Hof van Cassatie: Arrest van 13 Juli 1999 (België). RG P990954N
- Section :
- Jurisprudence
- Source :
- Justel N-19990713-2
- Numéro de rôle :
- P990954N
Résumé :
Noch art. 30 Wet Voorlopige Hechtenis 20 juli 1990 noch art. 5.4 EVRM bepalen dat het dossier aan de verdachte moet worden medegedeeld voor de terechtzitting van de kamer van inbeschuldigingstelling die uitspraak moet doen over de handhaving van de voorlopige hechtenis, wanneer hij daarvan, overeenkomstig art. 21, § 3, of art. 22, derde lid, van die wet, inzage heeft kunnen nemen voor de terechtzitting van de raadkamer, tenzij nadien nieuwe stukken bij het dossier zijn gevoegd; de eerbiediging van het recht van verdediging en inzonderheid de regel van het contradictoire debat in verband met deze nieuwe stukken wordt gewaarborgd door de kennisgeving aan de verdachte en zijn raadsman dat het dossier voor de terechtzitting ter inzage te hunner beschikking staat, zonder dat van het bestaan van nieuwe stukken melding moet worden gemaakt.
Arrêt :
Gelet op het bestreden arrest, op 25 juni 1999 gewezen door het Hof van Beroep te Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling;
Over het eerste middel, gesteld als volgt:
In conclusies heeft eiser in cassatie opgeworpen dat er door de onderzoeksrechter gegrepen werd naar de zwaarste betichting, alhoewel deze betwistbaar is en de voorbedachtheid nog steeds niet is aangetoond. Hierop wordt door de K.I. niet geantwoord, wat in strijd is met art. 23, lid 3 en 4 van de Wet op de voorlopige hechtenis, 1990. Wanneer er gegrepen wordt naar een dergelijke zware betichting, kan enkel de volstrekte noodzaak voor de openbare veiligheid de hechtenis verantwoorden, ook wanneer er geen vluchtgevaar, herhalingsgevaar, verduisteringsgevaar of collusiegevaar bestaat. Het is dus een handig middel om aan de strenge motiveringsplicht, opgelegd door de Wet op de voorlopige hechtenis, te ontsnappen. Bovendien wordt er inadequaat en inconsequent gehandeld: een moordpoging valt normalerwijze onder de bevoegdheid van het Hof van Assisen. Het onderzoek in deze zaak toont niet aan dat dergelijke procedure wordt voorbereid. (nog geen verhoor van het slachtoffer, geen confrontatie, ... zie verder):
Overwegende dat met betrekking tot de schuld het overeenkomstig de artikelen 16, § 5, en 21, § 4, Wet Voorlopige Hechtenis, volstaat dat ernstige aanwijzingen van schuld bestaan waarbij de kamer van inbeschuldigingstelling, indien zij de voorlopige hechtenis handhaaft, krachtens de artikelen 23, 4°, en 30 van deze wet, de gegevens moet preciseren die volgens haar dergelijke aanwijzingen van schuld nog steeds uitmaken zodra de partijen in conclusie, onder vermelding van feitelijke gegevens, het bestaan van deze ernstige aanwijzingen betwisten;
Overwegende dat eiser in appèlconclusie aanvoerde: "Concluant werd aangehouden op 08/04/99 onder de betichting moordpoging. Er is naar de zwaarste betichting gegrepen, alhoewel deze betwistbaar is en tot op heden zeker niet aangetoond is dat er sprake was van voorbedachtheid (zie bv. stuk 100 -bij voorbedachtheid gaat men zoiets niet doen op de openbare weg, met vrienden erbij ...)";
Overwegende dat de appèlrechters niet hoefden te antwoorden op een conclusie ter aanvoering dat de schuld van eiser nog niet bewezen was;
Dat het middel niet kan worden aangenomen;
Over het vierde middel, gesteld als volgt:
Het verslag van het ballistisch onderzoek is in het dossier terechtgekomen nadat de raadsman van eiser in cassatie het dossier had ingekeken, meerbepaald op 23/06, om 12 uur. Dit kan afgeleid worden uit het feit dat het bewuste verslag vooraan in het dossier zat en niet in de kaft met expertiseverslagen. Het bewust ballistisch verslag zal niet alleen vooraan het dossier, doch was ook nog niet geïnventariseerd en droeg dus geen nummer. Art. 30 v/d Wet op de voorlopige hechtenis bepaalt niet dat het dossier aan de verdachte moet worden meegedeeld, gelet op de bepalingen van art. 22,2° lid v/d wet, tenzij nadien nieuwe stukken bij het dossier zijn gevoegd. Er kan verwezen worden naar het arrest van het Hof van Cassatie van 10/06/92, AR 14, inzake Haemers. Er is door de advocaat-generaal pas op de zitting van 24/06 gesproken over het ballistisch onderzoek, dat blijkbaar reeds op 18/06 was toegekomen op het Parket-generaal te Antwerpen. De zaak werd uitgesteld van 24/06 naar 25/06 om de Procureur-generaal te laten kennis nemen van de besluiten, niet om het verslag te laten inkijken door de verdediging. Dit is een schending van de rechten van verdediging en van art. 5 v/h EVRM Er kan verwezen worden naar Cass. 23/03/99, 2 N., Driessens:
Overwegende dat noch artikel 30 Wet Voorlopige Hechtenis noch artikel 5.4 EVRM bepaalt dat het dossier aan de verdachte moet worden medegedeeld voor de terechtzitting van de kamer van inbeschuldigingstelling die uitspraak moet doen over de handhaving van de voorlopige hechtenis, wanneer hij daarvan overeenkomstig artikel 21, § 3, van voornoemde wet inzage heeft kunnen nemen vóór de terechtzitting van de raadkamer, tenzij nadien nieuwe stukken bij het dossier zijn gevoegd;
Dat de eerbiediging van het recht van verdediging en inzonderheid de regel van het contradictoire debat in verband met deze nieuwe stukken wordt gewaarborgd door de kennisgeving aan de verdachte en zijn raadsman dat het dossier vóór de terechtzitting ter inzage te hunner beschikking staat, zonder dat van het bestaan van nieuwe stukken melding moet worden gemaakt;
Overwegende dat eiser aanvoert dat het verslag van het ballistisch onderzoek in het dossier is terechtgekomen nadat zijn raadsman het dossier had ingekeken, meer bepaald op 23 juni 1999, om 12 uur; dat hij voorts aanvoert dat nadat de advocaat-generaal op de zitting van 24 juni 1999 over het ballistisch onderzoek had gesproken, de zaak naar 25 juni 1999 werd uitgesteld; dat hij niet aanvoert dat hij van het kwestieuze stuk geen inzage kon krijgen vóór de terechtzitting van 25 juni 1999;
Dat het middel niet kan worden aangenomen;
En overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
OM DIE REDENEN,
Verwerpt de voorziening;
Veroordeelt eiser in de kosten.