Koninklijk besluit houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen.]
- Section :
- Legislation
- Source :
- Numac 1996016245
Original text :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
Artikel 1Dit besluit voert een sociale verzekering in, genaamd "[1 overbruggingsrecht]1".
Artikel 1BIS[2 Voor de toepassing van dit besluit wordt onder stopzetting begrepen :
1° het vonnis van faillietverklaring in de gevallen bedoeld in artikel 2, § 1;
2° de stopzetting van de zelfstandige activiteit in de gevallen bedoeld in artikel 2, § 2;
3° de gedwongen stopzetting van de zelfstandige activiteit in de gevallen bedoeld in artikel 2, § 3;]2
[3 4° de stopzetting van de zelfstandige activiteit omwille van economische moeilijkheden in de gevallen bedoeld in artikel 2, § 4.]3
Artikel 2[4 § 1. De in artikel 1 bedoelde sociale verzekering is van toepassing op de gefailleerde zelfstandigen, alsmede op de zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van een handelsvennootschap die failliet verklaard werd.
§ 2. Zij is tevens, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten door de Koning te bepalen, van toepassing op de zelfstandigen die in paragraaf 1 niet bedoeld zijn, wanneer zij zich in de onmogelijkheid bevinden aan hun opeisbare of nog te vervallen schulden te voldoen.
§ 3. Zij is tevens, onder de voorwaarden en de modaliteiten te bepalen bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, van toepassing op zelfstandigen die door omstandigheden onafhankelijk van hun wil gedwongen worden hun zelfstandige activiteit stop te zetten en zonder enig beroepsinkomen, noch vervangingsinkomen komen te staan.]4
[5 § 4. Zij is tevens, onder de voorwaarden en de modaliteiten te bepalen bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, van toepassing op zelfstandigen die, omwille van economische moeilijkheden, hun zelfstandige activiteit moeten stopzetten.]5
Artikel 2BIS[6 De in artikel 1 bedoelde verzekering is, binnen de perken van artikel 4, § 1, 1°, 2° en 5°, en artikel 7, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels en procedures te bepalen door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, eveneens van toepassing op de zelfstandigen in moeilijkheden en dit gedurende maximum zes maanden.
Onder " zelfstandigen in moeilijkheden " wordt verstaan :
- de zelfstandigen die het voorwerp uitmaken van een gerechtelijke reorganisatie in de zin van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, alsmede de zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van een handelvennootschap die het voorwerp uitmaakt van een dergelijke gerechtelijke reorganisatie;
- de zelfstandigen die zich in de onmogelijkheid bevinden hun opeisbare of nog te vervallen schulden te voldoen in de zin van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen;
- de zelfstandigen, geconfronteerd met een aanzienlijke daling van de omzet of van hun inkomsten die hen in een zodanige economische situatie brengt dat er een risco op faling of kennelijk onvermogen bestaat.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad nader de omschrijving van de in het vorige lid bedoelde zelfstandigen.]6
Artikel 3[7 De in artikel 2 bedoelde personen kunnen]7, op hun vraag :
1° (rechten openen inzake de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, sector van de geneeskundige verzorging, en inzake gezinsbijslagen gedurende ten hoogste vier kwartalen. Deze periode vangt aan op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene [7 van de stopzetting ]7.) <W 2002-01-24/38, Art. 2, 002; En vigueur : 01-01-1998>
2° aanspraak maken op de in artikel 7 bedoelde uitkering.
