde toelage bedraagt :

  aantal uren permanentie per maand           maandelijkse toelage
                                               (aan 100 %)
  21 < of = aantal uren < of = 50              75 euro
  51 < of = aantal uren < of = 100            100 euro
  101 < of = aantal uren < of = 200           125 euro
  aantal uren > 200                           140 euro



  Onderafdeling 2. - Toelage voor ploegenarbeid.

Artikel 13.45 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Aan het personeelslid dat een volledige maand in een twee- of drieploegensysteem of in een onderbroken dienst is ingeschakeld, wordt een toelage toegekend van 100 euro (100 %) per maand. Voor een ploegensysteem met opeenvolgende diensten mogen de ploegen elkaar met maximaal 1/4 overlappen.
  § 2. Bij onvolledige maanden ploegenwerk bedraagt de toelage 1/134 van het in § 1 bedoelde bedrag per uur dat effectief ploegenarbeid wordt verricht.

  Onderafdeling 3. - Algemene bepalingen.

Artikel 13.46 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor dezelfde periode kan slechts een van de in deze afdeling bedoelde toelagen toegekend worden. Beide toelagen zijn niet cumuleerbaar met enige andere gunstigere regeling.

Hoofdstuk 3. Toelagen voor specifieke personeelscategorieën

Sectie 1. Gemeenschapsinstellingen Bijzondere Jeugdzorg

Artikel 13.47 (Zie NOTA'S onder opschrift) Aan de ambtenaar werkzaam in de Gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdzorg, wordt volgende toelagen toegekend :

                              bedrag               voorwaarden
  Jeugdzorg-toelage           877 euro tegen       ambtenaar werkzaam in een
                               100 % per jaar       instelling, behalve
                                                    niveau A
  Vakopleidingstoelage        2,50 euro tegen      ambtenaar van niveau D
                               100 % per lesuur     die in de werkplaatsen
                               vakopleiding         vakopleiding geven
  Toelage pedagogische        125 euro tegen       ambtenaar van niveau D met
   bekwaamheid                 100 % per maand      de functie van vakleraar
                                                    die het bewijs levert dat
                                                    hij een cursus van
                                                    pedagogische bekwaamheid
                                                    volgt of gevolgd heeft


  Ingeval de toelage niet volledig verschuldigd is wordt zij betaald overeenkomstig artikel XIII 6.

Sectie 2. Milieutoelage

Artikel 13.48 (Zie NOTA'S onder opschrift) Aan de toezichthoudende ambtenaren van de administratie Milieu, Natuur en Landinrichting, die permanent beschikbaar zijn voor het uitvoeren van opgevorderde controles of voor het uitvoeren van dringende opdrachten buiten de diensturen, worden volgende toelagen toegekend :

                              bedrag               voorwaarden
  niveau C en B en rang A1    432 euro tegen       per kwartaal minimaal 21
                               100 % per maand      opgevorderde en/of
                                                    geplande controles,
                                                    verdeeld als volgt :
                                                   - 6 tussen 0 uur en 8 uur
                                                   - 12 tussen 17 uur en
                                                      1 uur
                                                   - 3 op zaterdag, zondag
                                                      of feestdag
  rang A2 als begeleider en   216 euro tegen       per kwartaal minimaal 7
   coordinator                 100 % per maand      opgevorderde en/of
                                                    geplande controles,
                                                    verdeeld als volgt :
                                                   - 2 tussen 0 uur en 8 uur
                                                   - 4 tussen 17 uur en 1 uur
                                                   - 1 op zaterdag, zondag
                                                      of feestdag



Artikel 13.49 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De in artikel XIII 48 vermelde toelage wordt pro rata van de effectieve prestaties betaald, als het aantal opdrachten niet bereikt wordt wegens ziekte, verlof voor deeltijdse prestaties, gewettigde afwezigheid en jaarlijkse vakantie van tenminste 2 weken.
  § 2. In de niet in § 1 bedoelde gevallen, dient het tekort te worden gecompenseerd in het volgende kwartaal.
  § 3. De volgens § 1 en § 2 onterecht toegekende toelage wordt in mindering van de toelage van een volgend kwartaal gebracht, of teruggevorderd.

Sectie 3. Toelage voor rekenplichtigen

Artikel 13.50 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Aan de ambtenaren die rekenplichtig zijn, of aan hun plaatsvervangers, wordt onder de hierna bepaalde voorwaarden een forfaitaire toelage toegekend.

  Begunstigde                                      bedrag
  Speciale rekenplichtigen                         286 euro tegen 100 %/maand
  - centraliserend rekenplichtige der uitgaven
  - centraliserend rekenplichtige der ontvangsten
  - rekenplichtige der geschillen
  - rekenplichtige der liggende gelden
  - rekenplichtige van het MINA-fonds, van het
     VIF, van het VIPA, en van de Dienst Kijk- en
     Luistergeld
  controleurs van de vastleggingen                 238,50 euro tegen
                                                    100 %/maand
  gewone en buitengewone rekenplichtigen voor een  71,50 euro tegen
   financiele rekening van de Vlaamse Gemeenschap   100 %/maand


  § 2. De speciale rekenplichtigen en de controleurs van de vastleggingen worden aangesteld door de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting. De anderen door secretaris-generaal, of provinciegouverneur voor de provinciale afdelingen van de administratie Binnenlandse Aangelegenheden, op gunstig advies van de administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management.

Artikel 13.51 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De toelage aan de controleurs van de vastleggingen wordt maandelijks betaald na voorlegging van de maandelijkse lijsten voor het Rekenhof.
  § 2. De toelage aan de gewone en buitengewone rekenplichtigen wordt driemaandelijks, na verlopen termijn uitbetaald, na indiening van de correcte rekening(en) en verantwoording over het afgelopen kwartaal. Deze kwartaaltoelage is bovendien maar verschuldigd als op de betrokken rekening(en) verantwoorde verrichtingen geboekt werden ten belope van 7 400 euro.
  § 3. De in artikel XIII 50 vermelde toelagen mogen niet :
  1° gecumuleerd worden;
  2° toegekend worden aan een ambtenaar van rang A2 of hoger.
  § 4. Tenzij een vervanger aangeduid wordt, worden de in artikel XIII 50 vermelde toelagen niet herleid pro rata van de prestaties.

Sectie 4. Gezagvoerderstoelage

Artikel 13.52 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die het gezag moet voeren over een varende eenheid van de administratie Waterwegen en Zeewezen, waarvan het gezag normaal toebedeeld wordt aan een ambtenaar van een hoger niveau, rang of functie, krijgt een gezagvoerderstoelage onder volgende voorwaarden :

  [      Begunstigde          Uit te voeren functie     Bedrag per uur tegen
                                                          100% werkelijke
                                                             prestatie
              -                         -                        -
  Schipper                   Hoofdschipper             1/1976e van 2.235 euro
  Speciaal assistent         Schipper                  1/1976e van 1.120 euro
   (functie matroos of
   stoker)
  Loods, functie stuurman    Loods, functie kapitein   1/1976e van 2.730 euro
  Hoofdschipper              Loods, functie kapitein   1/1976e van 2.730 euro
                              of stuurman                                    ]
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 32, 010; En vigueur : 01-10-2004>


  Indien het salaris à 100 % die de speciaal assistent (functie matroos of stoker) genoot in de salarisschaal vóór de upgrading, vermeerderd met 2 235 euro à 100 %, meer bedraagt dan het salaris dat de ambtenaar geniet in de salarisschaal na de upgrading, vermeerderd met de bevorderingspremie en met een bedrag van 1 120 euro (100 %), bedraagt de toelage 1/1976 van 1 615 euro (100 %) op jaarbasis per uur werkelijke prestatie.

Sectie 5. Toelage voor technische bekwaamheid

Artikel 13.53 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Er wordt een forfaitaire toelage voor technische bekwaamheid van 6,50 euro per effectief gepresteerde dag toegekend onder volgende voorwaarden :

  begunstigden werkzaam in :                  voorwaarden
  de werkstations van het departement         sedert 6 maanden belast met de
   Onderwijs                                   vaststelling en/of vereffening
                                               van salarissen of de controle
                                               ervan
  dienst studietoelagen van het departement   sedert 6 maanden belast met de
   Onderwijs of van de provinciale             behandeling van aanvragen voor
   afdelingen van de administratie             studietoelagen of de controle
   Binnenlandse Aangelegenheden (EWBL)         ervan


  § 2. De toelage wordt verleend, geschorst en opgeheven door de leidend ambtenaar op voorstel van het afdelingshoofd. Deze toelage kan niet worden toegekend aan een ambtenaar van niveau A.

Sectie 6. Toelage voor het secretariaat van de Vlaamse regering

Artikel 13.54 (Zie NOTA'S onder opschrift) De functioneel bevoegde Vlaamse ministers duiden binnen de afdeling Kanselarij en het secretariaat van de secretaris-generaal van het departement Coördinatie, de ambtenaren aan die met secretariaatstaken voor de Vlaamse regering belast worden. Deze ambtenaren krijgen een toelage van 2.382 euro tegen 100 % per jaar die niet cumuleerbaar is met de toelagen voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling.

Sectie 7. BETtoelage

Artikel 13.55 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaren tewerkgesteld bij het Beheers- en Exploitatieteam van de Schelderadarketen te Vlissingen, krijgen een forfaitaire toelage van 1 785 euro tegen 100 % per jaar voor extra-prestaties.

Sectie 8. Interne dienst voor preventie en bescherming op het werk

Artikel 13.56 (Zie NOTA'S onder opschrift) De preventieadviseur ontvangt een toelage van 2 590,50 euro (100 %) op jaarbasis indien hij houder is van het getuigschrift veiligheid niveau 1 en een toelage van 1 785 euro (100 %) op jaarbasis indien hij houder is van het getuigschrift veiligheid niveau 2.

Sectie 9. Sociale Dienst van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap

Artikel 13.57 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De voorzitter en ondervoorzitter van de sociale dienst van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ontvangen een toelage van 2 590,50 euro (100 %) op jaarbasis.
  (Deze toelage wordt eveneens toegekend aan de derde vrijgestelde van de representatieve vakbond die conform de statuten van de Sociale Dienst niet de functie van voorzitter of ondervoorzitter kan waarnemen.) <BVR 2004-02-20/50, Art. 28, 009; En vigueur : 01-01-2003>
  § 2. De secretaris en penningmeester van de sociale dienst van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ontvangen een toelage van 1 785 euro (100 %) op jaarbasis.

Sectie 10. Huisvesting en vervangende toelage

Artikel 13.58 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De leidend ambtenaar van de administratie Waterwegen en Zeewezen van het departement Leefmilieu en Infrastructuur bepaalt voor de afdelingen Bovenschelde, Zeeschelde, Waterwegen Kust, de functies en arbeidsplaatsen waaraan het gebruik van een woning, ter beschikking gesteld door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, verbonden is, teneinde deze personeelsleden toe te laten hun taak gemakkelijker te vervullen.
  Hij bepaalt tevens de aard van de voordelen verbonden aan het ter beschikking krijgen van een woning, alsook de daaraan verbonden bijzondere dienstverplichtingen.
  § 2. De technici met de functie van bos- of natuurwachter van de afdeling Bos en Groen of de afdeling Natuur hebben woonstplicht in hun ambtsgebied en zijn verplicht de hun ter beschikking gestelde woning te betrekken.
  § 3. De ambtenaar die een huisvesting bewoont waarvan het ministerie hem het genot verleent, geniet een voordeel van alle aard, waarvan de waarde wordt bepaald op het hierna vermeld percentage van het gemiddelde van het minimum- en het maximumsalaris van zijn salarisschaal :

  Aard van het voordeel                       Percentage van het gemiddelde
                                               van de salarisschaal - bruto
  Enkel huisvesting                           10 %
  Huisvesting, verwarming en verlichting      12,5 %


  § 4. Vanaf de eerste van de maand volgend op het einde van de dienstbetrekking of het overlijden, is een huur verschuldigd waarvan het bedrag door de leidend ambtenaar van de administratie in kwestie wordt vastgesteld.

Artikel 13.59 (Zie NOTA'S onder opschrift) Een jaarlijkse toelage van 1 640 euro (100 %) wordt toegekend :
  - aan de ambtenaar die woonstplicht heeft in een woning van het ministerie;
  - aan de ambtenaar die belast is met bijzondere dienstopdrachten,
  en aan wie geen woning kan worden ter beschikking gesteld.

Sectie 11. Toelage voor onregelmatige prestaties voor de Wachters der Waterwegen

Artikel 13.60 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Aan de ambtenaar, belast met de functie van wachter der Waterwegen wordt een toelage voor onregelmatige prestaties toegekend van 620 euro (100 %) per jaar.
  § 2. De toelage bedoeld in § 1, wordt bij besluit van de leidend ambtenaar van de administratie in kwestie verhoogd met een coëfficiënt, zoals hieronder is aangegeven :

  waterbemeestering            tijgebonden                               1,2
                               dagelijkse waterbemeestering              1,2
                               regelmatige waterbemeestering             1,1
                               weinig waterbemeestering                  1
  bedieningsregeling           24 u. op 24 u.                            1,3
                               16 u. op 24 u.                            1,2
                               13 u. op 24 u.                            1,1
                               andere regeling                           1
  aantal beweegbare            meer dan 5                                1,2
   kunstwerken                 van 3 tot en met 5                        1,1
                               2 of minder                               1
  aantal kilometer             meer dan 50                               1,2
   waterweg                    van 31 tot en met 50                      1,1
                               30 of minder                              1
                               district havens en kustgebied             1,2



Sectie 12. Luchthaventoelage

Artikel 13.61 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Aan de ambtenaar, tewerkgesteld op de regionale luchthavens, wordt een luchthaventoelage toegekend van 82 euro (100 %) per maand.
  § 2. De ambtenaar van wie de som van de toelage voor productiviteitspremie, ploegenwerk, kastoelage en brevettoelage in 1998 per maand meer bedraagt dan het bedrag vermeld in § 1, behoudt dit bedrag, tot op het ogenblik dat de in § 1 bedoelde toelage hoger wordt.

Sectie 13. Bijzondere toelageregeling voor het loodspersoneel

Artikel 13.62 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De loods met de operationele functie ontvangt, naargelang zijn graadanciënniteit en de in artikel XIII 63 bedoelde coëfficiënten, per effectieve beloodsing een loodstoelage, waarvan het bedrag hierna tegen 100 % bepaald is :

  [    Loodstoelage in euro        Groep 1   Groep 2    Groep 3     Groep 4
                                      -         -          -           -
                                            na 6 jaar  na 12 jaar  na 14 jaar
                 -                              -          -           -
  Rivierloodsen                    137,91    165,09      196,30      234,05
  Kanaalloodsen                    137,91    165,09      196,30      234,05
  Scheldemondenloodsen              53,35     76,51       89,59      132,38
  Kustloodsen                       88,08    119,79      162,07      196,30  ]
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 33, 010; En vigueur : 01-12-2004>


  § 2. De loodstoelagen vermeld in § 1 worden maandelijks voor 50 % rechtstreeks aan de loods toegekend. De resterende 50 % wordt maandelijks gestort in een groepsfonds per loodstoelagegroep en station. Dit groepsfonds wordt maandelijks verdeeld onder de loodsen van die groep volgens het aantal beschikbaarheidsdagen.
  Voor de kustloodsen dienen de in het vorige lid vermelde percentages respectievelijk gelezen te worden als " 85 % " en " 15 % ".
  Onder beschikbaarheidsdagen wordt verstaan de dagen dat de loods volgens zijn beurtregeling dient te werken, en ook effectief door de dienst voor loodsprestaties ingezet kan worden.
  Met beschikbaarheidsdagen worden gelijkgesteld :
  1° de beurtdagen verlof voor jaarlijkse vakantie en feestdagen;
  2° de dagen waarop de loods met de operationele functie een dienstopdracht dient te vervullen, zelfs wanneer hij volgens zijn beurtregeling met rust is (met uitzondering van de activiteiten als loods-lesgever); <BVR 2004-02-20/50, Art. 29, 009; En vigueur : 28-03-2003>
  3° de dagen waarop hij, in rust zijnde, zich beschikbaar verklaart bij oproep door de dienstleiding voor een beloodsing. De dienstleiding kan deze oproep maar richten naar de loods met de operationele functie de dag vóór hij aan de beurt komt.
  § 3. Als een loods een functiewijziging bekomt naar de operationele functie, wordt de in § 1 benodigde graadanciënniteit verhoogd met het aantal jaren en maanden gedurende dewelke de functie van chefloods, stuurman of kapitein uitgeoefend werd.
  § 4. De loods met de operationele functie ontvangt per kalenderdag verlof wegens arbeidsongeval, ongeval op de weg van en naar het werk of wegens beroepsziekte, een toelage van (36,50 euro) tegen 100 %. <BVR 2006-01-27/41, Art. 16, 012; En vigueur : 01-09-2005>
  § 5. De loods met de operationele functie die door de dienstleiding met een administratieve opdracht belast wordt, ontvangt per 4u een forfaitaire toelage van (50,33 euro) tegen 100 % met een maximum van (100,67 euro) tegen 100 % per dag. (Deze toelage wordt niet toegekend voor de administratieve opdracht als loods-lesgever.) <BVR 2004-02-20/50, Art. 29, 009; En vigueur : 28-03-2003> <BVR 2004-11-19/53, Art. 33, 010; En vigueur : 01-12-2004>
  § 6. Ingeval een functie van chefloods vacant is gesteld, of een langdurige afwezigheid van een chefloods voorzien is of een feit is, ontvangt de loods met de algemene functie die deze functie gedurende tenminste dertig kalenderdagen waarneemt, voor deze periode de overeenkomstige salarisschaal en toelagen.
  (§ 7. De loods met de operationele functie ontvangt per winching een helitoelage van (25,17 euro) (100 %).) <BVR 2003-01-31/42, Art. 21, 003; En vigueur : 01-07-2000> <BVR 2004-11-19/53, Art. 33, 010; En vigueur : 01-12-2004>

Artikel 13.63 (Zie NOTA'S onder opschrift) De Vlaamse minister (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling) bepaalt de coëfficiënt waarmee de in artikel XIII 62, § 1, bepaalde loodstoelagen vermenigvuldigd worden : <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  1° per loodsprestatie volgens het af te leggen traject;
  2° per extra-prestatie.

Artikel 13.64 (Zie NOTA'S onder opschrift) Als de loods met de operationele functie weigert of onbekwaam is schepen te loodsen die beantwoorden aan onderstaande minimale lengtenormen, ontvangt hij in afwijking van artikel XIII 62, § 1, de loodstoelage die volgens onderstaande tabel overeenkomt met de schepen die hij wel loodst. De sinds 5 jaar in de loodstoelagegroep 4 ingedeelde loods die om medische redenen, bevestigd door de arbeidsgeneesheer, schepen van een lagere categorie loodst, ontvangt minimaal loodstoelage 2.

  loodstoelage 4                              onbeperkt
  loodstoelage 3                              tot 210 m
  loodstoelage 2                              tot 175 m
  loodstoelage 1                              tot 150 m



Artikel 13.65 (Zie NOTA'S onder opschrift) De loods met een andere functie dan operationele loods, ontvangt een algemene toelage en een toelage voor extra-prestaties zoals hieronder bepaald :

  [                                        Algemene toelage    Toelage voor
                                                             extra prestaties
                                                  -                 -
  Loods, chefloods (dagdienst)                4.245 euro        2.305 euro
  Loods, chefloods (continudienst) of         4.245 euro        5.120 euro
   nautisch dienstchef
  Loods, kapitein van de loodsboot            4.245 euro       13.105 euro
  Loods, stuurman van de loodsboot       80 % van de toelagen van de kapitein]
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 34, 010; En vigueur : 01-12-2004>


  (Aan de loods, kapitein van de loodsboot, wordt een bijzondere toelage toegekend van 10.000 euro (100 %) per jaar voor het effectief geven van opleidingen en het afnemen van proefreizen aan de hoofdschipper - gezagvoerder van de loodsboot Tender, en andere nautische functies (matroos, schipper, hoofdschipper).
  De loods, stuurman van de loodsboot, ontvangt 80 % van het bedrag, vermeld in het tweede lid.) <BVR 2006-01-27/41, Art. 17, 012; En vigueur : 01-03-2005>

Artikel 13.66 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Deze afdeling is niet van toepassing op de loods-stagiair, behalve indien de loods-stagiair slaagt voor de in artikel VIII 93 bedoelde bekwaamheidsproef en die operationeel ingezet wordt.
  § 2. De toelagen vermeld in deze afdeling worden bij een algemene verhoging van de salarisschalen voor 2/3 gekoppeld aan de gemiddelde salarisverhoging van niveau A.

