Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer: Advies van 12 Juli 1999 (België). RG 19/99
- Section :
- Jurisprudence
- Source :
- Justel N-19990712-1
- Numéro de rôle :
- 19/99
Résumé :
Samenvatting 1
Avis :
Ajoutez le document à un dossier
()
pour commencer à l'annoter.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,
Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, gewijzigd bij de wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991 en 8 december 1992;
Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken dd. 18 mei 1999, door de Commissie ontvangen op 26 mei 1999;
Gelet op het verslag van de heer J. BERLEUR,
Brengt op 12 juli 1999 volgend advies uit:
I.VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG
Het aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ter advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe aan de intercommunale coöperatieve vennootschap "Integan" toegang te verlenen tot bepaalde gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen. Deze machtiging wordt gevraagd om volgende doeleinden:
1° het factureren aan haar abonnees van de aansluitingskosten op het net van de televisiedistributie en van de desbetreffende abonnementsvergoeding.
2° het opstellen van de maandelijkse en jaarlijkse lijst bedoeld in artikel 12 van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld.
II.ONDERZOEK VAN HET ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT
Een soortgelijk verzoe werd ingediend in 1994 en stootte op een ongunstig advies van de Commissie (advies nr. 18/94 van 2 mei 1994). Impliciet kende de Commissie aan Integan het statuut toe van instelling van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervult, in de zin van artikel 5, tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Maar zij wees er tevens op dat artikel 5 van de wet van 8 december 1992 voorschrijft om tegelijkertijd het proportionaliteits- en finaliteitsbeginsel na te gaan. Zij had vastgesteld dat "wanneer een cliënt in gebreke blijft zijn schuld te bewaren, Integan zich, op grond van artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister, kan wenden tot het gemeentebestuur van de hoofdverblijfplaats van de cliënt, om na te gaan of de cliënt eventueel overleden is of van hoofdverblijfplaats veranderd is, of om, indien nodig, inlichtingen te bekomen betreffende de samenstelling van het gezin". Zij had beslist dat "de eventuele efficiëntievoordelen waarvan Integan zou kunnen genieten, ingevolge de toegang tot het Rijksregister niet in verhouding staan tot de risico's die de betrokken burgers lopen op het vlak van hun persoonlijke levenssfeer." Het verzoek tot toegang tot het Rijksregister om de maandelijkse en jaarlijkse abonneelijsten op te stellen leek volgens de Commissie niet gerechtvaardigd. De Commissie meende dat Integan deze gegevens rechtstreeks van haar cliënten kon verkrijgen. Het verslag aan de Koning, in 1994, had duidelijk het negatief advies van de Commissie verwoordt, maar er zich tegen verzet, niet ten aanzien van de inhoud maar van het feit dat de Commissie een andere beslissing had genomen in een als gelijkaardig beschouwd geval, namelijk de 'Provinciale Brabantse Energiemaatschappij', PBE (advies nr. 19/92 van 18 december 1992, koninklijk besluit van 16 januari 1995, B.S., 9 maart 1995).
De tekst van het nieuwe ontwerp onderscheidt zich nauwelijks van de voorgaande tekst en brengt geen enkel nieuw element aan die de bezwaren van de Commissie tegemoet komt. Zowel het nieuwe verslag aan de Koning als de brief van de Minister steunen het nieuwe verzoek op een ander advies van de Commissie, namelijk dat met betrekking tot de Intercommunale Vereniging voor Energie, IVEG (advies nr. 16/96 van 26 juni 1996, B.S., 13.01.1999, p. 962 ev.). Wellicht is het de recente datum van bekendmaking van dit advies die de leiding van Integan heeft doen opschrikken.
Op het ogenblik dat zij haar advies over IVEG opstelde, was de Commissie zich wel degelijk bewust van haar advies met betrekking tot het verzoek van Integan in 1994, evenals haar adviezen met betrekking tot de PBE in 1992 en de Brusselse Intercommunale Watermaatschappij, BIWM, in 1994 (advies nr. 06/94 van 23 maart 1994). Zij bracht met kennis van zaken een gunstig advies uit (behoudens enkele bedenkingen betreffende de toegang tot bepaalde gegevens van het Rijksregister), en een ongunstig advies ten aanzien van het gebruik van het identificatienummer.
