Koninklijk besluit tot hervorming van de regularisatie van de studieperioden in de pensioenregeling van werknemers

Date :
19-12-2017
Language :
Dutch
Size :
5 pages
Section :
Legislation
Source :
Numac 2017032127

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.
Artikel 1 Artikel 7 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 december 1990 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 december 2001, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 7. § 1. De perioden tijdens welke de werknemer studiën heeft gedaan kunnen in aanmerking genomen worden voor de prestaties waarin voorzien is bij het koninklijk besluit nr. 50, bij de wet van 20 juli 1990 of bij het koninklijk besluit van 23 december 1996.
  Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan :
  1° onder "diploma" :
  a) het diploma van universitair en niet-universitair hoger onderwijs en het diploma van hoger technisch, beroeps-, zeevaart- of kunstonderwijs met volledig leerplan;
  b) het diploma, certificaat of de ermee gelijkgestelde titel behaald na afloop van een leerovereenkomst;
  c) het diploma, het certificaat of de ermee gelijkgestelde titel behaald na afloop van de jaren van secundair onderwijs volgend op het zesde jaar secundair;
  d) het diploma, het certificaat of de ermee gelijkgestelde titel dat in het buitenland behaald is en waarvan de gelijkwaardigheid aan het in de bepaling onder a), onder b) of onder c) bedoelde diploma erkend is door de bevoegde Belgische overheden;
  2° onder "studieperioden" :
  a) de volledige perioden van één jaar van universitair en niet-universitair hoger onderwijs en hoger technisch, beroeps-, zeevaart- of kunstonderwijs met volledig leerplan tijdens welke lessen gevolgd zijn die een volledige cyclus omvatten; elk studiejaar wordt geacht, behoudens tegenbewijs, een aanvang te nemen op 1 september van een jaar en te eindigen op 31 augustus van het volgend jaar;
  b) de perioden tijdens welke een doctoraatsthesis wordt voorbereid;
  c) de perioden van beroepsstages waarvoor het behalen van een diploma bedoeld in de bepaling onder 1°, a) een voorwaarde is voor de uitvoering ervan, waarbij na de voltooiing een wettelijke erkende beroepskwalificatie wordt toegekend en die niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van een pensioen in een Belgische of buitenlandse regeling van sociale zekerheid;
  d) de perioden tijdens welke een leerovereenkomst loopt en die niet in aanmerking komen voor de berekening van een pensioen in een Belgisch of buitenlands stelsel van sociale zekerheid; elk jaar wordt geacht, behoudens tegenbewijs, een aanvang te nemen op 1 september van een jaar en te eindigen op 31 augustus van het volgend jaar;
  e) de volledige perioden van één jaar tijdens welke jaren van secundair onderwijs volgend op de zesde jaar secundair worden gevolgd; elk jaar wordt geacht, behoudens tegenbewijs, een aanvang te nemen op 1 september van een jaar en te eindigen op 31 augustus van het volgend jaar.
  Dit artikel is van toepassing op de personen die, op de datum van indiening van de aanvraag tot regularisatie bepaald door paragraaf 5, een daadwerkelijke of daarmee gelijkgestelde tewerkstelling die een recht opent op een werknemerspensioen bewijzen.
  Dit artikel is eveneens van toepassing op de personen die, op het moment van het indienen van de aanvraag, onder geen enkel verplicht wettelijk pensioenstelsel vallen op voorwaarde dat zij het laatst de hoedanigheid van werknemer hebben verworven.
  Dit artikel is niet van toepassing op de studieperioden die aanleiding geven tot een onderwerping aan een andere Belgische pensioenregeling of aan een buitenlandse pensioenregeling.
  § 2. Voor zover ze afgesloten werden met het behalen van een diploma, een doctoraat of een beroepskwalificatie, kan de werknemer zijn studieperioden regulariseren, naargelang het geval, als volgt :
  1° de regularisatie van de studieperioden bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, a) wordt beperkt tot het minimum aantal studiejaren dat vereist werd voor het behalen van het diploma;
  2° de regularisatie van de studieperioden bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, b) wordt beperkt tot het maximum aantal van twee jaar;
  3° de regularisatie van de studieperioden bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, c) wordt beperkt tot het minimum aantal studiejaren dat vereist werd voor het behalen van de beroepskwalificatie;
  4° de regularisatie van de studieperioden bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, d) is uitsluitend mogelijk voor de studieperioden die ten vroegste een aanvang nemen vanaf het jaar van de achttiende verjaardag en is beperkt tot maximum één jaar;
  5° de regularisatie van de studieperioden bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, e) is beperkt tot het minimum aantal studiejaren volgend op het zesde jaar secundair onderwijs, dat vereist was voor het behalen van het diploma.
  Voor de studieperioden bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, a), kan de regularisatie slechts voor één enkel diploma worden verricht. Onder één enkel diploma, wordt het diploma begrepen evenals alle andere daaraan voorafgaande diploma's die vereist waren voor het behalen van dat diploma.
  § 3. Het in aanmerking nemen van de in paragraaf 1 bedoelde perioden krijgt uitsluitend uitwerking, vanaf de ingangsdatum van het pensioen, na de betaling van een regularisatiebijdrage.
  Iedere periode wordt voor de berekening van het rustpensioen, het overlevingspensioen of de overgangsuitkering van de werknemer in aanmerking genomen overeenkomstig de in paragraaf 7 vastgestelde regels.
  De regularisatiebijdrage wordt, per te regulariseren periode van twaalf maanden, vastgesteld op een forfaitair bedrag van 1.092,66 EUR. Dit bedrag is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100) en evolueert overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
  Voor de vaststelling van de in het derde lid bedoelde regularisatiebijdrage wordt steeds het forfaitair bedrag in aanmerking genomen van kracht op de datum van het indienen van de aanvraag tot regularisatie.
