Het cassatieberoep van een beklaagde tegen het veroordelend arrest waarbij zijn onmiddellijke aanhouding wordt bevolen is niet ontvankelijk, als niet blijkt dat de beklaagde zich werkelijk in hechtenis bevond op het ogenblik dat hij die voorziening instelde. ( Art. 421 Wetboek van Strafvordering; art. 2 Wet 10 februari 1866. )
Arrêt :
La version intégrale et consolidée de ce texte n'est pas disponible.