Artikel 105, KB/WIB 92 (inkomsten 2014)
- Section :
- Régulation
- Type :
- Royal decrees
- Sous-domaine :
- Fiscal Discipline
Résumé :
roerende voorheffing - vrijstelling van de RV
Texte original :
Fisconet
plus Version 5.9.23
Service Public Federal Finances |
|||||||
Artikel 105, KB/WIB 92 (inkomsten 2014)
Document
Search in text:
Properties
Effective date : Art. 105 is van toepassing vanaf 01.04.2011 Document type : Royal decrees Title : Artikel 105, KB/WIB 92 (inkomsten 2014) Document date : 03/03/2011 Keywords : roerende voorheffing / vrijstelling van de RV Document language : NL Name : Artikel 105, KB/WIB 92 Version : 1
Onderafdeling III: Volledige of gedeeltelijke verzaking van de inning van roerende voorheffing
Artikel 105, KB/WIB 92(Art. 266, WIB 92) Art. 105 is van toepassing vanaf 01.04.2011 (art. 331, KB 03.03.2011 – B.S. 09.03.2011)
Voor de toepassing van de artikelen 106 tot 119 verstaat men: 1° onder "financiële instellingen of ermede gelijkgestelde ondernemingen, behalve die welke voor 1 januari 1990 in vereffening zijn gesteld": a) de in België gevestigde kredietinstellingen bedoeld in de wet op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen van 22 maart 1993 evenals de Nationale Bank van België; b) de ondernemingen die voldoen aan de volgende voorwaarden: - een binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap zijn; - die, voor het belastbaar tijdperk dat de toekenning of betaalbaarstelling van de inkomsten voorafgaat, aandelen bezat die de aard van financiële vaste activa hebben waarvan de aanschaffingswaarde gemiddeld ten minste 50 pct vertegenwoordigde van haar balanstotaal bij het afsluiten van het boekjaar dat met dat belastbaar tijdperk is verbonden; - en waarvan de aandelen zijn genoteerd op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 264, eerste lid, 2°bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of die voor ten minste 50 pct, rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit zijn van een vennootschap die aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard is onderworpen, die niet een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht of die niet een aanzienlijk gunstigere regeling geniet dan de Belgische vennootschapsbelasting, en waarvan de aandelen genoteerd zijn op een gereglementeerde markt als bedoeld in hetzelfde artikel. Voor de toepassing van deze voorwaarde worden de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen die van toepassing zijn op vennootschappen gevestigd in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte geacht niet aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België; c) de financiële ondernemingen die voldoen aan de volgende voorwaarden: - een binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap zijn; - welke behoort tot een groep van verbonden of geassocieerde vennootschappen in de zin van respectievelijk de artikelen 11 en 12 van het Wetboek van vennootschappen; - welke haar activiteiten uitsluitend uitoefent in het voordeel van de vennootschappen van de groep; - welke zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighoudt met dienstverrichtingen van financiële aard; - welke zich uitsluitend financiert bij binnenlandse vennootschappen of rechtspersonen als bedoeld in de artikelen 220 en 227 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met als enig doel eigen verrichtingen of verrichtingen van verbonden of geassocieerde vennootschappen te financieren; - en welke geen aandelen bezit waarvan de aanschaffingswaarde meer bedraagt dan 10 pct van de fiscale nettowaarde van de financiële onderneming; d) (...) e) de kapitalisatieondernemingen die onder de toepassing vallen van het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen; f) de in België gevestigde hypotheekbanken die onder de toepassing vallen van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen of onderworpen aan de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet; g) de vennootschappen die uitsluitend of hoofdzakelijk de financiering van verkopen op afbetaling ten doel hebben en onder de toepassing vallen van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet; h) de plaatselijke handelsvennootschappen en de gewestelijke of beroepsverenigingen van deze vennootschappen, die tot uitvoering van het statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet krediet voor ambachtsoutillage mogen verstrekken; i) de Belgische verzekeringsondernemingen die binnenlandse vennootschappen zijn en de Belgische inrichtingen van buitenlandse verzekeringsondernemingen; j) de Nationale Investeringsmaatschappij en de gewestelijke investeringsmaatschappijen die onder de toepassing vallen van de wet van 2 april 1962 tot oprichting van een Nationale Investeringsmaatschappij en van gewestelijke investeringsmaatschappijen; k) de vennootschappen voor huisvestingskrediet