Artikel 4<W 2002-01-24/38, Art. 3, 002; En vigueur : 01-10-2001> § 1. Om de in artikel 3, 1°, bedoelde rechten te genieten, moeten de in [8 artikel 2, §§ 1 en 3 ]8, bedoelde personen aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° hun verzekeringsplicht bewijzen in het kader van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen gedurende de vier kwartalen die voorafgaan aan de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene [8 van de stopzetting]8 ;
2° voor de in 1° bedoelde periode de (in de artikelen 12, § 1, [8 ...]8, en 13bis, § 2, 1°, van het koninklijk besluit nr. 38) beoogde bijdragen verschuldigd geweest zijn; <W 2008-07-24/35, Art. 67, 005; En vigueur : 01-01-2002 en 01-01-2008, zie W 2008-07-24/35, Art. 69>
3° geen beroepsactiviteit uitoefenen of zich niet in een toestand bevinden die hen rechten op een rustpensioen opent;
4° geen rechten op uitkeringen genieten in een verplicht stelsel van pensioen, van gezinsbijslag en van ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector gezondheidszorgen, minstens gelijkwaardig aan deze van het sociaal statuut van de zelfstandigen, uit hoofde van de activiteit of van een gewezen activiteit van de echtgenoot;
5° in België hun hoofdverblijfplaats hebben, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
§ 2. [8 Om de in artikel 7 bedoelde uitkering te genieten, moeten de in artikel 2, §§ 1 en 3, bedoelde personen aan de volgende voorwaarden voldoen]8 :
1° voldoen aan de in § 1, 1°, 2° en 5°, bedoelde voorwaarden;
2° geen beroepsactiviteit uitoefenen of geen recht op een vervangingsinkomen kunnen laten gelden vanaf de eerste werkdag die volgt op [8 de dag van de stopzetting]8.
Artikel 5 <W 2002-01-24/38, Art. 4, 002; En vigueur : 01-10-2001> De begunstigde van de in artikel 3 bedoelde rechten en uitkeringen verbindt zich ertoe aan de instelling die belast is met de betaling van de uitkeringen elke gebeurtenis die mogelijkerwijze de opheffing of een vermindering van voormelde rechten en uitkeringen met zich meebrengt, mee te delen.
Bij gebreke hieraan zal de uitkering waarvan sprake in artikel 7 integraal dienen te worden terugbetaald.
Elke wijziging in de in artikel 4, § 1, 3°, 4° en 5°, bedoelde voorwaarden heeft uitwerking, voor de in artikel 3, 1°, bedoelde rechten, de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van die wijziging.
(Elke wijziging in de in artikel 4, § 2, bedoelde voorwaarden heeft uitwerking, voor de in artikel 3, 2°, bedoelde uitkering, met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op diegene van de wijziging. Bovendien wordt deze uitkering opgeschort gedurende de hele maand waarin een beroepsactiviteit wordt uitgeoefend of de hele maand waarin er aanspraak kan worden gemaakt op een vervangingsinkomen.) <W 2008-07-24/35, Art. 68, 005; En vigueur : 17-08-2008>
Artikel 6Op straffe van verval moet de in artikel 3 bedoelde aanvraag worden ingediend [9 ten laatste binnen het tweede kwartaal volgend op het kwartaal van de stopzetting]9.
De andere modaliteiten voor het indienen van de aanvraag worden door de Koning bepaald.
Artikel 7<W 2007-04-27/35, Art. 53, 004; En vigueur : 01-07-2007> [10 De in artikel 2 bedoelde personen]10, kunnen gedurende ten hoogste twaalf maanden een uitkering verkrijgen.
Naargelang de betrokkenen al dan niet minstens één persoon ten laste hebben in de zin van artikel 225, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedraagt het maandelijks bedrag van de uitkering het maandelijks bedrag van het minimumpensioen van een zelfstandige die de voorwaarden, naargelang het geval, van ofwel artikel 9, § 1, 1°, van het koninklijk besluit nr 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen vervult, ofwel van artikel 9, § 1, 2°, van hetzelfde besluit vervult.
De in het eerste lid bedoelde periode van twaalf maanden vangt aan op de eerste dag van de maand die volgt op die van [10 de stopzetting ]10. Wanneer de betrokkenen in de loop van deze periode een persoon ten laste krijgen of ophouden een persoon ten laste te hebben, in de zin van artikel 225, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, van voormeld koninklijk besluit van 3 juli 1996 wordt de wijziging in het maandelijks bedrag uitgevoerd vanaf de maand die op die gebeurtenis volgt.
Artikel 7BIS<ingevoegd bij W 1998-02-22/43, Art. 246, En vigueur : 01-07-1997> Onverminderd de bepalingen van artikel 6 van dit besluit, verjaart de vordering tot betaling van de in artikel 7 voorziene uitkering na verloop van drie jaar.
De termijn van drie jaar neemt een aanvang de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van [11 de stopzetting]11 (...). <W 2002-01-24/38, Art. 7, 002; En vigueur : 01-01-1998>
Buiten de oorzaken vermeld in het Burgerlijk Wetboek wordt de verjaring gestuit door een verzoek tot betaling, bij een ter post aangetekend schrijven, ingediend bij de bevoegde instelling. De stuiting is geldig voor drie jaar en mag worden hernieuwd.
