Koninklijk besluit betreffende de inwerkingtreding van sommige bepalingen in verband met de middelen tot tenuitvoerlegging, van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek.

Date :
08-06-1969
Language :
French Dutch
Size :
1 page
Section :
Legislation
Source :
Numac 1969060801

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.
Artikel 1 Op 1 oktober 1969 treden in werking :
  1° In het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek, boek IV, het hoofdstuk XIII " Hoger bod op vrijwillige vervreemding ", bestaande uit de artikelen 1323 tot 1332;
  2° In het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek, eerste titel, het hoofdstuk III " Voorlopige tenuitvoerlegging " bestaande uit de artikelen 1397 tot 1402;
  3° In het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek, titel III, hoofdstuk I " Algemene bepalingen ", het artikel 1496;
  4° In het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek, titel III, het hoofdstuk VI " Uitvoerend beslag op onroerend goed ", bestaande uit de artikelen 1560 tot 1626;
  5° In het vijfde deel van het Gerechtelijk Wetboek, titel III, het hoofdstuk VIII " Rangregeling ", bestaande uit de artikelen 1639 tot 1654.

Artikel 2 Op 1 oktober 1969 wordt artikel 5 van het koninklijk besluit van 4 november 1968 betreffende de inwerkingtreding van sommige bepalingen met betrekking tot de rechtspleging, van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, opgeheven.

Artikel 3 Op 1 oktober 1969 treden de volgende opheffingsbepalingen van artikel 2 van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, in werking :
  1° in titel II, hoofdstuk I, artikel 7, 1°, voor zover het opheffing inhoudt van artikel 20 van de wet van 25 maart 1841 op de bevoegdheid in burgerlijke zaken;
  2° in l III, hoofdstuk I, artikel 13, voor zover het opheffing inhoudt van de artikelen 136, 147, eerste lid, 438, 439, 457 tot 459, 673 tot 751 (vervangen door de artikelen 14 tot 92quater en 102 tot 109 van de wet van 15 augustus 1854 op de gerechtelijke uitwinning), 752 tot 779 en 832 tot 838 (vervangen door de artikelen 93 tot 101 van de wet van 15 augustus 1854 op de gerechtelijke uitwinning van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering;
  3° in titel III, hoofdstuk II, de artikelen 24 en 26.

Artikel 4 Op 1 oktober 1969 treden de artikelen 52, § 2, 102, 108 en 113 van de wijzigingsbepalingen van artikel 3 van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, in werking.

Artikel 5 Op 15 juni 1969 treden de artikelen 79 en 80 van het Gerechtelijk Wetboek in werking voor zover die inwerkingtreding nodig is voor de toepassing van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde artikelen van dat Wetboek.

Artikel 6 Op 1 oktober 1969 treden de artikelen 569, 5°, 633, 1386 tot 1389, 1395, 1396, 1430, 1452, 1494, 1495 en 1498 van het Gerechtelijk Wetboek in werking, voor zover die inwerkingtreding nodig is voor de toepassing van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde artikelen van dat Wetboek.

Artikel 7 Op 1 oktober 1969 treedt artikel 6 van de overgangsbepalingen van de overgangsbepalingen van artikel 4 van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek in werking, voor zover die inwerkingtreding nodig is voor de toepassing van de bij de vorige artikelen in werking gestelde bepalingen.

Artikel 8 Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.