De Commissie ziet geen reden om terug te komen op haar recentere beslissingen.
Wat artikel 1 van het ontwerp betreft, bevestigt de Commissie dat de twee vernoemde doeleinden goed overeenstemmen met de opdrachten van algemeen belang. Zij waardeert in hetzelfde artikel dat de personen die gemachtigd zijn toegang te krijgen tot het Rijksregister, verplicht worden er zich schriftelijk toe te verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens, waartoe zij toegang krijgen, te waarborgen. De Commissie heeft overigens regelmatig gewezen op het feit dat artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 slechts voorzag in de mogelijkheid tot toegang tot het Rijksregister "voor de informatie die zij (de begunstigden) krachtens een wet of een decreet bevoegd zijn te kennen". Zoals de Raad van State, afdeling wetgeving, herhaaldelijk heeft benadrukt, verlangt "de naleving van het wettigheidsbeginsel" van de overheid dat deze "op zeer zorgvuldige wijze (nagaat) of de kennis van ieder, in artikel 3 van deze wet opgenoemd, gegeven onontbeerlijk is voor de uitvoering van haar opdracht door de betrokken openbare overheid". In dit opzicht stelt de Commissie vast dat artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit rekening heeft gehouden met de bezwaren die in 1996 ten aanzien van IVEG werden gemaakt en dat het huidig ontwerp van koninklijk besluit uitsluitend voorziet in de toegang tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 5°, 6° en 8° van de wet van 8 augustus 1983. Met betrekking tot de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen (tweede lid), werd rekening gehouden met de rechtspraak van de Raad van State en met artikel 5 van de wet van 8 december 1992, door deze toegang te beperken tot 5 jaar, zijnde de verjaringstermijn van de door Integan uitgeschreven facturen.
De Commissie heeft geen bijzondere opmerking met betrekking tot artikel 2.
De Commissie wijst er tenslotte op dat zij te kennen heeft gegeven dat de lijst van personeelsleden die bevoegd zijn toegang te hebben tot de toegestane gegevens (artikel 3 van het ontwerp van besluit) haar niet meer dient meegedeeld, maar ter hare beschikking gehouden.
OM DEZE REDENEN,
brengt de Commissie een gunstig advies uit met betrekking tot de toegang van Integan tot de gewenste gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, gewijzigd bij de wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991 en 8 december 1992;
Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken dd. 18 mei 1999, door de Commissie ontvangen op 26 mei 1999;
Gelet op het verslag van de heer J. BERLEUR,
Brengt op 12 juli 1999 volgend advies uit:
I.VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG
Het aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ter advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe aan de intercommunale coöperatieve vennootschap "Integan" toegang te verlenen tot bepaalde gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen. Deze machtiging wordt gevraagd om volgende doeleinden:
1° het factureren aan haar abonnees van de aansluitingskosten op het net van de televisiedistributie en van de desbetreffende abonnementsvergoeding.
2° het opstellen van de maandelijkse en jaarlijkse lijst bedoeld in artikel 12 van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld.
II.ONDERZOEK VAN HET ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT
Een soortgelijk verzoe werd ingediend in 1994 en stootte op een ongunstig advies van de Commissie (advies nr. 18/94 van 2 mei 1994). Impliciet kende de Commissie aan Integan het statuut toe van instelling van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervult, in de zin van artikel 5, tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Maar zij wees er tevens op dat artikel 5 van de wet van 8 december 1992 voorschrijft om tegelijkertijd het proportionaliteits- en finaliteitsbeginsel na te gaan. Zij had vastgesteld dat "wanneer een cliënt in gebreke blijft zijn schuld te bewaren, Integan zich, op grond van artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister, kan wenden tot het gemeentebestuur van de hoofdverblijfplaats van de cliënt, om na te gaan of de cliënt eventueel overleden is of van hoofdverblijfplaats veranderd is, of om, indien nodig, inlichtingen te bekomen betreffende de samenstelling van het gezin". Zij had beslist dat "de eventuele efficiëntievoordelen waarvan Integan zou kunnen genieten, ingevolge de toegang tot het Rijksregister niet in verhouding staan tot de risico's die de betrokken burgers lopen op het vlak van hun persoonlijke levenssfeer." Het verzoek tot toegang tot het Rijksregister om de maandelijkse en jaarlijkse abonneelijsten op te stellen leek volgens de Commissie niet gerechtvaardigd. De Commissie meende dat Integan deze gegevens rechtstreeks van haar cliënten kon verkrijgen. Het verslag aan de Koning, in 1994, had duidelijk het negatief advies van de Commissie verwoordt, maar er zich tegen verzet, niet ten aanzien van de inhoud maar van het feit dat de Commissie een andere beslissing had genomen in een als gelijkaardig beschouwd geval, namelijk de 'Provinciale Brabantse Energiemaatschappij', PBE (advies nr. 19/92 van 18 december 1992, koninklijk besluit van 16 januari 1995, B.S., 9 maart 1995).