De bevoegde instelling mag in geen geval het voordeel van de bij dit artikel bepaalde verjaring verzaken.
Artikel 8 De bepalingen van artikel 3 zijn slechts van toepassing voor zover de betrokkene niet veroordeeld is (op grond van de artikelen 489, 489bis en 489ter van het Strafwetboek). In dat geval moeten de uitkeringen waarvan hij genoten zou kunnen hebben ingevolge de toepassing van dat artikel teruggevorderd worden door de instellingen die deze uitkeringen uitbetaald hebben. <W 2002-01-24/38, Art. 8, 002; En vigueur : 01-01-1998>
Artikel 8BIS <ingevoegd bij W 1998-02-22/43, Art. 247, En vigueur : 01-07-1997> De vordering tot terugbetaling van de in artikel 7 voorziene uitkering die ten onrechte werd betaald, verjaart na verloop van drie jaar te rekenen van de datum waarop de uitbetaling werd gedaan.
Buiten de in het Burgerlijk Wetboek vermelde oorzaken wordt de verjaring gestuit door een, bij ter post aangetekend schrijven, aan de schuldenaar betekende vordering tot terugbetaling van wat ten onrechte werd uitbetaald.
De verjaringstermijn wordt op vijf jaar gebracht indien de ten onrechte uitbetaalde uitkering werd bekomen door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen of nog indien de begunstigde de verbintenis bepaald in artikel 5 niet heeft nageleefd.
Artikel 9[12 De in artikel 2 bedoelde personen kunnen meerdere keren genieten van de in artikel 1 bedoelde sociale verzekering, zonder dat de totale duur ervan tijdens de gehele beroepsloopbaan meer mag bedragen dan twaalf maanden.]12
Artikel 10 Wat de in artikel 7 bedoelde uitkering betreft, bepaalt de Koning :
1° de instelling die belast is met de betaling evenals de betalingsmodaliteiten;
2° de terugvorderingsmodaliteiten voor ten onrechte uitbetaalde uitkeringen;
3° de gevallen waarin de aanvrager aanspraak kan maken op moratoriumintresten.
Onverminderd de bepalingen van artikel 8, kan de Koning de gevallen bepalen waarin aan de in het eerste lid, 2°, bedoelde terugvordering kan worden verzaakt.
Artikel 10BIS <ingevoegd bij W 1998-02-22/43, Art. 248, En vigueur : 01-07-1997> Wanneer door nalatigheid van een sociale verzekeringskas, de in artikel 7 voorziene uitkering ten onrechte werd betaald en de terugvordering van het niet-verschuldigde onmogelijk blijkt, wordt de sociale verzekeringskas verantwoordelijk verklaard bij beslissing van de Minister die bevoegd is voor het sociaal statuut der zelfstandigen, en worden de bedoelde bedragen ten laste gelegd van de opbrengst van de bijdragen bestemd om de beheerskosten van de betrokken kas te dekken.
Artikel 11 Artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, wordt aangevuld als volgt :
"4° de uitkeringen van de sociale verzekering in geval van faillissement
Artikel 12 In artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 74 van 10 november 1967, het koninklijk besluit van 18 oktober 1978 en de wet van 30 maart 1994, wordt een § 3bis ingevoegd, luidend als volgt :
"§ 3bis. Het stelsel van de sociale verzekering in geval van faillissement wordt ingevoerd door het koninklijk besluit in uitvoering van artikel 29 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels."
Artikel 13 Artikel 33, 1° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"1° tot de zelfstandigen en de helpers onderworpen aan de wetgeving houdende inrichting van het sociaal statuut voor de zelfstandigen, alsmede tot de zelfstandigen die van de sociale verzekering in geval van faillissement genieten."
Artikel 14 In artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 juli 1964 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen wordt verruimd, wordt een 3°bis ingevoegd, luidend als volgt :
"3°bis de zelfstandigen die van de sociale verzekering in geval van faillissement genieten, gedurende ten hoogste vier kwartalen. Deze periode vangt aan, hetzij op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van het vonnis van faillietverklaring, hetzij, wanneer de zelfstandige een akkoord na faillissement heeft bekomen, op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van het vonnis van ontbinding van dit akkoord."
