Besluit van de Waalse Regering houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van het Gewest.
- Section :
- Legislation
- Source :
- Numac 1994027233
Original text :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied en bepalingen
Artikel 1 Dit besluit is van toepassing op de ambtenaren en op de stagiairs van het Gewest.
Artikel 2 De bezoldiging van de ambtenaren van het Gewest bestaat uit :
1° de wedde;
2° de haardtoelage of standplaatstoelage.
Artikel 3 De wedden van de ambtenaren van het Gewest worden in schalen vastgesteld.
Een weddeschaal bestaat uit :
1° een minimumwedde;
2° tussenwedden die met weddetrappen van geldelijke anciënniteit overeenkomen en voortvloeien uit :
a) tussentijdse verhogingen;
b) bijzondere verhogingen verbonden aan de evaluatie;
3° een maximumwedde.
Elke weddeschaal bestaat uit een aantal in munteenheden uitgedrukte wedden die overeenstemmen met hun niet-geïndexeerd jaarbedrag tegen 100 %.
Artikel 4 De haardtoelage en de standplaatstoelage zijn de toelagen bedoeld in artikel 57 van het koninklijk besluit van 22 november 1991 tot bepaling van de algemene principes van het administratief geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de Executieven en van de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen;
Artikel 5 De geldelijke anciënniteit is samengesteld uit het geheel van de voor de vaststelling van de wedde in aanmerking komende diensten.
Artikel 6 Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit komen de bij volgende instellingen verrichte diensten in aanmerking :
1° elke instelling onder internationaal recht waarvan de federale Staat, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap of het Waalse Gewest lid zijn;
2° elke al dan niet als afzonderlijke rechtspersoon opgerichte instelling die afhing van het gouvernement van Belgisch-Congo of het gouvernement van Ruanda-Burundi;
3° elke al dan niet als afzonderlijke rechtspersoon opgerichte instelling van de federale Staat die onder de wetgevende macht, de uitvoerende macht of de rechterlijke macht ressorteert;
4° elke al dan niet als afzonderlijke rechtspersoon opgerichte instelling van een Gemeenschap of een Gewest die onder de decretale macht of de uitvoerende macht ressorteert;
5° elke instelling die ressorteert onder een provincie, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een agglomeratie of een federatie van gemeenten, alsmede elke instelling die ressorteert onder een aan een provincie of gemeente ondergeschikte inrichting;
6° elke andere instelling onder Belgisch recht die voldoet aan collectieve noodwendigheden van algemeen of lokaal belang en aan welker oprichting of bijzondere leiding de openbare overheid klaarblijkelijk een overwegend aandeel heeft alsook elke in Belgisch-Congo of Ruanda-Burundi reeds bestaande instelling die aan dezelfde voorwaarden zou beantwoorden.
Hoofdstuk 2. Wedden
Sectie 1. Vaststelling van de weddeschalen
Artikel 7 De weddeschaal voor elke graad van de ambtenaren van het Gewest wordt vastgesteld met inachtneming van de rang van die graad en van de belangrijkheid van de daarmee overeenstemmende functie.
Artikel 8 Aan elke rang wordt een in de tabellen van bijlage I opgenomen schaal verbonden.
De schaal wordt aangeduid met de letter en het cijfer die erboven staan in de tabellen van bijlage I.
Sectie 2. Vaststelling van de wedde
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Artikel 9 De wedde van iedere ambtenaar wordt in de weddeschaal van zijn rang vastgesteld.
Artikel 10 Bij iedere wijziging in het geldelijk statuut van een graad, wordt elke aan die graad verbonden wedde opnieuw vastgesteld alsof het nieuw geldelijk statuut altijd had bestaan.
Indien de aldus vastgestelde nieuwe wedde in dezelfde graad lager is dan de wedde die de ambtenaar geniet bij de inwerkingtreding van een nieuwe geldelijke loopbaan, blijft hij de oude geldelijke loopbaan genieten totdat hij een ten minste gelijke wedde verkrijgt in de nieuwe geldelijke loopbaan.
Artikel 11 In de weddeschaal verbonden aan de graad waartoe hij is bevorderd, heeft de ambtenaar nooit een lagere wedde dan welke die hij in zijn vorige graad zou hebben genoten.
Artikel 12 Elke ambtenaar van het Gewest geniet bijzondere verhogingen.
Aan de ambtenaren die een negatieve evaluatie krijgen wordt het voordeel van de toekomstige bijzondere verhogingen opgeschort voor de duur van de hun toegekende evaluatie.
Onderafdeling 2. - In aanmerking komende diensten.
Artikel 13 § 1. Voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen en de bijzondere verhogingen komen de diensten in aanmerking die de ambtenaar daadwerkelijk verricht heeft terwijl hij behoorde :
1° tot de in artikel 6 bedoelde instellingen; hetzij als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties, hetzij als beroepsmilitair;
2° tot de onderwijsinstellingen van de Gemeenschappen, als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties;
3° tot de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddetoelage bezoldigd ambt met volledige prestaties;
4° tot de vrije gesubsidieerde diensten van school- en beroepsoriëntering en de psycho-medisch-sociale centra, als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddetoelage bezoldigd ambt met volledige prestaties.
