Hof van Cassatie: Arrest van 10 Maart 1992 (België). RG 5822
- Section :
- Jurisprudence
- Source :
- Justel N-19920310-1
- Numéro de rôle :
- 5822
Résumé :
De straffeloosheid bepaald bij art. 452 Strafwetboek heeft betrekking op de uitoefening van het recht van verdediging voor de hoven en rechtbanken; ze geldt derhalve enkel t.a.v. de door in het geding zijnde partijen "voor de rechtbank gesproken woorden of aan de rechtbank overgelegde geschriften" en is niet van toepassing op getuigen of gerechtsdeskundigen.
Arrêt :
Ajoutez le document à un dossier
()
pour commencer à l'annoter.
HET HOF; - Gelet op de bestreden arresten, op 19 februari 1991 en op 31 mei 1991 gewezen door het Hof van Beroep te Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling;
Over het tweede middel : schending van artikel 452 van het Strafwetboek,
doordat het bestreden arrest het verzet van eiser in cassatie met betrekking tot de tenlastelegging van laster onontvankelijk verklaart, op grond van de motieven "dat gelet op artikel 452, eerste lid, van het Strafwetboek, de feiten der tenlastelegging C1 en C2 geen aanleiding kunnen geven tot strafvervolging ten laste van de verdachte; dat uitlatingen die de verdachte worden ten laste gelegd, door hem werden gebruikt als gerechtsdeskundige in het kader van een procedure voor het Hof van Beroep en betrekking hadden op de zaak of op één der partijen; dat bijgevolg de strafvordering tegen verdachte uit hoofde van de feiten der tenlasteleggingen C1 en C2 onontvankelijk is; dat de onontvankelijkheid van de strafvordering tot gevolg heeft dat ook de stelling als burgerlijke partij niet toelaatbaar is voor wat deze feiten betreft, de vordering van de benadeelde het accessorium zijnde van de penale vordering; dat, voor wat de feiten der tenlasteleggingen C1 en C2 betreft, Hilven Willy nooit de hoedanigheid van burgerlijke partij heeft verworven, gezien hij de strafvordering tegen de verdachte hoofdens deze feiten niet op gang heeft kunnen brengen",
terwijl luidens artikel 452 van het Strafwetboek, voor de rechtbank gesproken woorden of aan de rechtbank overgelegde geschriften geen aanleiding geven tot strafvervolging wanneer die woorden of die geschriften op de zaak of op de partijen betrekking hebben; onder "aan de rechtbank overgelegde geschriften" moet worden verstaan alle akten die voortspruiten uit de noodwendigheden van de zaak en die worden voorgebracht door de partijen of hun advokaten; artikel 452 van het Strafwetboek aldus het recht en de vrijheid van verdediging consacreert; deze bepaling als dusdanig niet geldt voor getuigen en deskundigen, welke de verplichting hebben om op objectieve wijze de volledige waarheid te zeggen, en welke zich zodoende schuldig kunnen maken aan de misdrijven tegen de eer en de goede naam van personen, wanneer de toepassingsvoorwaarden hiervoor vervuld zijn; zodat het bestreden arrest, door op grond van de enkele overweging dat de uitlatingen van verweerder werden gebruikt in het kader van een strafprocedure en betrekking hadden op de zaak of op de partijen, te besluiten tot de toepasselijkheid van artikel 452 van het Strafwetboek, schending inhoudt van deze wetsbepaling :
Overwegende dat de strafrechtelijke immuniteit bepaald bij artikel 452 van het Strafwetboek betrekking heeft op de uitoefening van het recht van verdediging voor de hoven en rechtbanken; dat ze derhalve enkel geldt voor door de in het geding zijnde partijen "voor de rechtbank gesproken woorden of aan de rechtbank overgelegde geschriften"; dat die bepaling niet van toepassing is op getuigen of deskundigen;
Overwegende dat het arrest dat, na te hebben vastgesteld dat verweerder als gerechtelijk deskundige was opgetreden, de tegen hem ingestelde strafvordering met toepassing van artikel 452 van het Strafwetboek niet ontvankelijk verklaart, voormelde wetsbepaling schendt en de beslissing niet naar recht verantwoordt;
Dat het middel gegrond is;
Om die redenen, verwerpt de voorziening tegen het arrest van 19 februari 1991; vernietigt het bestreden arrest van 31 mei 1991 in zoverre het uitspraak doet over de telastleggingen C.1 en C.2 en eiser veroordeelt tot schadevergoeding; verwerpt de voorziening tegen het arrest van 31 mei 1991 voor het overige; beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest van 31 mei 1991; veroordeelt eiser in drie vierde van de kosten en laat de overige kosten ten laste van de Staat; verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep te Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling, anders samengesteld.