Sectie 14. Zeegeld

Artikel 13.67 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar van de (Dienst met Afzonderlijk Beheer) Vloot of Loodswezen, aangewezen voor de zeedienst of de rededienst, ontvangt voor elk verblijf aan boord van een vaartuig van de (Dienst met Afzonderlijk Beheer) Vloot, hetzij op zee zeewaarts buiten de koppen van de staketsels van de thuishaven, hetzij in een vreemde haven, per begonnen periode van 24 uur eenmaal het dagbedrag dat in onderstaande tabel naast zijn graad/functie tegen 100 % vermeld is : <BVR 2003-01-31/42, Art. 23, 006; En vigueur : 01-01-2003>

  [                                 ZEEDIENST                REDEDIENST
        Graad/functie                   -                        -
              -              dagbedrag   jaarbedrag    dagbedrag  jaarbedrag
                                 -            -            -           -
  Loods (functie            16,69 euro        -            -           -
   chefloods)
  Hoofdschipper (functie    16,69 euro        -            -           -
   opperschipper)
  Stagiair-loods            14,16 euro  1.952,00 euro      -           -
  Hoofdscheepstechnicus     15,69 euro  2.180,00 euro      -           -
  Scheepstechnicus          14,16 euro  1.952,00 euro      -           -
  Hoofdschipper (functie    14,16 euro  1.952,00 euro      -           -
   Gezagvoerder)
  Hoofdmotorist (functie    14,16 euro        -        5,57 euro  732,00 euro
   motorist)
  Hoofdmotorist (functie    15,69 euro  2.180,00 euro      -           -
   officier werktuigk.)
  Schipper                  14,16 euro  1.952,00 euro  5,57 euro  732,00 euro
  Motorist                  14,16 euro  1.952,00 euro  5,57 euro  732,00 euro
  Speciaal assistent        14,16 euro  1.952,00 euro  5,57 euro  732,00 euro
   (functie kok
   ingescheept en de
   functie matroos/stoker)                                                 ]
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 35, 010; En vigueur : 01-12-2004>
  Speciaal assistent
   (functie kok
   ingescheept en de
   functie matroos/stoker)    14,16         1.952,00    5,57          732,00
                               euro          euro        euro          euro]
    <BVR 2004-02-20/50, Art. 30, En vigueur : 01-12-2002;
                         vorige vorm : versie 004>


  Met zeedienst worden prestaties bedoeld van de loodsdienst (kotter en/of tender), de sleepdienst, de bebakenings- of beboeiingsdienst, de reddingsdienst of prestaties met het hydrografisch vaartuig en met de politieboot tijdens surveillanceopdrachten.
  § 2. Als per 24 uur zowel zeedienst- als rededienstprestaties geleverd worden, dan wordt slechts eenmaal het hoogste dagbedrag toegekend.
  § 3. Als de voeding aan boord van het vaartuig ten laste is van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, wordt het effectief toe te kennen dagbedrag verminderd met de werkelijke kostprijs ervan. Het afdelingshoofd van de (Dienst met Afzonderlijk Beheer) Vloot stelt het bedrag hiervan vast. <BVR 2003-01-31/42, Art. 23, 006; En vigueur : 01-01-2003>
  § 4. De ambtenaar die ingevolge een arbeidsongeval niet voor de zeedienst ingezet kan worden, ontvangt per kalenderdag 1/365ste van het op hem toepasselijke jaarbedrag.
  § 5. Bij een algemene herziening van de salarisschalen van het varend personeel worden de bedragen, vermeld in § 1, verhoogd of verlaagd met een coëfficiënt die verkregen wordt door de som van de rekenkundige gemiddelden van de nieuwe schalen van de in § 1 genoemde ambtenaren, te delen door de som van de rekenkundige gemidddelden van de schalen die geldig zijn op de datum van inschaling. Wat de salarisschalen van de loodsen betreft, worden de salarisschalen genomen die geldig zijn vanaf 1 juni 1995.
  Het rekenkundige gemiddelde wordt verkregen door de som van het minimum en het maximum van de salarisschaal door twee te delen. De coëfficiënt wordt berekend tot op vier decimalen.
  § 6. De ambtenaar van de afdeling Waterwegen Kust die belast is met hydrografische werkzaamheden op zee aan boord van een hydrografisch vaartuig, of die controleopdrachten uitvoert aan boord van een baggerschip, ontvangt per 24 uur een dagbedrag " zeedienst " zoals bepaald in § 1 voor de (scheepstechnicus). Als de voeding aan boord niet ten laste is van het personeelslid, wordt het dagbedrag verminderd met het bedrag genoemd in § 4. <BVR 2003-01-31/42, Art. 23, 005; En vigueur : 01-07-2002>

Artikel 13.68 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor prestaties vermeld in art. XIII 67 is er geen toepassing van de algemene regeling van reis- en verblijfkosten.

Sectie 15. De huisbewaarder

  Onderafdeling 1. - Voordelen en rechten toegekend aan de huisbewaarder.

Artikel 13.69 (Zie NOTA'S onder opschrift) Als vergoeding voor de plichten, heeft de huisbewaarder alleen voordelen in natura : nl. kosteloze huisvesting, verwarming en verlichting in een woning, die aan de hedendaagse comfortnormen voldoet.

Artikel 13.70 (Zie NOTA'S onder opschrift) De verhuiskosten van het eigen meubilair zijn ten laste van de huisbewaarder, behalve wanneer de diensten zelf hun lokalen verlaten en zich vestigen in een nieuw dienstgebouw waar de betrokkene weer als huisbewaarder wordt aangesteld.

  Onderafdeling 2. - Toelage voor vervanging van huisbewaarder.

Artikel 13.71 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Er wordt een toelage toegekend aan de persoon die bij beslissing van de secretaris-generaal van het betrokken departement de huisbewaarder vervangt tijdens diens vakantieverlof of ziekte van tenminste één week.
  § 2. Per dag prestatie ontvangt de vervanger een toelage van 7/1976 van het geïndexeerd minimumbedrag van de salarisschaal D 111.

  Onderafdeling 3. - Beëindiging van de functie van huisbewaarder.

Artikel 13.72 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Wanneer de aanstelling van de huisbewaarder wordt beëindigd omwille één van de in artikel VIII 80 vermelde redenen krijgt de belanghebbende, of, bij overlijden, de echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, of indien hij/zij weduw(e)(naar) is of de samenwonende partner overleden is, de nabestaanden die onder hetzelfde dak wonen, drie maanden de tijd om een andere woning te zoeken. Het afdelingshoofd van de afdeling belast met personeelszaken van het betrokken departement waarschuwt de betrokkene bij aangetekend schrijven.
  § 2. In geval van :
  - afzetting of ontslag van ambtswege;
  - ontslag om dringende redenen door de werkgever of de werknemer;
  wordt de termijn vermeld in § 1 ingekort tot 1 maand.

Sectie 16. Specifieke toelageregeling voor het personeel van de Tender en Kotter 18, 012; En vigueur : 01-03-2005>

Artikel 13.73 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Opnieuw opgenomen bij BVR 2006-01-27/41, Art. 18, 012; En vigueur : 01-03-2005> § 1. Per volledige zeebeurt wordt aan de personeelsleden van de Tender en Kotter de volgende uurtoelage toegekend :

                    functie                     uurtoelage
                       -                             -
  matroos                                         36 uur
  (hoofd)schipper en (hoofd)scheepstechnicus      38 uur
  kok                                             40 uur


  In bovenvermeld aantal uren zijn de vier uren binnenbeurt begrepen waarvoor geen toelage wordt toegekend.
  § 2. In geval van gedeeltelijke zeebeurt wordt de toelage, vermeld in § 1, pro rata berekend.

Hoofdstuk 4. Cumulatiebepalingen

Artikel 13.74 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die geniet van een toelage vermeld in de linkerkolom van onderstaande tabel kan niet genieten van de toelagen vermeld in de rechterkolom.

  Overloon a 125 of 150 % (XIII 27)    Verstoringstoelage (XIII 28)- genot
                                        van het gunstigste stelsel
  Nachtwerk (XIII 29)                  Loodstoelage (XIII 62)
  Functioneringstoelage (XIII 39)      Managements- of staftoelage (XIII 37)
  Milieutoelage (XIII 48)              Overloon (XIII 27), zaterdag, zondag
                                        en nachtwerk (XIII 29), gevaartoelage
                                        (XIII 32), produktiviteitspremie
                                        (XIII 110)
  Secretariaat Vlaamse regering        Overloon (XIII 27), zaterdag, zondag
   (XIII 54)                            en nachtwerk (XIII 29)
  BET-toelage (XIII 55)                overgangsregeling BET-toelage
                                        (XIII 118) en vergoeding voor het
                                        werken in Vlissingen (XIII 82)
  Wachters der waterwegen (XIII 60)    Overloon (XIII 27), zaterdag, zondag-
                                        en nachtwerk (XIII 29)
  Diensthoofdentoelage (XIII 24)       Luchthaventoelage (XIII 61)
  Informaticatoelage (XIII 111)        Productiviteitspremie (XIII 110)
  toelage voor prestaties buiten de    toelagen die krachtens andere
   normale arbeidstijdregeling          reglementeringen voor nacht-,
   (art. XIII 30)                       zaterdag- of zondagprestaties worden
                                        toegekend. In dit geval wordt het
                                        meest gunstige stelsel toegepast
  toelage controleurs gemeenschaps-    zaterdag, zondag en nacht (XIII 29)
   en gewestbelasting (art. XIII 73)
  permanantietoelage (XIII 44)         toelage voor de milieu-inspectie
                                        (XIII 48)
                                       diensthoofdentoelage (XIII 24)
                                       toelage voor de personeelsleden van
                                        AWZ, tewerkgesteld bij het Beheers-
                                        en Exploitatieteam van de
                                        Schelderadarketen te Vlissingen
                                        (XIII 55)
                                       huisvesting (vrije woonst) XIII 58
                                       bijzondere dienstopdrachtentoelage -
                                        woondervingstoelage (XIII 59)
                                       toelage voor onregelmatige prestaties
                                        voor de wachters der waterwegen
                                        (XIII 60)
                                       bijzondere toelageregeling voor het
                                        loodspersoneel (XIII 62 t/m XIII 66)
                                       overgangsregeling loodstoelagen
                                        (XIII 116)
                                       overgangsregeling personeelsleden op
                                        1/1/94 tewerkgesteld bij het Beheers-
                                        en Exploitatieteam te Vlissingen
                                        (XIII 118)
                                       overgangsregeling vrije woonst of
                                        vervangende toelage (XIII 128)
                                       verstoringstoelage (XIII 30)
  toelage voor ploegenarbeid          loodsentoelage (XIII 62 - XIII 66 en
   (XIII 45)                           XIII 116)
  [specifieke toelageregeling Tender  toelageregeling voor overuren
    - Kotter tijdens de zeebeurt       als vermeld in afdeling 6
                   -                                   -
                                      permanentie- en
                                       verstoringstoelage           ]
  <BVR 2006-01-27/41, Art. 19, 012; En vigueur : 01-03-2005>



Hoofdstuk 5. Toepassing

Artikel 13.75 (Zie NOTA'S onder opschrift) Deze titel is van toepassing op de stagiair, tenzij anders bepaald.

Titel 3. De vergoedingen

Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 13.76 (Zie NOTA'S onder opschrift) De hierna bepaalde vergoedingen worden verleend als terugbetaling van werkelijk gemaakte lasten voor rekening van het ministerie.

Artikel 13.77 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Tenzij anders betaald worden de forfaitaire vergoedingen maandelijks na vervallen termijn betaald.
  § 2. De vergoedingen die hierna " tegen 100 % " vermeld zijn, volgen de evolutie van het indexcijfer zoals bepaald in artikel XIII 8. Ze worden afgerond op de hoger eurocent.

Hoofdstuk 2. De expatriatievergoeding

Artikel 13.78 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaren tewerkgesteld in het Cultureel Centrum van de Vlaamse Gemeenschap " De Brakke Grond " te Amsterdam, krijgen volgende expatriatievergoeding :

  Deelvergoedingen                           Bedrag
  forfaitaire woonlastvergoeding             745 euro tegen 100 % per maand
  forfaitaire verblijfskostenvergoeding      150 euro [tegen 100 %] per maand
    <BVR 2004-02-20/50, Art. 32, 009; En vigueur : 01-07-2002>
  vergoeding van werkelijk gemaakte prive-   Tegenwaarde twee treinticketten
   verplaatsingen                             1e klas Amsterdam-Brussel,
                                              heen/terug, per maand
  verhuis naar Nederland of terug naar       Terugbetaling werkelijk
   Belgie                                     gemaakte kosten, tenzij
                                              verhuis uit vrije wil door het
                                              personeelslid



  HOO FDSTUK 3. - De forfaitaire vergoeding voor verblijfskosten voor het loodsenpersoneel.

Artikel 13.79 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De hierna vermelde loodsen met de operationele functie ontvangen een forfaitaire vergoeding voor verblijf- en voedingskosten waarvan het bedrag hieronder bepaald is voor :
  - het verblijf in een haven waar het Vlaamse Gewest loodsoperaties uitvoert;
  - de reizen als loods of als passagier aan boord van koopvaardijschepen;
  - de verplaatsingen van en naar voormelde havens;

  korps                                       bedrag a 100 % per maand
  rivier- en kanaalloodsen                     92,50 euro
  Scheldemondenloodsen                        195,50 euro
  kustloodsen                                  60,50 euro


  § 2. De stagiair-loods met de functie van stuurman ontvangt de helft van het bedrag van de Scheldemondenloods met de operationele functie.
  § 3. De betaling van de vergoeding wordt niet geschorst voor de prestaties op de radarcentrales te Zeebrugge en Zandvliet.
  § 4. Voor deze dienstreizen is er geen toepassing van de algemene regeling van reis- en verblijfkosten.

Artikel 13.80 (Zie NOTA'S onder opschrift) Op de in artikel XIII 79 vermelde forfaitaire bedragen wordt een vermindering toegepast van 1/30 per dag ziekteverlof.

Hoofdstuk 4. Forfaitaire vergoeding voor verblijfkosten voor de controleurs van gemeenschapsof gewestbelastingen

Artikel 13.81 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het personeelslid van niveau C of B dat belast is met de controle op de inning van gemeenschaps- of gewestbelastingen, ontvangt een forfaitaire vergoeding voor verblijfkosten van 1 240 euro per jaar (100 %).
  § 2. De in § 1 bedoelde vergoeding is niet cumuleerbaar met de vergoeding, zoals vastgesteld in hoofdstuk 6 van deze titel.

Hoofdstuk 5. Vergoeding voor het werken in Vlissingen

Artikel 13.82 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het personeelslid van de administratie Waterwegen en Zeewezen dat in Vlissingen wordt tewerkgesteld, en niet in Nederland verblijft, ontvangt een vergoeding per werkelijke gepresteerde arbeidsdag in Vlissingen van 1/210 van 2 380 euro (aan 100 %).
  § 2. De in § 1 bedoelde breuk wordt verhoogd tot 1/133 voor het personeelslid dat werkt in een arbeidsregime van 12 uur per dag.

Hoofdstuk 6. (Reisen hotelvergoeding en maaltijden dagvergoeding voor dienstreizen) <BVR 2003-10-24/36, Art. 4, 007; En vigueur : 01-04-2003>

Sectie 1. Algemene bepalingen

Artikel 13.83 (Zie NOTA'S onder opschrift) Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de loodsen voor de prestaties die recht geven op de vergoeding vermeld in artikel XIII 79 of het scheepspersoneel voor de prestaties die recht geven op zeegeld vermeld in artikel XIII 67.

Artikel 13.84 (Zie NOTA'S onder opschrift) Reiskosten en maaltijdvergoeding worden slechts vergoed voor dienstreizen, gemaakt op kosten van de ambtenaar. De kosten die de ambtenaar heeft gehad worden terugbetaald, onder de bij dit hoofdstuk en de bijlagen bepaalde grenzen.

Artikel 13.85 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het afdelingshoofd beslist welk vervoermiddel functioneel en financieel het meest verantwoord is.

Artikel 13.85BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2003-10-24/36, Art. 1; En vigueur : 01-04-2003> Onkostenstaten die na een termijn van 6 maand bij de onmiddellijke hiërarchische meerdere worden ingediend zijn onontvankelijk. De ambtenaar die binnen een termijn van drie maanden zijn behoorlijk en volledig ingevulde onkostenstaat bij zijn onmiddellijke hiërarchische meerdere heeft ingediend, maar 3 maand na de indiening nog niet werd betaald, ontvangt vanaf de vierde maand na de indiening een jaarintrest van 3 %.

Sectie 2. Reiskosten

  Onderafdeling 1. - Gebruik van privé-voertuigen.

Artikel 13.86 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar die voor dienstreizen gebruik maakt van zijn eigen voertuig, zoals hierna vermeld, heeft per afgelegde kilometer recht op een overeenkomstige vergoeding van :

  auto, motorfiets en bromfiets :                 [0,2677] euro/km
  fiets                                            0,15   euro/km
  <BVR 2003-10-24/36, Art. 2, 1°, 007; En vigueur : 01-07-2002>


  op basis van een kostenstaat voor reis- en maaltijd vergoeding.
  In voorkomend geval heeft hij recht op de terugbetaling van parkeerkosten.
  § 2. In geval van carpooling wordt voor de bestuurder de vergoeding verhoogd met (0,1339 euro). De personeelsleden die meereizen hebben geen recht op km-vergoeding. <BVR 2003-10-24/36, Art. 2, 2°, 007; En vigueur : 01-07-2002>
  § 3. Indien de ambtenaar een reizende functie uitoefent kan hem voor het gebruik van zijn privé-voertuig een forfaitaire vergoeding worden betaald overeenkomstig (bijlage 8). In dit geval dient hij geen kostenstaat in. De reizende functies worden gedefinieerd door de departementale directieraad. <BVR 2006-01-27/41, Art. 20, 012; En vigueur : 01-12-2005>
  Voor het bepalen van deze reizende functies, worden gemiddeld (300) km (en 60 dienstreizen per jaar) als minimum gesteld. <BVR 2003-01-31/42, Art. 24, 005; En vigueur : 01-07-2002> <BVR 2003-10-24/36, Art. 2, 3°, 007; En vigueur : 01-09-2001>
  § 4. De bedragen voor het gebruik van eigen auto, motorfiets of bromfiets, vermeld in § 1 en § 2, en de bedragen vermeld in bijlage 8 worden elk jaar op 1 juli herzien door de Vlaamse minister (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling) in functie van de evolutie van de criteria zoals bepaald in de federale regeling inzake reiskosten. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 13.87 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Wanneer de ambtenaar verplicht is hetzij zijn eigen autovoertuig, hetzij zijn eigen motorfiets, hetzij zijn eigen bromfiets te gebruiken voor een dienstreis, wordt de verplaatsing van de woonplaats naar de standplaats vergoed aan de helft van de kilometervergoeding.
  § 2. Wanneer de kortste afstand van de woonplaats naar de plaats waarheen de ambtenaar zich moet begeven niet over de administratieve standplaats loopt dan wordt de ambtenaar volledig vergoed vanaf de woonplaats.
  § 3. (...) <BVR 2003-10-24/36, Art. 3, 007; En vigueur : 01-04-2003>en agglomeratie worden beschouwd als behorend tot die agglomeratie.