Artikel 15 Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 april 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 9. - De bepalingen van artikel 7 zijn van toepassing op de in artikel 3, 3°, 3°bis en 4° bedoelde gerechtigden.
De personen die genieten van de bepalingen van artikel 3, 3°bis worden evenwel geacht hun bijdrageplicht vervuld te hebben gedurende de erin bepaalde periode."
Artikel 16 Artikel 6, derde lid, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 april 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Rechthebbende is de persoon die geniet van de sociale verzekering in geval van faillissement, ingevoerd in uitvoering van artikel 29 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. "
Artikel 17 Artikel 6, § 2 (van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelstandigen, met toepassing van hoofdstuk I, van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels), wordt aangevuld als volgt : <ERR. B.St. 22-01-1997>
"d) de sociale verzekering in geval van faillissement;"
Artikel 18 De artikelen 28, § 2, vijfde lid, en 41, § 3, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 april 1995, zijn opgeheven.
Artikel 19 Het koninklijk besluit van 7 april 1995 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de regeling van de sociale zekerheid der zelfstandigen wordt opgeheven.
Het blijft evenwel van toepassing op de personen die deze bepalingen kunnen inroepen wanneer het vonnis van faillietverklaring of van ontbinding van het akkoord na faillissement voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit werd uitgesproken.
Artikel 20 Dit besluit is slechts van toepassing wanneer het vonnis van faillietverklaring of het vonnis van ontbinding van het akkoord na faillissement ten vroegste op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit werd uitgesproken.
Artikel 21 Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1997.
Artikel 22 Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Artikel 1BIS[2 Voor de toepassing van dit besluit wordt onder stopzetting begrepen :
1° het vonnis van faillietverklaring in de gevallen bedoeld in artikel 2, § 1;
2° de stopzetting van de zelfstandige activiteit in de gevallen bedoeld in artikel 2, § 2;
3° de gedwongen stopzetting van de zelfstandige activiteit in de gevallen bedoeld in artikel 2, § 3;]2
[3 4° de stopzetting van de zelfstandige activiteit omwille van economische moeilijkheden in de gevallen bedoeld in artikel 2, § 4.]3
Artikel 2[4 § 1. De in artikel 1 bedoelde sociale verzekering is van toepassing op de gefailleerde zelfstandigen, alsmede op de zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van een handelsvennootschap die failliet verklaard werd.
§ 2. Zij is tevens, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten door de Koning te bepalen, van toepassing op de zelfstandigen die in paragraaf 1 niet bedoeld zijn, wanneer zij zich in de onmogelijkheid bevinden aan hun opeisbare of nog te vervallen schulden te voldoen.
§ 3. Zij is tevens, onder de voorwaarden en de modaliteiten te bepalen bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, van toepassing op zelfstandigen die door omstandigheden onafhankelijk van hun wil gedwongen worden hun zelfstandige activiteit stop te zetten en zonder enig beroepsinkomen, noch vervangingsinkomen komen te staan.]4
[5 § 4. Zij is tevens, onder de voorwaarden en de modaliteiten te bepalen bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, van toepassing op zelfstandigen die, omwille van economische moeilijkheden, hun zelfstandige activiteit moeten stopzetten.]5
Artikel 2BIS[6 De in artikel 1 bedoelde verzekering is, binnen de perken van artikel 4, § 1, 1°, 2° en 5°, en artikel 7, onder de voorwaarden en volgens de nadere regels en procedures te bepalen door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, eveneens van toepassing op de zelfstandigen in moeilijkheden en dit gedurende maximum zes maanden.
Onder " zelfstandigen in moeilijkheden " wordt verstaan :
- de zelfstandigen die het voorwerp uitmaken van een gerechtelijke reorganisatie in de zin van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, alsmede de zaakvoerders, bestuurders en werkende vennoten van een handelvennootschap die het voorwerp uitmaakt van een dergelijke gerechtelijke reorganisatie;
- de zelfstandigen die zich in de onmogelijkheid bevinden hun opeisbare of nog te vervallen schulden te voldoen in de zin van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen;
- de zelfstandigen, geconfronteerd met een aanzienlijke daling van de omzet of van hun inkomsten die hen in een zodanige economische situatie brengt dat er een risco op faling of kennelijk onvermogen bestaat.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad nader de omschrijving van de in het vorige lid bedoelde zelfstandigen.]6
Artikel 3[7 De in artikel 2 bedoelde personen kunnen]7, op hun vraag :
1° (rechten openen inzake de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, sector van de geneeskundige verzorging, en inzake gezinsbijslagen gedurende ten hoogste vier kwartalen. Deze periode vangt aan op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene [7 van de stopzetting ]7.) <W 2002-01-24/38, Art. 2, 002; En vigueur : 01-01-1998>
2° aanspraak maken op de in artikel 7 bedoelde uitkering.
