Besluit van de Waalse Regering van 18 mei 2012 tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild

Date :
18-10-2012
Language :
French Dutch
Size :
2 pages
Section :
Legislation
Source :
Numac 2012206124

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen en toepassingsgebied
Artikel 1 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder bevoegde ambtenaar, de directeur van het Departement Natuur en Bossen in wiens ambtsgebied het grootste deel van het al dan niet onder een erkende jachtraad ressorterende jachtgebied gelegen is.

Artikel 2 De bijvoedering van grof wild in de fokbedrijven die een machtiging hebben overeenkomstig artikel 12bis, § 2, 2e streepje, van de jachtwet van 28 februari 1882 is niet onderworpen aan de bepalingen van dit besluit.

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen
Artikel 3 De bijvoedering van grof wild ten noorden van de Samber-Maaslijn is verboden.
  Ten zuiden van de Samber-Maaslijn wordt de aanvullende bijvoedering van grof wild en de afleidende bijvoedering van wilde zwijnen toegelaten onder de door dit besluit bepaalde voorwaarden en mits voorafgaande kennisgeving gericht aan de bevoegde ambtenaar.

Artikel 4 Het gebruik van voederbakken en voederplaatsen voor klein wild en waterwild wordt niet beschouwd als bijvoedering van grof wild.
  Als er grof wild op het betrokken jachtgebied aanwezig is, wordt de bijvoedering bedoeld in het eerste lid efficiënt beschermd tegen grof wild wanneer de bevoorrading gebeurt met andere voedingsmiddelen dan tarwe of triticale.

Artikel 5 § 1. De voorafgaande kennisgeving van aanvullende bijvoedering van grof wild en van afleidende bijvoedering van wilde zwijnen wordt door de erkende jachtraad aan de bevoegde ambtenaar gericht wat betreft de jachtgebieden van zijn leden.
  De voorafgaande kennisgeving van aanvullende bijvoedering van grof wild en van afleidende bijvoedering van wilde zwijnen wordt door de houder van het jachtrecht aan de bevoegde ambtenaar gericht wanneer de houder van het jachtrecht geen lid is van een erkende jachtraad.
  De voorafgaande kennisgeving van bijvoedering wordt aan de bevoegde ambtenaar gericht door elk middel dat vaste datum verleent aan de verzending.
  § 2. Bij elke voorafgaande kennisgeving van bijvoedering worden gevoegd :
  1° een kaart van het Nationaal Geografisch Instituut op schaal 1/10 000e, 1/20 000e of 1/25 000e met aanduiding van de grenzen van het jachtgebied, de voorziene bijvoederingsplaatsen en de bebouwde gronden of de te beschermen weiden;
  2° de schriftelijke verbintenis altijd vrije toegang tot het betrokkene jachtgebied te verlenen aan de personeelsleden van het Departement Natuur en Bossen voor de controle van de bijvoedering.
  De voorafgaande kennisgeving van bijvoedering moet worden hernieuwd wanneer de ligging van de bijvoederingsplaatsen verandert of bij wijziging van de houder van het jachtrecht.

Hoofdstuk 3. Voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild
Sectie 1. Algemene voorwaarden
Artikel 6 De bijvoedering van grof wild is verboden buiten de bossen en wouden en moet minstens op 200 meter van de bosranden plaatsvinden

Artikel 7 § 1. De bijvoederingsplaatsen van grof wild mogen niet gelegen zijn :
  1° op minder dan tweehonderd meter van elk terrein waar jacht met vuurwapens plaatsvindt;
  2° op minder dan vijftig meter van elke waterloop, bronnen inbegrepen.
  § 2. Een bijvoederingsplaats mag niet tegen de zin van een boseigenaar op diens terreinen vastgelegd worden.