Over het tweede middel : schending van artikel 452 van het Strafwetboek,
doordat het bestreden arrest het verzet van eiser in cassatie met betrekking tot de tenlastelegging van laster onontvankelijk verklaart, op grond van de motieven "dat gelet op artikel 452, eerste lid, van het Strafwetboek, de feiten der tenlastelegging C1 en C2 geen aanleiding kunnen geven tot strafvervolging ten laste van de verdachte; dat uitlatingen die de verdachte worden ten laste gelegd, door hem werden gebruikt als gerechtsdeskundige in het kader van een procedure voor het Hof van Beroep en betrekking hadden op de zaak of op één der partijen; dat bijgevolg de strafvordering tegen verdachte uit hoofde van de feiten der tenlasteleggingen C1 en C2 onontvankelijk is; dat de onontvankelijkheid van de strafvordering tot gevolg heeft dat ook de stelling als burgerlijke partij niet toelaatbaar is voor wat deze feiten betreft, de vordering van de benadeelde het accessorium zijnde van de penale vordering; dat, voor wat de feiten der tenlasteleggingen C1 en C2 betreft, Hilven Willy nooit de hoedanigheid van burgerlijke partij heeft verworven, gezien hij de strafvordering tegen de verdachte hoofdens deze feiten niet op gang heeft kunnen brengen",
terwijl luidens artikel 452 van het Strafwetboek, voor de rechtbank gesproken woorden of aan de rechtbank overgelegde geschriften geen aanleiding geven tot strafvervolging wanneer die woorden of die geschriften op de zaak of op de partijen betrekking hebben; onder "aan de rechtbank overgelegde geschriften" moet worden verstaan alle akten die voortspruiten uit de noodwendigheden van de zaak en die worden voorgebracht door de partijen of hun advokaten; artikel 452 van het Strafwetboek aldus het recht en de vrijheid van verdediging consacreert; deze bepaling als dusdanig niet geldt voor getuigen en deskundigen, welke de verplichting hebben om op objectieve wijze de volledige waarheid te zeggen, en welke zich zodoende schuldig kunnen maken aan de misdrijven tegen de eer en de goede naam van personen, wanneer de toepassingsvoorwaarden hiervoor vervuld zijn; zodat het bestreden arrest, door op grond van de enkele overweging dat de uitlatingen van verweerder werden gebruikt in het kader van een strafprocedure en betrekking hadden op de zaak of op de partijen, te besluiten tot de toepasselijkheid van artikel 452 van het Strafwetboek, schending inhoudt van deze wetsbepaling :
Overwegende dat de strafrechtelijke immuniteit bepaald bij artikel 452 van het Strafwetboek betrekking heeft op de uitoefening van het recht van verdediging voor de hoven en rechtbanken; dat ze derhalve enkel geldt voor door de in het geding zijnde partijen "voor de rechtbank gesproken woorden of aan de rechtbank overgelegde geschriften"; dat die bepaling niet van toepassing is op getuigen of deskundigen;
Overwegende dat het arrest dat, na te hebben vastgesteld dat verweerder als gerechtelijk deskundige was opgetreden, de tegen hem ingestelde strafvordering met toepassing van artikel 452 van het Strafwetboek niet ontvankelijk verklaart, voormelde wetsbepaling schendt en de beslissing niet naar recht verantwoordt;
Dat het middel gegrond is;
Om die redenen, verwerpt de voorziening tegen het arrest van 19 februari 1991; vernietigt het bestreden arrest van 31 mei 1991 in zoverre het uitspraak doet over de telastleggingen C.1 en C.2 en eiser veroordeelt tot schadevergoeding; verwerpt de voorziening tegen het arrest van 31 mei 1991 voor het overige; beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest van 31 mei 1991; veroordeelt eiser in drie vierde van de kosten en laat de overige kosten ten laste van de Staat; verwijst de aldus beperkte zaak naar het Hof van Beroep te Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling, anders samengesteld.