Hof van Cassatie: Arrest van 20 April 1994 (België). RG P940325F
- Section :
- Jurisprudence
- Source :
- Justel N-19940420-1
- Numéro de rôle :
- P940325F
Résumé :
Aangezien iedere zaakvoerder verplicht is tot het regelmatig houden van een dagboek zolang zijn bevoegdheden hem niet zijn ontnomen, wordt het verzuimsdelict opnieuw gepleegd en blijft het voortduren tot die ontneming, vanaf welk tijdstip af de verjaring begint te lopen. (Art. 17 Wet 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen).
Arrêt :
Ajoutez le document à un dossier
()
pour commencer à l'annoter.
HET HOF,
I. Op de voorziening van Hilaire Beelen :
Gelet op de bestreden beslissingen, n.l. het arrest van 13 februari 1992 van het Hof van Beroep te Brussel, kamer van inbeschuldigingstelling, de beslissingen tot uitstel van de zaak en tot voeging van een tussengeschil, door het Hof van Beroep te Brussel respectievelijk op 21 oktober 1993 en 22 oktober 1993 gewezen, en het op 7 februari 1994 door voormeld hof van beroep gewezen veroordelend arrest;
Over het eerste middel :
Overwegende dat, wanneer het proces-verbaal van de terechtzitting waarop de zaak in hoger beroep is behandeld, niet door de voorzitter of de griffier is ondertekend, het arrest van het hof van beroep niet nietig is, wanneer het zelf alle vaststellingen bevat die vereist zijn voor het bewijs van de regelmatigheid van de rechtspleging;
Overwegende dat het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 november 1993 ondertekend is door de magistraat die de kamer van het hof van beroep heeft voorgezeten;
Dat het hof van beroep, nu het in het bestreden arrest beslist dat het ontbreken van de handtekening van de griffier aan een "louter verzuim" te wijten is, de vaststellingen van deze magistraat waaruit blijkt dat de wettelijke vormen op de terechtzitting inachtgenomen zijn, bevestigt en overneemt;
Dat het middel niet kan worden aangenomen;
Over het vierde middel :
Overwegende dat luidens artikel 40, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken elk niet zuiver voorbereidend vonnis of arrest dat op tegenspraak werd gewezen de nietigheid van het exploot en van de overige akten van rechtspleging die het vonnis of het arrest zijn voorafgegaan dekt;
Overwegende dat de beslissing van het onderzoeksgerecht waarbij een verdachte op tegenspraak naar het vonnisgerecht wordt verwezen geen zuiver voorbereidende beslissing is in de zin van die wetsbepaling;
Dat het middel faalt naar recht;
Over het elfde middel :
Wat het tweede, vierde en vijfde onderdeel betreft :
Overwegende dat het arrest vaststelt "dat, bij ontstentenis van een regelmatig gehouden dagboek, deze telastlegging bewezen is; dat de beklaagden, zonder het tegendeel staande te houden, het onlogische argument aanvoeren dat de aard en de datum van één welbepaalde niet-inschrijving in dat boek zouden moeten gepreciseerd worden, terwijl het overduidelijk is dat er voor noch na 21 januari 1986 inschrijvingen zijn gebeurd in het dagboek" en dat "de verplichting tot het houden van een dagboek op (eiser en diens medebeklaagde) rustte, aangezien zij zaakvoerders waren van de S.N.C. Kirschen"; dat het tevens vaststelt dat die toestand heeft voortgeduurd tot 31 december 1988, dag waarop de S.N.C. Kirschen vereffend werd en waarop Hilaire Beelen en François Leiser vereffenaars ervan werden;
Dat het arrest met die vaststellingen op de conclusie van eiser, ten betoge "dat moet aangegeven worden welke financiële of boekhoudkundige verrichting op genoemde datum (31 december 1988) - of op enige andere datum - niet regelmatig in het dagboek was ingeschreven, antwoordt door er, zonder in tegenspraak te vervallen en zonder de bewijskracht van die conclusie te miskennen, andere of tegengestelde gegevens tegenover te stellen; dat het de beslissing naar recht verantwoordt dat, nu iedere zaakvoerder van een vennootschap verplicht is tot het regelmatig houden van een dagboek zolang zijn bevoegdheden hem niet zijn ontnomen, het misdrijf tot dat tijdstip voortduurt, en de verjaringstermijn mitsdien pas vanaf dit tijdstip kon ingaan;
