We zijn erg blij om te zien dat u van ons platform houdt! Op hetzelfde moment, hebt u de limiet van gebruik bereikt... Schrijf u nu in om door te gaan.
We zijn erg blij om te zien dat u van ons platform houdt! Op hetzelfde moment, hebt u de limiet van gebruik bereikt... Schrijf u nu in om door te gaan.
Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 21.04.1998
- Section :
- Régulation
- Type :
- Belgian justice
- Sous-domaine :
- Fiscal Discipline
Résumé :
Frais propres à l'employeur,Charge de la preuve
Texte original :
Ajoutez le document à un dossier
()
pour commencer à l'annoter.
Fisconet
plus Version 5.9.23
Service Public Federal Finances |
|||||||
|
Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 21.04.1998
Document
Search in text:
Properties
Document type : Belgian justice Title : Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 21.04.1998 Tax year : 2005 Document date : 21/04/1998 Document language : FR Name : A 98/8 Version : 1 Court : appeal
ARRET A 98/8 Arrêt de la Cour d'appel d'Anvers dd. 21.04.1998 FJF 98/183 Frais propres à l'employeur - Charge de la preuve Ni l'employeur ni le travailleur ne sont tenus de fournir des informations qui permettent à l'administration de contrôler si des dépenses déterminées ont réellement été faites et sont propres à l'employeur. En exigeant cela, l'administration renverse la présomption légale de non-imposabilité des frais propres à l'employeur. ZESDE KAMER VOORZITTER : M. Bertrand RAADSHEREN : R. Thys, A. Winants ADVOCATEN : mr. D. van Belle loco mr. V. Dauginet, mr. L. Aernaudts PARTIJEN : N.M., bediende, en zijn echtgenote, D.J., zonder beroep, tegen de Belgische Staat Gelet op de aanslag in de personenbelasting, Gemeente Herentals : Aanslagjaar 1984, inkomsten 1983, artikel 358061, toegezonden aan de belastingschuldigen op 25 maart 1993; Gelet op het bezwaarschrift, tijdig toegekomen bij de bevoegde directeur, op 26 april 1993; Gelet op de bestreden beslissing genomen onder door de gedelegeerde ambtenaar van de directeur van de directe belastingen van de gewestelijke directie Antwerpen II op 15 juni 1994, en op 16 juni 1994 aangetekend verzonden aan de belastingschuldigen, waardoor het bezwaar wordt afgewezen; Gelet op het verzoekschrift tot voorziening tijdig ingediend ter griffie van het Hof van beroep te Antwerpen op 5 juli 1994 samen met het origineel van het exploot van kennisgeving d.d. 4 juli 1994; * * * Overwegende dat eisers tijdig een aangifte indienden in de personenbelasting en eiseres M. een netto-verlies van 363.024 fr. aangaf in verband met haar beroepsactiviteit (snackbar-uitbating); Dat een aanslag gevestigd werd rekeninghoudende met dit aangegeven verlies; Dat na een bericht van wijziging een supplementaire aanslag werd gevestigd die evenwel bij arrest van dit Hof d.d. 11 maart 1991 teniet werd gedaan; Dat een vervangende aanslag werd gevestigd die evenwel bij directoriale beslissing d.d. 7 januari 1993 vernietigd werd bij gebreke aan motivering; Overwegende dat bij bericht van wijziging d.d. 4 februari 1993 en nieuwe hertaxatie werd aangekondigd op grond van art. 260 WIB '64; Dat in dit bericht van wijziging de administratie eisers onder meer in kennis stelde dat nu hun boekhouding (met betrekking tot de uitbating van de snackbar) niet bewijskrachtig werd bevonden bij gebreke aan controlemogelijkheid het belastbaar inkomen zou bepaald worden in toepassing van de vergelijkingsmethode met drie soortgelijke belastingplichtigen; Dat ondanks eisers niet akkoord gingen een aanvullende aanslag gevestigd werd overeenkomstig de gegevens van het bericht van wijziging,waarbij een verlies van 289.312 fr. werd weerhouden en een belastingverhoging van 10 % werd opgelegd; Overwegende dat eisers volgende grieven inroepen : 1) schending van art. 281 WIB '64; 2) schending van art. 260 WIB '64 namelijk onrechtmatig en buiten termijn verkregen bewijsmateriaal; 3) schending van art. 240 , tweede en derde lid WIB '64; 4) schending van de regels van onafhankelijkheid en onpartijdigheid bij het nemen van de directoriale beslissing; 5) onterechte verwerping der boekhouding; 6) willekeurige aanslag bij gebreke aan soortgelijkheid; 7) onterechte vaststelling der verworpen kosten; 8) onterechte belastingverhoging; Overwegende dat de grief omtrent de schending van de regels van onpartijdigheid bij het nemen van de directoriale beslissing door de heer B. omwille van het feit dat voornoemde