De tekst van het nieuwe ontwerp onderscheidt zich nauwelijks van de voorgaande tekst en brengt geen enkel nieuw element aan die de bezwaren van de Commissie tegemoet komt. Zowel het nieuwe verslag aan de Koning als de brief van de Minister steunen het nieuwe verzoek op een ander advies van de Commissie, namelijk dat met betrekking tot de Intercommunale Vereniging voor Energie, IVEG (advies nr. 16/96 van 26 juni 1996, B.S., 13.01.1999, p. 962 ev.). Wellicht is het de recente datum van bekendmaking van dit advies die de leiding van Integan heeft doen opschrikken.
Op het ogenblik dat zij haar advies over IVEG opstelde, was de Commissie zich wel degelijk bewust van haar advies met betrekking tot het verzoek van Integan in 1994, evenals haar adviezen met betrekking tot de PBE in 1992 en de Brusselse Intercommunale Watermaatschappij, BIWM, in 1994 (advies nr. 06/94 van 23 maart 1994). Zij bracht met kennis van zaken een gunstig advies uit (behoudens enkele bedenkingen betreffende de toegang tot bepaalde gegevens van het Rijksregister), en een ongunstig advies ten aanzien van het gebruik van het identificatienummer.
De Commissie ziet geen reden om terug te komen op haar recentere beslissingen.
Wat artikel 1 van het ontwerp betreft, bevestigt de Commissie dat de twee vernoemde doeleinden goed overeenstemmen met de opdrachten van algemeen belang. Zij waardeert in hetzelfde artikel dat de personen die gemachtigd zijn toegang te krijgen tot het Rijksregister, verplicht worden er zich schriftelijk toe te verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens, waartoe zij toegang krijgen, te waarborgen. De Commissie heeft overigens regelmatig gewezen op het feit dat artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 slechts voorzag in de mogelijkheid tot toegang tot het Rijksregister "voor de informatie die zij (de begunstigden) krachtens een wet of een decreet bevoegd zijn te kennen". Zoals de Raad van State, afdeling wetgeving, herhaaldelijk heeft benadrukt, verlangt "de naleving van het wettigheidsbeginsel" van de overheid dat deze "op zeer zorgvuldige wijze (nagaat) of de kennis van ieder, in artikel 3 van deze wet opgenoemd, gegeven onontbeerlijk is voor de uitvoering van haar opdracht door de betrokken openbare overheid". In dit opzicht stelt de Commissie vast dat artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit rekening heeft gehouden met de bezwaren die in 1996 ten aanzien van IVEG werden gemaakt en dat het huidig ontwerp van koninklijk besluit uitsluitend voorziet in de toegang tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 5°, 6° en 8° van de wet van 8 augustus 1983. Met betrekking tot de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen (tweede lid), werd rekening gehouden met de rechtspraak van de Raad van State en met artikel 5 van de wet van 8 december 1992, door deze toegang te beperken tot 5 jaar, zijnde de verjaringstermijn van de door Integan uitgeschreven facturen.
De Commissie heeft geen bijzondere opmerking met betrekking tot artikel 2.
De Commissie wijst er tenslotte op dat zij te kennen heeft gegeven dat de lijst van personeelsleden die bevoegd zijn toegang te hebben tot de toegestane gegevens (artikel 3 van het ontwerp van besluit) haar niet meer dient meegedeeld, maar ter hare beschikking gehouden.
OM DEZE REDENEN,
brengt de Commissie een gunstig advies uit met betrekking tot de toegang van Integan tot de gewenste gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen.