De regel van de artikelen 552 en 553 van het Burgerlijk Wetboek, volgens welke de eigendom van de grond in zich de eigendom bevat van hetgeen op de grond is, zodat alle gebouwen, beplantingen en werken op de grond van een erf vermoed worden te zijn tot stand gebracht door de eigenaar en hem toe te behoren, tenzij het tegenovergestelde bewezen is, beheerst de toestand ontstaan ten gevolge van het tot stand brengen van gebouwen, beplantingen en werken op de grond van een erf; deze regel is niet van toepassing op de vervreemding van een erf, op de grond waarvan gebouwen, beplantingen en werken zijn tot stand gebracht, daar deze vervreemding geregeld wordt door de beginselen van de vervreemding der goederen.
Arrêt :
La version intégrale et consolidée de ce texte n'est pas disponible.