  Voor de berekening van de verschuldigde bijdrage voor de studieperioden bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, a) en e), omvat elk studiejaar twaalf maanden. Voor de perioden bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, b), c) en d), wordt de verschuldigde bijdrage vastgesteld naar gelang de duur van de te regulariseren periode.
  Indien de aanvraag tot regularisatie werd ingediend na het verstrijken van een termijn van tien jaar vanaf de datum van het behalen van het diploma, het doctoraat of de beroepskwalificatie, stemt de regularisatiebijdrage overeen met een percentage van de actuele waarde, op de datum van de indiening van de aanvraag tot regularisatie, van de toename van het bedrag van het rustpensioen dat overeenstemt met de studieperioden waarop de aanvraag tot regularisatie steunt in de veronderstelling dat het rustpensioen wordt berekend op basis van artikel 5, § 1, eerste lid, b), van het koninklijk besluit van 23 december 1996 en dat het jaarlijks loon in aanmerking genomen voor de berekening van het rustpensioen overeenstemt met het bedrag van de regularisatiebijdrage vastgesteld krachtens het derde lid en gedeeld door 7,50%.
  De actuele waarde bedoeld in het zesde lid wordt bepaald rekening houdend met een interestvoet van 1%, met de sterftetafels XR voor de levensverzekeringsactiviteit met een leeftijdscorrectie van vijf jaar en in de veronderstelling dat het bedrag van het rustpensioen wordt betaald vanaf de wettelijke pensioenleeftijd bedoeld in artikel 2, § 1 van het koninklijk besluit van 23 december 1996 en toepasselijk op de betrokkene.
  Het percentage van de actuele waarde bedoeld in het zesde lid bedraagt :
  1° 50% als de aanvraag tot regularisatie werd ingediend na een termijn van tien jaar maar in een termijn van twintig jaar vanaf de datum van het behalen van het diploma, het doctoraat of de beroepskwalificatie;
  2° 70% als de aanvraag tot regularisatie werd ingediend na een termijn van twintig jaar maar in een termijn van dertig jaar vanaf de datum van het behalen van het diploma, het doctoraat of de beroepskwalificatie;
  3° 85% als de aanvraag tot regularisatie werd ingediend na een termijn van dertig jaar maar in een termijn van veertig jaar vanaf de datum van het behalen van het diploma, het doctoraat of de beroepskwalificatie;
  4° 95% als de aanvraag tot regularisatie werd ingediend na een termijn van veertig jaar vanaf de datum van het behalen van het diploma, het doctoraat of de beroepskwalificatie.
  § 4. De storting van de regularisatiebijdrage bedoeld in paragraaf 3 gebeurt in één keer, binnen zes maanden vanaf de datum van de beslissing bedoeld in paragraaf 6.
  De gestorte regularisatiebijdrage zal in geen geval terugbetaald kunnen worden.
  De regularisatiebijdrage wordt gestort aan de Federale Pensioendienst, die deze aan het pensioenstelsel van de werknemers toewijst. Met uitzondering van de overdrachten bedoeld in de wet van 10 februari 2003 tot regeling van overdracht van pensioenrechten tussen de Belgische pensioenregelingen en die van instellingen van internationaal publiek, zal nadien geen enkele overdracht van bijdragen uitgevoerd worden naar andere Belgische of buitenlandse pensioenstelsels.
  § 5. Om aanspraak te kunnen maken op de bepalingen van dit artikel dient de werknemer een schriftelijke of elektronische aanvraag in bij de Federale Pensioendienst.
  Deze aanvraag wordt ingediend vóór de ingangsdatum van zijn rustpensioen.
  De ontvangstdatum van de aanvraag bij de Federale Pensioendienst geldt als datum van het indienen van de aanvraag tot regularisatie.
  Een aanvraag tot regularisatie is mogelijk voor alle of voor een deel van de regulariseerbare studieperioden.
  Voor de studieperioden bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, a) en e), kan een aanvraag tot regularisatie uitsluitend ingediend worden voor volledige studiejaren van twaalf maanden.
  De werknemer kan maximum twee aanvragen tot regularisatie indienen, in alle pensioenstelsels samen.
  Een regularisatieaanvraag wordt niet aanvaard in de mate dat zij betrekking heeft op studieperioden die reeds het voorwerp hebben uitgemaakt van een regularisatie in het pensioenstelsel van de zelfstandigen of in het pensioenstelsel van openbare sector.
  § 6. De Federale Pensioendienst onderzoekt de aanvraag tot regularisatie.
  De Federale Pensioendienst informeert betrokkene over het totale bedrag van de bijdrage dat hij zal moeten storten voor de studieperioden weerhouden in zijn aanvraag tot regularisatie en, desgevallend, voor de volledige regulariseerbare studieperiode.
  Betrokkene deelt aan de Federale Pensioendienst zijn keuze mee om het geheel of een deel van zijn studieperioden te regulariseren of om niet te regulariseren.
  In het geval waarin betrokkene heeft gekozen voor de regularisatie van het geheel of een deel van de studieperioden, betekent de Federale Pensioendienst hem de regularisatiebeslissing en is betrokkene er toe gehouden de regularisatiebijdrage te storten binnen de termijn van zes maanden vastgesteld in paragraaf 4, eerste lid. Indien hij de bijdrage niet binnen deze termijn van zes maanden betaalt, wordt zijn aanvraag definitief afgesloten en hij put een in paragraaf 5, zesde lid bedoelde aanvraag tot regularisatie uit.
  § 7. Het jaarlijks loon dat bij de berekening van het rustpensioen, het overlevingspensioen of de overgangsuitkering in aanmerking wordt genomen stemt overeen met het bedrag van de regularisatiebijdrage vastgesteld krachtens paragraaf 3, derde lid en gedeeld door 7,50%. Dit loon wordt vervolgens vermenigvuldigd met een herwaarderingscoëfficiënt, bekomen door het indexcijfer waaraan de lopende pensioenen worden uitbetaald te delen door het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers der consumptieprijzen van het jaar waarin de aanvraag om regularisatie werd ingediend.
  § 8. De inlichtingen betreffende het in paragraaf 7 bedoelde loon, betreffende de perioden waarop de bijdrage betrekking hebben, en betreffende het gemiddelde van de maandelijkse indexcijfers der consumptieprijzen van het jaar waarin de aanvraag om regularisatie werd ingediend, worden door toedoen van de Federale Pensioendienst op de individuele rekening van de werknemer ingeschreven.