Artikel 4<W 2002-01-24/38, Art. 3, 002; En vigueur : 01-10-2001> § 1. Om de in artikel 3, 1°, bedoelde rechten te genieten, moeten de in [8 artikel 2, §§ 1 en 3 ]8, bedoelde personen aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° hun verzekeringsplicht bewijzen in het kader van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen gedurende de vier kwartalen die voorafgaan aan de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene [8 van de stopzetting]8 ;
2° voor de in 1° bedoelde periode de (in de artikelen 12, § 1, [8 ...]8, en 13bis, § 2, 1°, van het koninklijk besluit nr. 38) beoogde bijdragen verschuldigd geweest zijn; <W 2008-07-24/35, Art. 67, 005; En vigueur : 01-01-2002 en 01-01-2008, zie W 2008-07-24/35, Art. 69>
3° geen beroepsactiviteit uitoefenen of zich niet in een toestand bevinden die hen rechten op een rustpensioen opent;
4° geen rechten op uitkeringen genieten in een verplicht stelsel van pensioen, van gezinsbijslag en van ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector gezondheidszorgen, minstens gelijkwaardig aan deze van het sociaal statuut van de zelfstandigen, uit hoofde van de activiteit of van een gewezen activiteit van de echtgenoot;
5° in België hun hoofdverblijfplaats hebben, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
§ 2. [8 Om de in artikel 7 bedoelde uitkering te genieten, moeten de in artikel 2, §§ 1 en 3, bedoelde personen aan de volgende voorwaarden voldoen]8 :
1° voldoen aan de in § 1, 1°, 2° en 5°, bedoelde voorwaarden;
2° geen beroepsactiviteit uitoefenen of geen recht op een vervangingsinkomen kunnen laten gelden vanaf de eerste werkdag die volgt op [8 de dag van de stopzetting]8.
Artikel 5 <W 2002-01-24/38, Art. 4, 002; En vigueur : 01-10-2001> De begunstigde van de in artikel 3 bedoelde rechten en uitkeringen verbindt zich ertoe aan de instelling die belast is met de betaling van de uitkeringen elke gebeurtenis die mogelijkerwijze de opheffing of een vermindering van voormelde rechten en uitkeringen met zich meebrengt, mee te delen.
Bij gebreke hieraan zal de uitkering waarvan sprake in artikel 7 integraal dienen te worden terugbetaald.
Elke wijziging in de in artikel 4, § 1, 3°, 4° en 5°, bedoelde voorwaarden heeft uitwerking, voor de in artikel 3, 1°, bedoelde rechten, de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van die wijziging.
(Elke wijziging in de in artikel 4, § 2, bedoelde voorwaarden heeft uitwerking, voor de in artikel 3, 2°, bedoelde uitkering, met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op diegene van de wijziging. Bovendien wordt deze uitkering opgeschort gedurende de hele maand waarin een beroepsactiviteit wordt uitgeoefend of de hele maand waarin er aanspraak kan worden gemaakt op een vervangingsinkomen.) <W 2008-07-24/35, Art. 68, 005; En vigueur : 17-08-2008>
Artikel 6Op straffe van verval moet de in artikel 3 bedoelde aanvraag worden ingediend [9 ten laatste binnen het tweede kwartaal volgend op het kwartaal van de stopzetting]9.
De andere modaliteiten voor het indienen van de aanvraag worden door de Koning bepaald.
Artikel 7<W 2007-04-27/35, Art. 53, 004; En vigueur : 01-07-2007> [10 De in artikel 2 bedoelde personen]10, kunnen gedurende ten hoogste twaalf maanden een uitkering verkrijgen.
Naargelang de betrokkenen al dan niet minstens één persoon ten laste hebben in de zin van artikel 225, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedraagt het maandelijks bedrag van de uitkering het maandelijks bedrag van het minimumpensioen van een zelfstandige die de voorwaarden, naargelang het geval, van ofwel artikel 9, § 1, 1°, van het koninklijk besluit nr 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen vervult, ofwel van artikel 9, § 1, 2°, van hetzelfde besluit vervult.
De in het eerste lid bedoelde periode van twaalf maanden vangt aan op de eerste dag van de maand die volgt op die van [10 de stopzetting ]10. Wanneer de betrokkenen in de loop van deze periode een persoon ten laste krijgen of ophouden een persoon ten laste te hebben, in de zin van artikel 225, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, van voormeld koninklijk besluit van 3 juli 1996 wordt de wijziging in het maandelijks bedrag uitgevoerd vanaf de maand die op die gebeurtenis volgt.
Artikel 7BIS<ingevoegd bij W 1998-02-22/43, Art. 246, En vigueur : 01-07-1997> Onverminderd de bepalingen van artikel 6 van dit besluit, verjaart de vordering tot betaling van de in artikel 7 voorziene uitkering na verloop van drie jaar.
De termijn van drie jaar neemt een aanvang de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van [11 de stopzetting]11 (...). <W 2002-01-24/38, Art. 7, 002; En vigueur : 01-01-1998>
Buiten de oorzaken vermeld in het Burgerlijk Wetboek wordt de verjaring gestuit door een verzoek tot betaling, bij een ter post aangetekend schrijven, ingediend bij de bevoegde instelling. De stuiting is geldig voor drie jaar en mag worden hernieuwd.
De bevoegde instelling mag in geen geval het voordeel van de bij dit artikel bepaalde verjaring verzaken.
Artikel 8 De bepalingen van artikel 3 zijn slechts van toepassing voor zover de betrokkene niet veroordeeld is (op grond van de artikelen 489, 489bis en 489ter van het Strafwetboek). In dat geval moeten de uitkeringen waarvan hij genoten zou kunnen hebben ingevolge de toepassing van dat artikel teruggevorderd worden door de instellingen die deze uitkeringen uitbetaald hebben. <W 2002-01-24/38, Art. 8, 002; En vigueur : 01-01-1998>
Artikel 8BIS <ingevoegd bij W 1998-02-22/43, Art. 247, En vigueur : 01-07-1997> De vordering tot terugbetaling van de in artikel 7 voorziene uitkering die ten onrechte werd betaald, verjaart na verloop van drie jaar te rekenen van de datum waarop de uitbetaling werd gedaan.
Buiten de in het Burgerlijk Wetboek vermelde oorzaken wordt de verjaring gestuit door een, bij ter post aangetekend schrijven, aan de schuldenaar betekende vordering tot terugbetaling van wat ten onrechte werd uitbetaald.
De verjaringstermijn wordt op vijf jaar gebracht indien de ten onrechte uitbetaalde uitkering werd bekomen door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen of nog indien de begunstigde de verbintenis bepaald in artikel 5 niet heeft nageleefd.
Artikel 9[12 De in artikel 2 bedoelde personen kunnen meerdere keren genieten van de in artikel 1 bedoelde sociale verzekering, zonder dat de totale duur ervan tijdens de gehele beroepsloopbaan meer mag bedragen dan twaalf maanden.]12
Artikel 10 Wat de in artikel 7 bedoelde uitkering betreft, bepaalt de Koning :
1° de instelling die belast is met de betaling evenals de betalingsmodaliteiten;
2° de terugvorderingsmodaliteiten voor ten onrechte uitbetaalde uitkeringen;
3° de gevallen waarin de aanvrager aanspraak kan maken op moratoriumintresten.
Onverminderd de bepalingen van artikel 8, kan de Koning de gevallen bepalen waarin aan de in het eerste lid, 2°, bedoelde terugvordering kan worden verzaakt.
Artikel 10BIS <ingevoegd bij W 1998-02-22/43, Art. 248, En vigueur : 01-07-1997> Wanneer door nalatigheid van een sociale verzekeringskas, de in artikel 7 voorziene uitkering ten onrechte werd betaald en de terugvordering van het niet-verschuldigde onmogelijk blijkt, wordt de sociale verzekeringskas verantwoordelijk verklaard bij beslissing van de Minister die bevoegd is voor het sociaal statuut der zelfstandigen, en worden de bedoelde bedragen ten laste gelegd van de opbrengst van de bijdragen bestemd om de beheerskosten van de betrokken kas te dekken.
Artikel 11 Artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, wordt aangevuld als volgt :
"4° de uitkeringen van de sociale verzekering in geval van faillissement
Artikel 12 In artikel 18 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 74 van 10 november 1967, het koninklijk besluit van 18 oktober 1978 en de wet van 30 maart 1994, wordt een § 3bis ingevoegd, luidend als volgt :
"§ 3bis. Het stelsel van de sociale verzekering in geval van faillissement wordt ingevoerd door het koninklijk besluit in uitvoering van artikel 29 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels."
Artikel 13 Artikel 33, 1° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"1° tot de zelfstandigen en de helpers onderworpen aan de wetgeving houdende inrichting van het sociaal statuut voor de zelfstandigen, alsmede tot de zelfstandigen die van de sociale verzekering in geval van faillissement genieten."
Artikel 14 In artikel 3 van het koninklijk besluit van 30 juli 1964 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen wordt verruimd, wordt een 3°bis ingevoegd, luidend als volgt :
"3°bis de zelfstandigen die van de sociale verzekering in geval van faillissement genieten, gedurende ten hoogste vier kwartalen. Deze periode vangt aan, hetzij op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van het vonnis van faillietverklaring, hetzij, wanneer de zelfstandige een akkoord na faillissement heeft bekomen, op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van het vonnis van ontbinding van dit akkoord."
Artikel 15 Artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 april 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 9. - De bepalingen van artikel 7 zijn van toepassing op de in artikel 3, 3°, 3°bis en 4° bedoelde gerechtigden.
De personen die genieten van de bepalingen van artikel 3, 3°bis worden evenwel geacht hun bijdrageplicht vervuld te hebben gedurende de erin bepaalde periode."
Artikel 16 Artikel 6, derde lid, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 april 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Rechthebbende is de persoon die geniet van de sociale verzekering in geval van faillissement, ingevoerd in uitvoering van artikel 29 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels. "
Artikel 17 Artikel 6, § 2 (van het koninklijk besluit van 18 november 1996 strekkende tot invoering van een globaal financieel beheer in het sociaal statuut der zelstandigen, met toepassing van hoofdstuk I, van titel VI van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels), wordt aangevuld als volgt : <ERR. B.St. 22-01-1997>
"d) de sociale verzekering in geval van faillissement;"
Artikel 18 De artikelen 28, § 2, vijfde lid, en 41, § 3, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 april 1995, zijn opgeheven.
Artikel 19 Het koninklijk besluit van 7 april 1995 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de regeling van de sociale zekerheid der zelfstandigen wordt opgeheven.
Het blijft evenwel van toepassing op de personen die deze bepalingen kunnen inroepen wanneer het vonnis van faillietverklaring of van ontbinding van het akkoord na faillissement voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit werd uitgesproken.
Artikel 20 Dit besluit is slechts van toepassing wanneer het vonnis van faillietverklaring of het vonnis van ontbinding van het akkoord na faillissement ten vroegste op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit werd uitgesproken.
Artikel 21 Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1997.
Artikel 22 Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
- 1: W 2013-01-16/07, Art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2012. - zie art. 13.>
- 2: W 2015-12-16/28, Art. 9, 009; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
- 3: W 2013-01-16/07, Art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2012 - zie art. 13>
- 4: Ingevoegd bij W 2013-01-16/07, Art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2012 - zie art. 13.>
- 5: W 2013-01-16/07, Art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2012 - zie art. 13.>
- 6: W 2013-01-16/07, Art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2012 - zie art. 13.>
- 7: Ingevoegd bij W 2009-06-19/04, Art. 32, 006; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
- 8: W 2013-01-16/07, Art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2012 - zie art. 13.>
- 9: W 2015-12-16/28, Art. 8, 009; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
- 10: W 2015-12-16/28, Art. 10, 009; Inwerkingtreding : 18-01-2016>
- 11: W 2013-01-16/07, Art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2012 - voir art. 13.>
- 12: W 2013-01-16/07, Art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2012 - zie art. 13.>