zijnde de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de Société régionale Wallonne du logement, de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, de Vlaamse Landmaatschappij en de door hen erkende maatschappijen, de coöperatieve vennootschappen " Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen ", " Woningfonds van de Bond der kroostrijke gezinnen van België ", " Fonds du Logement des familles nombreuses de Wallonie " en " Woningfonds van de gezinnen van het Brusselse Gewest ", zomede de door het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het Waalse Gewest erkende vennootschappen die uitsluitend ten doel hebben leningen toe te staan voor het bouwen, het aankopen of het inrichten van sociale woningen, kleine landeigendommen of daarmede gelijkgestelde woningen, of voor de uitrusting daarvan met geschikt meubilair; l) de Belgische inrichtingen van niet in a tot k vermelde openbare of private instellingen met rechtspersoonlijkheid, waarvan de werkzaamheid uitsluitend bestaat in het toestaan van kredieten en leningen; m) (...) 2° onder "parastatale instellingen voor sociale zekerheid of ermede gelijkgestelde instellingen": a) de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen die onder de toepassing vallen van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, zomede alle andere inrichtingen of instellingen die krachtens de sociale wetgeving belast zijn met het inzamelen, centraliseren, kapitaliseren en verdelen van de gelden bestemd voor het toekennen van door die wetgeving vastgestelde voordelen, en zich met geen andere exploitaties of verrichtingen van winstgevende aard dan de plaatsing van de vermelde gelden bezighouden; b) het Rentenfonds, de Nationale Kas voor Rampenschade, de Deposito- en Consignatiekas, het Nationaal waarborgfonds inzake kolenmijnschade, het Voorschottenfonds voor schadeloosstelling voor schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater, de spaarkassen die van een andere openbare instelling dan de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten afhangen, zomede de verenigingen zonder winstoogmerk Bond van Grote en van Jonge Gezinnen en Ligue des Familles in zover zij goedkope leningen aan hun leden verstrekken; c) de internationale of supranationale instellingen naar publiek recht of de Belgische inrichtingen van dergelijke instellingen die krachtens internationale overeenkomsten of krachtens bijzondere, voor de wet van 20 november 1962 houdende hervorming van de inkomstenbelastingen geldende wettelijke bepalingen, van belasting op hun in België verkregen inkomsten zijn vrijgesteld; 3° onder "beroepsbeleggers": a) de aan de personenbelasting onderworpen rijksinwoners die de rentegevende roerende kapitalen voor het uitoefenen van hun beroepswerkzaamheid hebben gebruikt; b) de binnenlandse vennootschappen die niet vermeld zijn in 1° van dit artikel; c) de niet in 1° van dit artikel vermelde inrichtingen waarover niet-inwoners, die belastingplichtig zijn volgens de artikelen 232, 2°, a, en 233 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in België beschikken; 4° onder "privé-spaarders", de aan de personenbelasting onderworpen rijksinwoners die hun rentegevende roerende kapitalen niet voor het uitoefenen van hun beroepswerkzaamheid hebben gebruikt; 5° onder "spaarders niet-inwoners", de in artikel 227 van hetzelfde Wetboek vermelde belastingplichtigen die hun roerende kapitalen niet voor het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid in België hebben gebruikt. 6° a) onder "vennootschap van een lid-Staat", de vennootschappen zoals ze zijn omschreven in de richtlijn van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 (2003/49/EG) betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lid-Staten; b) onder "verbonden vennootschappen", twee vennootschappen die binnen de Europese Unie gevestigd zijn en aan de volgende voorwaarden beantwoorden: - ofwel bezit één van beide verbonden vennootschappen een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming van ten minste 25 pct in het kapitaal van de andere die gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar wordt of werd behouden; - ofwel bezit een derde vennootschap die binnen de Europese Unie gevestigd is, een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming van ten minste 25 pct in het kapitaal van elk van deze vennootschappen die gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar wordt of werd behouden. Voor de vaststelling van de in het eerste lid bedoelde rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming van ten minste 25 pct, wordt er geen rekening gehouden met de aandelen die, op het ogenblik waarop de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld zijn het voorwerp zijn van een zakelijke zekerheidsovereenkomst of van een lening met betrekking tot deze aandelen.
|
|||||||