Hof van Cassatie: Arrest (België). RG C.17.0622.N

Date :
10-05-2019
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
1 page
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-20190510-4
Numéro de rôle :
C.17.0622.N

Résumé :

Samenvatting 1

Arrêt :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Hof van Cassatie van België

Arrest

Nr. C.17.0622.N

WAELKENS nv, met zetel te 8780 Oostrozebeke, Ingelmunstersteenweg 243,

eiseres,

vertegenwoordigd door mr. Paul Wouters, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 3000 Leuven, Koning Leopold I-straat 3, waar de eiseres woonplaats kiest,

tegen

PARIFIN bvba, met zetel te 8400 Oostende, Bosweg 3,

verweerster.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in laatste aanleg van de rechtbank van koophandel te Gent, afdeling Kortrijk, van 8 december 2016.


Sectievoorzitter Alain Smetryns heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd.

II. CASSATIEMIDDEL

De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Derde onderdeel

1. Artikel 1017, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, in zijn versie voor de wij-ziging door de wet van 25 december 2016, bepaalt dat, tenzij bijzondere wetten anders bepalen, ieder eindvonnis, zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij verwijst in de kosten, onverminderd de overeenkomst tussen partijen die het eventueel bekrachtigt.

De artikelen 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek zijn bijzondere wettelijke bepa-lingen in de zin van artikel 1017, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek.

Krachtens deze bepalingen kunnen de kosten ten laste van de niet in het ongelijk gestelde partij worden gelegd indien deze door haar fout zijn veroorzaakt.

2. Krachtens artikel 1394/20 Gerechtelijk Wetboek kan elke onbetwiste schuld tussen ondernemingen die een geldsom tot voorwerp heeft en die vast-staat en opeisbaar is op de dag van de aanmaning bedoeld bij artikel 1394/21, ongeacht het bedrag ervan, vermeerderd met de verhogingen waarin de wet voor-ziet en de invorderingskosten alsmede, in voorkomend geval en ten belope van ten hoogste 10 pct. van de hoofdsom van de schuld, alle interest en strafbedin-gen, in naam en voor rekening van de schuldeiser op verzoek van de advocaat van de schuldeiser door een gerechtsdeurwaarder worden ingevorderd.

Een schuld die tot voorwerp heeft, naast een onbetwiste, vaststaande en opeisba-re hoofdsom, interest en schadebedingen die gezamenlijk 10 pct. van deze hoofdsom overtreffen, kan derhalve krachtens deze bepaling niet volledig wor-den ingevorderd door een gerechtsdeurwaarder. De schuldeiser die gerechtigd is aanspraak te maken op interest en schadebedingen die 10 pct. van de hoofdsom overtreffen of minstens er redelijkerwijze mocht van uitgaan daartoe gerechtigd te zijn, begaat dan ook geen fout door te opteren voor de gemeenrechtelijke in-vorderingsprocedure.

3. De rechtbank, die oordeelt dat de eiser, die te dezen aanspraak maakte op de betaling van, naast de hoofdsom, interest en een schadebeding, die gezamen-lijk 10 pct. overtreffen van de hoofdsom en die hem ook werden toegekend, dient in te staan voor de nodeloze en foutief veroorzaakte kosten van de gemeenrech-telijke invorderingsprocedure, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht.

Het onderdeel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het de gedingkosten ten laste van de ei-seres heeft gelegd, onverminderd artikel 1024 Gerechtelijk Wetboek.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het ge-deel-telijk vernietigde vonnis.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.

Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Nederlandstalige ondernemingsrecht-bank te Brussel.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samen-gesteld uit sectievoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, sectievoorzitter Alain Smetryns, en de raadsheren Koen Mestdagh, Bart Wylleman en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 10 mei 2019 uitgesproken door sectie-voorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Ria Mortier, met bijstand van griffier Vanessa Van de Sijpe.