Paritair Subcomité voor het bedrijf der porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen. - Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 november 1995. - Arbeidsvoorwaarden .
- Section :
- Legislation
- Source :
- Numac 1995112852
Original text :
Add the document to a folder
()
to start annotating it.
Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied
Artikel 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen.
Met de "werklieden" worden de werklieden en werksters bedoeld.
Hoofdstuk 2. Arbeidsduur
Artikel 2 De wekelijkse arbeidsduur werd verkort tot 36 uren op 1 januari 1984, een verkorting die gepaard ging met een loonaanpassing. De wekelijkse arbeidsprestaties kunnen evenwel worden gehandhaafd op 38 uren per week. In dit geval worden de gewerkte uren boven 36 uren per week opgenomen in de vorm van tegen het normale loon betaalde compenserende verlofdagen. De uren worden opgenomen per schijf van 8 samengevoegde uren binnen de 4 weken die volgen op de week waarin deze 8 uren worden bereikt. De termijn van 4 weken kan worden verlengd tot maximum 8 weken bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de ondernemingen in overleg met de vakorganisaties.
Hoofdstuk 3. Lonen
Artikel 3 De minimumuurlonen van de meerderjarige werklieden zijn vastgesteld als volgt op 1 januari 1996 in een arbeidstijdregeling van 38 uren per week, gekoppeld aan het indexcijfer 118,69, spil van de stabilisatieschijf 117,51 tot 119,88.
Hulpwerklieden 322,19 F
Geoefenden 339,15 F
Geschoolden 356,09 F
Hoofdstuk 4. Ploegenpremies
Artikel 4 Op 1 januari 1996 worden de bedragen van de ploegenpremies (ingevoerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 1979 tot vaststelling van een ploegenpremie) als volgt vastgesteld :
17,13 F voor de namiddagploeg,
49,13 F voor de nachtploeg.
Zij gelden voor al dan niet opeenvolgende ploegen, voor zover er ten minste drie uur verschil is ten opzichte van de normale arbeidstijdregeling voor de dagarbeid, die in het arbeidsreglement is bepaald voor de namiddag. Onder nachtarbeid, verstaat men alle arbeid die begint om 20 uur.
Hoofdstuk 5. Koppeling van de lonen en premies aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Artikel 5 De in de artikelen 3 en 4 vastgestelde lonen en premies zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk dat maandelijks wordt bepaald door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 6 De in de artikelen 3 en 4 bedoelde lonen en premies stemmen op 1 januari 1996 overeen met het referteindexcijfer 118,69, dat de spil is van de stabilisatieschijf 117,51 tot 119,88.
Artikel 7 De in artikel 5 bedoelde lonen en premies blijven onveranderd per reeksen van het referteïndexcijfer, zodat de hogere of lagere grens van elke stabilisatieschijf gelijk is aan het spilindexcijfer, vermenigvuldigd met of gedeeld door de constante coëfficiënt 1,01.
Wanneer de derde decimaal van deze berekening gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens afgerond op de hogere eenheid.
Wanneer zij lager is dan vijf, is zij te verwaarlozen.
Artikel 8 Wanneer het rekenkundig gemiddelde van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de vorige vier maanden de grens van een stabilisatieschijf overschrijdt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf, waarvan de grenzen worden berekend zoals is aangegeven in artikel 7.
Artikel 9 De overschrijding van de grens van een stabilisatieschijf geeft aanleiding tot de aanpassing van de premies en van de laatste minimumuurlonen. Deze aanpassing geschiedt naar boven toe door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,01; zij geschiedt naar onder toe door ze te delen door de coëfficiënt 1,01.
Artikel 10 De aanpassingen van de lonen en premies gaan in op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het rekenkundig gemiddelde van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de vorige vier maanden de grens van de stabilisatieschijf overschrijdt.
Artikel 11 Bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 6 tot 8, wordt de volgende tabel opgesteld :
Stabilisatieschijven
Laatste grens Spil Hoogste grens
__ __ __
117,51 118,69 119,88
118,69 119,88 121,08
etc. etc. etc.
Hoofdstuk 6. Premie voor "SinteBarbara"
Artikel 12 Ter gelegenheid van het feest "Sinte-Barbara" wordt aan iedere werkman een premie toegekend; het recht op deze premie en het bedrag ervan worden bepaald overeenkomstig de van kracht zijnde wetgeving op de feestdagen.