  Onderafdeling 2. - Gebruik van andere voertuigen dan privé-voertuigen.

Artikel 13.88 (Zie NOTA'S onder opschrift) De door de ambtenaar werkelijk gemaakte kosten voor een dienstreis per vliegtuig of met het openbaar vervoer worden integraal vergoed.

Artikel 13.89 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die en dienstreis maakt per spoor reist eerste klasse.
  (NOTA : voor de vervanging van het woord " eerste " door het woord " tweede " in het tweede lid, aangebracht door <BVR 2006-01-27/41, Art. 21, 012; En vigueur : 01-01-2006>, heeft de wetgever geen rekening gehouden dat het tweede lid onbestaande is, maar Justel meent dat de wijziging in verband staat met artikel 13.89, eerste lid)

Sectie 3. (Hotelen dagvergoeding) <BVR 2003-10-24/36, Art. 4, 007; En vigueur : 01-04-2003>

  Onderafdeling 1. - (Binnenlandse reizen.) <BVR 2003-10-24/36, Art. 4, 007; En vigueur : 01-04-2003>

Artikel 13.90 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De vergoeding voor middagmaal wordt slechts uitbetaald voor dienstreizen die in het totaal minstens zes uur duren.
  § 2. Indien de ambtenaar een reizende functie uitoefent kan hem voor de vergoeding voor middagmaal een forfaitaire vergoeding worden betaald over eenkomstig bijlage 9. In dit geval dient hij geen kostenstaat in. De rei zende functies worden gedefinieerd door de departementale directieraad.
  Voor het bepalen van deze reizende functies houdt de directieraad rekening met de minima bepaald in artikel XIII 86, § 3.
  § 3. De vergoeding voor avondmaal wordt slechts uitbetaald voor dienstreizen, die in het totaal minstens zes uur duren en beginnen om of na 14 uur.
  § 4. (...) <BVR 2003-10-24/36, Art. 5, 007; En vigueur : 01-04-2003>
  (§ 5. In uitzonderlijke gevallen kan de vergoeding voor middagmaal en deze voor avondmaal slechts gecumuleerd worden voor dienstreizen die minstens 12 uur duren.) <BVR 2003-10-24/36, Art. 5, 007; En vigueur : 01-04-2003>
  § 6. Er wordt geen maaltijdvergoeding toegekend voor dienstreizen binnen een straal van 25 km vanaf de standplaats of woonplaats wanneer de verplaatsing met een motorvoertuig gedaan wordt of binnen een straal van 5 km in het andere geval. Onder motorvoertuig wordt verstaan een auto, een motorfiets of een bromfiets.
  § 7.Wanneer de reis op zijn kosten gebeurd heeft de ambtenaar die een (binnenlandse dienstreis) maakt met overnachting maximaal recht tot terugbetaling van kamer en ontbijt volgens de bedragen vermeld in de omzendbrief reis- en maal tijdvergoeding. <BVR 2003-10-24/36, Art. 5, 007; En vigueur : 01-04-2003>
  § 8. De vergoeding bedoeld in §§ 1, 2, 3 en 4 bedraagt 9,50 euro (100 %). De vergoeding bedoeld in §§ 1, 3 en 4 wordt betaald na het indienen van een kostenstaat.

  Onderafdeling 2. - (Buitenlandse reizen.) <BVR 2003-10-24/36, Art. 4, 007; En vigueur : 01-04-2003>

Artikel 13.91 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2003-10-24/36, Art. 6, 007; En vigueur : 01-04-2003> § 1. Voor dienstopdrachten in het buitenland worden de reservaties en de betalingen voor overnachting en ontbijt op basis van een eenpersoonskamer, maaltijden en andere eigen kosten van de werkgever, gedaan door de cel buitenlands beleid van de betrokken entiteit. Daarnaast kan de ambtenaar een onkostenstaat met originele bewijsstukken indienen voor eigen kosten van de werkgever die niet konden voorzien worden door de cel buitenlands beleid van zijn entiteit of niet in de reservatie zijn inbegrepen.
  § 2. Wanneer voor de buitenlandse reis niet de nodige reservaties werden gedaan door de cel buitenlands beleid van zijn entiteit heeft de ambtenaar die een buitenlandse dienstreis maakt en de overnachting dient te betalen, recht op :
  - terugbetaling van kamer en ontbijt op basis van een eenpersoonskamer;
  - een dagvergoeding volgens de bedragen vermeld in bijlage bij de omzendbrief PEBE/DVR/2003/4 inzake de reis- en dagvergoeding voor buitenlandse reizen. Deze bedragen worden niet geïndexeerd.

Sectie 4. Reisen maaltijdvergoeding voor het personeel op de diensten op veerboten <Ingevoegd bij BVR 2003-10-24/36, Art. 7; En vigueur : 01-10-2002>

Artikel 13.91BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2003-10-24/36, Art. 7; En vigueur : 01-10-2002> § 1. Een dienstopdracht die bestaat uit vaarprestaties voor een duur van minstens zes uur per shift op een dienstboot die zich verplaatst buiten een werkelijke afstand van 5 km van de standplaats geeft recht op één forfaitaire maaltijdvergoeding van 8,2 euro (100 %).
  § 2. Een dienstopdracht die bestaat uit vaarprestaties voor een duur van minstens zes uur per shift op een veerboot geeft recht op één forfaitaire maaltijdvergoeding van 8,2 euro (100 % ).
  § 3.Vanaf 13 uren verblijf wegens een dienstopdracht met vaarprestaties op een dienstboot die zich verplaatst buiten een werkelijke afstand van 5 km van de standplaats of op een veerboot wegens een dienstopdracht met vaarprestaties van minstens 13 uur, heeft het personeelslid recht op een bijkomende maaltijdvergoeding van 8,2 euro (100 % ). De cumulatie van twee maaltijdvergoedingen vanaf 13 uren verblijf geldt slechts voor uitzonderlijke situaties.
  § 4. De forfaitaire vergoeding bedoeld in §§ 1 tot 3 wordt betaald na het indienen van een onkostenstaat.

Artikel 13.91TER (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2003-10-24/36, Art. 7; En vigueur : 01-10-2002> De ambtenaar die effectieve prestaties verricht op een dienstboot of een veerboot heeft geen recht op reiskosten.

Hoofdstuk 7. Toepassing

Artikel 13.92 (Zie NOTA'S onder opschrift) Deze titel is eveneens van toepassing op de stagiair.

Titel 4. De sociale voordelen

Hoofdstuk 1. De vergoeding voor begrafeniskosten

Artikel 13.93 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. In geval van overlijden van een ambtenaar wordt een vergoeding uitgekeerd die overeenstemt met het geïndexeerd maandsalaris, desgevallend verhoogd met de haard- en standplaatstoelage of de toelage hoger ambt.
  § 2. De vergoeding mag het twaalfde niet overschrijden van het bedrag vastgesteld bij toepassing van artikel 39, eerste, derde en vierde lid van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
  § 3. Deze vergoeding wordt betaald, in onderstaande volgorde, aan :
  1° zijn niet uit de echt gescheiden noch van tafel en bed gescheiden echtgeno(o)t(e);
  2° zijn erfgenamen in rechte lijn.

Artikel 13.94 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bij ontstentenis van de in art. XIII 93, § 3 bedoelde rechthebbenden, mag de vergoeding worden uitgekeerd ten bate van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die bewijst dat hij de begrafeniskosten heeft gedragen. In dit geval is de vergoeding gelijk aan de werkelijke gemaakte kosten zonder dat zij evenwel hoger mag zijn dan het bedrag bepaald overeenkomstig artikel XIII 93, § 1.

Artikel 13.95 (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van artikel XIII 93, § 3, kan de bevoegde Vlaamse minister of zijn gemachtigde, wegens het gedrag van de gerechtigde ten opzichte van de overledene, in uitzonderlijke gevallen, beslissen de vergoeding niet uit te keren of ze ten bate van een of meer gerechtigden uit te keren.

Hoofdstuk 2. Woonwerkverkeer met het openbaar vervoer

Artikel 13.96 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het ministerie neemt de kosten van een abonnement op het openbaar vervoer naar en van de plaats van het werk volledig ten laste.
  Het supplement voor een abonnement in eerste klasse van de NMBS blijft ten laste van het personeelslid.

Hoofdstuk 3. (Tegemoetkoming) in de kosten van het woonwerkverkeer voor de ambtenaar die de arbeidsplaats moeilijk of niet kan bereiken met het gemeenschappelijk openbaar vervoer <BVR 2003-01-31/42, Art. 25; En vigueur : 01-01-2002>

Artikel 13.97 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die zijn werkplaats moeilijk of niet met het gemeenschappelijk openbaar vervoer kan bereiken :
  - ofwel omdat de werkplaats te ver van een halte van het gemeenschappelijk openbaar vervoer gelegen is;
  - ofwel wegens de door de overheid opgelegde arbeidstijdregeling;
  - ofwel door de gebrekkige uurregeling van het gemeenschappelijk openbaar vervoer aan de werkplaats;
  heeft recht op een tegemoetkoming zoals bepaald in artikel XIII 101 of XIII 102.

Artikel 13.98 (Zie NOTA'S onder opschrift) Van de toepassing van dit hoofdstuk worden uitgesloten :
  1° de ambtenaren (met de functie van operationele loods); <BVR 2004-11-19/53, Art. 36, 010; En vigueur : 01-10-2004>
  (2° de radarwaarnemers voor wie de reistijd voor het woon-werkverkeer geheel of gedeeltelijk wordt aangerekend als arbeidstijd;) <BVR 2004-02-20/50, Art. 33, 009; En vigueur : 01-06-2003>
  3° de varende personeelsleden voor wie de reistijd voor het woon-werkverkeer geheel of gedeeltelijk wordt aangerekend als arbeidstijd;
  4° de leden van het bedieningspersoneel van de kunstwerken van de administratie Waterwegen en Zeewezen die ingevolge een ministeriële brief op persoonlijke titel de regeling genieten die in 1993 werd ingevoerd in samenhang met de verplichte standplaatswijziging;
  5° de personeelsleden van de administratie Wegen en Verkeer die ingeschakeld worden in de winterdienst.

Artikel 13.99 (Zie NOTA'S onder opschrift) Als moeilijk of niet te bereiken werkplaats worden beschouwd :
  1° werkplaatsen waarvan de dichtstbijzijnde halte van het gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel zich op minimum 3 km van de werkplaats bevindt;
  2° werkplaatsen die zich op minder dan 3 km van een halte van een openbaar vervoermiddel bevinden maar waar de ambtenaar onder een zodanige arbeidstijdregeling (ploegensysteem) dient te presteren dat het begin en/of einduur buiten de bedieningsuren van het gemeenschappelijk openbaar vervoer vallen;
  3° werkplaatsen die zich op minder dan 3 km van een halte van een openbaar vervoermiddel bevinden maar waar de frequentie van het openbaar vervoermiddel zo laag is dat de personeelsleden ook bij normale arbeidstijden geen gebruik kunnen maken van het gemeenschappelijk openbaar vervoer. Werkplaatsen met een glijdende arbeidstijdregeling zijn hiervan uitgesloten;
  4° alle kunstwerken op de scheepvaartwegen die in het kader van de optie 2003 zullen bediend worden hetzij in een regime van 6 u. tot 22 u., hetzij in een regime van 24 u./24 u.;
  5° alle kunstwerken die in het kader van de waterbemeestering onderworpen zijn aan een groepsbediening.

Artikel 13.100 (Zie NOTA'S onder opschrift) De in artikel XIII 99 vermelde werkplaatsen worden per departement vastgelegd in een dienstorder overlegd in de respectievelijke basisoverlegcomités. Naast deze vastgelegde werkplaatsen kan het afdelingshoofd steeds in individuele situaties beslissen de werkgeverstussenkomst toe te kennen aan ambtenaren wiens arbeidstijdregeling niet (meer) de mogelijkheid biedt gebruik te maken van het gemeenschappelijk openbaar vervoer omdat men anders de woonplaats niet meer of de werkplaats niet tijdig kan bereiken.

Artikel 13.101 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Aan de bestuurders van dienstwagens die in het kader van het woon-werkverkeer geregeld andere personeelsleden gaan ophalen die werkzaam zijn op een moeilijk bereikbare werkplaats zoals bepaald in artikel XIII 99, wordt een jaarlijkse forfaitaire toelage van 254 euro tegen 100 % toegekend. De ambtenaar die ressorteert onder de specifieke regeling van de winterdienst en buiten deze periode personeelsleden ophaalt ontvangt een jaarlijkse forfaitaire toelage van 127 euro tegen 100 %.
  § 2. In voorkomend geval wordt de toelage uitbetaald pro rata van het aantal maanden waarin de ambtenaar in voldoende mate anderen is gaan ophalen.

Artikel 13.102 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bij gebrek aan dienstvervoer heeft de ambtenaar die met een privé vervoermiddel naar de moeilijk bereikbare werkplaats komt, recht op (een tegemoetkoming ten bedrage van de volledige) maandelijkse kostprijs van een treinkaart 2e klas voor dezelfde afstand. Ook de eventuele passagiers hebben recht op deze (tegemoetkoming). <BVR 2003-01-31/42, Art. 26, 004; En vigueur : 01-01-2002>

Artikel 13.103 (Zie NOTA'S onder opschrift) De diensten waar nu een andere, gunstigere regeling bestaat, behouden deze gunstigere regeling.

Hoofdstuk 4. Toekenning van een fietsvergoeding

Artikel 13.104 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar die ten minste 80 % van de effectief te werken dagen per maand het volledige of een gedeelte van het woon-werktraject met de fiets aflegt, ontvangt een maandelijkse fietsvergoeding.
  § 2. De in § 1 bedoelde vergoeding is gelijk aan 0,15 euro per kilometer.
  § 3. Deze vergoeding is niet verschuldigd als de afstand minder dan 1 kilometer per dag bedraagt (enkele rit).
  § 4. De in § 2 vermelde vergoeding wordt betaald op basis van het arbeidsregime van het personeelslid.
  § 5. Voor de personeelsleden tewerkgesteld in een continudienst wordt de vergoeding maandelijks betaald op basis van het aantal effectieve arbeidsdagen dat de fiets wordt gebruikt.
  § 6. De in § 2 vermelde vergoeding wordt niet toegekend voor de volledige kalendermaanden waarin geen prestaties worden geleverd.

Hoofdstuk 5. Woonwerkverplaatsing in het buitenland

Artikel 13.105 (Zie NOTA'S onder opschrift) Aan de ambtenaar bedoeld in art. XIII 82 worden de kosten voor de veerdienst Breskens-Vlissingen (of de Westerscheldetunnel) terugbetaald. <BVR 2004-02-20/50, Art. 34, 009; En vigueur : 15-03-2003>

Hoofdstuk 5BIS. 27; En vigueur : 01-01-2002>- Woon-werkverplaatsing voor personen met een handicap.

Artikel 13.105BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd als art. 13.106bis bij BVR 2003-01-31/42, Art. 27; En vigueur : 01-01-2002; werd als art. 13.105bis hernummerd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 35, En vigueur : 01-01-2002> Het personeelslid dat minstens 66 % arbeidsongeschikt is, ontvangt een tegemoetkoming voor de woon-werkverplaatsing met de (...) wagen. <BVR 2004-11-19/53, Art. 37, 010; En vigueur : 01-09-2004>
  Deze tegemoetkoming is gelijk aan de kostprijs van een treinkaart tweede klasse over dezelfde afstand.

Hoofdstuk 6. Toepassing

Artikel 13.106 (Zie NOTA'S onder opschrift) Deze titel is eveneens van toepassing op de stagiair.

Artikel 13.106BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Een art. 13.106bis werd ingevoegd bij BVR 2003-01-31/42, Art. 27; En vigueur : 01-01-2002; gelet op de plaats van het ingevoegde artikel zou het nummer 13.105bis meer aangepast zijn geweest. Het werd als art. 13.105bis genummerd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 35, met theoretische datum van inwerkingtreding 20-02-2004. Zie dus art. 13.105bis.>

Titel 5. Overgangs, Opheffingsen slotbepalingen

Artikel 13.107 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die bij de rijksbesturen als contractueel in dienst werd genomen, en die na zijn aanstelling tot ambtenaar op grond van artikel 11 of 13 van het koninklijk besluit van 12 maart 1973 houdende tijdelijke maatregelen ten gunste van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, een ambt met onvolledige prestaties is blijven uitoefenen, wordt bezoldigd pro rata temporis, en zijn diensten vanaf zijn benoeming tot ambtenaar, worden voor zijn geldelijke anciënniteit in aanmerking genomen, volgens hun betrekkelijke duur.

Artikel 13.108 (Zie NOTA'S onder opschrift) De schoonmaak(st)er, die :
  - onder het toepassingsveld valt van het koninklijk besluit van 2 mei 1966 houdende tijdelijke maatregelen voor de aanstelling tot rijksambtenaar van sommige bij overeenkomst aangeworven personeelsleden van het ministerie van Binnenlandse Zaken;
  - en naar de diensten van de Vlaamse regering is overgegaan,
  blijft verder bezoldigd zoals bepaald in voormeld koninklijk besluit.

Artikel 13.109 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar van een dienst van de staat die tot rijksambtenaar werd benoemd overeenkomstig het besluit van de Regent van 3 mei 1948 vastgesteld op grond van artikel 19 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende statuut van het rijkspersoneel blijft wanneer hij er voordeel bij heeft, het salaris en de salarisschalen van de ambtenaar genieten zoals vastgesteld bij de bijzondere maatregelen en de overgangsmaatregelen van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 zoals voor de Vlaamse Gemeenschap laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 7 augustus 1991.

Artikel 13.110 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die een diploma heeft van burgerlijk ingenieur en die overgeheveld werd naar de diensten van de Vlaamse regering van :
  1° het Wegenfonds (, het Ministerie van Openbare Werken) of het Rijksinstituut voor Grondmechanica, geniet de produktiviteitspremie als bedoeld bij het koninklijk besluit van 14 januari 1969 betreffende productiviteitspremies ten gunste van de burgerlijke ingenieurs bij het ministerie van Openbare Werken, gewijzigd bij koninklijk besluit van 24 februari 1976 (en bij besluit van de Vlaamse regering van 14 april 2000); <BVR 2003-01-31/42, Art. 28, 005; En vigueur : 01-07-2002>
  2° het ministerie van Volksgezondheid - Technische Diensten, geniet de bijzondere specialisatiepremie als bedoeld bij het koninklijk besluit van 24 september 1971;
  3° (...) <BVR 2003-01-31/42, Art. 28, 005; En vigueur : 01-07-2002>

Artikel 13.111 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar van rang A1 of A2 die in december 1993 het salariscomplement genoot bedoeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse regering van 14 oktober 1992 tot vaststelling van de weddeschalen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, ontvangt een toelage van 20 % van het geïndexeerd salaris voor zover hij de taken van informaticus daadwerkelijk en uitsluitend in een informaticadienst blijft uitoefenen.
  § 2. Het recht op deze toelage vervalt zo de ambtenaar bevordert in rang of in salarisschaal. Desgevallend wordt voor de toepassing van artikel XIII 3 dit salariscomplement samen met het salaris in de berekening opgenomen. De toelage wordt maandelijks en na verlopen termijn betaald; zij wordt verminderd overeenkomstig artikel XIII 6.

Artikel 13.112 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die geniet van artikel XIII 111 of geniet van een overgangssalarisschaal A 131, A 132, A 133, A 125, A 126, A 127, A 231 of A 232, kan niet genieten van artikel XIII 110.

Artikel 13.113 (Zie NOTA'S onder opschrift) Aan de ambtenaar die drukkerijactiviteiten verricht wordt een toelage voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk toegekend van 1 euro per uur (100 %). Zij kan niet worden gecumuleerd met een toelage voor drukkerijwerk die op grond van een andere reglementering wordt toegekend.

Artikel 13.114 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaren van niveau C die op 1 juli 1993 de vakopleidingstoelage bedoeld in artikel XIII 47 genieten, kunnen deze toelage verder ontvangen, indien ze voldoen aan de toekenningsvoorwaarden.

Artikel 13.115 (Zie NOTA'S onder opschrift) De informaticus in dienst op 31 mei 1994, en die de overgangssalarisschaal A 131 of A 132 geniet, bekomt bij bevordering in salarisschaal de overgangssalarisschalen A 125 en A 126, respectievelijk A 127.

Artikel 13.116 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De loods met de functie van chefloods die bezoldigd wordt in de schaal A 145, krijgt in afwijking van artikel XIII 65, een toelage van (2.874,03 euro) à 100 % per jaar. <BVR 2004-11-19/53, Art. 38, 010; En vigueur : 01-12-2004>
  § 2. De loods met de algemene functie die in dienst is op 1 juni 1995, ontvangt de loodstoelage zoals bepaald in bijlage 11 bij dit besluit.
  § 3. In afwijking van artikel XIII 62, § 1, wordt voor de kustloods met de algemene functie, in dienst op 31 mei 1995, de graadanciënniteit verbonden aan loodstoelage 3, verminderd met 3 jaar.
  § 4. In afwijking van artikel XIII 62, § 1, wordt voor de rivierloods met de algemene functie, in dienst op 1 september 1985, de graadanciënniteit verbonden aan de loodstoelagen 3 en 4, verminderd met 6 maanden.
  § 5. In afwijking van artikel XIII 62, § 1, wordt voor de kanaalloods met de algemene functie, in dienst op 1 oktober 1986, de graadanciënniteit verbonden aan de loodstoelagen 3 en 4, verminderd met 1 jaar.
  § 6. Voor de loods met de algemene functie die in dienst is op 31 mei 1995 dient de " vijf jaar indeling in loodstoelagegroep 4 ", bedoeld in artikel XIII 64, laatste lid, gelezen te worden als " 19 jaar graadanciënniteit ".

Artikel 13.117 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het personeelslid, uiterlijk op 30 augustus 1973 in dienst van een van de hieronder vermelde graden bij het Fonds voor Schoolgebouwen en Gebouwen in Schoolverband van het Rijk, blijft de hieronder vermelde toelage verder genieten volgens de graad die hij had op 1 augustus 1989 :

  - hoofdarchitect-directeur (13/2)                  3 599,50 euro a 100 %;
  - hoofdarchitect (11/3)                            2 839,50 euro a 100 %;
  - architect (24/9 of 25/7)                         2 239,50 euro a 100 %.



Artikel 13.118 (Zie NOTA'S onder opschrift) In afwijking van art. XIII 55 genieten de personeelsleden die op 1 januari 1994 tewerkgesteld zijn bij het Beheers- en Exploitatieteam van de Schelderadarketen te Vlissingen, een forfaitaire toelage van 5 950 euro à 100 % per jaar. (8)

Artikel 13.119 (Zie NOTA'S onder opschrift) Indien de totaliteit van de toelage voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk die een ambtenaar op basis van één of meer reglementeringen voor het geheel van het door hem geleverd gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk ontving vóór 1 januari 1995, hoger is dan de toelage waarop hij krachtens dit besluit aanspraak kan maken, ontvangt hij het hoogste bedrag.

Artikel 13.120 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaren die van (een federaal ministerie) of een van dit ministerie afhangend bestuur of regie, naar de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest werden overgeheveld, behouden enkel de verkeersvoordelen waarop zij op het ogenblik van hun overheveling recht hadden. <BVR 2004-02-20/50, Art. 36, 009; En vigueur : 01-10-2002>

Artikel 13.121 (Zie NOTA'S onder opschrift) De scheepstechnicus die als titularis van het getuigschrift of het brevet van officier werktuigkundige 2de klasse uiterlijk 1 juni 1997 overgeheveld werd vanuit de Regie voor Maritiem Transport, ontvangt een salariscomplement van 589 euro per jaar à 100 %.

Artikel 13.122 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De technisch assistent die op 1 maart 1997 belast is met de functie van kok ingescheept, geniet een bedrag aan zeegeld zoals bepaald in artikel XIII 67, § 1, voor de speciaal assistent (functie kok ingescheept en de functie matroos/stoker).
  § 2. De hoofdschipper die op 1 maart 1997 belast is met de functie van opperschipper, geniet, in afwijking van artikel XIII 67, § 1, een jaarbedrag " zeegeld " van (2.320,05 euro) à 100 %, volgens de modaliteiten bepaald in dat artikel. <BVR 2004-02-20/50, Art. 37, 009; En vigueur : 01-12-2002>

Artikel 13.123 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het van Imalso overgehevelde personeelslid dat op 31 december 1998 recht heeft op een diplomabijslag van 1 033,50 euro (100 %) per jaar, behoudt dit voordeel voorzover het bezit van het diploma verder nuttig is voor het uitgeoefende ambt. De toekenning van de diplomabijslag mag niet tot gevolg hebben dat de bezoldiging van de ambtenaar hoger is dan 25 625,50 euro (100 %).
  Het recht op deze bijslag gaat verloren, indien de ambtenaar wordt bevorderd tot een graad waarvoor het bezit van het diploma een aanwervingsvoorwaarde is.
  § 2. De van Imalso overgehevelde ambtenaar die wordt ingeschaald in salarisschaal C101 of D202 heeft slechts recht op twee derde van de in art. XIII 29 bedoelde toelage en heeft geen recht op de toelage, bedoeld in art. XIII 32.
  § 3. De van Imalso overhevelde ambtenaren ontvangen een toelage van 25 % van het uurloon voor de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke werken, opgesomd in de punten 1 tot en met 3,6,9,12,16 tot en met 21, 27, 40, 43 en 45 van bijlage 6, gevoegd bij dit statuut.
  § 4. Voor de van Imalso overgehevelde ambtenaar van rang A2, die in de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1998 belast was met de leiding van een afdeling, wordt deze periode in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel (XIII 11, § 3). <BVR 2003-01-31/42, Art. 30, 005; En vigueur : 01-07-2002>

Artikel 13.124 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar die voor 1 januari 2000 in dienst getreden is en die uit hoofde van zijn functie over een privé-aansluiting op het telefoonnet moet beschikken, ontvangt een forfaitaire vergoeding van 300 euro per jaar (100 %).
  § 2. In afwijking van § 1 ontvangen de bos- en natuurwachters en de adjuncten-houtvester zowel een telefoonvergoeding van 300 euro (aan 100 %) en een GSM-toestel zolang de informaticamogelijkheden niet voorhanden zijn om een rechtstreekse netwerkverbinding met het hoofdbestuur te installeren.
  § 3. De in § 1 vermelde vergoeding dekt alle kosten van telefoonaansluiting, abonnement en gesprekken en wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald.
  § 4. Overeenkomstig artikel II 27, § 3, 5° stelt de secretaris-generaal van elk departement jaarlijks de lijst vast van de in § 1 bedoelde ambtenaren. Het betrokken afdelingshoofd beslist in welke mate het GSM-gebruik dient beperkt te worden.

Artikel 13.125 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De van het ministerie van Openbare Werken, Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, Landbouw, Tewerkstelling en Arbeid of Economische Zaken, naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap overgehevelde ambtenaar heeft recht op een toelage voor het uitblijven van ongevallen, zoals vastgesteld in § 2.
  § 2. De toelage voor het uitblijven van ongevallen bedraagt 92 euro (100 %) per jaar. Deze toelage wordt jaarlijks uitbetaald, enkel aan de ambtenaar die tijdens het afgelopen jaar ten minste 80 uren toevallig met het besturen van een dienstvoertuig was belast, en die tijdens dat jaar geen ongeval heeft gehad waarvoor hij aansprakelijk was.

Artikel 13.126 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het personeelslid van de administratie Waterwegen en Zeewezen dat vóór 1 september 1999 tewerkgesteld is in Vlissingen, ontvangt een expatriatievergoeding die overeenstemt met het bedrag van de vergoeding voor verblijf in het buitenland dat het genoot op 31 augustus 1999. Bij wijziging van het nettosalaris en/of de kinderbijslag, wordt de vergoeding evenwel bepaald op 70 % van het nettosalaris en van de kinderbijslag.
  § 2. Het personeelslid ontvangt de in § 1 bedoelde vergoeding enkel indien het kan bewijzen dat hij/zij en zijn/haar kinderen over een verblijfplaats in Nederland beschikt. Daartoe dient het bewijs voorgelegd te worden van verblijfskosten. Deze kunnen bewezen worden met alle rechtsmiddelen, waaronder een eigendomsakte, een huurcontract en betalingsbewijs van de huursom.
  § 3. Deze bewijzen worden voorgelegd aan een door de leidend ambtenaar van de administratie Ambtenarenzaken samengestelde paritaire commissie die zal oordelen over de bewijskracht van de voorgelegde documenten en die tevens bijkomende bewijsstukken kan eisen.
  § 4. De ambtenaar die moedwillig valse verklaringen aflegt en/of valse bewijzen voorlegt, kan strafrechtelijk worden vervolgd, onverminderd de toepassing van Deel IX van dit statuut.
  § 5. De ambtenaar die zich om dienstredenen terug in België vestigt, of die zich binnen twaalf maanden na zijn pensionering opnieuw in België vestigt, geniet de terugbetaling van de werkelijk gemaakte verhuiskosten.

Artikel 13.127 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap overgehevelde ambtenaar die op 31augustus 1999 een kantoorvergoeding ontving, behoudt deze vergoeding voor zover betrokkene nog steeds aan de toekenningsvoorwaarden vermeld in § 2 beantwoordt.
  § 2. De in § 1 bedoelde ambtenaar die geen kantoor heeft in een gebouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en bijgevolg wegens zijn functie zelf een lokaal als kantoor dat voor het publiek toegankelijk is, dient in te richten, krijgt een forfaitaire vergoeding van 375 euro per jaar (100 %).
  § 3. Indien het kantoor niet voor het publiek toegankelijk is, wordt de in § 2 bedoelde vergoeding teruggebracht tot 89,50 euro per jaar (100 %).
  § 4. De (vergoeding), bedoeld in § 2 en § 3 wordt maandelijks, nadat de termijn vervallen is, (...) uitbetaald. De toelage volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen. <BVR 2004-02-20/50, Art. 38, 009; En vigueur : 01-07-2002>

Artikel 13.128 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaar van de afdeling Gemeenschapsinstellingen, de conservator van het Kasteel van Gaasbeek, de ambtenaar van de afdeling Elektriciteit en Mechanica Gent en de ambtenaar van de afdeling Vloot, die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit het gebruik van een woning, ter beschikking gesteld door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, geniet, behoudt dit voordeel. Op het salaris wordt maandelijks een bedrag ingehouden overeenkomstig artikel XIII 58, § 3, van dit statuut.
  § 2. De ambtenaar van de afdeling Gemeenschapsinstellingen en de ambtenaar van de afdeling Electriciteit en Mechanica Gent en Antwerpen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit over geen woning beschikt en een vervangende toelage ontvangt, behoudt dit voordeel. Deze vervangende toelage bedraagt 10 % van het bruto-bedrag van het gemiddeld salaris.

Artikel 13.129 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar van niveau D die de functie van terreinwerkman uitoefent, en belast is met het verrichten van boringen en sonderingen, geniet een rendementstoelage, volgens de modaliteiten en voorwaarden, vastgesteld in het koninklijk besluit van 8 oktober 1974 houdende toekenning van een toelage voor bewaring van materieel en van een rendementstoelage aan sommige personeelsleden van het Rijksinstituut voor Grondmechanica.

Artikel 13.130 (Zie NOTA'S onder opschrift) De ambtenaar die belast is met het innen van scheepvaartrechten ontvangt, tot op het ogenblik dat hij de aan die functie verbonden verantwoordelijkheden niet langer draagt, de overeenstemmende toelage overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden, bepaald in het koninklijk besluit van 27 november 1957 tot regeling van de toekenning van toelagen en beloningen voor het innen van scheepvaartrechten.

Artikel 13.131 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De (...) ambtenaar die een uniformvergoeding heeft genoten, behoudt dit voordeel tot : <KB 2003-01-31/42, Art. 31, 002; En vigueur : 01-09-1999>
  1° de eerste dag van de maand volgend op de goedkeuring van de omzendbrief terzake voor degenen die niet langer verplicht zijn een uniform of werkkledij te dragen;
  2° de eerste dag van de maand volgend op de terbeschikkingstelling van een uniform voor degenen die verplicht zijn een uniform te dragen;
  3° de eerste dag van de maand volgend op de terbeschikkingstelling van de werkkledij voor degenen die verplicht zijn werkkledij te dragen;
  § 2. De rechtstreeks aangeworven ambtenaar die behoort tot een personeelscategorie waarvoor in het verleden de verplichting bestond tot het dragen van een uniform, zelf een uniform heeft moeten kopen maar geen uniformvergoeding ontving, krijgt aan de hand van een schuldvordering, de kostprijs van dit uniform terugbetaald.

Artikel 13.132 (Zie NOTA'S onder opschrift) (Het) personeelslid dat overgeplaatst is van het BIPT naar het ministerie en dat belast blijft met de controle op de inning van gemeenschaps- of gewestbelastingen, (geniet) een toelage van 1 240 euro (100 %) per jaar. <BVR 2004-02-20/50, Art. 39, 009; En vigueur : 01-02-2002>

Artikel 13.133 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaren die zich op 30 juni 2002 nog in niveau E bevinden, kunnen de toelagen bedoeld in de hiernavermelde artikelen verder ontvangen indien zij blijven voldoen aan de toekenningsvoorwaarden :
  - XIII 47;
  - XIII 52;
  - XIII 54;
  - XIII 67;
  - XIII 122, § 1;
  - XIII 129.
  (NOTA van Justel : hier begint waarschijnlijk een § 2.) Het in § 1 bedoeld personeelslid dat de in artikel XIII 52 vermelde toelage verder ontvangt, krijgt volgend bedrag aan gezagvoerderstoelage : 1/1976 van 2.235 euro tegen 100 %.
  (laatste lid van het artikel geschrapt) <BVR 2004-02-20/50, Art. 40, 009; En vigueur : 20-02-2004>

Artikel 13.134 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het personeelslid met de graad van speciaal assistent (functie matroos of stoker) bij de afdeling Vloot kan een graadverandering bekomen naar de graad van schipper of motorist mits te slagen voor een vergelijkende bekwaamheidsproef en titularis te zijn van een diploma, brevet, certificaat, getuigschrift zoals gevraagd in de functiebeschrijving.
  § 2. De in § 1 bedoelde graadverandering naar schipper kan ook bekomen worden door de technisch assistent van de beheersdiensten van de administratie Waterwegen en Zeewezen mits te slagen voor een vergelijkende bekwaamheidsproef.
  § 3. De inschaling in de functionele loopbaan gebeurt overeenkomstig artikel VIII 102 van dit statuut.

Artikel 13.135 (Zie NOTA'S onder opschrift) Op de ambtenaar die op 30 juni 2002 wordt bezoldigd in niveau E, is de hierna vermelde regeling van toepassing tot en met 31 december volgend op de eerste gunstige evaluatie :

  Scheepsbeambte                                                       E 132
  na 10 jaar schaalancienniteit in E 132                               E 133
  Technisch beambte                                                    E 121
  na 8 jaar schaalancienniteit in E 121                                E 122
  na 10 jaar schaalancienniteit in E 122                               E 123
  Beambte                                                              E 111
  na 8 jaar schaalancienniteit in E 111                                E 112
  na 10 jaar schaalancienniteit in E 112                               E 113



Artikel 13.135BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 41, En vigueur : 01-06-1994> De ambtenaar, in dienst getreden bij het ministerie van Openbare Werken op 1 september 1972 en op 1 januari 1990 overgeheveld naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, waar hij op 1 april 1993 werd bevorderd tot inspecteur-generaal, behoudt zijn graad van inspecteur-generaal en wordt bezoldigd in de overgangssalarisschaal A224.

Artikel 13.136 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Inséré par BVR 2003-01-31/42, Art. 32; En vigueur : 01-11-2001> De personeelsleden die in de loop van het jaar 2001 uit dienst zijn getreden, krijgen een aanvulling op hun reeds toegekend vakantiegeld bij uitdiensttreding, tot het percentage, vermeld in artikel XIII 21, § 3.

Artikel 13.137 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 42; En vigueur : 01-10-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Middenstand en Landbouw, 01-11-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit de Federale Overheidsdienst Justitie> § 1. De ambtenaar die in uitvoering van het Lambermontakkoord overgeheveld werd naar het ministerie wordt met ingang van de respectievelijke overhevelingsdatum ambtshalve benoemd en ingeschaald overeenkomstig bijlage 12 van dit besluit.
  § 2. De ambtenaar die een graad heeft waarvoor een overgangssalarisschaal bepaald is in kolom 3 van bijlage 12 aan dit besluit, geniet deze salarisschaal tot de organieke salarisschaal verbonden aan deze graad hem voordeliger wordt.
  § 3. De ambtenaar die op de datum van overheveling ingeschaald wordt in een Vlaamse salarisschaal waarvan het bedrag op de overeenkomstige salaristrap lager ligt dan het bedrag dat hij genoot op dezelfde salaristrap in de federale schaal, behoudt dit federaal bedrag tot het bedrag in de Vlaamse schaal hoger wordt.
  § 4. De overgehevelde ambtenaar die na de overhevelingsdatum bevorderd wordt in uitvoering van een bevorderingsprocedure gestart vóór de overhevelingsdatum, wordt op de datum van bevordering heringeschaald.

Artikel 13.137BIS (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 22; En vigueur : 01-10-2002> De ambtenaren die op 30 september 2002 de functie van landbouwattaché uitoefenden bij de federale overheid en die overgeheveld werden van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, hebben recht op de in artikel XIV 26, § 2, vermelde vergoedingen voorzover zij de functie van landbouwattaché blijven uitoefenen.

Artikel 13.138 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 43; En vigueur : 20-02-2004> Opgeheven worden wat betreft de rechtspositie van het personeel van het ministerie :
  - het besluit van de regent van 16 juni 1949 tot toekenning van een uniformvergoeding aan de ambtenaren van het bestuur van het zeewezen;
  - het besluit van de regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties;
  - het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries;
  - het koninklijk besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten;
  - het koninklijk besluit van 20 juli 2000 tot wijziging van het KB van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten;
  - het ministerieel besluit van 1 februari 1963 houdende toekenning van een telefoonvergoeding;
  - het ministerieel besluit van 28 juli 1967 houdende toekenning van een toelage aan ambtenaren van Landbouw die buiten de diensturen vergaderingen bijwonen van de EU;
  - het ministerieel besluit van 16 mei 1997 tot toekenning van een forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten aan de personeelsleden belast met een rondreizende functie van het ministerie van Middenstand en Landbouw;
  - het ministerieel besluit van 16 januari 1998 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het ministerie van Middenstand en Landbouw.
  - het ministerieel besluit van 11 augustus 1998 waarbij bijzondere voorwaarden worden vastgesteld voor toekenning van de vergoeding voor verblijfskosten aan personeelsleden van het ministerie van Middenstand en Landbouw;
  - het koninklijk besluit van 9 september 1998 houdende toekenning van een toelage aan de personeelsleden belast met informaticataken bij sommige overheidsdiensten.

Paart 14. DE RECHTSPOSITIE VAN HET CONTRACTUELE PERSONEELSLID VAN HET MINISTERIE

Titel 1. Toepassingsgebied

Artikel 14.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) Dit deel is van toepassing op het contractuele personeelslid.

