Koninklijk besluit betreffende de ligtijd en het bedrag van de overliggelden op het gebied van de binnenbevrachting

Date :
19-06-2011
Language :
French Dutch
Size :
1 page
Section :
Legislation
Source :
Numac 2011014143

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.
Artikel 1 Dit besluit is van toepassing op de bevrachtingovereenkomsten waarvan de ligtijd en het bedrag van de overliggelden worden geregeld door de wet van 5 mei 1936 op de binnenbevrachting.

Artikel 2§ 1. Bij afwezigheid van enige bepaling in de bevrachtingsovereenkomst worden de ligtijd bij het laden of lossen en het bedrag van de overliggelden als volgt vastgesteld :
  a) ligtijd bij het laden of lossen :
  tonnenmaat op basis waarvan de vracht berekend wordt of, bij ontstentenis, geladen tonnenmaat berekend volgens de meetbrief
  tot en met 1 750 t . . . . . 2 halve dagen
  meer dan 1 750 t tot en met 3 500 t . . . . . 3 halve dagen
  meer dan 3 500 t . . . . . 4 halve dagen
  b) bedrag van de overliggelden per ton :
  tonnenmaat bij de grootste inzinking zoals blijkt uit de meetbrief, in euro, per ton en per halve dag :
  

  
  Schepen zonder mechanische voortstuwing Schepen met mechanische voortstuwing
Tot en met 1 750 t 0,41 0,49
Meer dan 1 750 t tot en met 3 500 t 0,36 0,44
Meer dan 3 500 t 0,31 0,39


  Onder een halve dag wordt verstaan het deel van de dag dat aanvangt hetzij om 00 u 00 en doorloopt tot 12 u 00, hetzij om 12 u 00 en doorloopt tot 24 u 00.
  § 2. De bedragen van de overliggelden worden gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen van het Rijk : [114,55] (index van november 2010, basis 2004 = 100). <Erratum, B.St. 07-03-2012, p. 14096>
  Vanaf het kalenderjaar 2012 worden ze jaarlijks vanaf 1 januari aangepast in functie van het indexcijfer van de maand november van het voorafgaande jaar.
  § 3. Indien de afzender of de geadresseerde eist dat een schip zonder mechanische beweegkracht tijdens de operaties van laden of lossen vergezeld blijft van een duw- of sleepboot, zijn tijdens deze operaties de bedragen van de overliggelden van toepassing die gelden voor schepen met mechanische beweegkracht.
  § 4. Het globaal bedrag van het per halve dag voor een schip verschuldigde overliggeld mag niet kleiner zijn dan dit waarop het grootste schip van de lagere categorie recht zou hebben.
  Dat bedrag zal ten minste gelijk zijn aan dat voor een schip van 200 ton.

Artikel 3 In geval geladen of gelost wordt op zon- en feestdagen gelden volgende compensaties :
  1° gedurende de ligtijd : compensatie onder de vorm van een verkorting van de ligtijd, afhankelijk van de wijze waarop hij werd vastgesteld, met het aantal dagdelen waarin de operaties hebben plaatsgevonden;
  2° gedurende de overligtijd : compensatie onder de vorm van een bijkomende vergoeding overliggeld overeenstemmend met het aantal dagdelen waarin de operaties hebben plaatsgevonden;
  3° gedurende de extra-overligtijd : compensatie onder de vorm van een bijkomende vergoeding extra-overliggeld, overeenstemmend met het aantal dagdelen waarin de operaties hebben plaatsgevonden.

Artikel 4 Indien het contract een ligtijd vermeldt uitgedrukt in volle dagen doch geen andere bepalingen bevat betreffende een vergoeding of compensatie voor werkzaamheden uitgevoerd tussen 22 u. 00 's avonds en 06 u. 00 's morgens, worden het gebruik van de ligtijd en de vaststelling van het overliggeld berekend met halve dagen overeenkomstig artikel 2.

Artikel 5 Opgeheven worden :
  1° het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot vaststelling van de vergoedingen en compensaties voor het laden en lossen van schepen uitgevoerd bij nacht, op een zondag of op een wettelijke feestdag;
  2° het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende de ligtijd en het bedrag van de overliggelden inzake binnenbevrachting, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 december 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende de ligtijd en het bedrag van de overliggelden inzake binnenbevrachting.

Artikel 6 De Minister bevoegd voor Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
  
  Gegeven te Brussel, 19 juni 2011.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  Y. LETERME
  De Staatssecretaris voor Mobiliteit,
  E. SCHOUPPE