Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge dd. 24.04.2006

Date :
24-04-2006
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
5 pages
Section :
Régulation
Type :
Belgian justice
Sous-domaine :
Fiscal Discipline

Résumé :

Verzuim (art. 126 W.Succ.) - Afwezigheid van fout (art. 131 W.Succ.)

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge dd. 24.04.2006
Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge dd. 24.04.2006
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Belgian justice
Title : Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge dd. 24.04.2006
Document date : 24/04/2006
Keywords : Vlaanderen / Vlaams Gewest / grondwettelijkheid / belastbare grondslag / schenking / opschortende voorwaarde
Decision : Ongunstig
Document language : NL
Name : Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge dd. 24.04.2006
Version : 1
Court : firstAuthority/Brugge_firstAuthority

Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge dd. 24.04.2006

Verzuim (art. 126 W.Succ.) - Afwezigheid van fout (art. 131 W.Succ.)

EE/99.194

 

Samenvatting

Er werd verzuimd aangifte te doen van de opbrengst van de door decujus afgesloten verzekeringspolis in de zin van artikel 126 W.Succ. omdat deze aangifte niet gebeurd is binnen de wettelijke bepaalde termijn. Na het verstrijken van deze termijn werd een bijvoeglijke aangifte ingediend houdende herstel van het verzuim en verzoekt de door eisers aangestelde notaris om vrijstelling van de boete wegens verzuim. De notaris werd evenwel 1 maand na het overlijden door de verzekeringsmaatschappij in kennisgesteld van het bestaan van de verzekering.

De rechtbank stelt dat gelet op de omstandigheden aan eisers geen fout kan verweten worden zodat overeenkomstig artikel 131 W.Succ. zij vrijgesteld zijn van boete.

Nota van de Administratie: Dit vonnis werd vernietigd door het arrest van het Hof van Beroep te Gent dd. 15 juni 2010

Volledige tekst

Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brugge

dd. 24.04.2006

In de zaak 03/808/A

Rep.nr. 2006/5648

1. de heer D. M., advocaat te W., destijds handelend in zijn hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder van Eerwaarde Zuster M. A., kloosterlinge, destijds wonende te W., doch overleden te W. op 09.01.2004;

2. mevrouw A. J., zelfstandige, wonende te I.,

3. mevrouw P. J., zonder beroep, wonende te O.,

4. mevrouw A. M., wonende te W.,

5. de heer A. H., bediende, wonende te W.,

6. de heer A. G., tabaksfabrikant, wonende te W.,

7. mevrouw A. B., lerares, wonende te O.,

8. de heer A. S., wonende te W.,

oorspronkelijke eisers

voor wie is opgetreden Meester D. V. (balie leper) loco Meester J. V., advocaat met kantoor te W.,

MEDE INZAKE:

1. de VZW Z., met zetel te W.,

2. mevrouw A. M., wonende te W.,

3. de heer A. H., bediende, wonende te W.,

4. de heer A. G., tabaksfabrikant, wonende te W.,

5. mevrouw A. B., lerares, wonende te O.,

6. de heer A. S., wonende te W.,

7. mevrouw A. J., zelfstandige, wonende te I.,

8. mevrouw A. S., bediende, wonende te B.,

9. mevrouw A. C., bediende, wonende te V.,

10. mevrouw A. A., bediende, wonende te CANADA, M.,

11. de heer A. R., wonende te L.,

eisers in vrijwillige gedingshervatting, hierna genoemd "eisers", die het geding hernemen ingevolge, het overlijden van E.Z. M. A., oorspronkelijke eiseres,

voor wie is opgetreden Meester D. V. (balie leper) loco Meester J. V., advocaat met kantoor te W.,

TEGEN

De BELGISCHE STAAT, F.O.D. FINANCIËN, in de persoon van de heer Minister van Financiën, met kabinet te 1000 BRUSSEL, Wetstraat 12, op vervolging van de Administratie van het Kadaster, Registratie en Domeinen, Sector Registratie, Hoofdbestuur, met kantoren te 1010 BRUSSEL, RAC- Financietoren, bus 58, Kruidtuinlaan 50, voor wie optreedt de heer Gewestelijk Directeur der Registratie te BRUGGE, met kantoren te 8000 BRUGGE, Katelijnestraat 7,

verweerder

voor wie optreedt Meester L. D., advocaat met kantoor te B.,

 

I. RECHTSPLEGING

Gelet op het fiscaal verzoekschrift ingediend ter griffie de dato 14 maart 2003.

De rechtbank nam kennis van het dossier van de rechtspleging en van de door partijen overgelegde bundels.

Partijen werden gehoord in hun middelen bij monde van hun raadsman in de openbare terechtzitting van 27 maart 2006.

Artikel 2 en volgende van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken werden in acht genomen,

 

II. BIJZONDERSTE GEGEVENS VAN DE ZAAK

1. Eisers zijn de erfgenamen van M. A., overleden te W. op 27 januari 2002.

2. Bij brief van 11 februari 2002, en in uitvoering van de artikelen 96, 97 en 99 van het Wethoek der Successierechten, deelde N.V. F. B. aan het kantoor van de Administratie van de BTW, Registratie en Domeinen te Brugge de lijst van de titels, sommen en waarden mee behorend tot de nalatenschap van M. A. (stuk 1 eisers).