bij de behandeling van betwistingen over andere aanslagjaren enerzijds reeds als hoofdcontroleur en anderzijds als inspecteur gedelegeerd ambtenaar geroepen om te beslissen over de bezwaarschriften is opgetreden, niet gegrond is; Dat immers in het thans voorliggende fiscaal dossier de heer B. niet bij de taxatie betrokken werd en het feit dat de betwisting over de andere aanslagjaren gelijkaardig is niet wijst op partijdigheid in deze zaak; Overwegende dat de grief met betrekking tot het onvolledig administratief dossier evenmin gegrond is; Dat eisers deze stukken thans zelf hebben bijgebracht en de enige sanctie op het niet naleven van art. 281 WIB '64 bestaat in hetzij een niet lopen van de termijn om nieuwe grieven en/of stukken in te dienen hetzij in een verlenging van deze termijn; Overwegende dat ten aanzien van de ingeroepen schendingen van de artikels 260, 240 en 248 WIB '64 verweerder zich naar de wijsheid van het Hof gedraagt; Overwegende dat overeenkomstig art. 240, lid 2 van het WIB '64 onderzoekingen mogen verricht worden zonder voorafgaande kennisgeving gedurende het belastbaar tijdperk en gedurende de gewone onderzoekstermijn van drie jaar zoals bepaald in art. 259, par. 1, 1° WIB '64; Dat conform art. 240 lid 3 WIB evenwel onderzoekingen in de bij art. 259, par. 1, 2° WIB bedoelde verlengde termijn van twee jaar slechts mogen gedaan worden op voorwaarde dat de administratie de belastingplichtige vooraf schriftelijk en op nauwkeurige wijze kennis heeft gegeven van de aanwijzingen inzake belastingontduiking die voor het bedoelde tijdperk bestaan; Dat echter deze bijzondere regeling van art. 240 lid 3 WIB '64 enkel geldt voor onderzoeksdaden bij de belastingplichtige zelf gesteld; Overwegende dat te dezen de gewone onderzoekstermijn met betrekking tot het litigieuze jaar 1984 eindigde op 31 december 1986; Overwegende dat er binnen deze termijn geen onderzoeksdaden werden gesteld; Dat evenwel volgende gegevens uit het fiscaal dossier blijken : - bij brief van 10 december 1987 (stuk 39) van de Inspectie geschillen Lier wordt naar bewijskrachtige bescheiden gevraagd in verband met aanslagjaar 1984 (in de bezwaarfase); - uittreksel van een verslag (advies) van controle Herentals aan de Inspectie Herentals stuk 110 waarin onder punt B 1 expressie verbis wordt verwezen naar een onderzoek ter plaatse uitgevoerd in 1988 met betrekking tot aanslagjaar 1984 alsmede naar de gedane vaststellingen; - vraag om inlichtingen d.d. 15 maart 1989 met betrekking tot aanslagjaar 1987 waarbij andermaal verwezen wordt naar de vaststellingen ter plaatse gedaan in 1988 ter gelegenheid van het onderzoek van het bezwaarschrift over aanslagjaar 1984; Overwegende dat het verzoek inlichtingen en te onderzoeken bewijsstukken voor te leggen en vooral de verificatie ter plaatse gedaan in oktober 1988 onderzoeksdaden bij de belastingplichtige zijn zoals bedoeld in art. 240 WIB; Dat het jaar van deze onderzoeksdaad binnen de specifieke verlengde termijn van twee jaar valt en derhalve moest voorafgegaan worden door een schriftelijke en nauwkeurige kennisgeving van aanwijzingen van fraude; Dat dergelijke kennisgeving niet werd gedaan; Dat de administratie tevergeefs doch niet zonder enige tegenstrijdigheid stelt dat het resultaat van deze verificatie ter plaatse geen invloed heeft gehad op de betwiste beslissing maar in haar bestreden beslissing onder punt 3 "verworpen uitgaven" uitdrukkelijk naar deze vaststellingen die werden aangewend verwijst; Overwegende dat ingevolge het ontbreken van een voorafgaande nauwkeurige kennisgeving van aanwijzingen van fraude de binnen de verlengde termijn gedane onderzoeksdaden bij de belastingplichtige nietig zijn en de hierop berustende aanslag eveneens nietig is; Dat de grieven met betrekking tot de grond der zaak niet dienen onderzocht te worden; Dat de voorziening gegrond is; * * * OM DIE REDENEN, HET HOF, Recht doende op tegenspraak : Gelet op art. 24 bis van de Wet van 15 juni 1935; Gehoord in openbare terechtzitting het rapport van Raadsheer A. Winants; Verklaart de voorziening ontvankelijk en gegrond; Hervormt de bestreden beslissing; Doet de bestreden aanslag teniet; Beveelt de teruggave van de eventueel onterecht geïnde bedragen meer de moratoriumintresten op de belastingen; Verwijst verweerder in de kosten tot op heden aan de zijde van eisers begroot op : (orig. + kopie : 313 + rollen : 1.036)= 1.349 fr. |
|||||||