In afwijking van het eerste lid komen de in het eerste lid bedoelde diensten, verricht als tewerkgestelde werkloze in een ambt met volledige prestaties, eveneens in aanmerking voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen en de bijzondere verhogingen, en dit voor een maximumduur van zes jaar.
§ 2. Voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen en de bijzondere verhogingen komen eveneens in aanmerking de werkelijke diensten die de ambtenaar heeft verricht in een bezoldigd ambt bedoeld in § 1 maar met onvolledige prestaties, ten bedrage van de evenredige duur van een voltijds ambt dat deze diensten opleveren wanneer ze verricht worden.
Artikel 14 Voor de toepassing van artikel 13 :
1° wordt de ambtenaar geacht werkelijke diensten te verrichten, zolang hij zich bevindt in een administratieve stand op grond waarvan hij, krachtens zijn statuut, zijn activiteitswedde of bij gemis daarvan, zijn aanspraak op bevordering tot een hogere wedde behoudt;
2° zijn volledig, de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volledig in beslag neemt;
3° worden als beroepsmilitair beschouwd :
a) de beroepsofficieren, de toegevoegde officieren en de hulpofficieren;
b) de reserveofficieren die vrijwillige prestaties verrichten, met uitsluiting van oefeningsprestaties;
c) de beroepsonderofficieren, de tijdelijke onderofficieren en de toegevoegde onderofficieren;
d) de militairen met een lagere graad dan die van officier, die dienen op grond van een dienstneming of van een wederdienstneming;
e) de aalmoezeniers en de leek-adviseurs van het actieve kader en de reserve-aalmoezeniers en -leek-adviseurs die in vredestijd in dienst worden gehouden om het tijdelijke kader van de aalmoezeniersdienst of van de leek-adviseursdienst te vormen.
Artikel 15 § 1. De in aanmerking komende diensten die volle maanden bedragen worden rechtstreeks meegerekend in de geldelijke anciënniteit.
§ 2. De in aanmerking komende diensten die maandgedeelten bedragen, worden aan het einde van het jaar opgeteld. De maandgedeelten met perioden van dertig dagen worden in de geldelijke anciënniteit meegerekend als één maand per periode van dertig dagen.
De in het eerste lid bedoelde diensten hebben in de geldelijke anciënniteit slechts uitwerking met ingang van 1 januari van het volgende jaar. Die diensten hebben echter uitwerking vanaf de datum van de werving als ambtenaar of stagiair of van de eerste dag van de maand na de werving in die hoedanigheid, wanneer de wervingsdatum niet overeenstemt met de eerste dag van de maand.
De maandgedeelten die aan het einde van het jaar minder dan dertig dagen bedragen worden naar het volgende jaar overgebracht waar ze aan het einde van het boekjaar opnieuw worden onderworpen aan de in het eerste en het tweede lid bedoelde bepalingen.
Artikel 16 § 1. In afwijking van artikel 15 wordt de duur van de in aanmerking komende diensten die de ambtenaar in het onderwijs ad interim of als tijdelijke heeft verricht, vastgesteld aan de hand van het attest afgegeven door de bevoegde autoriteiten en opgesteld overeenkomstig de als bijlage II en III bij dit besluit gevoegde modellen.
De op dit attest vermelde volledige prestaties, waarvoor de betaling in 10den gebeurde, en die per schooljaar geen volledig jaar werkelijke diensten vertegenwoordigen, worden dag per dag samengeteld. Het totale aantal aldus gewerkte dagen met volledige prestaties wordt vermenigvuldigd met 1,2. Het totaal van deze rekenkundige bewerking wordt vervolgens gedeeld door 30. Het verkregen produkt geeft het aantal in aanmerking te nemen maanden; met de rest wordt rekening gehouden op de in artikel 15, § 2, bedoelde wijze.
De op hetzelfde attest vermelde volledige prestaties, die bewijzen dat de ambtenaar een volledig schooljaar heeft gewerkt, gelden voor een totaal van 300 dagen en leveren één jaar in werking te nemen diensten op.
§ 2. Artikel 13, § 2, is, mits de nodige aanpassingen, van toepassing op de in aanmerking komende diensten die de ambtenaar ad interim of als tijdelijke in het onderwijs heeft verricht.
Artikel 17 De duur van de in aanmerking komende diensten die de ambtenaar telt, mag nooit de werkelijke duur van de door deze diensten gedekte tijdperken overschrijden.
Artikel 18 Voor elke periode waarin de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering tot een hogere wedde in een graad heeft behouden of verloren, worden de diensten die hij in een andere graad mocht hebben verricht niet medegeteld bij de vaststelling van zijn wedde in die graad en in enige latere graad die met deze laatste verband houdt ingevolge de statutaire samenhang van de opeenvolgende hoedanigheden van de ambtenaar.
Onderafdeling 3. - Berekening en uitbetaling van de wedde.
Artikel 19 § 1. De maandwedde is gelijk aan 1/12 van de wedde.
Bij het overlijden of op pensioen stellen van de ambtenaar is de wedde voor de lopende maand niet terugvorderbaar.
§ 2. De uurwedde is gelijk aan 1/1976e van de wedde.
