Hof van Cassatie: Arrest van 22 Maart 2005 (België). RG P050168N
- Section :
- Jurisprudence
- Source :
- Justel N-20050322-32
- Numéro de rôle :
- P050168N
Résumé :
Nu artikel 34, ,§ 2, 1°, Wegverkeerswet zoals vervangen bij artikel 13 van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid niet meer voorziet in een gevangenisstraf en dus minder zwaar straft dan de vroegere wet die daarin wel voorzag, moet de nieuwe wet krachtens artikel 2, tweede lid, Strafwetboek worden toegepast op de misdrijven gepleegd vóór 1 maart 2004.
Arrêt :
Ajoutez le document à un dossier
()
pour commencer à l'annoter.
Nr. P.05.0168.N
PROCUREUR DES KONINGS BIJ DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE IEPER,
eiser,
tegen
C. G. D.,
verweerder, beklaagde.
I. Bestreden beslissing
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis, op 2 december 2004 in hoger beroep gewezen door de Correctionele Rechtbank te Ieper.
II. Rechtspleging voor het Hof
Raadsheer Paul Maffei heeft verslag uitgebracht.
Procureur-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.
III. Cassatiemiddelen
Eiser stelt in een verzoekschrift een middel voor. Dit verzoekschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
IV. Beslissing van het Hof
A. Onderzoek van het middel
Overwegende dat het feit van de telastlegging A, zijnde het besturen van een voertuig op een openbare plaats terwijl de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 miligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet of de bloedanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,8 gram per liter bloed aangeeft, krachtens artikel 34, ,§ 2, 1°, Wegverkeerswet, ten tijde van het plegen van het misdrijf strafbaar was met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met een geldboete van 200 tot 2.000 euro of met een van die straffen alleen;
Overwegende dat artikel 34, ,§ 2, 1°, voormeld, vervangen werd bij artikel 13 van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid, dat in werking getreden is op 1 maart 2004; dat de aldus gewijzigde wetsbepaling datzelfde feit thans enkel nog strafbaar stelt met een geldboete van 200 euro tot 2.000 euro;
Overwegende dat artikel 38, ,§ 1, eerste lid, 1°, en tweede lid, Wegverkeerswet, zowel vóór als na de inwerkingtreding van de wet van 7 februari 2003 voornoemd bepaalt dat voor het misdrijf bedoeld in artikel 34, ,§ 2, 1° ook een rijverbod kan worden opgelegd van ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar;
Overwegende dat de nieuwe wet die niet meer voorziet in een gevangenisstraf, minder zwaar straft dan de vroegere wet die daarin wel voorzag, zodat de nieuwe wet krachtens artikel 2, tweede lid, strafwetboek moet worden toegepast;
Overwegende dat het bestreden vonnis, met bevestiging van het beroepen vonnis, de verweerder wegens de bewezen verklaarde feiten van de telastlegging A veroordeelt tot een gevangenisstraf van drie maanden;
dat het aldus een onwettige straf uitspreekt;
Dat het middel gegrond is;
Overwegende dat de onwettigheid van de wegens de telastlegging A uitgesproken straf, de wettigheid van de schuldigverklaring wegens diezelfde telastlegging niet aantast;
B. Ambtshalve onderzoek voor het overige
Overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
OM DIE REDENEN,
HET HOF,
Vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het wegens de telastlegging A eiser tot straf veroordeelt;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis;
Verwerpt het cassatieberoep voor het overige;
Laat de kosten ten laste van de Staat;
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Correctionele Rechtbank te Veurne, zitting houdend in hoger beroep.
Gezegde kosten begroot op de som van tweeënzestig euro zevenentwintig cent verschuldigd.
Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door Edward Forrier, afdelingsvoorzitter, en de raadsheren Ghislain Dhaeyer, Etienne Goethals, Paul Maffei, Dirk Debruyne, en uitgesproken in openbare terechtzitting van tweeëntwintig maart tweeduizend en vijf, door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, in aanwezigheid van procureur-generaal Marc De Swaef, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.
PROCUREUR DES KONINGS BIJ DE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE IEPER,
eiser,
tegen
C. G. D.,
verweerder, beklaagde.
I. Bestreden beslissing
Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis, op 2 december 2004 in hoger beroep gewezen door de Correctionele Rechtbank te Ieper.
II. Rechtspleging voor het Hof
Raadsheer Paul Maffei heeft verslag uitgebracht.
Procureur-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.
III. Cassatiemiddelen
Eiser stelt in een verzoekschrift een middel voor. Dit verzoekschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
IV. Beslissing van het Hof
A. Onderzoek van het middel
Overwegende dat het feit van de telastlegging A, zijnde het besturen van een voertuig op een openbare plaats terwijl de ademanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,35 miligram per liter uitgeademde alveolaire lucht meet of de bloedanalyse een alcoholconcentratie van ten minste 0,8 gram per liter bloed aangeeft, krachtens artikel 34, ,§ 2, 1°, Wegverkeerswet, ten tijde van het plegen van het misdrijf strafbaar was met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met een geldboete van 200 tot 2.000 euro of met een van die straffen alleen;
Overwegende dat artikel 34, ,§ 2, 1°, voormeld, vervangen werd bij artikel 13 van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid, dat in werking getreden is op 1 maart 2004; dat de aldus gewijzigde wetsbepaling datzelfde feit thans enkel nog strafbaar stelt met een geldboete van 200 euro tot 2.000 euro;
Overwegende dat artikel 38, ,§ 1, eerste lid, 1°, en tweede lid, Wegverkeerswet, zowel vóór als na de inwerkingtreding van de wet van 7 februari 2003 voornoemd bepaalt dat voor het misdrijf bedoeld in artikel 34, ,§ 2, 1° ook een rijverbod kan worden opgelegd van ten minste acht dagen en ten hoogste vijf jaar;
Overwegende dat de nieuwe wet die niet meer voorziet in een gevangenisstraf, minder zwaar straft dan de vroegere wet die daarin wel voorzag, zodat de nieuwe wet krachtens artikel 2, tweede lid, strafwetboek moet worden toegepast;
Overwegende dat het bestreden vonnis, met bevestiging van het beroepen vonnis, de verweerder wegens de bewezen verklaarde feiten van de telastlegging A veroordeelt tot een gevangenisstraf van drie maanden;
dat het aldus een onwettige straf uitspreekt;
Dat het middel gegrond is;
Overwegende dat de onwettigheid van de wegens de telastlegging A uitgesproken straf, de wettigheid van de schuldigverklaring wegens diezelfde telastlegging niet aantast;
B. Ambtshalve onderzoek voor het overige
Overwegende dat de substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen in acht zijn genomen en de beslissing overeenkomstig de wet is gewezen;
OM DIE REDENEN,
HET HOF,
Vernietigt het bestreden vonnis in zoverre het wegens de telastlegging A eiser tot straf veroordeelt;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis;
Verwerpt het cassatieberoep voor het overige;
Laat de kosten ten laste van de Staat;
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Correctionele Rechtbank te Veurne, zitting houdend in hoger beroep.
Gezegde kosten begroot op de som van tweeënzestig euro zevenentwintig cent verschuldigd.
Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, tweede kamer, te Brussel, door Edward Forrier, afdelingsvoorzitter, en de raadsheren Ghislain Dhaeyer, Etienne Goethals, Paul Maffei, Dirk Debruyne, en uitgesproken in openbare terechtzitting van tweeëntwintig maart tweeduizend en vijf, door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, in aanwezigheid van procureur-generaal Marc De Swaef, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.