Arrêt de la Cour d?Appel de Gand dd. 06.05.2008, Cause Nr.2007/AR/157

Date :
06-05-2008
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
3 pages
Section :
Régulation
Type :
Belgian justice
Sous-domaine :
Fiscal Discipline

Résumé :

réduction de valeur; condition de déduction des frais professionnels ; frais accessoires à l'acquisition de terrains

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Arrêt de la Cour d’Appel de Gand dd. 06.05.2008, Cause Nr.2007/AR/157
Arrêt de la Cour d’Appel de Gand dd. 06.05.2008, Cause Nr.2007/AR/157
Document
Content exists in : fr nl

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Belgian justice
Title : Arrêt de la Cour d’Appel de Gand dd. 06.05.2008, Cause Nr.2007/AR/157
Document date : 06/05/2008
Keywords : réduction de valeur / condition de déduction des frais professionnels / frais accessoires à l'acquisition de terrains
Decision : Favorable
Document language : FR
Modification date : 15/01/2009
Name : Arrêt de la Cour d’Appel de Gand dd. 06.05.2008, Cause Nr.2007/AR/157
Version : 1
Court : appeal

Arrêt  de la Cour d’Appel de Gand dd. 06.05.2008, Cause Nr.2007/AR/157

 

Réduction de valeur

Condition de déduction des frais professionnels

Frais accessoires à l'acquisition de terrains.

 

 

Résumé

 

Jusqu'à l'exercice 1997, l’intimée n'a enregistré aucune réduction de valeur sur les biens immeubles acquis dans le courant des années 1982 à 1996. Ce n’est que pour la première fois au cours de l'exercice 1997 qu’une réduction de valeur égale aux frais accessoires a été appliquée.

 

Une telle réduction ne peut être admise qu’à la condition qu’une dépréciation effective d’un montant équivalent à celui des frais accessoires soit intervenue. C’est à l’intimée d’apporter la preuve de la réalité de cette dépréciation.

 

L’article 6 de l’AR du 08.10.1976 qui prohibe toute compensation entre des avoirs et des dettes, des droits et des engagements, des charges et des produits ne trouve pas matière à application. Il n’est pas question de compensation dans de telles circonstances. Exiger que l’intimée démontre la réalité de la réduction de valeur qu’elle a comptabilisée n'implique pas l’existence de compensations.

 

On doit considérer que l’intimée n’apporte pas la preuve de la réalité de la réduction de valeur qu’elle a appliquée à la clôture de l’exercice comptable 1997. Une telle preuve ne peut valablement être apportée par référence à l'évolution moyenne des prix des pâturages, des terres de culture, des terrains et des habitations en Belgique ou de celui des mutations effectuées pour des terrains à bâtir vers des terres à vocation agricole. Aucune estimation fiable de la valeur effective des biens immobiliers de l’intimée n’a précédé la clôture de l'exercice comptable 1997.

 

 

Texte intégral

 

 

 

Hof van beroep te Gent

5e  kamer

 

Terechtzitting van 06-05-2008

 

Na tussenarrest dd. 8.1.2008

 

Nr.2007/AR/157

 

 

in de zaak van:

 

 

DE BELGISCHE STAAT, FOD Financiën, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën, Wetstraat 14 te 1000 BRUSSEL, in de persoon van de Gewestelijke Directeur der directe belastingen te Brugge, wiens kantoren gevestigd zijn te 8000 BRUGGE, G. Vincke-Dujardinstraat 4,

 

appellant van een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, vierde kamer, dd. 25.9.2006,

ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. F. loco mr. V. D. P. J., advocaat te …

 

 

tegen:

 

 

S. N.V.,

 

met maatschappelijke zetel te …, ingeschreven in de kruispuntbank van ondernemingen onder het nummer …,

 

geïntimeerde,

ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C. G., advocaat te …

 

 

spreekt het Hof het volgend arrest uit:

 

Gezien het tussenarrest dd. 8.1.2008 van de vijfde kamer van het Hof van Beroep te Gent;

 

 

Conform artikel 20 van het KB van 8.10.1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen diende de geïntimeerde in haar boekhouding de aangeschafte onroerende goederen te boeken aan de aanschaffingswaarde, d.i. aan een waarde omvattende de aankoopprijs en de bijkomende kosten (artikel 21 van het KB van 8.10.1976). Dat de geïntimeerde in haar boekhoudingspraktijk niet één bedrag boekte maar de aankoopprijs en de bijkomende kosten afzonderlijk, vermag niet hieraan afbreuk te doen.

 

Tot het boekjaar 1997 heeft de geïntimeerde geen waardeverminderingen geboekt op de onroerende goederen die zij aanschafte in de loop van de jaren 1982 tot 1996. Voor het eerst in dit boekjaar 1997 heeft de geïntimeerde een waardevermindering toegepast gelijk aan de aankoopkosten. Dit kan zij evenwel slechts doen mits er een werkelijke waardevermindering tot beloop van het bedrag van de aankoopkosten is bij het afsluiten van het boekjaar 1997.

 

Het is de geïntimeerde die de werkelijkheid van de waardevermindering dient te bewijzen.

 

Artikel 6 van het KB van 8.10.1976, dat voorziet in een verbod van compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten, behalve in de gevallen voorzien bij dit KB, is hierbij niet van toepassing. Compensatie is hier niet aan de orde. Eisen dat de geïntimeerde de werkelijkheid zou aantonen van de door haar toegepaste waardevermindering houdt niet in dat compensaties worden doorgevoerd.

 

Er moet worden vastgesteld dat de geïntimeerde niet het bewijs levert van de door haar geboekte waardevermindering bij het afsluiten van het boekjaar 1997.

 

Dergelijk bewijs wordt niet afdoende geleverd door het verwijzen naar de evolutie van gemiddelde prijzen van weilanden, gronden, teelgronden, woningen in België, of naar de voorgehouden omzetting van een bouwgrond in landbouwgrond. Een betrouwbare waardering van de werkelijke waarde van de onroerende goederen van de geïntimeerde bij afsluiten van het boekjaar 1997 ligt niet voor.

 

 

OP DIE GRONDEN,

 

HET HOF, rechtdoende op tegenspraak,

 

Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen;

 

Verklaart het hoger beroep gegrond;

 

Doet het bestreden vonnis teniet behoudens in zoverre het de oorspronkelijke vordering van de geïntimeerde ontvankelijk verklaart, en opnieuw wijzende,

 

Verklaart de oorspronkelijke vordering van de geïntimeerde ongegrond;

 

Veroordeelt de geïntimeerde tot de kosten van de beide aanleggen, in hun geheel begroot als volgt:

 

• aan de zijde van de appellant: op 356,97 EUR rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg + 1.100,00 EUR rechtsplegingsvergoeding hoger beroep, hetzij in totaal 1.456,97 EUR;

 

• aan de zijde van de geïntimeerde: op 356,97 EUR rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg + 1.100,00 EUR rechtsplegingsvergoeding hoger beroep, hetzij in totaal 1.456,97 EUR;

 

Aldus gewezen en uitgesproken in openbare terechtzitting van het Hof van beroep te Gent, vijfde kamer, recht doende in burgerlijke zaken, op ZES MEI TWEEDUIZEND EN ACHT.

 

Aanwezig de Heren:

 

A. D. M., Kamervoorzitter, Voorzitter,

G. T. en D. V., Raadsheren,

M. V., griffier.