Artikel 20 § 1. Wanneer de maandwedde niet volledig verschuldigd is, wordt zij in dertigsten verdeeld.
Als het werkelijk aantal te betalen dagen vijftien of minder bedraagt, dan is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het werkelijk aantal te betalen dagen.
Als het werkelijk aantal te betalen dagen meer dan vijftien bedraagt, dan is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het verschil tussen dertig en het werkelijk aantal niet te betalen dagen.
§ 2. Wanneer de maand uit twee perioden bestaat die verschillen naar gelang van het bedrag of de begrotingsaanwijzing der wedde :
1° wordt het aantal voor de eerste periode verschuldigde dertigsten bepaald naar § 1;
2° wordt het totaal aantal voor de maand verschuldigde dertigsten bepaald naar § 1; dit aantal is altijd gelijk aan dertig zo de maand volledig te betalen is;
3° is het aantal voor de tweede periode verschuldigde dertigsten gelijk aan het verschil tussen het totaal voor de maand verschuldigde dertigsten en het aantal voor de eerste periode verschuldigde dertigsten.
Artikel 21 § 1. De maandwedde ondergaat de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de regels voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
De wedde wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 van 1 januari 1990.
§ 2. De uurwedde ondergaat dezelfde indexering als de wedde van de maand waarop ze betrekking heeft.
Sectie 3. Wedde in geval van verlof wegens verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen en in geval van afwezigheid wegens een persoonlijke aangelegenheid
Artikel 22 Wanneer de ambtenaar het voordeel geniet van de verlofregeling wegens verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen of wanneer hij verminderde prestaties verricht die zijn gewettigd wegens persoonlijke aangelegenheid wordt de gewaarborgde bezoldiging berekend naar rata van de werkelijke diensten.
Artikel 23 In afwijking van artikel 15, § 2, komt de periode gedurende welke de ambtenaar verminderde prestaties verricht die zijn gewettigd wegens een persoonlijke aangelegenheid, volledig in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit.
Artikel 24 Bij verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen, wordt de verschuldigde wedde, in afwijking van artikel 20, berekend door de maandwedde te vermenigvuldigen met de breuk die de verhouding van de prestaties voorstelt.
Artikel 25 Bij verminderde prestaties gewettigd wegens een persoonlijke aangelegenheid, wordt de verschuldigde wedde, in afwijking van artikel 20, berekend door de maandwedde te vermenigvuldigen met de breuk die de verhouding van de prestaties voorstelt.
Hoofdstuk 3. Bijzondere bepalingen voor de ambtenaren van het Waalse Gewest die titularis zijn van een met bepaalde bevoegdheden overeenstemmende graad
Artikel 26 Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaren van het Gewest en op de stagiairs, kandidaat-ambtenaren van het Gewest, bij wier werving een van de volgende diploma's is vereist : burgerlijk ingenieur, landbouwkundig ingenieur, ingenieur voor de scheikunde en de landbouwindustrieën, ingenieur-geoloog, licentiaat in de informatica, apotheker, doctor in de wetenschappen, doctor in de scheikundige wetenschappen, dierenarts of doctor in de geneeskunde, heelkunde en verloskunde.
(NOTA : art. 26 vernietigd bij het arrest nr 162.640 van de Raad van State van 22-09-2006, zie B.St. van 20-02-2007, p. 8293)
Artikel 27 De ambtenaren die bij omzetting van graad tot de graad van attaché worden benoemd en de stagiairs die in de graad van attaché worden geworven, genieten de bijzondere schaal verbonden aan de graad van rang A6.
(NOTA : art. 27 vernietigd bij het arrest nr 162.640 van de Raad van State van 22-09-2006, zie B.St. van 20-02-2007, p. 8293)
Artikel 28 De ambtenaren die bij omzetting van graad tot de graad van eerste attaché worden benoemd, gemeten de bijzondere schaal verbonden aan de graad van rang A5.
De ambtenaren die titularis zijn van de graad van attaché die overeenstemt met een in artikel 26 bedoelde hoedanigheid, genieten de bijzondere schaal verbonden aan de graad van rang A5 zodra ze bij verhoging van graad tot de graad van eerste attaché worden bevorderd.
(NOTA : art. 28 vernietigd bij het arrest nr 162.640 van de Raad van State van 22-09-2006, zie B.St. van 20-02-2007, p. 8293)
Artikel 29 De ambtenaren die bij omzetting van graad tot de graad van directeur worden benoemd, genieten de bijzondere schaal verbonden aan de graad van rang A4.
De ambtenaren die titularis zijn van de graad van eerste attaché die overeenstemt met een in artikel 26 bedoelde hoedanigheid, genieten de bijzondere schaal verbonden aan de graad van rang A4 zodra ze bij verhoging van graad tot de graad van directeur worden bevorderd.
(NOTA : art. 29 vernietigd bij het arrest nr 162.640 van de Raad van State van 22-09-2006, zie B.St. van 20-02-2007, p. 8293)
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
Sectie 1. Algemene en opheffingsbepalingen
Artikel 30 De Waalse Regering beslist over de gevallen die een zodanig bijzonder karakter vertonen dat in de zin van dit besluit een minder letterlijke toepassing van zijn bepalingen verantwoord is.