Overwegende dat het voor het overige niet tegenstrijdig is te beslissen, enerzijds, dat de telastlegging K betreffende het niet regelmatig houden van het dagboek bewezen is en, anderzijds, dat genoemd verzuim eiser "in staat heeft gesteld tot het plegen van de onder de rubriek D aangegeven overtredingen van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen";
Dat het middel niet kan worden aangenomen;
I. Op de voorziening van Hilaire Beelen :
Gelet op de bestreden beslissingen, n.l. het arrest van 13 februari 1992 van het Hof van Beroep te Brussel, kamer van inbeschuldigingstelling, de beslissingen tot uitstel van de zaak en tot voeging van een tussengeschil, door het Hof van Beroep te Brussel respectievelijk op 21 oktober 1993 en 22 oktober 1993 gewezen, en het op 7 februari 1994 door voormeld hof van beroep gewezen veroordelend arrest;
Over het eerste middel :
Overwegende dat, wanneer het proces-verbaal van de terechtzitting waarop de zaak in hoger beroep is behandeld, niet door de voorzitter of de griffier is ondertekend, het arrest van het hof van beroep niet nietig is, wanneer het zelf alle vaststellingen bevat die vereist zijn voor het bewijs van de regelmatigheid van de rechtspleging;
Overwegende dat het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 november 1993 ondertekend is door de magistraat die de kamer van het hof van beroep heeft voorgezeten;
Dat het hof van beroep, nu het in het bestreden arrest beslist dat het ontbreken van de handtekening van de griffier aan een "louter verzuim" te wijten is, de vaststellingen van deze magistraat waaruit blijkt dat de wettelijke vormen op de terechtzitting inachtgenomen zijn, bevestigt en overneemt;
Dat het middel niet kan worden aangenomen;
Over het vierde middel :
Overwegende dat luidens artikel 40, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken elk niet zuiver voorbereidend vonnis of arrest dat op tegenspraak werd gewezen de nietigheid van het exploot en van de overige akten van rechtspleging die het vonnis of het arrest zijn voorafgegaan dekt;
Overwegende dat de beslissing van het onderzoeksgerecht waarbij een verdachte op tegenspraak naar het vonnisgerecht wordt verwezen geen zuiver voorbereidende beslissing is in de zin van die wetsbepaling;
Dat het middel faalt naar recht;
Over het elfde middel :
Wat het tweede, vierde en vijfde onderdeel betreft :
Overwegende dat het arrest vaststelt "dat, bij ontstentenis van een regelmatig gehouden dagboek, deze telastlegging bewezen is; dat de beklaagden, zonder het tegendeel staande te houden, het onlogische argument aanvoeren dat de aard en de datum van één welbepaalde niet-inschrijving in dat boek zouden moeten gepreciseerd worden, terwijl het overduidelijk is dat er voor noch na 21 januari 1986 inschrijvingen zijn gebeurd in het dagboek" en dat "de verplichting tot het houden van een dagboek op (eiser en diens medebeklaagde) rustte, aangezien zij zaakvoerders waren van de S.N.C. Kirschen"; dat het tevens vaststelt dat die toestand heeft voortgeduurd tot 31 december 1988, dag waarop de S.N.C. Kirschen vereffend werd en waarop Hilaire Beelen en François Leiser vereffenaars ervan werden;
Dat het arrest met die vaststellingen op de conclusie van eiser, ten betoge "dat moet aangegeven worden welke financiële of boekhoudkundige verrichting op genoemde datum (31 december 1988) - of op enige andere datum - niet regelmatig in het dagboek was ingeschreven, antwoordt door er, zonder in tegenspraak te vervallen en zonder de bewijskracht van die conclusie te miskennen, andere of tegengestelde gegevens tegenover te stellen; dat het de beslissing naar recht verantwoordt dat, nu iedere zaakvoerder van een vennootschap verplicht is tot het regelmatig houden van een dagboek zolang zijn bevoegdheden hem niet zijn ontnomen, het misdrijf tot dat tijdstip voortduurt, en de verjaringstermijn mitsdien pas vanaf dit tijdstip kon ingaan;
Overwegende dat het voor het overige niet tegenstrijdig is te beslissen, enerzijds, dat de telastlegging K betreffende het niet regelmatig houden van het dagboek bewezen is en, anderzijds, dat genoemd verzuim eiser "in staat heeft gesteld tot het plegen van de onder de rubriek D aangegeven overtredingen van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen";
Dat het middel niet kan worden aangenomen;