Hof van Cassatie: Arrest van 17 September 1999 (België). RG C980144F
- Section :
- Jurisprudence
- Source :
- Justel N-19990917-4
- Numéro de rôle :
- C980144F
Résumé :
De rechter die ambtshalve een geschil opwerpt dat de openbare orde niet raakt en waarvan de partijen het bestaan hadden uitgesloten, miskent het beschikkingsbeginsel en het algemeen beginsel van het recht van verdediging.
Arrêt :
Ajoutez le document à un dossier
()
pour commencer à l'annoter.
HET HOF,
Gelet op het bestreden vonnis, op 2 december 1997 in hoger beroep gewezen door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Luik;
Over het middel: schending van de artikelen 1101, 1108, 1134, 1315, 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek, miskenning van het algemeen beginsel van het recht van verdediging en van het algemeen rechtsbeginsel, het zogenaamd beschikkingsbeginsel, krachtens hetwelk de rechter niet ambtshalve een geschil kan opwerpen dat de openbare orde niet raakt en waarvan de partijen in conclusie het bestaan uitsluiten,
doordat het bestreden vonnis vaststelt "dat (verweerder) blijkens de factuur van 5 november 1994 (...), een auto Jaguar XJS cabriolet 1993 heeft gekocht voor de prijs van 1.590.000 frank plus BTW (wat neerkomt op 1.915.950 frank); dat, volgens het Europees aanrijdingsformulier d.d. 29 november 1994, die auto geparkeerd stond, toen hij werd aangereden door het voertuig, bestuurd door de heer X, verzekerde van (eiseres); dat het aanrijdingsformulier vermeldt dat de auto van (verweerder) aan de voorste helft van de linkerflank beschadigd was door de rechtervoorkant van het door de verzekerde van (eiseres) bestuurde voertuig; (...) dat de feiten wel degelijk hebben plaatsgevonden zoals ze op het aanrijdingsformulier d.d. 29 november 1994 zijn beschreven en dat ze aan toeval te wijten zijn"; dat het vervolgens eiseres veroordeelt om aan verweerder het bedrag van 1.526.000 frank plus BTW en de gerechtelijke interest te betalen, en eiseres veroordeelt in de kosten van eerste aanleg en in hoger beroep, op grond "dat (...), het (door (eiseres) gemachtigde) expertisekantoor BVBA Bergmans op 14 februari 1995 besloot dat het voertuig als totaal verlies moest worden verklaard en de te vergoeden schade begroot op 1.526.400 frank exclusief BTW; dat (verweerder) op 24 februari 1995 dat voorstel voor akkoord ondertekend terugstuurt (...); dat het kantoor Bergmans vervolgens, blijkens het proces-verbaal van het deskundigenonderzoek d.d. 20 juni 1995, naderhand zijn standpunt herzag en de schade ten gevolge van het ongeval raamt op 175.681 frank plus BTW (de herstellingsduur wordt op 4 dagen bepaald); (...) dat tussen de partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op grond van een wilsovereenstemming die vastgesteld wordt in het voorstel dat het kantoor Bergmans op 14 februari 1995 voor rekening van (eiseres) had geformuleerd (bijlage 15 bij het verslag Bergmans) en door (verweerder) op 24 februari 1995 voor akkoord ondertekend is teruggestuurd (bijlage 16 bij het verslag Bergmans en pagina 6 van het verslag) vóór de intrekking van het aanbod; dat (eiseres) ter uitvoering van die overeenkomst (verweerder) een bedrag van 1.526.000 frank had moeten betalen; dat de gegevens van het verslag van het kantoor Bergmans erop wijzen dat de vastgestelde schade niet uitsluitend te wijten zou zijn aan het ongeval waarvoor de verzekerde van (eiseres) aansprakelijk is; dat die vaststellingen evenwel niet tegenstrijdig zijn en dat de ramingen het werk zijn van een persoon die banden heeft met een van de partijen (het kantoor Bergmans is opgetreden als technisch raadsman van (eiseres)); dat (eiseres) geen enkele bijkomende onderzoeksmaatregel voorstelt (zoals bijvoorbeeld een deskundigenonderzoek); dat de beschrijving van de toedracht van het ongeval op het aanrijdingsformulier niet onverenigbaar is met de foto's van de schade; dat (eiseres) niet beweert dat haar toestemming gebrekkig was, in de zin van de artikelen 1109 e.v. van het Burgerlijk Wetboek; dat (eiseres) in gebreke blijft om het juridisch afdoende bewijs te leveren van het feit dat haar verbintenis doet tenietgaan",
terwijl, eerste onderdeel, eiseres in haar appèlconclusie aanvoerde dat zij het expertisekantoor Bergmans opdracht had gegeven "om de schade aan het voertuig te ramen", dat de deskundige eerst het voertuig als totaal verlies had verklaard en de schade had begroot op 1.526.400 frank, exclusief BTW, maar dat hij "na het horen van getuigen en na een onderzoek van de versies van de partijen" tot de conclusie kwam dat de aanrijding door het voertuig van haar verzekerde X. niet de oorzaak kan zijn van het totaal verlies van de Jaguar, maar enkel van schade ten belope van 175.681 frank; eiseres zich op het verslag van deskundige Bergmans beriep om te betwisten dat de schade aan verweerders voertuig te wijten was aan de aanrijding door het voertuig van haar verzekerde X.; verweerder, in zijn verzoekschrift in hoger beroep, aanvoerde dat eiseres "zich in hoofdzaak baseert op de bevindingen van een alleen door haar gemachtigde deskundige, de heer Bergmans" en dat het feit dat laatstgenoemde bepaalde vormen van schade uitsluit, berust "op een puur willekeurige redenering, aangezien de Jaguar maar op één plaats is aangereden"; verweerder in zijn appèlconclusie aanvoerde "dat de redenering van (de deskundige) verward en onduidelijk is en dat ze tegengesproken wordt door de bijlagen zelf van zijn verslag", aangezien de deskundige het feit dat het voertuig van X. tegen dat van verweerder is aangereden, aanneemt maar zonder opgave van gronden, andere schade uitsluit; verweerder aldus niet betwistte dat eiseres, nadat hij de eerste schaderaming van het expertisekantoor Bergmans had aanvaard, nog de mogelijkheid had om de raming van de schade ten gevolge van het door haar verzekerde veroorzaakte ongeval te betwisten; dat het bestreden vonnis, nu het beslist dat verweerders vordering gegrond is omdat eiseres gebonden is door een overeenkomst die rechtsgeldig tot stand is gekomen door verweerders aanvaarding van een voorstel tot schadevergoeding, ambtshalve een geschil opwerpt dat de openbare orde niet raakt en waarvan de partijen in conclusie het bestaan uitsluiten (miskenning van het algemeen rechtsbeginsel, beschikkingsbeginsel genaamd) en het recht van verdediging van eiseres schendt (miskenning van het algemeen beginsel van het recht van verdediging);
vierde onderdeel, krachtens artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek, degene die vraagt dat schade uit een ongeval wordt vergoed, moet bewijzen welke schade aan het ongeval te wijten is en hoe groot die schade is; het bestreden vonnis in casu eiseres veroordeelt om verweerder 1.526.000 frank in hoofdsom te betalen op grond "dat de gegevens van het verslag van het kantoor Bergmans erop wijzen dat de vastgestelde schade niet uitsluitend te wijten zou zijn aan het ongeval waarvoor de verzekerde van (eiseres) aansprakelijk is; dat die vaststellingen evenwel niet tegenstrijdig zijn en dat de ramingen het werk zijn van een persoon die banden heeft met een van de partijen (het kantoor Bergmans is opgetreden als technisch raadsman van (eiseres)); dat (eiseres) geen enkele bijkomende onderzoeksmaatregel voorstelt (zoals bijvoorbeeld een deskundigenonderzoek); dat de beschrijving van de toedracht van het ongeval op het aanrijdingsformulier niet onverenigbaar is met de foto's van de schade"; het bestreden vonnis aldus beslist dat er wegens de eenzijdige aard van de vaststellingen van het expertisekantoor Bergmans, nog twijfel bestaat omtrent de omvang van de aan het litigieuze ongeval te wijten schade aan verweerders voertuig en dat eiseres niet bewijst dat niet alle schade aan verweerders voertuig aan dat ongeval te wijten is; het bestreden vonnis aldus de bewijslast omkeert (schending van artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek):
Wat het eerste onderdeel betreft:
Overwegende dat verweerder noch in zijn verzoekschrift in hoger beroep noch in zijn conclusie heeft aangevoerd dat er tussen de partijen een overeenkomst was gesloten over de schadevergoeding van verweerder, waardoor eiseres niet het recht had het gevorderde bedrag te betwisten;
Overwegende dat de rechtbank van eerste aanleg, nu zij beslist "dat tussen de partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op grond van een wilsovereenstemming die vastgesteld wordt in het voorstel dat het kantoor Bergmans op 14 februari 1995 voor rekening van (eiseres) had geformuleerd (...) en door (verweerder) op 24 februari 1995 voor akkoord ondertekend is teruggestuurd (...) vóór de intrekking van het aanbod; dat (eiseres) ter uitvoering van die overeenkomst (verweerder) een bedrag van 1.526.000 frank had moeten betalen", ambtshalve een geschil opwerpt dat de openbare orde niet raakt en waarvan de partijen in conclusie het bestaan hadden uitgesloten, en derhalve de in het onderdeel aangegeven algemene rechtsbeginselen miskent;
Dat het onderdeel gegrond is;
Wat het vierde onderdeel betreft:
Overwegende dat, krachtens artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek, degene die schadevergoeding vordert het bewijs van die schade moet leveren; dat de onzekerheid of de twijfel die blijven bestaan na de bewijsvoering in aanmerking moeten worden genomen tegen degene die de bewijslast draagt;
Overwegende dat het bestreden vonnis vermeldt "dat de gegevens van het verslag van het kantoor Bergmans erop wijzen dat de vastgestelde schade niet uitsluitend te wijten zou zijn aan het ongeval waarvoor de verzekerde van (eiseres) aansprakelijk is" en vervolgens beslist, enerzijds, "dat die vaststellingen evenwel niet tegenstrijdig zijn (...)", anderzijds, "dat (eiseres) geen enkele bijkomende onderzoeksmaatregel voorstelt (zoals bijvoorbeeld een deskundigenonderzoek)";
Dat de appèlrechters, nu zij, ondanks de twijfel waarop zij hebben gewezen, eiseres verplichten te bewijzen dat niet alle schade die aan verweerders voertuig is vastgesteld aan het litigieuze ongeval te wijten is, de bewijslast omkeren en derhalve artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek schenden;
Dat het onderdeel gegrond is;
OM DIE REDENEN,
zonder dat er grond bestaat tot onderzoek van de overige onderdelen die niet tot ruimere cassatie kunnen leiden,
Vernietigt het bestreden vonnis, in zoverre dat vonnis het bedrag van de schade vaststelt;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis;
Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over;
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te Hoei, zitting houdende in hoger beroep.
Gelet op het bestreden vonnis, op 2 december 1997 in hoger beroep gewezen door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Luik;
Over het middel: schending van de artikelen 1101, 1108, 1134, 1315, 1319, 1320 en 1322 van het Burgerlijk Wetboek, miskenning van het algemeen beginsel van het recht van verdediging en van het algemeen rechtsbeginsel, het zogenaamd beschikkingsbeginsel, krachtens hetwelk de rechter niet ambtshalve een geschil kan opwerpen dat de openbare orde niet raakt en waarvan de partijen in conclusie het bestaan uitsluiten,
doordat het bestreden vonnis vaststelt "dat (verweerder) blijkens de factuur van 5 november 1994 (...), een auto Jaguar XJS cabriolet 1993 heeft gekocht voor de prijs van 1.590.000 frank plus BTW (wat neerkomt op 1.915.950 frank); dat, volgens het Europees aanrijdingsformulier d.d. 29 november 1994, die auto geparkeerd stond, toen hij werd aangereden door het voertuig, bestuurd door de heer X, verzekerde van (eiseres); dat het aanrijdingsformulier vermeldt dat de auto van (verweerder) aan de voorste helft van de linkerflank beschadigd was door de rechtervoorkant van het door de verzekerde van (eiseres) bestuurde voertuig; (...) dat de feiten wel degelijk hebben plaatsgevonden zoals ze op het aanrijdingsformulier d.d. 29 november 1994 zijn beschreven en dat ze aan toeval te wijten zijn"; dat het vervolgens eiseres veroordeelt om aan verweerder het bedrag van 1.526.000 frank plus BTW en de gerechtelijke interest te betalen, en eiseres veroordeelt in de kosten van eerste aanleg en in hoger beroep, op grond "dat (...), het (door (eiseres) gemachtigde) expertisekantoor BVBA Bergmans op 14 februari 1995 besloot dat het voertuig als totaal verlies moest worden verklaard en de te vergoeden schade begroot op 1.526.400 frank exclusief BTW; dat (verweerder) op 24 februari 1995 dat voorstel voor akkoord ondertekend terugstuurt (...); dat het kantoor Bergmans vervolgens, blijkens het proces-verbaal van het deskundigenonderzoek d.d. 20 juni 1995, naderhand zijn standpunt herzag en de schade ten gevolge van het ongeval raamt op 175.681 frank plus BTW (de herstellingsduur wordt op 4 dagen bepaald); (...) dat tussen de partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op grond van een wilsovereenstemming die vastgesteld wordt in het voorstel dat het kantoor Bergmans op 14 februari 1995 voor rekening van (eiseres) had geformuleerd (bijlage 15 bij het verslag Bergmans) en door (verweerder) op 24 februari 1995 voor akkoord ondertekend is teruggestuurd (bijlage 16 bij het verslag Bergmans en pagina 6 van het verslag) vóór de intrekking van het aanbod; dat (eiseres) ter uitvoering van die overeenkomst (verweerder) een bedrag van 1.526.000 frank had moeten betalen; dat de gegevens van het verslag van het kantoor Bergmans erop wijzen dat de vastgestelde schade niet uitsluitend te wijten zou zijn aan het ongeval waarvoor de verzekerde van (eiseres) aansprakelijk is; dat die vaststellingen evenwel niet tegenstrijdig zijn en dat de ramingen het werk zijn van een persoon die banden heeft met een van de partijen (het kantoor Bergmans is opgetreden als technisch raadsman van (eiseres)); dat (eiseres) geen enkele bijkomende onderzoeksmaatregel voorstelt (zoals bijvoorbeeld een deskundigenonderzoek); dat de beschrijving van de toedracht van het ongeval op het aanrijdingsformulier niet onverenigbaar is met de foto's van de schade; dat (eiseres) niet beweert dat haar toestemming gebrekkig was, in de zin van de artikelen 1109 e.v. van het Burgerlijk Wetboek; dat (eiseres) in gebreke blijft om het juridisch afdoende bewijs te leveren van het feit dat haar verbintenis doet tenietgaan",
terwijl, eerste onderdeel, eiseres in haar appèlconclusie aanvoerde dat zij het expertisekantoor Bergmans opdracht had gegeven "om de schade aan het voertuig te ramen", dat de deskundige eerst het voertuig als totaal verlies had verklaard en de schade had begroot op 1.526.400 frank, exclusief BTW, maar dat hij "na het horen van getuigen en na een onderzoek van de versies van de partijen" tot de conclusie kwam dat de aanrijding door het voertuig van haar verzekerde X. niet de oorzaak kan zijn van het totaal verlies van de Jaguar, maar enkel van schade ten belope van 175.681 frank; eiseres zich op het verslag van deskundige Bergmans beriep om te betwisten dat de schade aan verweerders voertuig te wijten was aan de aanrijding door het voertuig van haar verzekerde X.; verweerder, in zijn verzoekschrift in hoger beroep, aanvoerde dat eiseres "zich in hoofdzaak baseert op de bevindingen van een alleen door haar gemachtigde deskundige, de heer Bergmans" en dat het feit dat laatstgenoemde bepaalde vormen van schade uitsluit, berust "op een puur willekeurige redenering, aangezien de Jaguar maar op één plaats is aangereden"; verweerder in zijn appèlconclusie aanvoerde "dat de redenering van (de deskundige) verward en onduidelijk is en dat ze tegengesproken wordt door de bijlagen zelf van zijn verslag", aangezien de deskundige het feit dat het voertuig van X. tegen dat van verweerder is aangereden, aanneemt maar zonder opgave van gronden, andere schade uitsluit; verweerder aldus niet betwistte dat eiseres, nadat hij de eerste schaderaming van het expertisekantoor Bergmans had aanvaard, nog de mogelijkheid had om de raming van de schade ten gevolge van het door haar verzekerde veroorzaakte ongeval te betwisten; dat het bestreden vonnis, nu het beslist dat verweerders vordering gegrond is omdat eiseres gebonden is door een overeenkomst die rechtsgeldig tot stand is gekomen door verweerders aanvaarding van een voorstel tot schadevergoeding, ambtshalve een geschil opwerpt dat de openbare orde niet raakt en waarvan de partijen in conclusie het bestaan uitsluiten (miskenning van het algemeen rechtsbeginsel, beschikkingsbeginsel genaamd) en het recht van verdediging van eiseres schendt (miskenning van het algemeen beginsel van het recht van verdediging);
vierde onderdeel, krachtens artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek, degene die vraagt dat schade uit een ongeval wordt vergoed, moet bewijzen welke schade aan het ongeval te wijten is en hoe groot die schade is; het bestreden vonnis in casu eiseres veroordeelt om verweerder 1.526.000 frank in hoofdsom te betalen op grond "dat de gegevens van het verslag van het kantoor Bergmans erop wijzen dat de vastgestelde schade niet uitsluitend te wijten zou zijn aan het ongeval waarvoor de verzekerde van (eiseres) aansprakelijk is; dat die vaststellingen evenwel niet tegenstrijdig zijn en dat de ramingen het werk zijn van een persoon die banden heeft met een van de partijen (het kantoor Bergmans is opgetreden als technisch raadsman van (eiseres)); dat (eiseres) geen enkele bijkomende onderzoeksmaatregel voorstelt (zoals bijvoorbeeld een deskundigenonderzoek); dat de beschrijving van de toedracht van het ongeval op het aanrijdingsformulier niet onverenigbaar is met de foto's van de schade"; het bestreden vonnis aldus beslist dat er wegens de eenzijdige aard van de vaststellingen van het expertisekantoor Bergmans, nog twijfel bestaat omtrent de omvang van de aan het litigieuze ongeval te wijten schade aan verweerders voertuig en dat eiseres niet bewijst dat niet alle schade aan verweerders voertuig aan dat ongeval te wijten is; het bestreden vonnis aldus de bewijslast omkeert (schending van artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek):
Wat het eerste onderdeel betreft:
Overwegende dat verweerder noch in zijn verzoekschrift in hoger beroep noch in zijn conclusie heeft aangevoerd dat er tussen de partijen een overeenkomst was gesloten over de schadevergoeding van verweerder, waardoor eiseres niet het recht had het gevorderde bedrag te betwisten;
Overwegende dat de rechtbank van eerste aanleg, nu zij beslist "dat tussen de partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op grond van een wilsovereenstemming die vastgesteld wordt in het voorstel dat het kantoor Bergmans op 14 februari 1995 voor rekening van (eiseres) had geformuleerd (...) en door (verweerder) op 24 februari 1995 voor akkoord ondertekend is teruggestuurd (...) vóór de intrekking van het aanbod; dat (eiseres) ter uitvoering van die overeenkomst (verweerder) een bedrag van 1.526.000 frank had moeten betalen", ambtshalve een geschil opwerpt dat de openbare orde niet raakt en waarvan de partijen in conclusie het bestaan hadden uitgesloten, en derhalve de in het onderdeel aangegeven algemene rechtsbeginselen miskent;
Dat het onderdeel gegrond is;
Wat het vierde onderdeel betreft:
Overwegende dat, krachtens artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek, degene die schadevergoeding vordert het bewijs van die schade moet leveren; dat de onzekerheid of de twijfel die blijven bestaan na de bewijsvoering in aanmerking moeten worden genomen tegen degene die de bewijslast draagt;
Overwegende dat het bestreden vonnis vermeldt "dat de gegevens van het verslag van het kantoor Bergmans erop wijzen dat de vastgestelde schade niet uitsluitend te wijten zou zijn aan het ongeval waarvoor de verzekerde van (eiseres) aansprakelijk is" en vervolgens beslist, enerzijds, "dat die vaststellingen evenwel niet tegenstrijdig zijn (...)", anderzijds, "dat (eiseres) geen enkele bijkomende onderzoeksmaatregel voorstelt (zoals bijvoorbeeld een deskundigenonderzoek)";
Dat de appèlrechters, nu zij, ondanks de twijfel waarop zij hebben gewezen, eiseres verplichten te bewijzen dat niet alle schade die aan verweerders voertuig is vastgesteld aan het litigieuze ongeval te wijten is, de bewijslast omkeren en derhalve artikel 1315 van het Burgerlijk Wetboek schenden;
Dat het onderdeel gegrond is;
OM DIE REDENEN,
zonder dat er grond bestaat tot onderzoek van de overige onderdelen die niet tot ruimere cassatie kunnen leiden,
Vernietigt het bestreden vonnis, in zoverre dat vonnis het bedrag van de schade vaststelt;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis;
Houdt de kosten aan en laat de uitspraak daaromtrent aan de feitenrechter over;
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te Hoei, zitting houdende in hoger beroep.