Artikel 31 Voor de diensten waarop het besluit van de Waalse Regering van 1 juli 1993 houdende het statuut van de ambtenaren van het Gewest wordt toegepast, worden de volgende besluiten opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 3 december 1969 betreffende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het mechanografisch personeel van de centra voor informatieverwerking in de rijksbesturen, gewijzigd bij ministerieel besluit van 11 december 1970 en bij de koninklijke besluiten van 20 juni 1973, 10 juni 1975, 14 januari 1977 en 12 april 1978;
2° het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 januari 1974, 2 juni 1975, 5 december 1978, 27 juli 1981, 30 maart 1983, 4 november 1987, 3 december 1987, 16 augustus 1988, 27 juli 1989, 13 december 1989, 21 maart 1990, 7 augustus 1991, 6 november 1991, 18 november 1991 en bij de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve van 19 november 1992, 23 december 1992, 17 juni 1993 en 4 november 1993;
3° het koninklijk besluit van 29 juni 1973 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 november 1973, 4 januari 1974, 12 mei 1975, 17 januari 1978, 5 december 1978, 16 november 1979, 12 februari 1980, 4 juni 1982, 16 augustus 1988, 13 december 1989, 21 maart 1990, 7 augustus 1991, 6 november 1991, 12 november 1991 en bij de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve van 19 november 1992, 23 december 1992, 17 juni 1993 en 4 november 1993;
4° het koninklijk besluit van 11 februari 1977 houdende bijzondere administratieve en geldelijke bepalingen betreffende sommige personeelsleden in de rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 1978, 27 juli 1981, 10 september 1981, 4 november 1987, 16 augustus 1988, 13 december 1989, 21 maart 1990, 7 augustus 1991, 6 november 1991 en bij de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve van 19 november 1992, 23 december 1992, 17 juni 1993 en 4 november 1993;
5° het koninklijk besluit van 11 februari 1977 betreffende de toekenning van de zogeheten "weddeschaal van geselecteerde" aan bepaalde personeelsleden van sommige ministeries;
6° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 29 mei 1985 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van het Waalse Gewest, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 november 1993;
7° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 30 oktober 1986 tot vaststelling van de weddeschaal van de bijzondere graad van technisch hoofdbeambte bij Waters en Bossen (rang 33);
8° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 29 december 1989 houdende vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de graden van scheikundige-stationschef, laboratoriumchef, scheikundige-laboratoriumchef en hoofd technische helper;
9° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 12 december 1990 houdende vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de graden van hoofdgeneesheer-directeur, hoofdgeoloog-directeur, eerstaanwezend inspecteur-geneesheer, inspecteur-geneesheer, technisch adjunct eerste klasse, fotograaf, tekenaar, eerste hoofdklerk, hoofd-operateur en directeur-generaal (16/S) bij het Ministerie van het Waalse Gewest, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 november 1993;
10° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 12 december 1990 houdende vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden van mijnmeter eerste klasse en mijnmeter bij het Ministerie van het Waalse Gewest, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 november 1993;
11° het koninklijk besluit van 12 november 1991 betreffende het administratief en geldelijk statuut van het informaticapersoneel van de Rijksbesturen;
12° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 6 mei 1993 tot bevestiging van bijzondere bepalingen toepasselijk op de loopbaan van het informaticapersoneel van de diensten van de Waalse Gewestexecutieve;
13° het besluit van de Waalse Regering van 14 oktober 1993 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij het Waals Ministerie voor Uitrusting en Vervoer.
Sectie 2. Overgangsbepalingen
Artikel 32 De bij omzetting van graad benoemde ambtenaren behouden ten minste de bezoldiging die ze hadden of zouden hebben verkregen in de weddeschaal verbonden aan hun oude graad.
De ambtenaren die titularis zijn van een oude graad binnen een vlakke loopbaan behouden ten minste de bezoldiging die ze hadden of zouden hebben verkregen in iedere graad binnen deze loopbaan.
De op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijnde weddeschalen blijven, zoals hun inhoud vandaag is bepaald, ten persoonlijke titel van toepassing op de in het eerste en het tweede lid bedoelde ambtenaren.
Artikel 33 Dit besluit treedt in werking op 1 mei 1994.
De ambtenaren en de stagiairs van niveau 1 blijven tot 1 juni 1994 onderworpen aan de weddeschalen die van toepassing zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 34 De Minister tot wiens bevoegdheden Administratie behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlagen.
Artikel N1 Bijlage I. Weddeschalen.
NIVEAU 4
NIVEAU 3
NIVEAU 2
NIVEAU 2 +
NIVEAU 1
NIVEAU 1
Artikel N2 Bijlage II.- Model van attest voor diensten gepresteerd in het Rijks-, gesubsidieerd, provinciaal of gemeentelijk onderwijs.
<Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 28/04/1994, p. 11391>.
Artikel N3 Bijlage III. - Model van attest voor diensten gepresteerd in het door de Gemeenschappen ingericht of gesubsidieerd onderwijs.
<Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 28/04/1994, p. 11392>.
Artikel 1 Dit besluit is van toepassing op de ambtenaren en op de stagiairs van het Gewest.
