Hof van Cassatie: Arrest van 17 Januari 2017 (België). RG P.16.0989.N

Date :
17-01-2017
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
1 page
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-20170117-7
Numéro de rôle :
P.16.0989.N

Résumé :

Uit de tekst van artikel 187, § 6, 1°, Wetboek van Strafvordering en de wetsgeschiedenis ervan volgt dat de rechter een verzet maar ongedaan kan verklaren indien hij vaststelt dat vaststaat dat de beklaagde in verzet kennis had van de dagvaarding in de verstekprocedure; het is aan het openbaar ministerie of de burgerlijke partij om te bewijzen dat de beklaagde in verzet die kennis had en deze laatste dient niet te bewijzen dat hij die kennis niet had (1). (1) B. DE SMET, "Verstek en verzet", T. Strafr. 2016, p. 35, nr. 72 en p. 41; P. DHAEYER, "Le régime de l'opposition devant les tribunaux correctionnels et de police", JT 2016, 428; S. VAN OVERBEKE, "Verzet en hoger beroep in strafzaken na de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie («Potpourri II ») (eerste deel)", RW 2015-16, p. 1409, nr. 18; A. WINANTS, "Potpourri II : de nieuwe regels inzake verzet in strafzaken ", NC 2016, p. 337, nr. 8; R. VERSTRAETEN, A. BAILLEUX, J. HUYSMANS en S. DE HERT, "Stevige verbouwingen in het strafprocesrecht: de procedure met voorafgaande erkenning van schuld, de invoering van conclusietermijnen in strafzaken en een vernieuwd stelsel van rechtsmiddelen", in R. VERBRUGGEN (ed.), Straf- en strafprocesrecht, Brugge, die Keure, 2016, 182-183, nr. 93.

Arrêt :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Nr. P.16.0989.N

D. G., beklaagde,

eiser,

met als raadsman mr. Koen Dermaut, advocaat bij de balie te Antwerpen.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de correctionele rechtbank West-Vlaanderen, afdeling Brugge, van 2 september 2016.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

Raadsheer Filip Van Volsem heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal met opdracht Alain Winants heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Middel

Eerste onderdeel

1. Het onderdeel voert schending aan van artikel 187, § 6, 1°, Wetboek van Strafvordering: het bestreden vonnis verklaart eisers verzet ten onrechte ongedaan; een ongedaanverklaring vereist dat vaststaat dat de versteklatende partij kennis had van de dagvaarding; de bewijslast rust op het openbaar ministerie; uit het enkele feit dat er aan woonst werd betekend, kan niet worden afgeleid dat de eiser kennis had van de dagvaarding.

2. Krachtens artikel 187, § 6, 1°, Wetboek van Strafvordering wordt het verzet als ongedaan beschouwd, indien:

- de eiser in verzet persoonlijk of in de persoon van een advocaat verschijnt;

- vaststaat dat de eiser in verzet kennis heeft gehad van de dagvaarding in de procedure waarin hij verstek heeft laten gaan;

- de eiser geen gewag maakt van overmacht of van een wettige reden van ver-schoning ter rechtvaardiging van zijn verstek bij de bestreden rechtspleging, waarbij het erkennen van de aangevoerde overmacht of reden wordt overgela-ten aan het soevereine oordeel van de rechter.

3. Uit de tekst van deze bepaling en de wetsgeschiedenis ervan volgt dat de rechter een verzet op grond van artikel 187, § 6, 1°, Wetboek van Strafvordering maar ongedaan kan verklaren indien hij vaststelt dat vaststaat dat de eiser in verzet kennis had van de dagvaarding in de verstekprocedure. Het is aan het openbaar ministerie of de burgerlijke partij om te bewijzen dat de eiser in verzet die kennis had. De eiser in verzet dient niet te bewijzen dat hij die kennis niet had.

4. Het staat aan de rechter om onaantastbaar in feite te oordelen of de eiser in verzet kennis had van de dagvaarding. Het Hof gaat wel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgen trekt die op grond daarvan niet kunnen worden ver-antwoord.

5. Uit het enkele feit dat een dagvaarding werd betekend aan de woonst van de eiser, kunnen de appelrechters niet afleiden dat de eiser kennis had van de dag-vaarding.

De beslissing van de appelrechters dat "aangezien de dagvaarding-dagstelling aan zijn woonst betekend werd, de rechtbank aanneemt dat [de eiser] daarvan kennis genomen heeft" en zijn verzet dan ook ongedaan is, is niet naar recht verantwoord.

Het onderdeel is gegrond.

Overige grieven

6. De overige grieven die niet kunnen leiden tot cassatie zonder verwijzing, behoeven geen antwoord.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden vonnis.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernie-tigde vonnis.

Houdt de beslissing over de kosten aan en laat die over aan de verwijzingsrechter.

Verwijst de zaak naar de correctionele rechtbank West-Vlaanderen, rechtszitting houdend in hoger beroep, anders samengesteld.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samen-gesteld uit voorzitter Paul Maffei, als voorzitter, de raadsheren Filip Van Volsem, Alain Bloch, Antoine Lievens en Erwin Francis, en op de openbare rechtszitting van 17 januari 2017 uitgesproken door voorzitter Paul Maffei, in aanwezigheid van advocaat-generaal met opdracht Alain Winants, met bijstand van afgevaar-digd griffier Véronique Kosynsky.

V. Kosynsky E. Francis A. Lievens

A. Bloch F. Van Volsem P. Maffei