Titel 2. De aanwerving en de toelatingsvoorwaarden

Hoofdstuk 1. De aanwerving

Sectie 1. Organieke regeling

Artikel 14.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) Contractuele indienstnemingen zijn uitsluitend toegestaan om :
  1° aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften te voldoen, hetzij voor in de tijd beperkte acties, hetzij voor een buitengewone toename van het werk;
  2° ambtenaren te vervangen bij gehele of gedeeltelijke afwezigheid, ongeacht of ze in dienstactiviteit zijn of niet, wanneer de duur van die afwezigheid tot vervanging noopt;
  3° bijkomende of specifieke opdrachten te vervullen;
  4° te voorzien in de uitvoering van hooggekwalificeerde taken.

Sectie 2. Uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften

Artikel 14.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De Vlaamse minister (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling) bepaalt in overleg met de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) het aantal, de duur en de soort van de betrekkingen waarin contractueel wordt in dienst genomen om te voldoen aan tijdelijke en uitzonderlijke personeelsbehoeften, alsmede de aanwervingswijze en -voorwaarden voor deze betrekkingen, en de soort van arbeidsovereenkomst. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 2. De indienstneming in de contractuele betrekkingen die in het kader van de uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften worden uitgeoefend, gebeurt door de Vlaamse minister (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling). <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Sectie 3. Vervangingsopdrachten

Artikel 14.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Onverminderd de reglementaire bepalingen die bij de verplichte vervanging van bepaalde afwezigheden moeten worden nageleefd, bepaalt de Vlaamse minister (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), in overleg met de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) het aantal, de duur en de soort van de contractuele betrekkingen die als vervangingsopdracht worden uitgeoefend, alsmede de aanwervingswijze en -voorwaarden voor deze betrekkingen, en de soort van arbeidsovereenkomst. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 2. De indienstneming in de contractuele betrekkingen die als vervangingsopdracht worden uitgeoefend, gebeurt door de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling). <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Sectie 4. Bijkomende of specifieke opdrachten

Artikel 14.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De volgende betrekkingen worden als bijkomende of specifieke opdracht beschouwd :
  1° 1 betrekking van adviseur bij het departement Algemene Zaken en Financiën, administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management;
  2° 1 betrekking van directeur, 2 betrekkingen van adviseur en 4 betrekkingen van adjunct van de directeur bij het departement Algemene Zaken en Financiën, administratie Planning en Statistiek;
  3° 2 betrekkingen van adjunct van de directeur bij het departement Onderwijs, afdeling Beleidsgerichte Coördinatie;
  4° 1 betrekking van adviseur en 1 betrekking van adjunct van de directeur bij het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn;
  5° 4 betrekkingen van adviseur bij het departement Leefmilieu en Infrastructuur, Mobiliteitscel;
  6° 1 betrekking van ingenieur bij het departement Leefmilieu en Infrastructuur, administratie Milieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer, afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid;
  7° 1 betrekking van verbindingsagent bij het departement Coördinatie, administratie Buitenlands Beleid;
  8° 1 betrekking van voorlichtingsambtenaar bij het departement Coördinatie;
  9° de betrekkingen van gemeenschapattaché bij het departement Coördinatie, administratie Buitenlands Beleid;
  10° 1 betrekking van directeur, 7 betrekkingen van adviseur, 13 betrekkingen van investeringsprospector, 1 betrekking van technologisch attaché en 3 betrekkingen van deskundige bij het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw, dienst met afzonderlijk beheer Investeren in Vlaanderen';
  11° 1 betrekking van directeur en 1 betrekking van adjunct van de directeur bij het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw (FIOC);
  12° 1 betrekking van adviseur-filoloog en de betrekkingen van adjunct van de adviseur-filoloog bij het departement Coördinatie, administratie Kanselarij en Voorlichting;
  13° 1 betrekking van directeur, 1 betrekking van adviseur, 6 betrekkingen van adjunct van de directeur, 1 betrekking van deskundige, 2 betrekkingen van deskundige (hofmeester) en 1 betrekking van medewerker bij het secretariaat van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen;
  14° 1 betrekking van opdrachthoud(st)er voor emancipatiezaken (voor zover deze betrekking bij arbeidsovereenkomst wordt opgevuld);
  15° de betrekkingen van het schoonmaakpersoneel (inclusief de werf- en sectorverantwoordelijken schoonmaak), het cateringpersoneel en het contractuele onthaalpersoneel;
  16° 3 betrekkingen van cultuurprogrammator, 1 betrekking van technisch beheerder en 2 betrekkingen van medewerker (baliebediende) bij het Vlaams Cultureel Centrum " De Brakke Grond " te Amsterdam;
  17° 1 betrekking van directeur-cultuurconsulent te Voeren;
  18° (de betrekkingen van het personeel dat ter ondersteuning van de gemeenschapsattachés, van de investeringsprospectoren, van de technologisch attaché en van de landbouwattachés contractueel wordt tewerkgesteld.) <BVR 2004-02-20/50, Art. 44, 009; En vigueur : 01-10-2002>
  19° 1 betrekking van hoofdredacteur bij het departement Onderwijs en 3 betrekkingen van redacteur;
  20° 5 betrekkingen van adjunct van de directeur (SIF) bij het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw, administratie Binnenlandse Aangelegenheden;
  21° 1 betrekking van IT-adviseur bij de entiteit " Sturing en Controle Informatica ";
  22° 1 betrekking van Vlaamse bouwmeester;
  23° de betrekkingen van groenarbeider bij de afdelingen Bos en Groen en Natuur van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur;
  24° 1 betrekking van procesbewaker inning gewest- en gemeenschapsbelastingen;
  25° de betrekkingen van het contractuele bewakingspersoneel;
  26° 1 betrekking van bewaker-technicus bij het hotel Errera;
  27° 1 betrekking van ICT-manager bij de entiteit " Sturing en Controle Informatica ";
  28° 1 betrekking van hoofd van de entiteit Interne Audit en minimum 2 en maximum 5 betrekkingen van manager-auditor bij voormelde entiteit;
  29° 1 betrekking van gewestelijk havencommissaris;
  30° 2 betrekkingen van adjunct van de directeur bij het departement Onderwijs (beleidsvoorbereiding basiseducatie).
  (31° de betrekkingen van landbouwattaché bij het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw, administratie Land- en Tuinbouw.) <BVR 2006-01-27/41, Art. 23, 012; En vigueur : 01-10-2002>
  § 2. De Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), bepaalt in overleg met de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s), de aanwervingswijze en -voorwaarden voor de contractuele betrekkingen die als bijkomende of specifieke opdracht worden beschouwd, alsmede de soort en de duur van de arbeidsovereenkomst waarmee in deze betrekkingen wordt tewerkgesteld. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 3. De indienstneming in de contractuele betrekkingen die als bijkomende of specifieke opdracht worden uitgeoefend, gebeurt door de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), met uitzondering van de hiernavermelde betrekkingen : <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  a) groenarbeider, vermeld in § 1, 23°;
  b) hoofd van de entiteit Interne Audit en manager auditor vermeld in § 1, 28°.
  § 4. De indienstneming in de contractuele betrekkingen van groenarbeider vermeld in § 1, 23°, gebeurt door het afdelingshoofd van de afdeling waarbij zij worden tewerkgesteld.
  § 5. De indienstneming in de contractuele betrekking van hoofd van de entiteit Interne Audit, vermeld in § 1, 28°, gebeurt door de Vlaamse regering.
  De indienstneming in de contractuele betrekkingen van manager-auditor bij de entiteit Interne Audit, vermeld in § 1, 28°, gebeurt door het hoofd van de entiteit Interne Audit.

Sectie 5. Hooggekwalificeerde contractuele betrekkingen

Artikel 14.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, bepaalt in overleg met de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) het aantal, de duur en de soort van de betrekkingen waarin contractueel wordt in dienst genomen voor de uitoefening van hooggekwalificeerde taken alsmede de aanwervingswijze en -voorwaarden voor deze betrekkingen, en de soort van arbeidsovereenkomst.
  § 2. De indienstneming in de hooggekwalificeerde contractuele betrekkingen gebeurt door de Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken.

Hoofdstuk 2. De toelatingsvoorwaarden en nadere regels betreffende het bezit van diploma's en studiegetuigschriften

Artikel 14.7 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Onverminderd de aanwervingsvoorwaarden die worden gesteld voor de indienstneming in een welbepaalde contractuele betrekking, en eventuele voorwaarden opgelegd door een externe reglementering, moeten de personen die contractueel worden aangeworven, voldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden voor een betrekking van ambtenaar.
  § 2. Contractuele personeelsleden met een diploma of studiegetuigschrift dat hoger is dan het diploma of studiegetuigschrift dat overeenstemt met het niveau van de te begeven betrekking, kunnen in deze betrekking enkel worden in dienst genomen :
  - wanneer het hoger diploma of studiegetuigschrift werd behaald na de inschrijving of na het slagen voor de selectieprocedure voor de vacante betrekking;
  - bij vervanging van een loopbaanonderbreking;
  - in geval van verlenging van een lopende arbeidsovereenkomst;
  - wanneer het gaat om een vacante betrekking van een niveau dat net lager ligt dan het niveau dat overeenstemt met het behaalde diploma of studiegetuigschrift.
  § 3. Alleen personen die houder zijn van een door het audit-comité aanvaard certificaat in het domein van de interne audit, kunnen in een contractuele betrekking van manager-auditor bij de entiteit Interne Audit in dienst worden genomen.
  (§ 4. Bij schaarste op de arbeidsmarkt kan worden afgeweken van de aanwervingsvoorwaarden inzake diploma of studiegetuigschrift.) <BVR 2003-01-31/42, Art. 33, 006; En vigueur : 31-01-2003>

Titel 3. Arbeidsvoorwaarden

Hoofdstuk 1. Algemene regelingen

Sectie 1. Proeftijd

Artikel 14.8 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het contractuele personeelslid wordt in dienst genomen met een proeftijd, tenzij de beroepsgeschiktheid kan worden afgeleid uit voorgaande prestaties bij het ministerie.
  § 2. De Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), stelt de duur van de proeftijd vast. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Sectie 2. Beoordeling

Artikel 14.9 (Zie NOTA'S onder opschrift) Na de proeftijd wordt het contractuele personeelslid met een langere tewerkstellingsduur dan 1 jaar, jaarlijks beoordeeld, volgens dezelfde regeling als deze welke geldt voor de functioneringsevaluatie van de ambtenaar.
  Een ongunstige beoordeling kan leiden tot ontslag.

Sectie 3. Werktijdregeling en arbeidsduur

Artikel 14.10 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het contractuele personeelslid wordt tewerkgesteld met dezelfde werktijdregeling als de ambtenaar.

Artikel 14.11 (Zie NOTA'S onder opschrift) De arbeidsduur is voltijds of deeltijds.
  Een voltijdse arbeidsduur omvat voor het contractuele personeelslid hetzelfde aantal arbeidsuren als voor de ambtenaar.
  Een deeltijdse arbeidsduur omvat minstens 50 % van een volledige arbeidsduur.

Sectie 4. Medische controle

Artikel 14.12 (Zie NOTA'S onder opschrift) De regeling inzake medische controle die geldt voor de ambtenaar, geldt ook voor het contractuele personeelslid.

Sectie 5. Bevoegdheid, rechten en plichten

  Onderafdeling 1. - Bevoegdheid.

Artikel 14.13 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De volgende contractuele personeelsleden hebben hiërarchische bevoegdheid :
  a) het contractuele personeelslid dat leiding geeft over een entiteit vermeld in bijlage 1 bij dit besluit;
  b) de contractuele personeelsleden met een salarisschaal van rang A2 of hoger.
  § 2. Het contractuele personeelslid dat de leiding heeft over een entiteit vermeld in bijlage 1 bij dit besluit, en dat tijdelijk afwezig of verhinderd is, kan een personeelslid van niveau A aanwijzen om hem te vervangen.

  Onderafdeling 2. - Rechten en plichten.

Artikel 14.14 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het contractuele personeelslid heeft dezelfde deontologische rechten en plichten als de ambtenaar.
  § 2. Voor het contractuele personeelslid geldt dezelfde regeling inzake intellectuele eigendomsrechten als voor de ambtenaar.

Sectie 6. OnverenigbaarhedenCumulatie van beroepsactiviteiten

Artikel 14.15 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor het contractuele personeelslid gelden dezelfde onverenigbaarheden en dezelfde cumulatieregeling als voor de ambtenaar.

Artikel 14.16 (Zie NOTA'S onder opschrift) De uitoefening van de contractuele betrekking van voorlichtingsambtenaar en van opdrachthoud(st)er voor emancipatiezaken is onverenigbaar met de uitoefening van een politiek mandaat.

Sectie 7. Invulling van contractuele betrekkingen 39, 010; En vigueur : 19-11-2004>

Artikel 14.17 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-11-19/53, Art. 39, 010; En vigueur : 19-11-2004> § 1. Contractuele betrekkingen met een salarisschaal of beginsalarisschaal die overeenstemt met rang A2 of lager, worden bij voorrang ingevuld door herplaatsing van contractuelen.
  (Als die herplaatsing niet mogelijk is, of als het gaat om een contractuele betrekking met een salarisschaal of beginsalarisschaal hoger dan rang A2, wordt de contractuele betrekking ingevuld op een van de volgende wijzen :
  1° via de interne arbeidsmarkt;
  2° via de interne arbeidsmarkt in combinatie met een oproep tot kandidaatstelling, gericht aan :
  a) de laureaten van bevorderingsexamens en vergelijkende bekwaamheidsproeven voor statutaire functies van hetzelfde niveau als de vacante contractuele betrekking;
  b) de ambtenaren in herplaatsing van dat niveau;
  3° via aanwerving vanuit de externe arbeidsmarkt in combinatie met de interne arbeidsmarkt en een oproep tot kandidaatstelling, gericht aan de personen, vermeld in punt 2°, a) en b).
  Bij combinatie van procedures worden de kandidaten onderworpen aan dezelfde functiespecifieke selectie.
  Voor de volgende contractuele indienstnemingen is de combinatie van procedures niet van toepassing :
  1° vervangingsopdrachten;
  2° hernieuwing of verlenging van bestaande arbeidsovereenkomsten zonder wijziging van betrekking;
  3° vervanging van een bestaande arbeidsovereenkomst door een andere;
  4° personeel met buitenlandfuncties;
  5° startbanen;
  6° indienstnemingen in functies waarvoor de statutaire aanwervingen niet verlopen via een algemeen wervingsexamen.) <BVR 2006-01-27/41, Art. 24, 012; En vigueur : 01-12-2005>
  § 2. Voor herplaatsing komen alleen de contractuele personeelsleden met werkzekerheid in aanmerking. Voor die personeelsleden geldt dezelfde herplaatsingsregeling als voor de ambtenaren.
  (Als contractuelen met werkzekerheid worden beschouwd, de contractuelen aan wie op grond van een wettelijke of decretale bepaling of een bepaling in een besluit van de Vlaamse Regering, werkzekerheid werd gegarandeerd.) <BVR 2006-01-27/41, Art. 24, 012; En vigueur : 01-12-2005>
  Als een openstaande contractuele betrekking wordt ingevuld door herplaatsing, gebeurt de effectieve indienstneming pas na voorafgaand akkoord van het contractuele personeelslid.
  § 3. Wat de interne arbeidsmarkt betreft, geldt voor contractuele personeelsleden dezelfde regeling als voor ambtenaren.
  De interne arbeidsmarkt is evenwel niet toegankelijk voor contractuele personeelsleden die vervangingsopdrachten verrichten, en die gedurende minder dan twee jaar ononderbroken in dienst zijn.
  § 4. (...) <BVR 2006-01-27/41, Art. 24, 012; En vigueur : 01-12-2005>

Hoofdstuk 2. Verloven

Artikel 14.18 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Behalve verloven toegestaan op grond van externe reglementeringen kan het contractuele personeelslid alleen de volgende verloven genieten :
  1° jaarlijkse vakantie- en feestdagen;
  2° compensatieverlof;
  3° (omstandigheidsverlof zoals bedoeld in artikel XI 68, 1° en 3° tot en met 7°); <BVR 2004-11-19/53, Art. 40, 010; En vigueur : 01-06-2004>
  4° opvangverlof;
  5° ouderschapsverlof;
  6° gecontingenteerd verlof ten belope van maximaal 20 onbezoldigde werkdagen per jaar;
  7° gecontingenteerd verlof om een proeftijd of een stage in een andere betrekking bij dezelfde of een andere werkgever te vervullen;
  8° gecontingenteerd verlof van 1 maand om verkiezingen voor te bereiden;
  9° voorbehoedend verlof;
  10° verlof wegens een arbeidsongeval, een ongeval op de weg naar of van het werk of een beroepsziekte;
  11° politiek verlof;
  12° verlof voor een opdracht bij een kabinet of een erkende politieke groep;
  13° verlof na uitoefening van een opdracht bij een kabinet;
  14° vormingsverlof.
  § 2. Wat de verloven vermeld in § 1, 1° tot en met 14° betreft, geldt voor het contractuele personeelslid dezelfde regeling als voor de ambtenaar.
  § 3. Bij deeltijdse prestaties wordt het jaarlijks vakantieverlof van het contractuele personeelslid in evenredige mate verminderd.
  § 4. Het jaarlijks vakantieverlof van het contractuele personeelslid ondergaat geen evenredige vermindering in geval van :
  1° afwezigheid wegens ziekte of ongeval;
  2° bevallingsverlof;
  3° afwezigheid wegens militaire dienst die geen volle kalendermaand beslaat.
  (4° vaderschapsverlof.) <BVR 2004-02-20/50, Art. 45, 009; En vigueur : 01-05-2003>
  § 5. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen overeenkomstig de arbeidsrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn voor het ministerie.
  Het contractuele personeelslid heeft recht op ouderschapsverlof en op verlof voor bijstand/verzorging aan/van een zwaar ziek gezins- of familielid onder de vorm van loopbaanonderbreking volgens de regeling die geldt voor de ambtenaar. Om dit recht onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking te kunnen uitoefenen, moet het contractuele personeelslid evenwel minstens met drievierden prestaties zijn tewerkgesteld.
  § 6. Inzake politiek verlof wordt het deeltijdse contractuele personeelslid gelijkgesteld met een ambtenaar met verlof voor deeltijdse prestaties.
  § 7. Het contractuele personeelslid in proeftijd krijgt geen gecontingenteerd verlof.
  § 8. De uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt geschorst :
  1° indien het contractuele personeelslid bij de diensten van de Vlaamse regering of bij een Vlaamse openbare instelling tijdelijk met een hooggekwalificeerde betrekking wordt belast : voor de duur dat deze betrekking wordt uitgeoefend;
  2° indien het contractuele personeelslid geslaagd is voor een vergelijkend wervingsexamen : voor de duur van de stage in de nieuwe betrekking, en met behoud van het eenmalig recht op gecontingenteerd verlof voor proeftijd of stage.
  (3° in geval van tijdelijke contractuele tewerkstelling bij een werkgever waartoe reglementair de mogelijkheid bestaat.) <BVR 2003-01-31/42, Art. 34, 004; En vigueur : 01-11-2001>
  (4° indien het contractuele personeelslid met een leidinggevende functie bij een overheidswerkgever wordt belast : voor de duur dat deze leidinggevende functie wordt uitgeoefend.) <BVR 2004-02-20/50, Art. 45, 008; En vigueur : 01-07-2002>
  (§ 9. Het mannelijk contractuele personeelslid heeft voor een kind dat van hem afstamt recht op 10 dagen vaderschapsverlof, te nemen binnen de 30 kalenderdagen, vanaf de dag van de bevalling, en met behoud van salaris gedurende de eerste 3 dagen.) <BVR 2004-02-20/50, Art. 45, 009; En vigueur : 01-05-2003>
  (Tweede lid opgeheven)
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 40, 010; En vigueur : 01-06-2004>

Hoofdstuk 3. (Bevoegdheidsregeling bij het specifiek beleid inzake personeel) 46, 011; En vigueur : 22-07-2004>

Artikel 14.19 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De secretaris-generaal van het departement waarbij het contractuele personeelslid werkt, is bevoegd voor :
  1° de aanwijzing van de afdeling, en de standplaats van het contractuele personeelslid;
  2° de ondertekening van de arbeidsovereenkomst en de wijzigende addenda;
  3° het ontslag van het contractuele personeelslid, tenzij hierna anders bepaald.
  § 2. De lijnmanager kent het verlof toe aan het contractuele personeelslid.