Artikel 2 De bezoldiging van de ambtenaren van het Gewest bestaat uit :
1° de wedde;
2° de haardtoelage of standplaatstoelage.
Artikel 3 De wedden van de ambtenaren van het Gewest worden in schalen vastgesteld.
Een weddeschaal bestaat uit :
1° een minimumwedde;
2° tussenwedden die met weddetrappen van geldelijke anciënniteit overeenkomen en voortvloeien uit :
a) tussentijdse verhogingen;
b) bijzondere verhogingen verbonden aan de evaluatie;
3° een maximumwedde.
Elke weddeschaal bestaat uit een aantal in munteenheden uitgedrukte wedden die overeenstemmen met hun niet-geïndexeerd jaarbedrag tegen 100 %.
Artikel 4 De haardtoelage en de standplaatstoelage zijn de toelagen bedoeld in artikel 57 van het koninklijk besluit van 22 november 1991 tot bepaling van de algemene principes van het administratief geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de Executieven en van de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen;
Artikel 5 De geldelijke anciënniteit is samengesteld uit het geheel van de voor de vaststelling van de wedde in aanmerking komende diensten.
Artikel 6 Voor de berekening van de geldelijke anciënniteit komen de bij volgende instellingen verrichte diensten in aanmerking :
1° elke instelling onder internationaal recht waarvan de federale Staat, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap of het Waalse Gewest lid zijn;
2° elke al dan niet als afzonderlijke rechtspersoon opgerichte instelling die afhing van het gouvernement van Belgisch-Congo of het gouvernement van Ruanda-Burundi;
3° elke al dan niet als afzonderlijke rechtspersoon opgerichte instelling van de federale Staat die onder de wetgevende macht, de uitvoerende macht of de rechterlijke macht ressorteert;
4° elke al dan niet als afzonderlijke rechtspersoon opgerichte instelling van een Gemeenschap of een Gewest die onder de decretale macht of de uitvoerende macht ressorteert;
5° elke instelling die ressorteert onder een provincie, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een agglomeratie of een federatie van gemeenten, alsmede elke instelling die ressorteert onder een aan een provincie of gemeente ondergeschikte inrichting;
6° elke andere instelling onder Belgisch recht die voldoet aan collectieve noodwendigheden van algemeen of lokaal belang en aan welker oprichting of bijzondere leiding de openbare overheid klaarblijkelijk een overwegend aandeel heeft alsook elke in Belgisch-Congo of Ruanda-Burundi reeds bestaande instelling die aan dezelfde voorwaarden zou beantwoorden.
Hoofdstuk 2. Wedden
Sectie 1. Vaststelling van de weddeschalen
Artikel 7 De weddeschaal voor elke graad van de ambtenaren van het Gewest wordt vastgesteld met inachtneming van de rang van die graad en van de belangrijkheid van de daarmee overeenstemmende functie.
Artikel 8 Aan elke rang wordt een in de tabellen van bijlage I opgenomen schaal verbonden.
De schaal wordt aangeduid met de letter en het cijfer die erboven staan in de tabellen van bijlage I.
Sectie 2. Vaststelling van de wedde
Onderafdeling I. - Algemene bepalingen.
Artikel 9 De wedde van iedere ambtenaar wordt in de weddeschaal van zijn rang vastgesteld.
Artikel 10 Bij iedere wijziging in het geldelijk statuut van een graad, wordt elke aan die graad verbonden wedde opnieuw vastgesteld alsof het nieuw geldelijk statuut altijd had bestaan.
Indien de aldus vastgestelde nieuwe wedde in dezelfde graad lager is dan de wedde die de ambtenaar geniet bij de inwerkingtreding van een nieuwe geldelijke loopbaan, blijft hij de oude geldelijke loopbaan genieten totdat hij een ten minste gelijke wedde verkrijgt in de nieuwe geldelijke loopbaan.
Artikel 11 In de weddeschaal verbonden aan de graad waartoe hij is bevorderd, heeft de ambtenaar nooit een lagere wedde dan welke die hij in zijn vorige graad zou hebben genoten.
Artikel 12 Elke ambtenaar van het Gewest geniet bijzondere verhogingen.
Aan de ambtenaren die een negatieve evaluatie krijgen wordt het voordeel van de toekomstige bijzondere verhogingen opgeschort voor de duur van de hun toegekende evaluatie.
Onderafdeling 2. - In aanmerking komende diensten.
Artikel 13 § 1. Voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen en de bijzondere verhogingen komen de diensten in aanmerking die de ambtenaar daadwerkelijk verricht heeft terwijl hij behoorde :
1° tot de in artikel 6 bedoelde instellingen; hetzij als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties, hetzij als beroepsmilitair;
2° tot de onderwijsinstellingen van de Gemeenschappen, als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt met volledige prestaties;
3° tot de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddetoelage bezoldigd ambt met volledige prestaties;
4° tot de vrije gesubsidieerde diensten van school- en beroepsoriëntering en de psycho-medisch-sociale centra, als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddetoelage bezoldigd ambt met volledige prestaties.
In afwijking van het eerste lid komen de in het eerste lid bedoelde diensten, verricht als tewerkgestelde werkloze in een ambt met volledige prestaties, eveneens in aanmerking voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen en de bijzondere verhogingen, en dit voor een maximumduur van zes jaar.
§ 2. Voor de toekenning van de tussentijdse verhogingen en de bijzondere verhogingen komen eveneens in aanmerking de werkelijke diensten die de ambtenaar heeft verricht in een bezoldigd ambt bedoeld in § 1 maar met onvolledige prestaties, ten bedrage van de evenredige duur van een voltijds ambt dat deze diensten opleveren wanneer ze verricht worden.
Artikel 14 Voor de toepassing van artikel 13 :
1° wordt de ambtenaar geacht werkelijke diensten te verrichten, zolang hij zich bevindt in een administratieve stand op grond waarvan hij, krachtens zijn statuut, zijn activiteitswedde of bij gemis daarvan, zijn aanspraak op bevordering tot een hogere wedde behoudt;
2° zijn volledig, de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volledig in beslag neemt;
3° worden als beroepsmilitair beschouwd :
a) de beroepsofficieren, de toegevoegde officieren en de hulpofficieren;
b) de reserveofficieren die vrijwillige prestaties verrichten, met uitsluiting van oefeningsprestaties;
c) de beroepsonderofficieren, de tijdelijke onderofficieren en de toegevoegde onderofficieren;
d) de militairen met een lagere graad dan die van officier, die dienen op grond van een dienstneming of van een wederdienstneming;
e) de aalmoezeniers en de leek-adviseurs van het actieve kader en de reserve-aalmoezeniers en -leek-adviseurs die in vredestijd in dienst worden gehouden om het tijdelijke kader van de aalmoezeniersdienst of van de leek-adviseursdienst te vormen.
Artikel 15 § 1. De in aanmerking komende diensten die volle maanden bedragen worden rechtstreeks meegerekend in de geldelijke anciënniteit.
§ 2. De in aanmerking komende diensten die maandgedeelten bedragen, worden aan het einde van het jaar opgeteld. De maandgedeelten met perioden van dertig dagen worden in de geldelijke anciënniteit meegerekend als één maand per periode van dertig dagen.
De in het eerste lid bedoelde diensten hebben in de geldelijke anciënniteit slechts uitwerking met ingang van 1 januari van het volgende jaar. Die diensten hebben echter uitwerking vanaf de datum van de werving als ambtenaar of stagiair of van de eerste dag van de maand na de werving in die hoedanigheid, wanneer de wervingsdatum niet overeenstemt met de eerste dag van de maand.
De maandgedeelten die aan het einde van het jaar minder dan dertig dagen bedragen worden naar het volgende jaar overgebracht waar ze aan het einde van het boekjaar opnieuw worden onderworpen aan de in het eerste en het tweede lid bedoelde bepalingen.
Artikel 16 § 1. In afwijking van artikel 15 wordt de duur van de in aanmerking komende diensten die de ambtenaar in het onderwijs ad interim of als tijdelijke heeft verricht, vastgesteld aan de hand van het attest afgegeven door de bevoegde autoriteiten en opgesteld overeenkomstig de als bijlage II en III bij dit besluit gevoegde modellen.
De op dit attest vermelde volledige prestaties, waarvoor de betaling in 10den gebeurde, en die per schooljaar geen volledig jaar werkelijke diensten vertegenwoordigen, worden dag per dag samengeteld. Het totale aantal aldus gewerkte dagen met volledige prestaties wordt vermenigvuldigd met 1,2. Het totaal van deze rekenkundige bewerking wordt vervolgens gedeeld door 30. Het verkregen produkt geeft het aantal in aanmerking te nemen maanden; met de rest wordt rekening gehouden op de in artikel 15, § 2, bedoelde wijze.
De op hetzelfde attest vermelde volledige prestaties, die bewijzen dat de ambtenaar een volledig schooljaar heeft gewerkt, gelden voor een totaal van 300 dagen en leveren één jaar in werking te nemen diensten op.
§ 2. Artikel 13, § 2, is, mits de nodige aanpassingen, van toepassing op de in aanmerking komende diensten die de ambtenaar ad interim of als tijdelijke in het onderwijs heeft verricht.
Artikel 17 De duur van de in aanmerking komende diensten die de ambtenaar telt, mag nooit de werkelijke duur van de door deze diensten gedekte tijdperken overschrijden.
Artikel 18 Voor elke periode waarin de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering tot een hogere wedde in een graad heeft behouden of verloren, worden de diensten die hij in een andere graad mocht hebben verricht niet medegeteld bij de vaststelling van zijn wedde in die graad en in enige latere graad die met deze laatste verband houdt ingevolge de statutaire samenhang van de opeenvolgende hoedanigheden van de ambtenaar.
Onderafdeling 3. - Berekening en uitbetaling van de wedde.
Artikel 19 § 1. De maandwedde is gelijk aan 1/12 van de wedde.
Bij het overlijden of op pensioen stellen van de ambtenaar is de wedde voor de lopende maand niet terugvorderbaar.
§ 2. De uurwedde is gelijk aan 1/1976e van de wedde.
Artikel 20 § 1. Wanneer de maandwedde niet volledig verschuldigd is, wordt zij in dertigsten verdeeld.
Als het werkelijk aantal te betalen dagen vijftien of minder bedraagt, dan is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het werkelijk aantal te betalen dagen.
Als het werkelijk aantal te betalen dagen meer dan vijftien bedraagt, dan is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het verschil tussen dertig en het werkelijk aantal niet te betalen dagen.
§ 2. Wanneer de maand uit twee perioden bestaat die verschillen naar gelang van het bedrag of de begrotingsaanwijzing der wedde :
1° wordt het aantal voor de eerste periode verschuldigde dertigsten bepaald naar § 1;
2° wordt het totaal aantal voor de maand verschuldigde dertigsten bepaald naar § 1; dit aantal is altijd gelijk aan dertig zo de maand volledig te betalen is;
3° is het aantal voor de tweede periode verschuldigde dertigsten gelijk aan het verschil tussen het totaal voor de maand verschuldigde dertigsten en het aantal voor de eerste periode verschuldigde dertigsten.
Artikel 21 § 1. De maandwedde ondergaat de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de regels voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
De wedde wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 van 1 januari 1990.
§ 2. De uurwedde ondergaat dezelfde indexering als de wedde van de maand waarop ze betrekking heeft.
Sectie 3. Wedde in geval van verlof wegens verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen en in geval van afwezigheid wegens een persoonlijke aangelegenheid
Artikel 22 Wanneer de ambtenaar het voordeel geniet van de verlofregeling wegens verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen of wanneer hij verminderde prestaties verricht die zijn gewettigd wegens persoonlijke aangelegenheid wordt de gewaarborgde bezoldiging berekend naar rata van de werkelijke diensten.
Artikel 23 In afwijking van artikel 15, § 2, komt de periode gedurende welke de ambtenaar verminderde prestaties verricht die zijn gewettigd wegens een persoonlijke aangelegenheid, volledig in aanmerking voor de geldelijke anciënniteit.
Artikel 24 Bij verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen, wordt de verschuldigde wedde, in afwijking van artikel 20, berekend door de maandwedde te vermenigvuldigen met de breuk die de verhouding van de prestaties voorstelt.
Artikel 25 Bij verminderde prestaties gewettigd wegens een persoonlijke aangelegenheid, wordt de verschuldigde wedde, in afwijking van artikel 20, berekend door de maandwedde te vermenigvuldigen met de breuk die de verhouding van de prestaties voorstelt.
Hoofdstuk 3. Bijzondere bepalingen voor de ambtenaren van het Waalse Gewest die titularis zijn van een met bepaalde bevoegdheden overeenstemmende graad
Artikel 26 Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaren van het Gewest en op de stagiairs, kandidaat-ambtenaren van het Gewest, bij wier werving een van de volgende diploma's is vereist : burgerlijk ingenieur, landbouwkundig ingenieur, ingenieur voor de scheikunde en de landbouwindustrieën, ingenieur-geoloog, licentiaat in de informatica, apotheker, doctor in de wetenschappen, doctor in de scheikundige wetenschappen, dierenarts of doctor in de geneeskunde, heelkunde en verloskunde.
(NOTA : art. 26 vernietigd bij het arrest nr 162.640 van de Raad van State van 22-09-2006, zie B.St. van 20-02-2007, p. 8293)
Artikel 27 De ambtenaren die bij omzetting van graad tot de graad van attaché worden benoemd en de stagiairs die in de graad van attaché worden geworven, genieten de bijzondere schaal verbonden aan de graad van rang A6.
(NOTA : art. 27 vernietigd bij het arrest nr 162.640 van de Raad van State van 22-09-2006, zie B.St. van 20-02-2007, p. 8293)
Artikel 28 De ambtenaren die bij omzetting van graad tot de graad van eerste attaché worden benoemd, gemeten de bijzondere schaal verbonden aan de graad van rang A5.
De ambtenaren die titularis zijn van de graad van attaché die overeenstemt met een in artikel 26 bedoelde hoedanigheid, genieten de bijzondere schaal verbonden aan de graad van rang A5 zodra ze bij verhoging van graad tot de graad van eerste attaché worden bevorderd.
(NOTA : art. 28 vernietigd bij het arrest nr 162.640 van de Raad van State van 22-09-2006, zie B.St. van 20-02-2007, p. 8293)
Artikel 29 De ambtenaren die bij omzetting van graad tot de graad van directeur worden benoemd, genieten de bijzondere schaal verbonden aan de graad van rang A4.
De ambtenaren die titularis zijn van de graad van eerste attaché die overeenstemt met een in artikel 26 bedoelde hoedanigheid, genieten de bijzondere schaal verbonden aan de graad van rang A4 zodra ze bij verhoging van graad tot de graad van directeur worden bevorderd.
(NOTA : art. 29 vernietigd bij het arrest nr 162.640 van de Raad van State van 22-09-2006, zie B.St. van 20-02-2007, p. 8293)
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
Sectie 1. Algemene en opheffingsbepalingen
Artikel 30 De Waalse Regering beslist over de gevallen die een zodanig bijzonder karakter vertonen dat in de zin van dit besluit een minder letterlijke toepassing van zijn bepalingen verantwoord is.
Artikel 31 Voor de diensten waarop het besluit van de Waalse Regering van 1 juli 1993 houdende het statuut van de ambtenaren van het Gewest wordt toegepast, worden de volgende besluiten opgeheven :
1° het koninklijk besluit van 3 december 1969 betreffende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van het mechanografisch personeel van de centra voor informatieverwerking in de rijksbesturen, gewijzigd bij ministerieel besluit van 11 december 1970 en bij de koninklijke besluiten van 20 juni 1973, 10 juni 1975, 14 januari 1977 en 12 april 1978;
2° het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 4 januari 1974, 2 juni 1975, 5 december 1978, 27 juli 1981, 30 maart 1983, 4 november 1987, 3 december 1987, 16 augustus 1988, 27 juli 1989, 13 december 1989, 21 maart 1990, 7 augustus 1991, 6 november 1991, 18 november 1991 en bij de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve van 19 november 1992, 23 december 1992, 17 juni 1993 en 4 november 1993;
3° het koninklijk besluit van 29 juni 1973 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 november 1973, 4 januari 1974, 12 mei 1975, 17 januari 1978, 5 december 1978, 16 november 1979, 12 februari 1980, 4 juni 1982, 16 augustus 1988, 13 december 1989, 21 maart 1990, 7 augustus 1991, 6 november 1991, 12 november 1991 en bij de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve van 19 november 1992, 23 december 1992, 17 juni 1993 en 4 november 1993;
4° het koninklijk besluit van 11 februari 1977 houdende bijzondere administratieve en geldelijke bepalingen betreffende sommige personeelsleden in de rijksbesturen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 1978, 27 juli 1981, 10 september 1981, 4 november 1987, 16 augustus 1988, 13 december 1989, 21 maart 1990, 7 augustus 1991, 6 november 1991 en bij de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve van 19 november 1992, 23 december 1992, 17 juni 1993 en 4 november 1993;
5° het koninklijk besluit van 11 februari 1977 betreffende de toekenning van de zogeheten "weddeschaal van geselecteerde" aan bepaalde personeelsleden van sommige ministeries;
6° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 29 mei 1985 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij het Ministerie van het Waalse Gewest, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 november 1993;
7° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 30 oktober 1986 tot vaststelling van de weddeschaal van de bijzondere graad van technisch hoofdbeambte bij Waters en Bossen (rang 33);
8° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 29 december 1989 houdende vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de graden van scheikundige-stationschef, laboratoriumchef, scheikundige-laboratoriumchef en hoofd technische helper;
9° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 12 december 1990 houdende vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de graden van hoofdgeneesheer-directeur, hoofdgeoloog-directeur, eerstaanwezend inspecteur-geneesheer, inspecteur-geneesheer, technisch adjunct eerste klasse, fotograaf, tekenaar, eerste hoofdklerk, hoofd-operateur en directeur-generaal (16/S) bij het Ministerie van het Waalse Gewest, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 november 1993;
10° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 12 december 1990 houdende vaststelling van de weddeschalen verbonden aan de bijzondere graden van mijnmeter eerste klasse en mijnmeter bij het Ministerie van het Waalse Gewest, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 november 1993;
11° het koninklijk besluit van 12 november 1991 betreffende het administratief en geldelijk statuut van het informaticapersoneel van de Rijksbesturen;
12° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 6 mei 1993 tot bevestiging van bijzondere bepalingen toepasselijk op de loopbaan van het informaticapersoneel van de diensten van de Waalse Gewestexecutieve;
13° het besluit van de Waalse Regering van 14 oktober 1993 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden bij het Waals Ministerie voor Uitrusting en Vervoer.
Sectie 2. Overgangsbepalingen
Artikel 32 De bij omzetting van graad benoemde ambtenaren behouden ten minste de bezoldiging die ze hadden of zouden hebben verkregen in de weddeschaal verbonden aan hun oude graad.
De ambtenaren die titularis zijn van een oude graad binnen een vlakke loopbaan behouden ten minste de bezoldiging die ze hadden of zouden hebben verkregen in iedere graad binnen deze loopbaan.
De op de dag voor de inwerkingtreding van dit besluit van kracht zijnde weddeschalen blijven, zoals hun inhoud vandaag is bepaald, ten persoonlijke titel van toepassing op de in het eerste en het tweede lid bedoelde ambtenaren.
Artikel 33 Dit besluit treedt in werking op 1 mei 1994.
De ambtenaren en de stagiairs van niveau 1 blijven tot 1 juni 1994 onderworpen aan de weddeschalen die van toepassing zijn voor de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 34 De Minister tot wiens bevoegdheden Administratie behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlagen.
Artikel N1 Bijlage I. Weddeschalen.
NIVEAU 4
NIVEAU 3
NIVEAU 2
NIVEAU 2 +
NIVEAU 1
NIVEAU 1
Artikel N2 Bijlage II.- Model van attest voor diensten gepresteerd in het Rijks-, gesubsidieerd, provinciaal of gemeentelijk onderwijs.
<Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 28/04/1994, p. 11391>.
Artikel N3 Bijlage III. - Model van attest voor diensten gepresteerd in het door de Gemeenschappen ingericht of gesubsidieerd onderwijs.
<Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 28/04/1994, p. 11392>.