Artikel 8 Om schade te voorkomen aan sommige bosbestanden of in het belang van het natuurbehoud of om te voldoen aan de artikelen 6 of 7, kan de bevoegde ambtenaar eisen dat het grof wild op een andere plaats wordt bijgevoederd.
  De bevoegde ambtenaar deelt zijn beslissing mee aan de houder van het jachtrecht of aan de jachtraad door elk middel dat vaste datum verleent aan de verzending.
  De beslissing wordt door de houder van het jachtrecht of de jachtraad uitgevoerd binnen de termijn bepaald door de bevoegde ambtenaar.

Artikel 9 De houder van het jachtrecht kan bij de directeur-generaal van het Operationeel directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst een beroep instellen tegen de beslissingen van de bevoegde ambtenaar, genomen krachtens de artikelen 8 en 16.
  Dit beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid binnen een termijn van vijftien dagen ingediend te rekenen van de kennisgeving van de beslissing van de bevoegde ambtenaar.
  De directeur-generaal deelt zijn beslissing mee aan de aanvrager binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst van het beroep.
  Het beroep schorst de betwiste beslissing niet.

Sectie 2. Aanvullende bijvoedering van grof wild
Artikel 10 Voor het aanvullend bijvoederen van grof wild mag enkel hooi van grasachtige en/of peulgewassen, luzerne inbegrepen, gebruikt worden, met uitsluiting van elk kuilvoer en voordroogkuil.

Artikel 11 De aanvullende bijvoedering van grof wild voldoet aan de volgende voorwaarden :
  1° de punten waar voeder verdeeld wordt, zijn gelijkmatig verspreid over de gezamenlijke oppervlakte van de grondgebieden, met minimum twee verdeelpunten per 1 000 ha bos;
  2° de bevoorrading van elk verdeelpunt wordt vanaf 1 november toegelaten en moet continu worden bevoorraad tot 30 april.

Sectie 3. Afleidende bijvoedering van wilde zwijnen
Artikel 12 De afleidende bijvoedering van wilde zwijnen is uitsluitend tussen 1 april en 30 september toegelaten.

Artikel 13 Voor de afleidende bijvoedering mag alleen gebruik gemaakt worden van gerst, tarwe, spelt, triticale en rogge, gemengd met erwten.
  Het voeder wordt continu verspreid in slierten van tien tot vijftien meter breed en tweehonderd tot tweehonderdvijftig meter lang.
  Het strooien gebeurt uitsluitend met de hand en met kracht, met uitsluiting van elk mechanisch of gemotoriseerd middel.

Artikel 14 De silo's en opslagkuipen voor afleidende bijvoedering van wilde zwijnen zijn in de bossen verboden.

Artikel 15 Een afleidende bijvoederingspunt voor wilde zwijnen moet worden gevestigd op een beboste oppervlakte die minstens vijftig ha uit één stuk omvat.
  Er kunnen bijkomende bijvoederingspunten worden voorzien, naar rato van een bijvoederingspunt per oppervlakte van tweehonderdvijftig ha bos uit één stuk.

Artikel 16[1 In afwijking van de artikelen 12, 13, lid 2, en 15 wordt de ontradende bijvoedering van het everzwijn toegelaten tijdens de periode van 1 oktober tot 31 maart in geval van onmiddellijke dreiging of in aanwezigheid van landbouwschade in het betrokken jachtgebied of in de nabijheid ervan.
   Enkel het voeder bepaald in lid 1 van artikel 13 wordt toegestaan.
   De onder de voorwaarden bedoeld in lid 1 toegelaten bijvoedering mag niet permanent plaatsvinden.
   Het vaststellen van de bijvoedering is niet verbonden aan de voorwaarde van inachtneming van de oppervlakten bedoeld in artikel 15.]1

Artikel 17
  <Opgeheven bij BWG 2015-09-17/04, Art. 3, 002; Inwerkingtreding : 05-10-2015>

Hoofdstuk 4. Overgangsen slotbepalingen
Artikel 18 Het besluit van de Waalse Regering van 28 mei 2003 tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild wordt opgeheven.

Artikel 19 Dit besluit treedt in werking op 15 november 2012.

Artikel 20 De Minister bevoegd voor de Jacht is belast met de uitvoering van dit besluit.