Artikel 2 De studieperioden geregulariseerd door de personen bedoeld in artikel 4, § 5, derde lid en § 6 van de wet van 2 oktober 2017 betreffende de harmonisering van het in aanmerking nemen van studieperioden voor de berekening van het pensioen worden in aanmerking genomen in de berekening van het rustpensioen, het overlevingspensioen of de overgangsuitkering in het pensioenstelsel van de werknemers.

Artikel 3 De betrokkene die, op 30 november 2017, nog niet titularis is van een rustpensioen, die, op deze datum, geen studieperioden heeft geregulariseerd in toepassing van het artikel 7 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, zoals van kracht voor zijn wijziging bij het artikel 1, of in toepassing van de artikelen 33 tot 35 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, zoals van toepassing voor hun wijziging door het koninklijk besluit van 19 december 2017 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, wat de gelijkstelling van studieperioden betreft en voor wie de termijn van tien jaar vanaf het einde van de studies is verlopen op deze datum, heeft de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen ten einde deze studieperioden te regulariseren overeenkomstig de nieuwe bepalingen van artikel 7 van het koninklijk besluit van 21 december 1967, zoals gewijzigd bij het artikel 1, tegen de betaling van de regularisatiebijdrage vastgelegd bij het artikel 7, § 3, derde lid van het koninklijk besluit van 21 december 1967.
  De studieperioden die kunnen geregulariseerd worden krachtens het eerste lid worden beperkt tot de studieperioden vanaf 1 januari van het jaar van de twintigste verjaardag.
  De in het eerste lid bedoelde aanvraag moet voor 1 december 2020 ingediend worden.

Artikel 4 In artikel 6 van het koninklijk besluit van 27 juli 1971 tot vaststelling voor de beroepsjournalisten, van de bijzondere regelen betreffende het ingaan van het recht op pensioen en van de bijzondere toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn en van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 december 1990 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 11 juli 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 2, eerste lid worden de woorden "artikel 7, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 21 december 1967" en de woorden "artikel 7, § 3, eerste lid van het koninklijk besluit van 21 december 1967" respectievelijk vervangen door de woorden "artikel 7, § 1, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 21 december 1967" en de woorden "artikel 7, § 7 van het koninklijk besluit van 21 december 1967";
  2° in dezelfde paragraaf, tweede lid worden de woorden "in § 1, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit van 21 december 1967" en de woorden "in § 1, tweede lid, 2° en 3° van hetzelfde besluit" respectievelijk vervangen door de woorden "in artikel 7, § 1, tweede lid, 2°, a), van het koninklijk besluit van 21 december 1967" en de woorden "in artikel 7, § 1, tweede lid, 2°, b) en c), van het koninklijk besluit van 21 december 1967";
  3° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Artikel 5 De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de pensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten vroegste op 1 december 2018 ingaan, met uitzondering van de overlevingspensioenen berekend op basis van rustpensioenen die daadwerkelijk en voor de eerste maal ten laatste op 1 november 2018 ingegaan zijn.

Artikel 6 Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2017.

Artikel 7 De minister bevoegd voor Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.