Hoofdstuk 4. Bijzondere regelingen

Sectie 1. Beoordeling van contractuele personeelsleden met welbepaalde bijkomende of specifieke opdrachten of met welbepaalde hooggekwalificeerde betrekkingen

Artikel 14.20 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De hierna vermelde contractuele personeelsleden worden beoordeeld door de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) :
  a) voorlichtingsambtenaar;
  b) opdrachthoud(st)er voor emancipatiezaken;
  c) Vlaamse bouwmeester.
  d) het contractuele personeelslid met een hooggekwalificeerde betrekking zoals bedoeld in artikel XIV 2, 4°, en een bezoldiging die minstens gelijk is aan A 311;
  (e) coördinator integriteitszorg.) <BVR 2006-01-27/41, Art. 25, 012; En vigueur : 01-05-2005>
  § 2. De hierna vermelde contractuele personeelsleden worden door de Vlaamse regering beoordeeld op basis van een gezamenlijk verslag van de secretaris-generaal onder wiens gezag de beoordeelde staat, en een externe evaluatie-instantie die de Vlaamse regering daartoe heeft aangesteld. Ter voorbereiding van dit verslag bevraagt deze externe evaluatie-instantie de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) onder wie het betrokken contractuele personeelslid ressorteert.
  a) ICT-manager;
  b) gewestelijke havencommissaris.
  § 3. Het hoofd van de entiteit Interne Audit, bedoeld in het artikel XIV 5, § 1, 28°, wordt beoordeeld door de Vlaamse regering op basis van een beoordelingsvoorstel van het auditcomité.
  De manager-auditors, bedoeld in artikel XIV 5, § 1, 28°, worden beoordeeld door het hoofd van de entiteit Interne Audit en door de voorzitter van het college van secretarissen-generaal als lid van het auditcomité.
  § 4. Bij de beoordeling van de hiernavermelde contractuele personeelsleden wordt rekening gehouden met de beschikbare informatie van onder hun gezag staande personeelsleden.
  - contractueel personeelslid dat leiding geeft over een entiteit vermeld in bijlage 1 bij dit besluit;
  - manager-auditor;
  - directeur van het secretariaat van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen.

Sectie 2. Ontslag van contractuele personeelsleden met welbepaalde bijkomende of specifieke opdrachten of met welbepaalde hooggekwalificeerde betrekkingen

Artikel 14.21 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ontslagbevoegdheid berust, wat de hiernavermelde contractuele personeelsleden betreft, bij de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) :
  a) voorlichtingsambtenaar;
  b) opdrachthoud(st)er voor emancipatiezaken;
  c) Vlaamse bouwmeester.
  d) het contractuele personeelslid met een hooggekwalificeerde betrekking als bedoeld in artikel XIV 2, 4°, en een bezoldiging minstens gelijk aan A 311;
  (e) coördinator integriteitszorg.) <BVR 2006-01-27/41, Art. 26, 012; En vigueur : 01-05-2005>
  § 2. De arbeidsovereenkomst van de hiernavermelde contractuele personeelsleden wordt beëindigd door de Vlaamse regering, op gezamenlijk voorstel van de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s) en de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling) : <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  a) ICT-manager;
  b) gewestelijke havencommissaris.
  § 3. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst met het hoofd van de entiteit Interne Audit, bedoeld in artikel XIV 5, § 1, 28°, gebeurt door de Vlaamse regering op gemotiveerd voorstel van het auditcomité.
  § 4. De beëindiging van de arbeidsovereenkomsten met de manager-auditors bedoeld in artikel XIV 5, § 1, 28°, gebeurt door het hoofd van de entiteit Interne Audit.

Hoofdstuk 5. Geldelijke regeling

Sectie 1. Salarisschaal

Artikel 14.22 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het contractuele personeelslid geniet de beginsalarisschaal van de ambtenaar met dezelfde, of een gelijkwaardige betrekking, tenzij hierna anders bepaald.

Artikel 14.23 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het contractuele personeelslid dat een van de hiernavermelde betrekkingen uitoefent, geniet de volgende salarisscha(a)l(en) :

  - hoofd van de entiteit Interne Audit, vermeld in
     artikel XIV 5, # 1, 28°                                           A 315
  - gewestelijke havencommissaris, vermeld in artikel XIV 5,
     # 1, 29°                                                          A 311
  - directeur, vermeld in artikel XIV 5, # 1, 2°                       A 214
  - manager-auditor vermeld in artikel XIV 5, # 1, 28°                 A 285
  na 3 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties            A 286
  - directeur, vermeld in artikel XIV 5, # 1, 13°                      A 282
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 214
  na 3 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   de tweede salarisschaal                                             A 311
  - adviseur, vermeld in artikel XIV 5, # 1, 2°, 4° of 5°              A 211
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 252
  - adviseur-filoloog                                                  A 211
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 212
  - adviseur, vermeld in artikel XIV 5, # 1, 13°                       A 221
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 282
  na 3 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   de tweede salarisschaal                                             A 231
  - ingenieur, vermeld in artikel XIV 5, # 1, 6°                       A 121
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 122
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   de tweede salarisschaal                                             A 123
  - adjunct van de directeur, vermeld in artikel XIV 5, # 1, 2°,
     3°,4° of 30°                                                      A 111
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 112
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   de tweede salarisschaal                                             A 113
  - adjunct van de adviseur-filoloog                                   A 111
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 112
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   de tweede salarisschaal                                             A 113
  - adjunct van de directeur, vermeld in artikel XIV 5, # 1, 13°       A 121
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 122
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   de tweede salarisschaal                                             A 123
  - deskundige (algemene kwalificatie of hofmeester), vermeld in
     artikel XIV 5, # 1, 13°                                           B 111
  na 9 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     B 112
  na 9 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   de tweede salarisschaal                                             B 211
  - arts bij de administratie Gezondheidszorg belast met taken
     die van de VRGT werden overgenomen                                A 121
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 122
  na 12 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties
   in de tweede salarisschaal                                          A 123
  - adjunct van de directeur (statisticus-psycholoog) bij de
     administratie Gezondheidszorg belast met taken die van de
     VRGT werden overgenomen                                           A 111
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 112
  na 12 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   de tweede salarisschaal                                             A 113
  - deskundige (gezondheidswerker of verpleegkundige) bij de
     administratie Gezondheidszorg                                     B 111
  na 8 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     B 112
  na 10 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   de tweede salarisschaal                                             B 211
  - IT-adviseur                                                        A 286
  - directeur FIOC                                                     A 214
  - [directeur Investeren in Vlaanderen                                A 285]
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 41, 010; En vigueur : 01-11-2003>
  - verbindingsagent                                                   A 214
  - opdrachthoud(st)er voor emancipatiezaken                           A 214
  - procesbewaker inning gewest- en gemeenschapsbelastingen            A 214
  - hoofdredacteur bij het departement Onderwijs                       A 214
  - redacteur bij het departement Onderwijs                            A 211
  - directeur-cultuurconsulent te Voeren                               A 251
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 252
  - gemeenschapsattache                                                A 211
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 212
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   de tweede salarisschaal                                             A 213
  - adviseur Investeren in Vlaanderen                                  A 211
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 212
  - investeringsprospector Investeren in Vlaanderen met een
     andere standplaats dan Tokio                                      A 211
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 212
  - technologisch attache Investeren in Vlaanderen                     A 211
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     A 212
  [- landbouwattache                                                   A 121
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in deze
   betrekking                                                          A 122
  na 12 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in de
   tweede salarisschaal                                                A 123]
  <BVR 2006-01-27/41, Art. 27, 012; En vigueur : 01-10-2002>
  - commercieel adviseur regionale luchthavens                         A 211
  - coordinator Sociaal Impulsfonds (SIF)                              A 163
  - cultuurprogrammator bij het Vlaams Cultureel Centrum
     " De Brakke Grond " in Amsterdam                                  A 112
  - coordinator (migranten) en coordinator (interface) bij het
     departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur                   A 112
  - technisch beheerder bij het Vlaams Cultureel Centrum
     " De Brakke Grond " in Amsterdam                                  C 221
  - bewaker-technicus van Hotel Errera                                 C 121
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   deze betrekking                                                     C 122
  na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in
   de tweede salarisschaal                                             C 123
  - groenarbeider                                                      D 121
  - werf- en sectorverantwoordelijke schoonmaak                        D 211
  [- cateringpersoneel (kok)                                           D 132
  - cateringpersoneel (keukenhulp)                                     D 111
  - schoonmaakpersoneel (uitvoerende functie)                          D 111]
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 41, 010; En vigueur : 01-11-2003>
  - onthaalpersoneel                                                   D 111
  - bewakingspersoneel                                                 D 111



Artikel 14.24 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De regelingen vermeld in deel XIII zijn van toepassing op het contractuele personeelslid met uitzondering van artikelen XIII 3, XIII 4, XIII 5, XIII 7, XIII 11 § 2 tot en met § 7 en XIII 93.
  § 2. In artikel XIV 23 worden met " gelijkgestelde prestaties " de prestaties en afwezigheden bedoeld die in aanmerking worden genomen voor de geldelijke anciënniteit.
  § 3. Het contractuele personeelslid wordt uitbetaald op basis van een maandloon.
  § 4. Het contractuele personeel ressorteert onder dezelfde regeling inzake gedeeltelijk maandloon als de ambtenaar. Voor het contractuele schoonmaak- en cateringpersoneel met wisselende prestaties wordt het maandsalaris berekend aan de hand van volgende breuk :
  aantal uren werkelijke prestaties op een jaar/1976.
  § 5. Het contractuele personeelslid dat als arbeider werd in dienst genomen, en arbeidsongeschikt is wegens ziekte of ongeval van gemeen recht, heeft na het verstrijken van de periode waarin het loon volledig is gewaarborgd, recht op aanvullend loon volgens de regeling die geldt in de privé-sector.
  Voor het contractuele personeelslid dat als bediende werd in dienst genomen en zijn proeftijd vervult, en voor het contractuele personeelslid dat als bediende wordt tewerkgesteld op basis van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van minder dan 3 maanden, geldt inzake aanvullend loon dezelfde regeling als voor een contractueel personeelslid met de hoedanigheid van arbeider.
  § 6. Onverminderd het artikel XIV 25 wordt de vakantiewerker bezoldigd a rato van 80 % van de salarisschaal D 111 of van de salarisschaal C 111 (hoofdmonitor kinderopvang).

Sectie 2. Gewaarborgde minimumbezoldiging

Artikel 14.25 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De jaarlijkse bezoldiging van het contractuele personeelslid dat 21 jaar oud is, bedraagt voor volledige prestaties, nooit minder dan (12.478,10 euro) (100 %). <BVR 2003-01-31/42, Art. 35, 004; En vigueur : 01-01-2002>
  § 2. Voor het bepalen van de leeftijd van het contractuele personeelslid wordt de verjaardag die niet op de eerste van de maand valt, steeds verschoven naar de eerste van de volgende maand.

Sectie 3. Toelagen, vergoedingen en sociale voordelen

Artikel 14.26 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het contractuele personeelslid heeft onder dezelfde voorwaarden en volgens dezelfde regeling recht op de toelagen, vergoedingen en sociale voordelen die aan de ambtenaar worden uitbetaald, met uitzondering van de vergoeding wegens begrafeniskosten.
  § 2. (De gemeenschapsattaché, de landbouwattaché, de investeringsprospector) - met een andere standplaats dan Tokio - en de technologische attaché genieten de volgende vergoedingen en toelagen : <BVR 2006-01-27/41, Art. 28, 012; En vigueur : 01-10-2002>
  1° een postvergoeding;
  2° een vergoeding voor zakenreizen;
  3° een reiskostentoelage;
  4° een verhuiskostentoelage;
  5° een toelage voor de huur van een woning;
  6° een studietoelage voor studerende kinderen;
  7° een toelage voor medische verzekering;
  8° een toelage voor een personenwagen.
  (Tweede lid opgeheven) <BVR 2004-11-19/53, Art. 42, 1°, 010; En vigueur : 01-11-2003>
  Het bedrag en de toekenningsvoorwaarden van deze vergoedingen en toelagen wordt bij de indienstneming vastgesteld door de Vlaamse minister (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling) in overleg met de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s). <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 3. (Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage van het contractuele personeelslid wordt niet verminderd bij bevallings-, ziekte- of vaderschapsverlof.) <BVR 2004-02-20/50, Art. 46, 009; En vigueur : 01-05-2003>
  § 4. (opgeheven) <BVR 2003-01-31/42, Art. 36, 004; En vigueur : 01-11-2001>
  § 5. Het contractuele personeelslid kan volgens die regeling die geldt voor de ambtenaar, een functioneringstoelage krijgen, indien uit de beoordeling blijkt dat het uitstekend heeft gepresteerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd.
  De functioneringstoelage wordt toegekend :
  a) aan de voorlichtingsambtenaar, de opdrachthoud(st)er voor emancipatiezaken, (de Vlaamse bouwmeester, het contractuele personeelslid met een hooggekwalificeerde betrekking en een bezoldiging die minstens gelijk is aan A311, en de coördinator integriteitszorg) : door de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s); <BVR 2006-01-27/41, Art. 29, 012; En vigueur : 01-05-2005>
  b) aan de ICT-manager, de gewestelijke havencommissaris en het hoofd van de entiteit Interne Audit : door de Vlaamse regering;
  c) aan de manager-auditors : door het hoofd van de entiteit Interne Audit.
  (§ 6. Indien de totaliteit van de moederschapsuitkeringen, uitbetaald tijdens het bevallingsverlof, minder bedraagt dan het nettosalaris dat overeenstemt met dezelfde periode, verkrijgt het contractuele personeelslid een aanvulling, die gelijk is aan het verschil. (Deze aanvulling wordt uitbetaald voor maximaal vijftien weken, in geval van geboorte van één kind, en voor maximaal negentien weken, in geval van geboorte van een meerling.) (Bij verlenging van de postnatale rustperiode overeenkomstig artikel 39, vijfde lid van de Arbeidswet van 16 maart 1971, wordt het supplement voor de duur van de verlenging, en maximaal gedurende 24 weken, doorbetaald.)) <BVR 2003-01-31/42, Art. 36, 003; En vigueur : 01-01-2001> <BVR 2004-11-19/53, Art. 42, 2°, 010; En vigueur : 01-07-2004> <BVR 2006-01-27/41, Art. 30, 012; En vigueur : 01-07-2004>

Sectie 4. Specifieke bezoldigingsregeling voor welbepaalde contractuele betrekkingen

Artikel 14.27 (Zie NOTA'S onder opschrift) De bezoldiging van de hiernavermelde contractuele personeelsleden, wordt door de Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), in overleg met de functioneel bevoegde Vlaamse minister(s), vastgesteld bij de aanwerving : <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  a) adviseur, vermeld in artikel XIV 5, § 1, 1°;
  b) voorlichtingsambtenaar;
  c) investeringsprospector te Tokio;
  d) Vlaamse bouwmeester;
  e) ICT-manager;
  f) contractueel personeelslid dat in het kader van de tijdelijke en uitzonderlijke personeelsbehoeften, bedoeld in artikel XIV 2, 1°, een betrekking uitoefent die niet vergelijkbaar is met andere statutaire en contractuele functies, en waarvan de bezoldiging niet in dit besluit is vastgelegd;
  g) contractueel personeelslid dat een hooggekwalificeerde betrekking als bedoeld in artikel XIV 2, 4°, uitoefent.

Hoofdstuk 6. Arbeidsen geldelijke voorwaarden van het ondersteunend personeel vermeld in artikel XIV 5, § 1, 18°

Artikel 14.28 (Zie NOTA'S onder opschrift) De secretaris-generaal stelt, bij de indienstneming de arbeids- en geldelijke voorwaarden vast van het ondersteunend personeel, vermeld in artikel XIV 5, § 1, 18°.

Titel 4. Overgangsbepalingen

Artikel 14.29 (Zie NOTA'S onder opschrift) De voorwaarde dat de kandidaat voor een contractuele betrekking geen hoger diploma of getuigschrift mag bezitten dan vereist voor het niveau van de vacante betrekking, geldt niet :
  - wanneer de aanwervingsprocedure voor de vacante betrekking werd aangevangen vóór 1 november 1997;
  - bij vervanging van personeelsleden met een uitdovende graad die in de A-kolom van de personeelsformatie wordt vervangen door een hogere graad;
  - voor de aanwerving als technisch assistent (functie binnenvaartbegeleider) op basis van de vergelijkende aanwervingsproef, georganiseerd in 1999.

Artikel 14.30 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het contractuele personeelslid dat op 15 mei 1995 in dienst werd genomen in de betrekking van commercieel adviseur regionale luchthavens wordt bezoldigd in de salarisschaal B111.

Artikel 14.31 (Zie NOTA'S onder opschrift) De groenbedienden van de afdelingen Bos en Groen en Natuur die vanaf 1 juli 1999 onder de bepalingen van dit statuut worden ondergebracht, behouden minstens het normale brutomaandsalaris van juni 1999 overeenkomstig de CAO van het Aanvullend Paritair Comité voor bedienden die dan op hen van toepassing was.

Artikel 14.32 (Zie NOTA'S onder opschrift) De aan de Vlaamse regering overgedragen personeelsleden behouden hun geldelijke anciënniteit.
  Zij behouden ook de toelagen, vergoedingen en premies en andere voordelen waarop zij in het ministerie of de instelling van herkomst aanspraak konden maken overeenkomstig de reglementering die op hen van toepassing was. Zij behouden de voordelen verbonden aan een functie slechts in zoverre de voorwaarden voor toekenning ervan blijven bestaan.

Artikel 14.33 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor het contractuele personeelslid dat op 1 januari 1999 bij het ministerie in dienst treedt, nadat het tot en met 31 december 1998 contractueel in dienst was bij de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever, worden de prestaties die het tot en met laatstvermelde datum zonder onderbreking bij de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever heeft verricht, mee in aanmerking genomen voor de vaststelling van de anciënniteit in het kader van het ontslagrecht.

Artikel 14.34 (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor het contractuele personeelslid dat op 1 oktober 1997 een betrekking uitoefent, als vermeld in artikel XIV 5, § 1, 13°, worden de periodes van tewerkstelling bij een kabinet of een erkende politieke groep, die zich voordoen tijdens de tewerkstelling bij het secretariaat van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gelijkgesteld met effectieve prestaties, wat de toepassing van het artikel XIV 23 betreft.

Artikel 14.35 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het contractuele personeelslid dat op 30 juni 2002 werd bezoldigd volgens één van de hierna vermelde regelingen, wordt, met ingang van de eerste januari volgend op de eerste gunstige beoordeling, tewerkgesteld in een contractuele betrekking met een salarisschaal van niveau D, overeenkomstig de tabel die als bijlage 10 bij dit besluit is gevoegd.

  - groenarbeider                                                      D 121
  - werf- en sectorverantwoordelijke schoonmaak                        D 211
  - schoonmaak- en cateringpersoneel (uitvoerende functie)             D 111
  - onthaalpersoneel                                                   D 111
  - bewakingspersoneel                                                 D 111


  Voor de toepassing van het eerste lid geldt eveneens als eerste gunstige beoordeling de gunstige beoordeling toegekend na 1 januari 2002, maar vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
  De secretaris-generaal bepaalt of het contractuele personeelslid met de graad van technisch beambte, bij overgang naar een betrekking met een salarisschaal van niveau D, wordt tewerkgesteld als technisch assistent of als speciaal assistent.
  Het contractuele personeelslid dat op of na 1 januari 2002 werd of wordt upgegrade naar een contractuele betrekking met een salarisschaal van niveau D, heeft steeds een bezoldiging die ten minste 620 euro hoger is dan het salaris in de salarisschaal die het onmiddellijk voorafgaand aan deze inschaling genoot.
  Onder " bezoldiging " wordt in het eerste lid begrepen : het salaris in de betrekking met een salarisschaal van niveau D en de upgradingspremie samen.
  De upgradingspremie bedraagt maximaal 620 euro (100 %).