Deze lijst bevattende 4 nader omschreven spaarrekeningen, een zichtrekening en een effectenrekening.

3. Bij brief van 21 februari 2002 deelde N.V. FB Verzekeringen aan boedelnotaris H. mee dat M. A. "nog een levensverzekering" bij hen had met als begunstigingsclausule, "de wettige erfgenamen van de verzekerde" (stuk 2 eisers).

Aan de notaris werd verder uiteengezet:

"Teneinde te kunnen overgaan tot uitbetaling van de levensverzekering verzoeken wij u ons zo vlug mogelijk de volgende gegevens te laten geworden of mee te delen:

- de originele polis

- geneeskundige verklaring (bijgevoegd)

- akte van de bekendheid

De opbrengst van deze levensverzekering kan ook op uw rekening gestort worden in uw hoedanigheid van notaris vereffenaar, indien u ons ontslaat van alle verdere verantwoordelijkheid en ons bevestigt dat er geen erfgenamen in het buitenland verblijven."

De gevraagde documenten werden aan N.V. FB, Verzekeringen bezorgd bij brief van notaris H. d.d. 23 juli 2002.

4. Op 26 juli 2002 werd door de (aanvankelijke) erfgenamen de aangifte van nalatenschap ingediend. Van de levensverzekering werd geen gewag gemaakt.

5. Bij brief van 30 juli 2002 deelde N.V. FB Verzekeringen aan notaris H. de vereffeningsbrief van de levensverzekering mee. De aan de erfgenamen toekomende som tbv. 182.628,48 euro werd op de rekening van notaris H. gestort.

Bij hetzelfde schrijven werd opgemerkt dat de vereffening van het contract werd meegedeeld aan verweerder (stuk 5 eisers).

6. Op 6 augustus 2002 werd voor de intussen vereffende levensverzekeringspolis door notaris H. een bijvoeglijke aangifte van nalatenschap opgesteld. In deze aangifte werd verzocht tot "vrijstelling van boeten wegens verzuim of laattijdige aangifte gezien dit verzuim op onwetendheid vanwege de erfgenamen was gebaseerd en aangezien zij slechts laattijdig op de hoogte werden gebracht door F. FB Verzekeringen".

Deze bijvoeglijke aangifte werd op 7 augustus 2002 ingediend.

7. Bij brief van 27 augustus 2002 werd door verweerder het bedrag van de verschuldigde bijvoeglijke rechten (105.353,45 euro) meegedeeld. Tevens werd een boete opgelegd van 21.020 euro wegens het verzuim roerende goederen aan te geven.

8. Notaris H. vroeg met brief van 28 augustus 2002 de kwijtschelding van de boete (stuk 9 eisers).

9. Dit verzoek werd bij beslissing van 30 augustus 2002 afgewezen, bij gebrek aan bewijs dat de erfgenamen niet in fout zijn.

10. Bij brief van 3 september 2002 werd door notaris H. nogmaals verzocht tot kwijtschelding van de boete.

Bij beslissing van 11 september 2002 werd de eerdere, afwijzende beslissing gehandhaafd.

11. Bij brief van notaris H. d.d. 17 september 2002 werd een gemotiveerd bezwaarschrift ingediend.

12. Op 16 december 2002 werd door het Hoofdbestuur van het kadaster, de registratie en de domeinen beslist dat de opgelegde boete niet verder verminderd of kwijtgescholden kon worden.

13. Eisers vragen dat de vordering ontvankelijk en gegrond wordt verklaard en dienvolgens:

- de bestreden beslissing van 16.12.2002 te vernietigen;

- het verzoek tot kwijtschelding van de boete ontvankelijk en gegrond te verklaren en, met toepassing van artikel 131 W.Succ. voor recht te zeggen dat eisers niet gehouden zijn tot betaling van de boete opgelegd nav. het neerleggen van de bijvoeglijke aangifte ;

- ondergeschikt, voor recht te zeggen dat de erfgenamen niet verzuimd hebben aangifte te doen van de polis bij FB verzekeringen, zodat geen boete kon verschuldigd zijn bij toepassing van artikel 126 W.Succ.;

- ondergeschikt, en alvorens recht te doen, een prejudiciële vraag te stellen aan het Arbitragehof, zoals omschreven in het fiscaal verzoekschrift;

- verweerder te veroordelen tot de kosten van het geding, miv. de rechtsplegingsvergoeding;

- ondergeschikt, de tegenvordering tegen elke erfgenaam slechts gegrond te verklaren in verhouding tot diens rechten in de nalatenschap. De tegenvordering ongegrond te verklaren in zoverre zij betrekking heeft op de gevorderde intresten.

14. Verweerder vordert dat de vordering ontvankelijk, doch ongegrond wordt verklaard en dat eisers worden veroordeeld tot de kosten. Tevens vordert verweerder de eisers, relatief tot hun aandeel in de rechten, te veroordelen tot betaling van de boete.

 

III. BEOORDELING

3.1. Nopens de ontvankelijkheid

Verweerder voert geen redenen aan die tot de onontvankelijkheid van de vordering kunnen leiden. Nu de rechtbank evenmin middelen van onontvankelijkheid, die hij ambtshalve zou moeten opwerpen, ontwaart, is de vordering ontvankelijk.

3.2. Nopens de grond

Voorafgaand stelt de Rechtbank vast dat eisers de vernietiging van de beslissing van 16.12.2002 vordert.

Er moet worden opgemerkt dat de huidige procedure een nieuwe procedure is. De bestreden beslissing heeft geen karakter van een jurisdictionele beslissing. De administratieve fase is geen "aanleg". De vernietiging van de beslissing is als zodanig niet aan de orde. De gerechtelijke fase heeft tot doel de bestreden oplegging van de boete te onderzoeken.

Tot slot dient te worden opgemerkt dat een eventuele nietigheid van de beslissing van het Hoofdbestuur van het kadaster, de registratie en de domeinen vanzelfsprekend geen invloed heeft op de rechtsgeldigheid van de bestreden oplegging van de boete.

3.2.1. Nopens de toepassing van artikel 126 W.Succ.

1. Artikel 126 W.Succ. voorziet in een fiscale geldboete wanneer de erfgenaam, legataris of begiftigde hetzij (1) verzuimd heeft in België gelegen onroerende goederen of renten en schuldvorderingen te geven, die in de in België gehouden registers van de hypotheekbewaarders ingeschreven zijn, hetzij (2) heeft verzuimd andere goederen aan te geven.

2. Er is sprake van een verzuim van aangifte van de (opbrengst van de) door wijlen M. A. afgesloten levensverzekeringspolis in de zin van artikel 126 W.Succ., nu deze aangifte niet is gebeurd binnen de wettelijk bepaalde, niet verlengde termijn van 5 maanden.

De door artikel 126 W.Succ. bepaalde fiscale geldboete wordt van rechtswege opgelopen door het louter feit van genoemd verzuim.

3. Eisers worden in toepassing van artikel 131 W. Succ. evenwel vrijgesteld van de boete indien zij bewijzen dat zij niet in fout zijn.

Het bewijs van het gebrek aan fout dient in alle redelijkheid te worden beoordeeld.

Aan de hand van de voorgelegde stukken, en meer bepaald het schrijven van NV FB Verzekeringen d.d. 21 februari 2002, staat vast dat vooraleer tot uitbetaling zou worden overgegaan, de originele polis diende te worden overgelegd.

In het fiscaal verzoekschrift zetten eisers uiteen dat zij lange tijd aan deze voorwaarde niet konden voldoen, nu zij de polis niet terugvonden. Rekening houdend met het feit geen van de (oorspronkelijke) eisers voorbehouden erfgenamen zijn van wijlen M. A., kan worden aangenomen dat zij niet direct vertrouwd waren met het vermogensbeheer van M. A. Hun bewering is derhalve niet ongeloofwaardig.

Van eisers kan overigens bezwaarlijk verwacht worden dat zij nader bewijs van dit negatief feit leveren.

In elk geval staat vast dat hoogstens 7 dagen na ontvangst van de afrekeningsbrief van de verzekeraar, en zonder dat eisers voorafgaandelijk door verweerder op het bestaan van deze actiefpost werden gewezen, reeds een bijvoeglijke aangifte werd ingediend.

Aan eisers kan geen fout worden verweten.

De vordering is gegrond.

3.3. Nopens de kosten

Verweerder wordt in het ongelijk gesteld.

Overeenkomstig artikel 1017,1ste lid van het gerechtelijk wetboek moet hij de gerechtskosten dragen.

 

OM DEZE REDENEN,

De Rechtbank,

Wijzende in eerste aanleg en op tegenspraak.

Alle verdere middelen van partijen verwerpende als niet dienend.

Geeft akte aan de VZW Z., mevrouw A. M., de heer A. H., de heer A. G., mevrouw A. B., de heer A. S., mevrouw A. J., mevrouw A. S., mevrouw A. C., mevrouw A. A. en de heer A. R. van hun vrijwillige hervatting van het geding namens wijlen mevrouw M. A.

Verklaart de fiscale vordering ontvankelijk en gegrond.

Zegt voor recht dat eisers met betrekking tot de bijvoeglijke aangifte van de nalatenschap van M. A., zoals ingediend op 7 augustus 2002, in toepassing van artikel 131 W.Succ vrijgesteld worden van de fiscale boete voorzien in artikel 126 W.Succ.

Veroordeelt verweerder tot de gedingskosten, aan zijn zijde niet te begroten nu ze hem ten laste blijven en aan de zijde van eisers begroot op 356,97 euro rechtsplegingsvergoeding.

Aldus gewezen en uitgesproken in openbare terechtzitting in het gerechtshof te Brugge op maandag vierentwintig april tweeduizend en zes.

Aanwezig zijn:

(…)