Koninklijk besluit tot nadere organisatie van de verzoeningscommissie inzake de geschillen met betrekking tot de vergoeding bedoeld in de wet van 10 januari 1955 betreffende de bekendmaking en de toepassing der uitvindingen en fabrieksgeheimen welke de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat aangaan.

Date :
18-10-1991
Language :
French Dutch
Size :
1 page
Section :
Legislation
Source :
Numac 1991011423

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.
Artikel 1
  § 1. De verzoeningscommissie inzake de geschillen met betrekking tot de vergoeding bedoeld in de wet van 10 januari 1955 betreffende de bekendmaking en de toepassing der uitvindingen en fabrieksgeheimen welke de verdediging van het grondgebied of de veiligheid van de Staat aangaan hierna te noemen "de commissie", is samengesteld uit drie werkende leden en drie plaatsvervangende leden.
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Economische Zaken en het Plan en de Minister van Landsverdediging benoemen ieder een werkend lid en een plaatsvervangend lid voor een hernieuwbaar mandaat van drie jaren.
  De voorzitter van de Hoge Raad voor de Nijverheidseigendom is werkend lid van de commissie. Hij wijst zijn plaatsvervanger aan die lid moet zijn van de Hoge Raad voor de Nijverheidseigendom.
  § 2. De Vice-Eerste Minister en Minister van Economische Zaken en het Plan en de Minister van Landsverdediging, die daartoe gezamenlijk optreden, benoemen de voorzitter van de commissie onder de werkende leden. In geval van verhindering, wordt het voorzitterschap waargenomen door het oudste werkend lid.

Artikel 2 De commissie vergadert ten zetel van de Dienst voor de Industriële Eigendom van het Ministerie van Economische Zaken op schriftelijke uitnodiging van de voorzitter.
  De plaatsvervangende leden nemen aan de vergaderingen deel. Hun aanwezigheid wordt evenwel voor de berekening van het quorum niet in aanmerking genomen en zij zijn slechts stemgerechtigd ingeval zij een afwezig werkend lid vervangen.
  De commissie beraadslaagt geldig wanneer ten minste twee leden aanwezig zijn.

Artikel 3 Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door de Dienst voor de Industriële Eigendom van het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel 4 In de verwezenlijking van haar opdracht kan de commissie een beroep doen op deskundigen en alle nuttige inlichtingen verzamelen, daarbij inbegrepen het horen van getuigen, indien zij dit nodig acht.

Artikel 5 Zowel in de loop van hun mandaat of van hun opdracht als na het einde daarvan zijn de leden van de commissie en de aangewezen deskundigen gehouden tot de zwijgplicht met betrekking tot alle zaken waarvan zij kennis hebben in de loop van hun mandaat of ter gelegenheid van hun opdracht.

Artikel 6 De deskundigen en leden van de commissie, die geen deel uitmaken van de administratie, hebben recht op de terugbetaling van hun reiskosten, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, volgens de voorwaarden bepaald voor de ambtenaren van rang 15. Zij hebben de toelating om hun eigen voertuig te gebruiken teneinde zich te begeven naar de plaats waar de vergaderingen worden gehouden.
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Economische Zaken en het Plan bepaalt het bedrag van de vergoeding waarop de deskundigen en de leden van de commissie die geen deel uitmaken van de administratie recht hebben.
  De terugbetaling van de reiskosten en de vergoedingen verschuldigd aan de deskundigen en leden van de commissie die geen deel uitmaken van de administratie zijn ten laste van de begroting van het Departement van voormelde Minister.

Artikel 7 Voor elk ingediend verzoek tot verzoening brengt de commissie, na de eiser, zo nodig bijgestaan door zijn raadsman, te hebben gehoord, en alle nuttige onderzoeken te hebben verricht, een voorstel van verzoening uit dat een volledige stand van het dossier bevat en dat is ondertekend door de voorzitter en de leden van de commissie.
  Het voorstel tot verzoening wordt ter ondertekening voorgelegd aan de eiser die aangeeft of hij al dan niet het voorstel aanvaardt.
  Ingeval het voorstel door de eiser wordt aanvaard, wordt het doorgestuurd naar de Vice-Eerste Minister en Minister van Economische Zaken en het Plan en naar de Minister van Landsverdediging. De beslissing tot bekrachtiging van het voorstel wordt genomen door de Minister van Landsverdediging.

Artikel 8 Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economische Zaken en het Plan en Onze Minister van Landsverdediging zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.