Artikel 14.36 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2003-01-31/42, Art. 37; En vigueur : 01-01-1999> Voor het contractuele personeelslid dat m.i.v. 1 januari 1999 in dienst werd genomen als deskundige (gezondheidsmedewerker of verpleegkundige) bij het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, administratie Gezondheidszorg, onmiddellijk aansluitend op prestaties bij de Vlaamse Vereniging voor Respiratoire Gezondheidszorg (VRGT), wordt de geldelijke anciënniteit bij deze vereniging, berekend overeenkomstig de regels die gelden bij het ministerie, in aanmerking genomen voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de geldelijke loopbaan, overeenkomstig art. XIV 23.

Artikel 14.37 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2004-02-20/50, Art. 47; En vigueur : 01-10-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Middenstand en Landbouw, 01-11-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit de Federale Overheidsdienst Justitie> § 1. Het contractuele personeelslid dat bij het ministerie in dienst genomen wordt ingevolge de uitvoering van het Lambermontakkoord, wordt tewerkgesteld in de betrekking en de salarisschaal, die overeenkomstig bijlage 12 aan dit besluit, overeenstemmen met zijn betrekking en salarisschaal bij de federale overheid.
  § 2. Het contractuele personeelslid dat bij het ministerie in dienst genomen wordt ingevolge de uitvoering van het Lambermontakkoord in de graad van assistent en 0 jaar geldelijke anciënniteit telt in de federale weddeschaal DA1, behoudt het federaal bedrag in die schaal totdat het 2 jaar geldelijke anciënniteit telt. Vanaf die datum wordt het bezoldigd in schaal D 111.
  § 3. Het contractuele personeelslid dat met ingang van 1 oktober 2002 werd overgeheveld vanuit het ministerie van Middenstand en Landbouw, na voorgaande prestaties bij het Instituut tot aanmoediging van het wetenschappelijk onderzoek in nijverheid en landbouw (I.W.O.N.L.), behoudt de loonwaarborg bij ziekte of ongeval die contractueel van toepassing was op 30 september 2002.

Artikel 14.38 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-11-19/53, Art. 43; En vigueur : 19-11-2004> In afwijking van artikel XIV 26, § 6, wordt bij geboorte op of na 1 juli 2004, de betaling van de aanvulling op de moederschapsuitkeringen gegarandeerd tot maximaal zestien weken bij de geboorte van één kind, en tot maximaal twintig weken bij de geboorte van een meerling, als het personeelslid zeven respectievelijk negen weken prenataal verlof heeft genomen op basis van de reglementaire bepalingen die bij het begin van het prenataal verlof golden.

Artikel 14.39 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 31; En vigueur : 01-12-2005> In geval van organisatie van een bijzonder vergelijkend overgangsexamen overeenkomstig het artikel VIII 104, § 5, kunnen de contractuele personeelsleden die als groep de functie uitoefenen die naar het andere niveau is overgebracht, in afwijking van artikel XIV 17, contractueel in dienst worden genomen in de betrekking die in het ander niveau overeenstemt met deze functie, op voorwaarde dat ze een diploma bezitten dat overeenstemt met dit niveau en slagen voor een proef waarvan de inhoud gelijk is aan die van het bijzonder vergelijkend overgangsexamen voor de ambtenaren, en waaraan ze tweemaal mogen deelnemen. De vereiste van het diplomabezit geldt niet in geval van schaarste op de arbeidsmarkt.

Artikel 14.40 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 32; En vigueur : 01-12-2005> Aan de ondersteunende personeelsleden die op 30 september 2002 bij arbeidsovereenkomst verbonden waren met de overgehevelde ambtenaren die bij de federale overheid de functie van landbouwattaché uitoefenden, wordt een arbeidsovereenkomst aangeboden met de Vlaamse Gemeenschap.

Artikel 14.41 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2006-01-27/41, Art. 33; En vigueur : 01-12-2005> De lopende procedures die aangevat waren voor de datum van goedkeuring van het besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 15 juli 2002, wat betreft de klokkenluiders, de landbouwattachés, het bevallingsverlof, de pensioenleeftijd, de coördinator integriteitszorg en andere bepalingen, en waarbij hetzij gebruik werd gemaakt van de interne arbeidsmarkt in combinatie met de uitnodiging van andere personen, hetzij tezelfdertijd een beroep werd gedaan op de procedures van de aanwerving en de interne arbeidsmarkt in combinatie met de uitnodiging van andere personen, worden voortgezet overeenkomstig de reglementering van kracht bij de aanvang van deze procedures.

Paart 15. ALGEMENE OPHEFFINGS, OVERGANGSEN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15.1 (Zie NOTA'S onder opschrift) Het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 1993 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, zoals tot op heden gewijzigd, wordt opgeheven.

Artikel 15.2 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Zolang een entiteit niet over een personeelsplan, zoals omschreven in art. I 5 beschikt, gebeuren de aanwervingen binnen de personeelsformatie of binnen een personeelsplan huidige situatie', dat per entiteit opgesteldwordt en gelijk is aan de bezetting en de vacatures op 1 december 2001. De Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), kan echter, bij geargumenteerde beslissing, afwijken. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  § 2. Dit artikel houdt op uitwerking te hebben op (op datum van de inwerkingtreding van de herstructurering in het kader van Beter Bestuurlijk Beleid). <BVR 2006-01-27/41, Art. 34, 012; En vigueur : 01-01-2005>

Artikel 15.3 (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De ambtenaren en stagiairs behouden de graad en de functionele loopbaan waarin zij vóór de inwerkingtreding van dit besluit waren tewerkgesteld, alsmede de salarisschaal, het salaris en de toelagen en vergoedingen, waarop zij vóór deze inwerkingtreding recht hadden.
  De ambtenaren behouden in de periode tussen de inwerkingtreding van dit besluit en de eerste functioneringsevaluatie na deze inwerkingtreding, de functioneringsevaluatie die hen het laatst vóór deze inwerkingtreding werd toegekend.
  § 2. De ambtenaren die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, in een mandaatgraad waren aangewezen of in een welbepaalde functie waren aangesteld, behouden onder dezelfde voorwaarden, en binnen dezelfde grenzen dit mandaat of deze aanstelling.
  § 3. De procedures inzake werving en bevordering die aangevat waren vóór de datum van dit besluit worden verdergezet. De geslaagden voor vergelijkende aanwervingsexamens, voor vergelijkende loopbaanexamens of vergelijkende bekwaamheidsproeven behouden hun rechten. De bestaande wervings- en bevorderingsreserves blijven onder dezelfde voorwaarden en begrenzingen als vóór de inwerkingtreding van dit besluit, gehandhaafd.
  § 4. De procedures voor de aanwijzing in een mandaat of voor aanstelling in een welbepaalde functie die aangevat waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit, worden verdergezet.
  De lijsten van voor het betrokken mandaat of voor de betrokken aanstelling geschikt bevonden kandidaten, die bestonden vóór de inwerkingtreding van dit besluit, behouden hun geldingskracht.
  § 5. De tuchtprocedures en de procedures inzake schorsing in het belang van de dienst die aangevat waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit, worden verdergezet.
  § 6. De verloven die toegekend waren voor de inwerkingtreding van dit besluit, blijven behouden.
  § 7. De stages die begonnen zijn vóór de inwerkingtreding van dit besluit worden voortgezet overeenkomstig dezelfde voorwaarden als van toepassing vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
  De duur van de benoeming onder voorbehoud bedraagt voor de ambtenaar die voor de inwerkingtreding van dit besluit onder voorbehoud werd benoemd, maximum 5 jaar.
  § 8. Wat betreft de hiernavermelde aangelegenheden, blijft de stand op 30 juni 2002 behouden :
  1° geldelijke anciënniteit;
  2° schaalanciënniteit;
  3° graadanciënniteit;
  4° niveauanciënniteit;
  5° dienstanciënniteit;
  6° verlof voor deeltijdse prestaties;
  7° loopbaanonderbreking;
  8° gecontingenteerd verlof;
  9° omstandigheidsverlof;
  10° ziektekrediet.
  § 9. De bepalingen van § 1 tot en met § 8 van dit artikel, gelden, voor zover toepasselijk, eveneens voor het contractuele personeelslid.
  Het contractuele personeelslid met een geldelijke loopbaan op 30 juni 2002, behoudt deze geldelijke loopbaan.

Artikel 15.4 (Zie NOTA'S onder opschrift) Dit besluit mag worden aangehaald als " Vlaams personeelsstatuut " en afgekort als " VPS ".

Artikel 15.5 (Zie NOTA'S onder opschrift) Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2002, behalve de hiernavermelde artikelen die uitwerking hebben met ingang van de hiernavermelde datum :
  - I 6, § 1 : 10 mei 2001;
  - VIII 43, § 1 en XI 49 : 1 september 2001;
  - XI 70 § 1, 1° : 1 januari 2002;
  - XI 72 tot en met XI 74; XI 75, 1°, eerste lid; XI 75, 2°, eerste lid; XI 75, 3° tot en met XI 75 10°; XI 75, tweede lid; XI 76 tot en met XI 80 : 1 januari 2001;
  - XIII 20, XIII 21, XIII 136, XIV 18 § 8 en XIV 26 § 3 en § 4 : 1 november 2001;
  - XIII 62 : 1 januari 1999;
  - XIII 65 : 1 juli 2000;
  - XIII 5, XIII 102, XIV 24 en XIV 25 § 1 : 1 januari 2002;
  - XIII 131 : 1 september 1999;
  - XIV 28 : 1 augustus 2001.

Artikel 15.6 (Zie NOTA'S onder opschrift) De Vlaamse minister, (bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling), is belast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 2004-11-19/53, Art. 45, 011; En vigueur : 22-07-2004>
  Brussel, 15 juli 2002.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  P. DEWAEL
  De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken,
  P. VAN GREMBERGEN

  BIJLAGEN.

Artikel N1 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 1. Organigram van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. - DEPARTEMENT COORDINATIE.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27-11-2002, p. 52880 tot 52886).
  <Gewijzigd bij : >
  <BVR 2004-02-20/50, Art. 48, En vigueur : 01-07-2002, 01-10-2002, 01-02-2003; zie B.S. 29-04-2004, p. 35432-35434>
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 47, En vigueur : 01-05-2004; zie B.S. 20-05-2005, p. 23735>
  <BVR 2006-01-27/41, Art. 35; En vigueur : 01-05-2005; zie B.S. 20-02-2006, p.8835>

Artikel N2 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 2. KOPPELING DIPLOMA - ADMINISTRATIEF NIVEAU. <BVR 2006-01-27/41, Art. 36, 012; En vigueur : 01-12-2005>
  1. De volgende diploma's en getuigschriften worden, naar gelang van het administratieve niveau, in aanmerking genomen voor aanwerving bij de diensten van de Vlaamse overheid :
  Niveau A :
  academisch gerichte masterdiploma's die uitgereikt zijn door :
  - de Belgische universiteiten, met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, of de bij de wet of bij decreet daarmee gelijkgestelde instellingen;
  - een door de Staat of door een van de gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs;
  - een door de Staat of door een van de gemeenschappen ingestelde examencommissie.
  Niveau A (overgangsmaatregel):
  a) diploma's van licentiaat, doctor, apotheker, burgerlijk ingenieur, landbouwkundig ingenieur, ingenieur voor de scheikunde en de landbouwindustrieën, handelsingenieur, burgerlijk ingenieur-architect, bio-ingenieur, arts, tandarts of dierenarts, uitgereikt door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, of door de bij de wet of bij decreet daarmee gelijkgestelde instellingen, indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat, zelfs als een gedeelte van die studies niet in een van de voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht of door een door de Staat of een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
  b) diploma's van licentiaat in de handelswetenschappen, van handelsingenieur, van licentiaat in de bestuurskunde, van licentiaat-vertaler, van licentiaat-tolk, van licentiaat in de nautische wetenschappen, van industrieel ingenieur, van architect of van licentiaat in de toegepaste communicatie, van licentiaat in de kinesitherapie en van licentiaat in de arbeidsorganisatie en gezondheid, uitgereikt door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs van twee cycli of door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
  c) diploma's van interieurarchitect, licentiaat in de productontwikkeling, meester in de muziek of in de beeldende kunst of in de dramatische kunst of in de audiovisuele kunst of in de productdesign of in de conservatie-restauratie uitgereikt door een door de Vlaamse Gemeenschap opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling van het hoger onderwijs van twee cycli of door een door deze Gemeenschap ingestelde examencommissie;
  d) getuigschriften uitgereikt aan degenen die geslaagd zijn voor de studies aan de polytechnische afdeling of aan de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School en die krachtens de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van het hoger onderwijs gerechtigd zijn tot het voeren van de titel van burgerlijk ingenieur of van licentiaat, met de door de Koning bepaalde kwalificatie.
  e) diploma uitgereikt door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen of licentiaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat;
  f) diploma van licentiaat in de handelswetenschappen, in de bestuurswetenschappen, van handelsingenieur, van licentiaat-vertaler of van licentiaat-tolk, uitgereikt door instellingen van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door instellingen van technisch onderwijs - gerangschikt als handelshogescholen categorie A5 - of door een door de Staat ingestelde examencommissie;
  g) diploma of eindgetuigschift uitgereikt na een cyclus van vijf jaar door de afdeling bestuurswetenschappen van het "Institut d'enseignement supérieur Lucien Cooremans" te Brussel of door het Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen te Elsene of door het Provinciaal Hoger Instituut voor Bestuurswetenschappen te Antwerpen.
  Niveau B :
  a) bachelordiploma's die uitgereikt zijn door :
  - een door de Staat of door een van de gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs;
  - een door de Staat of door een van de gemeenschappen ingestelde examencommissie.
  b) diploma's van een afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van één cyclus, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de gemeenschappen.
  Niveau B (overgangsmaatregel) :
  a) getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere cyclus;
  b) diploma van meetkundig schatter van onroerende goederen;
  c) diploma van mijnmeter;
  d) een diploma uitgereikt in een basisopleiding van één cyclus of in een initiële lerarenopleiding van één cyclus door een hogeschool opgericht, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap of door een examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap;
  e) kandidaatsdiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie ofwel door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, de bij de wet ermee gelijkgestelde instellingen of de instellingen voor hoger onderwijs van twee cycli, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen ofwel door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
  f) diploma van technisch ingenieur uitgereikt na hogere technische leergangen van de tweede graad;
  g) getuigschrift van het pedagogisch hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Vlaamse Gemeenschap of door een examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap;
  h) getuigschrift na het slagen voor de eerste twee studiejaren van de polytechnische afdeling of van de afdeling "Alle Wapens" van de Koninklijke Militaire School;
  i) diploma van hoger kunst- of technisch onderwijs van de 3e, 2e of 1e graad uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een der Gemeenschappen.
  j) diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie, door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen of kandidaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen;
  k) kandidaatsdiploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie door een instelling van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door een instelling van technisch onderwijs, gerangschikt als handelshogescholen in de categorie A5;
  l) diploma van burgerlijk conducteur, uitgereikt door een Belgische universiteit;
  m) diploma van technisch ingenieur afgeleverd door een hogere technische school van de tweede graad;
  n) diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, van lager onderwijzer, lagere onderwijzeres of bewaarschoolonderwijzeres;
  o) diploma van gegradueerde in de landbouwwetenschappen, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 31 oktober 1934 tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen der diploma's van landbouwkundig ingenieur, van scheikundig landbouwingenieur, van ingenieur voor waters en bossen, van koloniaal landbouwkundig ingenieur, van tuinbouwkundig ingenieur, van boerderijbouwkundig ingenieur, van ingenieur der landbouwbedrijven, zoals het werd gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1936;
  p) diploma uitgereikt door een instelling voor het hoger technisch onderwijs van de eerste graad met volledig leerplan opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie;
  q) diploma uitgereikt door een instelling voor hoger technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie en gerangschikt in een van navolgende categorieën : A1, A6/A1, A7/A1, C1/A1, A8/A1, A1/D, A2/An, C1/D, C5/C1/D, C1/An of door een van regeringswege samengestelde examencommissie;
  r) diploma gerangschikt in de categorie B3/B1, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderd vijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die, bij de toelating, een diploma eist van volledige hogere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen of een diploma van een afdeling gerangschikt in de categorie B3/B2, uitgereikt door een instelling voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma eist van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen;
  s) diploma van het hoger onderwijs van één cyclus met volledig leerplan, uitgereikt door de instellingen opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen of door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie.
  Niveau C :
  a) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van een van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt getuigschrift van hoger secundair onderwijs;
  b) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van een van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs;
  c) diploma uitgereikt na het examen bedoeld in artikel 5 van de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecoördineerd op 31 december 1949;
  d) brevet van verpleeg- of ziekenhuisassistent(e) of van verpleger of verpleegster, uitgereikt hetzij door een door de Staat in de categorie van de aanvullende secundaire beroepsscholen opgerichte, gesubsidieerde of erkende verplegingsafdeling, hetzij door een door de Staat of een der Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
  e) diploma van secundair onderwijs, uitgereikt in het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen opgerichte, erkende of gesubsidieerde instelling of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap;
  f) studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs, uitgereikt door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen opgerichte, erkende of gesubsidieerde instelling;
  g) getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere secundaire cyclus;
  h) diploma van een tot de groep handel, administratie en organisatie behorende afdeling van een hogere secundaire technische leergang van een instelling voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderd vijftig lestijden.
  Niveau C (Overgangsmaatregelen) :
  a) getuigschrift uitgereikt na een van de voorbereidende proeven voorgeschreven in de artikelen 10, 10bis en 12 van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, zoals die bepalingen bestonden vóór 8 juni 1964;
  b) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat voor het hoger middelbaar onderwijs afgeleverd diploma of getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs;
  c) erkend of aanvaard diploma van middelbare studies van de hogere graad (handelsafdeling);
  d) diploma of eindgetuigschrift van hoger middelbaar onderwijs behaald met vrucht;
  e) gehomologeerd diploma van de hogere secundaire technische school of eindgetuigschrift van studies in een hogere secundaire technische school, uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een instelling van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of diploma van de hogere secundaire technische school uitgereikt door de examencommissie van de Staat;
  f) diploma of eindgetuigschrift van de hogere secundaire technische school - vroegere categorieën A2, A6/A2, A6/C1/A2, A7/A2, A8/A2, A2A, C1, C1A, C5/C1, C1/A2 - uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een instelling van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een examencommissie van de Staat;
  g) gehomologeerd diploma van hogere secundair kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt overeenkomstig de voorwaarden bepaald bij het koninklijk besluit van 10 februari 1971 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van het studiepeil van de instellingen voor kunstonderwijs met dat van de hogere secundaire technische school en waarbij de voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's bepaald worden en het koninklijk besluit van 25 juni 1976 tot regeling van de studies van sommige hogere secundaire afdelingen van de instellingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan;
  h) einddiploma, eindgetuigschrift, studieattest of brevet van het zesde jaar van het kunst- of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;
  i) brevet of eindgetuigschrift uitgereikt na afloop van de hogere cyclus van een beroepsafdeling verbonden aan een instelling voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de categorieën A4, C3, C2, C5;
  j) diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonder vijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B1, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;
  k) einddiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderd vijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B2, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma eist van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen;
  l) einddiploma, studiegetuigschrift of getuigschrift uitgereikt na het volgen, met vrucht, van het zesde leerjaar van het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen.
  Niveau D :
  Geen diploma of studiegetuigschrift vereist.
  2. De in overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en studiegetuigschriften die, krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en getuigschriften, gelijkwaardig worden verklaard met één van de in deze lijst bedoelde diploma's of studiegetuigschriften worden eveneens in aanmerking genomen.
  In afwijking van punt 2 en in toepassing van de richtlijn van de Raad van de EEG van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, worden in aanmerking genomen voor de toelating tot het ministerie :
  a) het diploma, getuigschrift of brevet, behaald na een postsecundaire studiecyclus, dat door een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen is voorgeschreven voor de toelating tot een overeenkomstige functie op zijn grondgebied of voor de uitoefening van die functie en dat werd behaald in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen;
  b) het feit dat gedurende ten minste twee jaar tijdens de voorafgaande tien jaar de overeenkomstige functie voltijds werd uitgeoefend in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen, waar de toegang tot de bewuste functie niet is gereglementeerd, voorzover dat de betrokkene één of meer opleidingstitels bezit :
  - die werden uitgereikt door een bevoegde overheid in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen, die werd aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechterlijke bepalingen van die Staat
  - waaruit blijkt, dat de houder met succes een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar of een gelijkwaardige deeltijdse studie heeft gevolgd aan een universiteit of een instelling van hoger onderwijs of een andere instelling van hetzelfde opleidingsniveau in een lidstaat van de Europese Gemeenschappen, en, in voorkomend geval, dat hij met succes de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist en die hem op de uitoefening van dat beroep heeft voorbereid.
  In het raam van een bepaald vergelijkend wervingsexamen is Selor ermee belast de kandidaatstellingen in ontvangst te nemen van de houders van de in punt 3, littera a en b bedoelde titels.
  Teneinde de waarde van de voorgestelde titels te kennen, legt de afgevaardigd bestuurder die titels voor advies voor aan de bevoegde onderwijsoverheden.
  Daarna treft hij de bij het artikel 8, § 2, van de richtlijnen voorgeschreven beslissingen, met inbegrip van de eventuele toepassing van de bij artikel 4 ervan voorziene compensatiebepalingen.
  4. In afwijking van punt 2, gelden voor de toelating tot het ministerie, ook de bepalingen van de richtlijn van de Raad van de EEG van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel voor de erkenning van beroepsopleidingen in het hoger onderwijs van minder dan drie jaar en van de beroepsopleidingen in het secundair onderwijs.
  In het raam van een bepaald vergelijkend wervingsexamen is Selor ermee belast de kandidaatstellingen in ontvangst te nemen van de houders van de in de artikelen 3, 5 en 6 van de richtlijn bedoelde titels.
  Teneinde de waarde van de voorgestelde titels te kennen, legt de afgevaardigd bestuurder van Selor die titels voor advies voor aan de bevoegde onderwijsoverheden.
  Daarna treft hij de bij het artikel 12 § 2 van de richtlijnen voorgeschreven beslissingen, met inbegrip van de eventuele toepassing van de bij artikel 4, 5 en 7 ervan voorziene compensatiebepalingen.
  5. De richtlijnen die de in de punten 3 en 4 opgesomde richtlijnen zouden aanvullen of vervangen, zijn voor wat betreft de toelaatbaarheid van personen tot het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap van rechtswege van toepassing, behalve indien ze bepalingen beïnvloeden die aanpassingsmaatregelen moeten ondergaan of de bevoegdheden zouden wijzigen die aan de Vaste Wervingssecretaris zijn toegekend.
  Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006 tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 15 juli 2002, wat betreft de klokkenluiders, de landbouwattachés, het bevallingsverlof, de pensioenleeftijd, de coördinator integriteitszorg en andere bepalingen.
  Brussel, 27 januari 2006.
  De minister-president van de Vlaamse Regering,
  Y. LETERME
  De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme,
  G. BOURGEOIS.

Artikel N3 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 3. Indeling van de betrekkingen per rang.
  I. Algemeen personeel.

  Niveau A
  rang A4 :                    secretaris-generaal
  rang A3 :                    directeur-generaal
                               [...]
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 49, 010; En vigueur : 19-11-2004>
  rang A2A :                   afdelingshoofd
                               contract beheerder
                               strategiebeheerder
                               coordinator IT-relatiebeheer
                               beheerder interne IT-dienstverlening
                               preventieadviseur-coordinator
                               [...]
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 49, 010; En vigueur : 19-11-2004>
  rang A2 :                    adviseur
                               conservator
                               directeur
                               directeur-arts
                               directeur-informaticus
                               directeur-ingenieur
                               nautisch directeur
                               financieel administratief beheerder
  rang A1 :                    adjunct van de directeur
                               arts
                               informaticus
                               ingenieur
                               loods
  Niveau B
  rang B3 :                    leidinggevend hoofddeskundige
  rang B2 :                    hoofddeskundige
                               hoofdprogrammeur
                               maritiem verkeersleider
  rang B1 :                    deskundige
                               programmeur
  Niveau C
  rang C3 :                    leidinggevend hoofdmedewerker
  rang C2 :                    hoofdmedewerker
                               hoofdtechnicus
                               hoofdscheepstechnicus
  rang C1 :                    medewerker
                               technicus
                               radarwaarnemer
                               scheepstechnicus
  Niveau D
  rang D3 :                    leidinggevend hoofdassistent
  rang D2 :                    hoofdassistent
                               technisch hoofdassistent
                               speciaal hoofdassistent
                               hoofdschipper
                               hoofdmotorist
  rang D1 :                    assistent
                               technisch assistent
                               speciaal assistent
                               schipper
                               motorist


  II. Personeel belast met wetenschapsbeleid.

  Niveau A
  rang A3 :                    eerste opdrachthouder
  rang A2 :                    navorser
                               [adjunct-eerste opdrachthouder (uitdovend)]
          <BVR 2003-01-31/42, Art. 38; En vigueur : 01-01-1994; noteer evenwel
           dat art. 8.1, waarvan bijlage 3 afhangt, slechts op 01-07-2002
           in werking treedt>


  III. Personeel van de academies.

  rang A1 :                    attache


  Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2002 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  P. DEWAEL
  De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken,
  P. VAN GREMBERGEN

Artikel N4 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 4. (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27-11-2002, p. 52892 tot 52900).
  Gewijzigd door :
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 50, En vigueur : 19-11-2004; B.St. 20-05-2005, p. 23734>
  <BVR 2006-01-27/41, Art. 37; En vigueur : 01-12-2005; voir M.B. 20-02-2006, p.8834>
  Gezien om gevoegd te worden bij het Besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2002 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  P. DEWAEL
  De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken,
  P. VAN GREMBERGEN

Artikel N5 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 5. TABEL VAN DE SALARISSCHALEN.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 27-11-2002, p. 52901 tot 52910.)
  <Gewijzigd bij : >
  <BVR 2004-02-20/50, Art. 50, En vigueur : 01-12-2002; zie B.S. 29-04-2004, p. 35435-35445>
  <BVR 2004-11-19/53, Art. 51, En vigueur : 01-12-2004; zie B.S. 20-05-2005, p. 23739-23745>

Artikel N6 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 6. Lijst van gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke werken.
  1. werk met of in water, in stof, vuur, slijk of roet met uitsluiting van de normale onderhoudsactiviteiten van lokalen, en keukenactiviteiten;
  2. werk met pneumatisch gereedschap;
  3. het onderhoud van roosters, pompen en machines van afvalwaterinstallaties en zuiveringsinstallaties;
  4. het reinigings- en andere werk aan de roltrappen van de Sint-Annatunnel te Antwerpen;
  5. het verwerken van koolwaterstofproducten;
  6. proeven en werken langs voor het verkeer toegankelijke wegen en tunnels;
  7. inspecties of bedrijfsbezoeken die gepaard gaan met het betreden van risicovolle installaties; woninginspecties in onhygiënische omstandigheden;
  8. drukkerij- of fotolaboratoriumactiviteiten;
  9. werk met oliën, vetten, bijtende, giftige, radioactieve of schadelijke stoffen, zuren of gassen;
  10. werk met verontreinigde grond of slibmonsters;
  11. werk in vervuilde lucht;
  12. het verdelgen van ratten en ongedierte;
  13. het zandstralen;
  14. schilderwerk met een spuitpistool;
  15. werk met sproeistoffen;
  16. werk in schachten gevuld met onfrisse lucht of hangend boven water;
  17. het opruimen van vuil, afval of rottende voorwerpen voor zover het niet gaat om dagelijkse onderhoudsactiviteiten;
  18. het herstellen of reinigen van aalputten, afvoerleidingen van WC's of waterplaatsen;
  19. het reinigen of herstellen van riolen;
  20. werk waarbij het personeelslid tot op kniehoogte in het water staat;
  21. werk met caporal of carbolineum;
  22. werk in kokers van duikers;
  23. werk in watervaten, luchtkisten of deurboten;
  24. het pneumatisch spuiten van beton;
  25. het opheffen en terugplaatsen van sluisdeurvleugels bij middel van krikken;
  26. de behandeling van springstoffen en munitie;
  27. werk op ladders, masten of stellingen of met de heflift vanaf 2 meter hoogte;
  28. werk in bomen vanaf 2 meter hoogte;
  29. het varen met reddingsboten;
  30. het opnemen en uitzetten van boeien;
  31. het lossen en laden van gasflessen, kettingen en boeistenen;
  32. het bergen van lijken of van gevaarlijke voorwerpen;
  33. peilen met een peilstok van op het water;
  34. werk aan drooggezette boten op slipway of in tijgebonden droogdok;
  35. loopwerk over onbeveiligde richels van stuwen en sluizen;
  36. werk in abnormaal gevaarlijke omstandigheden door personeel van het Zeewezen;
  37. werk met houtbewerkingsmachines zoals top- en freesmachine en kettingzaag;
  38. werk met de motorzeis, met de handslijp- of snijmachine of een andere sneldraaiende machine;
  39. werk aan elektrische installaties die onder spanning staan;
  40. werk aan in dienst zijnde verwarmings- of stookinstallaties;
  41. werk met de klepelmaaier;
  42. werk met de stoomreiniger;
  43. het lassen en branden van metalen stukken;
  44. het uitstorten van zakken cement;
  45. werk met de betonbreekhamer, de steenboor, de betonboorhamer, de explosiehamer of de mechanische stamper;
  46. de inspectie van liftschachten;
  47. de nachtelijke onderhoudsbediening van draaibruggen;
  48. de controle van de in het water gebouwde of aan wateroppervlakken grenzende constructies;
  49. werk op platformen zonder leuningen;
  50. het schilderen en onderhouden van masten en palen;
  51. het onderhouden en herstellen van windmeters en enemografen;
  52. maaiwerk bij temperaturen van minstens 30°;
  53. sneeuwruimingswerk, werk met strooimiddelen;
  54. het verrichten van veerdiensten;
  55. opslag en verwerking van kadavers;
  56. het verrichten van bruginspecties;
  57. het onderhoud van dienstboten;
  58. het bedienen van de brug van Zelzate;
  59. het vissen met verschillende vistuigen (elektrovisserij, zegenvisserij, fuiken, warrelnetten, staande netten) in het kader van een visstandsopname van een viswater;
  60. het werken in schermbossen die zones afschermen die het leefmilieu belasten;
  61. isolatiewerk met los glaswol;
  62. werk in lawaai van minstens 160 decibel;
  63. prestaties in de werkjol van de kotter van de loodsdienst;
  64. het bedienen van de werkjolkraan op de kotter van de loodsdienst;
  65. prestaties in de werkjol van de tender, de sleep- of bebakeningsdienst;
  66. opnames uit de lucht;
  67. duikerswerk;
  68. doorlichten van bagage op de regionale luchthavens;
  69. blus- en reddingswerk op de regionale luchthavens.
  Gezien om gevoegd te worden bij het Besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2002 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  P. DEWAEL
  De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken,
  P. VAN GREMBERGEN

Artikel N7 (Zie NOTA'S onder opschrift) (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 7. Eindemandaatregeling van afdelingshoofd. Bepaling van de salarisschaal na twee mandaten (artikel XIII 11, § 3, 2°)

  Organieke salarisschaal                           Eindemandaatschaal
             A112                                             A113
             A122                                             A123
             A113                                             A119
             A123                                             A129
             A114                                             A119
             A124                                             A129
             A119                                             A118
             A129                                             A128
             A143                                             A148
             A144                                             A148


  Gezien om gevoegd te worden bij het Besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2002 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  P. DEWAEL
  De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken,
  P. VAN GREMBERGEN

Artikel N8 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2003-10-24/36, Art. 8, 007; En vigueur : 01-07-2002> Bijlage 8. FORFAITARISERING KM-VERGOEDING (geldig vanaf 1 juli 2002).

      aantal km      bedrag in EUR    bedrag in EUR
      per jaar         per jaar         per maand
         -                -                -
   2.880 -  3.359         835              70
   3.360 -  3.839         964              80
   3.840 -  4.319       1.092              91
   4.320 -  4.799       1.221             102
   4.800 -  5.279       1.349             112
   5.280 -  5.759       1.478             123
   5.760 -  6.239       1.606             134
   6.240 -  6.719       1.735             145
   6.720 -  7.199       1.863             155
   7.200 -  7.679       1.992             166
   7.680 -  8.159       2.120             177
   8.160 -  8.639       2.249             187
   8.640 -  9.119       2.377             198
   9.120 -  9.599       2.506             209
   9.600 - 10.079       2.634             220
  10.080 - 10.559       2.763             230
  10.560 - 11.039       2.891             241
  11.040 - 11.519       3.020             252
  11.520 - 11.999       3.148             262
  12.000 - 12.479       3.277             273
  12.480 - 12.959       3.405             284
  12.960 - 13.439       3.534             294
  13.440 - 13.919       3.662             305
  13.920 - 14.399       3.790             316
  14.400 - 14.879       3.919             327
  14.880 - 15.359       4.047             337
  15.360 - 15.839       4.176             348
  15.840 - 16.319       4.304             359
  16.320 - 16.799       4.433             369
  16.800 - 17.279       4.561             380
  17.280 - 17.759       4.690             391
  17.760 - 18.239       4.818             402
  18.240 - 18.719       4.947             412
  18.720 - 19.199       5.075             423
  19.200 - 19.679       5.204             434
  19.680 - 20.159       5.332             444
  20.160 - 20.639       5.461             455
  20.640 - 21.119       5.589             466
  21.120 - 21.599       5.718             476
  21.600 - 22.079       5.846             487
  22.080 - 22.559       5.975             498
  22.560 - 23.039       6.103             509
  23.040 - 23.519       6.232             519
  23.520 - 23.999       6.360             530
  24.000                6.425             535



Artikel N9 (Zie NOTA'S onder opschrift) <BVR 2003-10-24/36, Art. 8, 007; En vigueur : 01-04-2003> Bijlage 9. - FORFAITARISERING MAALTIJDVERGOEDING (vanaf 1 april 2003).

  aantal dagreizen   bedrag in EUR    in EUR maand
      per jaar         per jaar         (100 %)
    (middagmaal)        (100 %)
         -                -                -
      60 -  71            622              52
      72 -  83            736              61
      84 -  95            850              71
      96 - 107            964              80
     108 - 119          1.078              90
     120 - 131          1.192              99
     132 - 143          1.306             109
     144 - 155          1.420             118
     156 - 167          1.534             128
     168 - 179          1.648             137
     180 - 191          1.762             147
     192 - 203          1.876             156
     204 - 215          1.990             166
     216 - 225          2.095             175
     226                2.147             179



Artikel N10 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 10. - Upgrading personeel niveau E.

  OUDE GRAAD               SALARISSCHAAL   NIEUWE GRAAD           SALARIS-
                                                                   SCHAAL
  scheepsbeambte           E132/E133       speciaal assistent     D131
  technisch beambte        E121/E122/E123  technisch assistent    D121
  beambte                  E111/E112/E113  assistent              D111
  sectorverantwoordelijke  D112            sectorverant-          D211
   schoonmaak                               woordelijke
                                            schoonmaak
  Werfverantwoordelijke    D111            werfverantwoordelijke  D211
   schoonmaak                               schoonmaak
  Schoonmaakpersoneel      E111            schoonmaakpersoneel    D111
   (uitvoerende taken)                      (uitvoerende taken)
  restaurantpersoneel      E111            cateringpersoneel      D111
  onthaalbeambte           E111            onthaalpersoneel       D111
  bewakingspersoneel       E111            bewakingspersoneel     D111
  groenarbeider            E121            groenarbeider          D121


  Gezien om gevoegd te worden bij het Besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2002 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  P. DEWAEL
  De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken,
  P. VAN GREMBERGEN

Artikel N11 (Zie NOTA'S onder opschrift) Bijlage 11. - Inschakeling loodstoelagen loopbaan.

     1           2               3                 4              5
  periode     bevoegdheid      vanaf ancien.     salarisschaal  loodstoelage
                                als loods
  1. RIVIERLOODSEN
              AT 1A (super)    14j               A 143          LT4
  2j          AT 1B (babysup)  12j               A 143          LT3
  2j          AT 1C (15000T)   10j               A 143          LT2
  4j          12000T            6j               A 142          LT2
  4j          8000T             2j               A 142          LT1
  1j          3000T             1j               A 141          LT1
  1j          1600T             0j               A 141          LT1
  2. KANAALLOODSEN
              AT 1A            11j 6m            A 143          LT4
  1j 6m       AT 15000T        10j               A 143          LT2
  4j          12000T            6j               A 142          LT2
  4j          8000T             2j               A 142          LT1
  1j          3000T             1j               A 141          LT1
  1j          1600T             0j               A 141          LT1
  3. SCHELDEMONDENLOODSEN
              AT gesel.        16j               A 143          LT4
               + 1JATt
              AT gesel.        15j               A 142          LT4
               - 11Jat
  3j          AT 20000T        12j               A 142          LT3
  7j          AT 15000T         5j               A 142          LT1
  3j          8000T             2j               A 142          LT1
  1j          3000T             1j               A 141          LT1
  1j          1600T             0j               A 141          LT1
  4. KUSTLOODSEN
              AT gesel.        16j               A 143          LT4
               + 11Jat
              AT gesel          9j               A 142          LT4
               - 11Jat
  1j          AT 75000T         8j               A 142          LT3
  1j          AT 45000T         7j               A 142          LT3
  1j          AT 25000T         6j               A 142          LT2
  1j          AT 15000T         5j               A 142          LT2
  3j          8000T             2j               A 141          LT1
  1j          3000T             1j               A 141          LT1
  1j          1600T             0j               A 141          LT1


  (de kolommen 1, 2 en 3 betreffende de huidige regeling :4 en 5 betreffende de inschaling in de nieuwe regeling).
  Gezien om gevoegd te worden bij het Besluit van de Vlaamse regering van 15 juli 2002 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  P. DEWAEL
  De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken,
  P. VAN GREMBERGEN

Artikel N12 (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij BVR 2004-02-20/50, Art. 51; En vigueur : 01-10-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en het ministerie van Middenstand en Landbouw, 01-11-2002 voor de ambtenaren die werden overgeheveld vanuit de Federale Overheidsdienst Justitie> Bijlage 12.
  INSCHAKELING IN DE LOOPBAANSTRUCTUUR, VANAF 1 OKTOBER 2002, VAN DE PERSONEELSLEDEN OVERGEHEVELD VAN HET FEDERAAL MINISTERIE VAN MIDDENSTAND EN LANDBOUW.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-04-2004, p. 35446-7).
  INSCHAKELING IN DE LOOPBAANSTRUCTUUR, VANAF 1 OKTOBER 2002, VAN DE PERSONEELSLEDEN OVERGEHEVELD VAN HET FEDERAAL MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-04-2004, p. 35448).
  INSCHAKELING IN DE LOOPBAANSTRUCTUUR, VANAF 1 NOVEMBER 2002, VAN DE PERSONEELSLEDEN OVERGEHEVELD VAN DE FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE.
  (Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 29-04-2004, p. 35449).