Protocol opgesteld krachtens artikel 24 van de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije betreffende het internationale wegvervoer en het transitvervoer van personen en goederen.

Date :
29-03-1994
Language :
French Dutch
Size :
1 page
Section :
Legislation
Source :
Numac 1999B15181

Original text :

Add the document to a folder () to start annotating it.
Artikel M (Om technische redenen, wordt dit protocol onderverdeeld in fictieve artikelen : M1 - M3).

Artikel M1 I. Personenvervoer.
  1. Het in artikel 4 bedoelde reisblad dient de volgende gegevens te bevatten :
  - naam en adres van degene die de rit organiseert;
  - naam en adres van de vervoerder;
  - kentekennummer van het te gebruiken of de te gebruiken voertuigen alsmede het aantal zitplaatsen;
  - naam van de bestuurder(s);
  - aard van de vervoerdienst;
  - naamlijst van de passagiers;
  - de eventuele visa's;
  - datum waarop het reisblad is opgesteld en handtekening van de vervoerder;
  - onvoorziene wijzigingen.
  Het model van het reisblad wordt door beide overeenkomstsluitende Partijen gezamenlijk opgesteld.
  In geval van ongeregeld vervoer waarbij het voertuig op de heenweg personen vervoert en leeg terugrijdt, kan uitzonderlijk worden toegestaan dat onderweg reizigers uitstappen.
  2. De in artikel 6, § 2 bedoelde aanvragen voor vergunningen dienen de volgende gegevens te bevatten :
  - naam van de vervoerder;
  - kentekennummer van het voertuig of de voertuigen en het aantal zitplaatsen;
  - ontwerp-dienstregelingen, tarieven vervoersvoorwaarden, frequentie en exploitatieperiodes;
  - de reiswegen en de grensovergangen die zullen worden gebruikt.
  3. De in artikel 7 van de Overeenkomst bedoelde aanvragen voor vergunningen dienen te worden gericht aan de bevoegde autoriteiten van het land waar het voertuig is ingeschreven, ten minste één maand voor de voorgenomen reisdatum.
  Deze aanvragen voor vergunningen dienen de volgende gegevens te bevatten :
  - naam en adres van degene die de rit organiseert;
  - naam en adres van de vervoerder;
  - naam van de bestuurder(s);
  - kentekennummer van het te gebruiken voertuig of de te gebruiken voertuigen alsmede het aantal zitplaatsen;
  - data waarop en plaatsen waar de grenzen zullen worden overschreden bij het binnenkomen en het verlaten van het grondgebied waarbij de trajecten dienen te worden opgegeven die met of zonder reizigers worden afgelegd.
  De bevoegde autoriteiten van iedere overeenkomstsluitende Partij zenden aan de bevoegde autoriteiten van de andere overeenkomstsluitende Partij een afschrift van de vergunningen die zij hebben verstrekt.

Artikel M2 II. Goederenvervoer.
  1. Het goederenvervoer dat over heel of op een deel van het grondgebied van één van beide overeenkomstsluitende Partijen plaatsvindt, is onderworpen aan het stelsel van contingentering.
  2. Voor de toepassing van de bilaterale Overeenkomst wordt het jaarlijkse aantal heen- en terugritten die de vervoerders van de ene Staat mogen verrichten op het grondgebied van de andere Staat, door de gemengde Commissie vastgesteld.
  3. De overeenkomstsluitende Partijen kunnen regelingen treffen inzake de organisatie van het overladen van goederen of het ontkoppelen van een samenstel van voertuigen aan hun grenzen.
  4. De vergunningen zijn genummerd en dragen het stempel van de autoriteit die ze afgeeft. Ze worden door de vervoerders aan laatstbedoelde autoriteit teruggezonden binnen de aangegeven termijnen.
  5. De overeenkomstig artikel 11 van de Overeenkomst afgegeven vergunningen dienen de vermelding " Buiten contingent " te dragen.
  6. Op de vergunning dient het kentekennummer van de trekker en het nummer van de aanhangwagen of oplegger te worden aangegeven. Op de vergunning mogen verschillende kentekennummers van aanhangwagens of opleggers worden vermeld. De gebruikte aanhangwagen of oplegger dient een van de vermelde kentekennummers te dragen.

Artikel M3 III. Algemene bepalingen.
  1. De vergunningen en reisbladen zijn gelijk aan de modellen die in overleg zijn vastgesteld door beide overeenkomstsluitende Partijen.
  2. De aanvragen voor bijzondere vergunningen bedoeld in artikel 15 van de Overeenkomst moeten worden ingediend :
  - wat de Belgische vervoerders betreft, bij het Ministerie van Vervoer;
  - wat de Algerijnse vervoerders betreft, bij het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur.
  3. De bevoegde autoriteiten van beide overeenkomstsluitende Partijen verstrekken elkaar binnen zes maanden na het verstrijken van ieder kalenderjaar de statistische gegevens over het vervoer waarop de Overeenkomst van toepassing is.
  Voor de regeling van het goederenvervoerscontingent wordt een overzicht opgesteld waarin worden vermeld :
  - de nummers van de eerste en de laatste ritvergunning en het aantal toegestane ritten;
  - de nummers van de eerste en de laatste termijnvergunning;
  - het aantal uitgevoerde ritten.
  4. De overeenkomstsluitende Partijen nemen er nota van dat artikel 20 van de Overeenkomst inzonderheid betrekking heeft op de wetgeving inzake :
  - het gewicht en de afmetingen van de voertuigen;
  - de werk- en rusttijden van de bemanning;
  - de rijtijden.
  Gedaan te Brussel, op 29 maart 1994, in twee originele exemplaren in de Nederlandse, de Franse en de Arabische taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
  Voor de Regering van het Koninkrijk België :
  R. URBAIN
  Voor de Regering van de Democratische Volksrepubliek Algerije :
  M. MOKRAWI