Hof van Cassatie: Arrest van 10 Mei 1994 (België). RG P931172N
- Section :
- Jurisprudence
- Source :
- Justel N-19940510-14
- Numéro de rôle :
- P931172N
Résumé :
Geen rekening houden met de mogelijkheid van het onopzettelijk toebrengen van letsel kan een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg in de zin van artt. 418 en 420 Sw. opleveren als die mogelijkheid kon worden voorzien.
Arrêt :
Ajoutez le document à un dossier
()
pour commencer à l'annoter.
HET HOF,
Gelet op het bestreden arrest, op 22 juni 1993 door het Hof van Beroep te Gent gewezen;
A. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissing op de strafvordering tegen eiser :
Over het eerste middel :
Overwegende dat het arrest vermeldt als aanwezig bij de uitspraak : "Van Cauwenberghe, krijgsauditeur, waarnemend advokaat-generaal";
Overwegende dat blijkens bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, bladzijde 27679, bij ministerieel besluit van 23 december 1992 aan Van Cauwenberghe, M., krijgsauditeur, opdracht werd gegeven om de functies van advocaat-generaal bij het Hof van Beroep te Gent waar te nemen, met ingang van 1 januari 1993;
Overwegende dat het arrest niet diende vast te stellen of te vermelden, dat deze opdracht aan krijgsauditeur Van Cauwenberghe conform artikel 327, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek door de Minister van Justitie gegeven werd op gelijkluidend advies van de auditeur-generaal bij het militair gerechtshof en van de bevoegde procureur-generaal, te dezen de procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Gent;
Dat het middel faalt naar recht;
Over het tweede middel :
Overwegende dat het misdrijf omschreven in de artikelen 418 en 420 van het Strafwetboek een fout vereist; dat deze erin kan bestaan dat de beklaagde geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid van het onopzettelijk toebrengen van letsel, die hij had moeten voorzien, of nog dat de beklaagde in gebreke is gebleven de voorzichtigheids- en voorzorgsmaatregelen te treffen die een normaal persoon in dezelfde omstandigheden zou getroffen hebben;
Dat de appelrechters, op grond van de feitelijke gegevens vermeld op de vierde en de vijfde bladzijde van het arrest, oordelen dat eiser een fout heeft begaan in causaal verband met het ongeval door de linkerkant van het fietspad - gezien in zijn rijrichting - te berijden; dat ze vervolgens considereren dat eisers schuld erin bestaat dat hij zijn gedraging, waarvan hij wist of moest weten dat zij wederrechtelijk was, niet heeft vermeden, terwijl uit gegevens van de strafinformatie noch uit de conclusie van eiser blijkt dat zijn wederrechtelijke gedraging onvermijdbaar was; dat de appelrechters aldus oordelen dat het ongeval tengevolge van de wederrechtelijke gedraging van eiser, bij uitsluiting van alle andere mogelijke hypotheses, voor hem voorzienbaar en vermijdbaar was;
Dat de appelrechters derhalve eiser naar recht schuldig achten aan het hem ten laste gelegde misdrijf;
Dat het middel niet kan worden aangenomen;
En overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
B. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissingen op de civielrechtelijke vorderingen van de verweerders tegen eiser :
1. Wat de vorderingen van de eerste en de tweede verweerder betreft :
Overwegende dat eiser afstand zonder berusting doet van zijn voorziening;
2. Wat de vordering van verweerster betreft :
Overwegende dat eiser geen bijzonder middel aanvoert;
OM DIE REDENEN,
Verleent akte van de afstand;
Verwerpt de voorziening voor het overige;
Veroordeelt eiser in de kosten.
Gelet op het bestreden arrest, op 22 juni 1993 door het Hof van Beroep te Gent gewezen;
A. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissing op de strafvordering tegen eiser :
Over het eerste middel :
Overwegende dat het arrest vermeldt als aanwezig bij de uitspraak : "Van Cauwenberghe, krijgsauditeur, waarnemend advokaat-generaal";
Overwegende dat blijkens bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, bladzijde 27679, bij ministerieel besluit van 23 december 1992 aan Van Cauwenberghe, M., krijgsauditeur, opdracht werd gegeven om de functies van advocaat-generaal bij het Hof van Beroep te Gent waar te nemen, met ingang van 1 januari 1993;
Overwegende dat het arrest niet diende vast te stellen of te vermelden, dat deze opdracht aan krijgsauditeur Van Cauwenberghe conform artikel 327, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek door de Minister van Justitie gegeven werd op gelijkluidend advies van de auditeur-generaal bij het militair gerechtshof en van de bevoegde procureur-generaal, te dezen de procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Gent;
Dat het middel faalt naar recht;
Over het tweede middel :
Overwegende dat het misdrijf omschreven in de artikelen 418 en 420 van het Strafwetboek een fout vereist; dat deze erin kan bestaan dat de beklaagde geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid van het onopzettelijk toebrengen van letsel, die hij had moeten voorzien, of nog dat de beklaagde in gebreke is gebleven de voorzichtigheids- en voorzorgsmaatregelen te treffen die een normaal persoon in dezelfde omstandigheden zou getroffen hebben;
Dat de appelrechters, op grond van de feitelijke gegevens vermeld op de vierde en de vijfde bladzijde van het arrest, oordelen dat eiser een fout heeft begaan in causaal verband met het ongeval door de linkerkant van het fietspad - gezien in zijn rijrichting - te berijden; dat ze vervolgens considereren dat eisers schuld erin bestaat dat hij zijn gedraging, waarvan hij wist of moest weten dat zij wederrechtelijk was, niet heeft vermeden, terwijl uit gegevens van de strafinformatie noch uit de conclusie van eiser blijkt dat zijn wederrechtelijke gedraging onvermijdbaar was; dat de appelrechters aldus oordelen dat het ongeval tengevolge van de wederrechtelijke gedraging van eiser, bij uitsluiting van alle andere mogelijke hypotheses, voor hem voorzienbaar en vermijdbaar was;
Dat de appelrechters derhalve eiser naar recht schuldig achten aan het hem ten laste gelegde misdrijf;
Dat het middel niet kan worden aangenomen;
En overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
B. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissingen op de civielrechtelijke vorderingen van de verweerders tegen eiser :
1. Wat de vorderingen van de eerste en de tweede verweerder betreft :
Overwegende dat eiser afstand zonder berusting doet van zijn voorziening;
2. Wat de vordering van verweerster betreft :
Overwegende dat eiser geen bijzonder middel aanvoert;
OM DIE REDENEN,
Verleent akte van de afstand;
Verwerpt de voorziening voor het overige;
Veroordeelt eiser in de kosten.