Hoofdstuk 7. Bijkomende werkloosheidsvergoeding
Artikel 13 Bij wijze van tegemoetkoming in de loonderving die het gevolg kan zijn van gedeeltelijke werkloosheid wordt, afgezien van de reden van de werkloosheid, met uitzondering van de technische werkloosheid, door de werkgevers aan de werklieden van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen een dagelijkse vergoeding toegekend.
Deze vergoeding wordt betaald boven de door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening toegekende vergoeding en zij wordt gerechtvaardigd bij een formulier C3bis dat door de werkgever regelmatig wordt ondertekend.
Artikel 14 De bijkomende dagvergoeding wordt vastgesteld op :
200 F voor de werklieden die uit een fiscaal oogpunt een of meerdere personen ten laste hebben;
180 F voor de andere werklieden.
Artikel 15 De bijkomende vergoeding is gedurende maximum honderd dagen per kalenderjaar verschuldigd.
Artikel 16 De werkgever betaalt de bijkomende vergoeding op de dag van de loonuitbetaling die betrekking heeft op de arbeidsperiode waarin de werkloosheidsdagen liggen die er recht op geven.
Hoofdstuk 8. Eindejaarspremie
Artikel 17 Een eindejaarspremie wordt uiterlijk op 20 december toegekend aan de werklieden die op 15 november in dienst van de onderneming waren. Deze premie bedraagt 9 pct. van de brutolonen die werden verdiend in de loop van de twaalf maanden voor 16 november van het lopende jaar.
Zij is niet verschuldigd aan de werkman die op 15 november vrijwillig de onderneming heeft verlaten of die werd ontslagen om dringende redenen.
Zij is verschuldigd aan de werkman die pensioengerechtigd of brugpensioengerechtigd is geworden in de loop van de twaalf vorige maanden, alsmede aan de rechtverkrijgenden van de werkman die overleden is in dezelfde periode en aan de werkman die werd ontslagen om alle andere dan dringende redenen.
De dagen die wegens arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte, van arbeidsongevallen en van ongevallen op de weg van en naar het werk door het ziekenfonds of de verzekeringsmaatschappij ten belope van maximum 300 dagen voor elke arbeidsongeschiktheid worden vergoed boven het gewaarborgd weekloon, worden gelijkgesteld met werkdagen voor de berekening van de eindejaarspremie.
Hoofdstuk 9. Premie voor de arbeidsvrede
Artikel 18 In uitvoering van de bepalingen van artikel 10 van de statuten van het "Fonds voor sociale vrede in de porseleinaarde- en zandgroeven in het zuiden van België", vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 april 1986 en 26 januari 1988, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen, houdende coördinatie van de beslissingen en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid "Fonds voor sociale vrede in de porseleinaarde- en zandgroeven in het zuiden van België" genoemd, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 mei 1988, wordt vanaf het sociaal dienstjaar 1991-1992 aan de in artikel 9, b en c, van de statuten bedoelde werklieden een premie voor de arbeidsvrede toegekend ten bedrage van 3.500 F, of 291,66 F per volledige maand tewerkstelling.
De premie wordt op 30 september van ieder jaar door het fonds aan de rechthebbenden betaald door toedoen van de VZW. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf" te Brussel.
Hoofdstuk 10. Tegemoetkoming van de werkgevers in de vervoerkosten van de werklieden en werksters
Artikel 19 Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19quinquies, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 22 december 1992, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 van 26 maart 1975, betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 februari 1993, ontvangen de werklieden, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan minstens 50 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afstand afgelegd langs de weg, tussen de woonplaats en de werkplaats, dit overeenkomstig de van toepassing zijnde tabellen die gevoegd zijn bij het koninklijk besluit getroffen in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van werkgeversbijdrage en het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.
Artikel 20 De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats.
Artikel 21 Deze bepalingen doen geen afbreuk aan het behoud van gunstiger toestanden die op het niveau van de ondernemingen bestaan.
Hoofdstuk 11. Werkzekerheid
Artikel 22 De werkgevers verbinden er zich toe tijdens de duur van de collectieve arbeidsovereenkomst alles in het werk te stellen om niet te ontslaan om conjuncturele redenen. Over de problemen betreffende het behoud van de tewerkstelling zal er een paritair overleg plaats hebben in tegenwoordigheid van de gewestelijke vrijgestelden.
Hoofdstuk 12. Geldigheid
Artikel 23 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1996 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1996.
(Voor het KB, zie %%1996-08-04/40%%).
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET
Artikel 1 Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen.
Met de "werklieden" worden de werklieden en werksters bedoeld.
Hoofdstuk 2. Arbeidsduur
Artikel 2 De wekelijkse arbeidsduur werd verkort tot 36 uren op 1 januari 1984, een verkorting die gepaard ging met een loonaanpassing. De wekelijkse arbeidsprestaties kunnen evenwel worden gehandhaafd op 38 uren per week. In dit geval worden de gewerkte uren boven 36 uren per week opgenomen in de vorm van tegen het normale loon betaalde compenserende verlofdagen. De uren worden opgenomen per schijf van 8 samengevoegde uren binnen de 4 weken die volgen op de week waarin deze 8 uren worden bereikt. De termijn van 4 weken kan worden verlengd tot maximum 8 weken bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de ondernemingen in overleg met de vakorganisaties.
Hoofdstuk 3. Lonen
Artikel 3 De minimumuurlonen van de meerderjarige werklieden zijn vastgesteld als volgt op 1 januari 1996 in een arbeidstijdregeling van 38 uren per week, gekoppeld aan het indexcijfer 118,69, spil van de stabilisatieschijf 117,51 tot 119,88.
Hulpwerklieden 322,19 F
Geoefenden 339,15 F
Geschoolden 356,09 F
Hoofdstuk 4. Ploegenpremies
Artikel 4 Op 1 januari 1996 worden de bedragen van de ploegenpremies (ingevoerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 1979 tot vaststelling van een ploegenpremie) als volgt vastgesteld :
17,13 F voor de namiddagploeg,
49,13 F voor de nachtploeg.
Zij gelden voor al dan niet opeenvolgende ploegen, voor zover er ten minste drie uur verschil is ten opzichte van de normale arbeidstijdregeling voor de dagarbeid, die in het arbeidsreglement is bepaald voor de namiddag. Onder nachtarbeid, verstaat men alle arbeid die begint om 20 uur.
Hoofdstuk 5. Koppeling van de lonen en premies aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Artikel 5 De in de artikelen 3 en 4 vastgestelde lonen en premies zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk dat maandelijks wordt bepaald door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 6 De in de artikelen 3 en 4 bedoelde lonen en premies stemmen op 1 januari 1996 overeen met het referteindexcijfer 118,69, dat de spil is van de stabilisatieschijf 117,51 tot 119,88.
Artikel 7 De in artikel 5 bedoelde lonen en premies blijven onveranderd per reeksen van het referteïndexcijfer, zodat de hogere of lagere grens van elke stabilisatieschijf gelijk is aan het spilindexcijfer, vermenigvuldigd met of gedeeld door de constante coëfficiënt 1,01.
Wanneer de derde decimaal van deze berekening gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens afgerond op de hogere eenheid.
Wanneer zij lager is dan vijf, is zij te verwaarlozen.
Artikel 8 Wanneer het rekenkundig gemiddelde van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de vorige vier maanden de grens van een stabilisatieschijf overschrijdt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf, waarvan de grenzen worden berekend zoals is aangegeven in artikel 7.
Artikel 9 De overschrijding van de grens van een stabilisatieschijf geeft aanleiding tot de aanpassing van de premies en van de laatste minimumuurlonen. Deze aanpassing geschiedt naar boven toe door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,01; zij geschiedt naar onder toe door ze te delen door de coëfficiënt 1,01.
Artikel 10 De aanpassingen van de lonen en premies gaan in op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het rekenkundig gemiddelde van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de vorige vier maanden de grens van de stabilisatieschijf overschrijdt.
Artikel 11 Bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 6 tot 8, wordt de volgende tabel opgesteld :
Stabilisatieschijven
Laatste grens Spil Hoogste grens
__ __ __
117,51 118,69 119,88
118,69 119,88 121,08
etc. etc. etc.
Hoofdstuk 6. Premie voor "SinteBarbara"
Artikel 12 Ter gelegenheid van het feest "Sinte-Barbara" wordt aan iedere werkman een premie toegekend; het recht op deze premie en het bedrag ervan worden bepaald overeenkomstig de van kracht zijnde wetgeving op de feestdagen.
Hoofdstuk 7. Bijkomende werkloosheidsvergoeding
Artikel 13 Bij wijze van tegemoetkoming in de loonderving die het gevolg kan zijn van gedeeltelijke werkloosheid wordt, afgezien van de reden van de werkloosheid, met uitzondering van de technische werkloosheid, door de werkgevers aan de werklieden van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen een dagelijkse vergoeding toegekend.
Deze vergoeding wordt betaald boven de door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening toegekende vergoeding en zij wordt gerechtvaardigd bij een formulier C3bis dat door de werkgever regelmatig wordt ondertekend.
Artikel 14 De bijkomende dagvergoeding wordt vastgesteld op :
200 F voor de werklieden die uit een fiscaal oogpunt een of meerdere personen ten laste hebben;
180 F voor de andere werklieden.
Artikel 15 De bijkomende vergoeding is gedurende maximum honderd dagen per kalenderjaar verschuldigd.
Artikel 16 De werkgever betaalt de bijkomende vergoeding op de dag van de loonuitbetaling die betrekking heeft op de arbeidsperiode waarin de werkloosheidsdagen liggen die er recht op geven.
Hoofdstuk 8. Eindejaarspremie
Artikel 17 Een eindejaarspremie wordt uiterlijk op 20 december toegekend aan de werklieden die op 15 november in dienst van de onderneming waren. Deze premie bedraagt 9 pct. van de brutolonen die werden verdiend in de loop van de twaalf maanden voor 16 november van het lopende jaar.
Zij is niet verschuldigd aan de werkman die op 15 november vrijwillig de onderneming heeft verlaten of die werd ontslagen om dringende redenen.
Zij is verschuldigd aan de werkman die pensioengerechtigd of brugpensioengerechtigd is geworden in de loop van de twaalf vorige maanden, alsmede aan de rechtverkrijgenden van de werkman die overleden is in dezelfde periode en aan de werkman die werd ontslagen om alle andere dan dringende redenen.
De dagen die wegens arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte, van arbeidsongevallen en van ongevallen op de weg van en naar het werk door het ziekenfonds of de verzekeringsmaatschappij ten belope van maximum 300 dagen voor elke arbeidsongeschiktheid worden vergoed boven het gewaarborgd weekloon, worden gelijkgesteld met werkdagen voor de berekening van de eindejaarspremie.
Hoofdstuk 9. Premie voor de arbeidsvrede
Artikel 18 In uitvoering van de bepalingen van artikel 10 van de statuten van het "Fonds voor sociale vrede in de porseleinaarde- en zandgroeven in het zuiden van België", vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 april 1986 en 26 januari 1988, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen, houdende coördinatie van de beslissingen en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid "Fonds voor sociale vrede in de porseleinaarde- en zandgroeven in het zuiden van België" genoemd, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 9 mei 1988, wordt vanaf het sociaal dienstjaar 1991-1992 aan de in artikel 9, b en c, van de statuten bedoelde werklieden een premie voor de arbeidsvrede toegekend ten bedrage van 3.500 F, of 291,66 F per volledige maand tewerkstelling.
De premie wordt op 30 september van ieder jaar door het fonds aan de rechthebbenden betaald door toedoen van de VZW. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf" te Brussel.
Hoofdstuk 10. Tegemoetkoming van de werkgevers in de vervoerkosten van de werklieden en werksters
Artikel 19 Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19quinquies, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 22 december 1992, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 van 26 maart 1975, betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 februari 1993, ontvangen de werklieden, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan minstens 50 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afstand afgelegd langs de weg, tussen de woonplaats en de werkplaats, dit overeenkomstig de van toepassing zijnde tabellen die gevoegd zijn bij het koninklijk besluit getroffen in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van werkgeversbijdrage en het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.
Artikel 20 De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats.
Artikel 21 Deze bepalingen doen geen afbreuk aan het behoud van gunstiger toestanden die op het niveau van de ondernemingen bestaan.
Hoofdstuk 11. Werkzekerheid
Artikel 22 De werkgevers verbinden er zich toe tijdens de duur van de collectieve arbeidsovereenkomst alles in het werk te stellen om niet te ontslaan om conjuncturele redenen. Over de problemen betreffende het behoud van de tewerkstelling zal er een paritair overleg plaats hebben in tegenwoordigheid van de gewestelijke vrijgestelden.
Hoofdstuk 12. Geldigheid
Artikel 23 Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1996 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1996.
(Voor het KB, zie %%1996-08-04/40%%).
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET