Hof van Cassatie: Arrest van 8 April 1994 (België). RG 8271

Date :
08-04-1994
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
4 pages
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-19940408-3
Numéro de rôle :
8271

Résumé :

Ingeval de echtgenoten onder het wettelijk stelsel zijn gehuwd, behoort de vergoeding van de door een onrechtmatige daad veroorzaakte arbeidsongeschiktheid en medische kosten tot het eigen vermogen van de echtgenoot. (Artt. 1382 en 1401, 3 B.W.)

Arrêt :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.
HET HOF,
Gelet op het bestreden arrest, op 13 maart 1992 door het Hof van Beroep te Gent gewezen;
Over het vierde (...) onderdeel van het middel, gesteld als volgt : schending van artikelen (...), 1401, 3°, 1405, 1° (...) van het Burgerlijk Wetboek, ...
doordat het bestreden arrest de vordering van eiseres tegen verweerster op grond van onder andere volgende overwegingen ongegrond verklaart : "Nopens het eigen recht van Lutgarde Haverbeke tot het instellen van een vordering tegen haar echtgenoot Georges de Smet. 9. (Eiseres) is het niet eens met de eerste rechter die heeft beslist dat zowel de vergoeding wegens arbeidsongeschiktheid gezien het inkomstenvervangend karakter ervan als de terugbetaling van kosten voor gezondheidszorgen gezien het gemeenschappelijk vermogen ze heeft moeten voorschieten, tot het gemeenschappelijk vermogen behoren derwijze dat zijn subrogatierecht tegenover de aansprakelijke echtgenoot uitgesloten is. Volgens (eiseres) die van mening is dat (zij), gesubrogeerd in de rechten van Haverbeke, de vordering tegen de verzekeraar van (haar) echtgenoot (...) De Smet kan uitoefenen, zijn de kosten voor geneeskundige zorgen en de vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid die hij ingevolge het ongeval aan Haverbeke heeft uitgekeerd, evenwel geen schulden van het tussen haar en De Smet bestaande gemeenschappelijk vermogen, maar zijn zij door de onrechtmatige daad van De Smet hem eigen gebleven. Voor het eigen aan de getroffene blijven van het recht op schadeloosstelling van de kosten voor geneeskundige zorgen beroept (eiseres) zich op artikel 1401, 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat aan het recht op herstel van persoonlijke, lichamelijke of morele schade het eigen karakter toekent. Alhoewel, naar luid van artikel 1405, 1 van het Burgerlijk Wetboek, de inkomsten uit de beroepsbezigheden van elk der echtgenoten en alle inkomsten of vergoedingen die ze vervangen of aanvullen, gemeenschappelijk zijn, neemt (eiseres) dat de vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid eerder strekken tot herstel van de lichamelijke integriteit en zijn ze daarom aan de echtgenoot-schadelijder eigen. (Eiseres) die zich vooral op de toepassing van artikel 1407, laatste lid van het Burgerlijk Wetboek beroept, doet nog gelden dat tijdens het wettelijk stelsel de schuldvordering van de ene echtgenoot (of van de gesubrogeerde verzekeraar) op de andere alleen op de eigen goederen van de schuldenaar kunnen worden verhaald (cf. artikel 1450 van het Burgerlijk Wetboek). In de op 16 december 1991 neergelegde konklusie heeft (eiseres) zich ter zake nog beroepen op de inhoud van het arrest van 17 februari 1989 van het Hof van Cassatie (Bull. Cass. 1989, 518 en R.W., 1989-90, 189). 10. Volgens (verweerster) vallen de medische uitgaven ingevolge letsels bij een ongeval opgelopen, in het kader van de verplichting tot onderlinge hulp en bijstand van de echtgenoten ten laste van het gemeenschappelijk vermogen en doet de aansprakelijkheid van één van beide echtgenoten voor het ongeval daaraan geen afbreuk. Daar volgens de bepalingen van artikel 1405, 1 van het Burgerlijk Wetboek de inkomsten uit de beroepsbezigheden van elk der echtgenoten en alle inkomsten die ze vervangen of aanvullen, gemeenschappelijk zijn, meent (verweerster) dat de door de ziekteverzekering aan één echtgenoot uitgekeerde primaire vergoedingen ter vervanging van de normale beroepsinkomsten, eveneens van het gemeenschappelijk vermogen deel uitmaken. Omdat zowel in het geval van de medische uitgaven als in dat van de primaire vergoedingen de echtgenoot-schadeverwekker voor de helft in het gemeenschappelijk vermogen deelgerechtigde is, verhinderen volgens (verweerster) de regelen van het huwelijksvermogensrecht dat de vordering van (eiseres) wordt gegron
d verklaard. 11. Terwijl het primair huwelijksstelsel de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen echtgenoten regelt die nauw met de fundamentele persoonsrechtelijke zijn verbonden, worden de gewone vermogensrechtelijke verhoudingen in het sekundair huwelijksvermogensstelsel geregeld; Het wordt niet betwist dat ten aanzien van het huwelijksvermogensrecht bij het echtpaar De Smet - Haverbeke het wettelijk stelsel van toepassing is. In een dergelijk stelsel zijn gemeenschappelijk de schulden die een last van het gemeenschappelijk vermogen vormen en door dat vermogen moeten worden gedragen; eigen zijn de schulden die slechts het persoonlijk vermogen van de schuldenaar bezwaren. Tussen echtgenoten is de passief-regeling deze van de bijdrage of 'contributio' tot het definitief passief. 12. Waar in artikel 1401, 3 van het Burgerlijk Wetboek het recht op herstel van persoonlijke, lichamelijke of morele schade als een baat van het eigen vermogen van een echtgenoot wordt genoemd, betekent zulks dat het principe wordt gehuldigd dat de fysieke en de morele integriteit essentieel persoonlijk zijn. Het gaat in het genoemde artikel echter niet om uitkeringen die kosten vergoeden welke voor het herstel van de gezondheid en de integriteit nodig zijn (daarvan wordt nochtans ter zake terugbetaling geëist); deze vallen immers in elk geval in het gemeenschappelijk vermogen, vermits die kosten ook door dat vermogen dienden gedragen te worden en normaal ook werden gedragen (cf. Casman, H. en Van Look, M, Huwelijksvermogensstelsels, Brussel, Ced. - Samson, 1977, III, 2., 22-23; Dillemans, R., 'Het wettelijk stelsel -baten van het eigen en van het gemeenschappelijk vermogen, wederbelegging en bewijsvoering', T.P.R., 1978, (351), 356, nr. 11). De in de bovenstaande alinea aangehaalde elementen leiden alvast tot het besluit dat de vordering van de (eiseres), gesubrogeerd in de rechten van Haverbeke, op terugbetaling van kosten voor gezondheidszorgen, baten van het gemeenschappelijk vermogen, is gericht. 13. Daar de wegens arbeidsongeschiktheid ontvangen vergoedingen een inkomstenvervangend karakter hebben, zijn zij, met toepassing van artikel 1405, 1 van het Burgerlijk Wetboek, in het gemeenschappelijk vermogen gevallen (cf. Casman, H., en Van Look, M., a.w., III, 4., 3-5; Dillemans, R., a.w., (351), 367, nr. 21). Aldus blijkt dat de vordering van (eiseres), gesubrogeerd in de rechten van Van Haverbeke, op terugbetaling van de vergoedingen die deze wegens arbeidsongeschiktheid heeft ontvangen als baten van het gemeenschappelijk vermogen, is gericht. 14. Aangezien, met toepassing van artikel 1407, laatste lid, van het Burgerlijk Wetboek, de schulden ontstaan uit een onrechtmatige daad de schuldige echtgenoot eigen zijn, behoren de schulden van De Smet ter zake tot de lasten van zijn eigen vermogen (cf. Casman, H. en Van Look, M., a.w., III, 5, 8-9; Raucent L., "Le régime légal - passif commun et passif propre", T.P.R., 1978 (377), 387). 15. Zo de rechtspraak aanvaardt dat een door de vrouw of haar gesubrogeerde verzekeraar tegen de man gerichte vordering tot het dragen van de bovengenoemde kosten en vergoedingen kan worden gegrond verklaard, blijft echter nog de vraag of de terugbetaling tijdens het huwelijk kan worden gevorderd; het gaat immers om een vergoeding ten voordele van de gemeenschap, die wegens het beginsel van de bestendigheid ervan in de regel niet tijdens het huwelijk mag worden gevorderd (cf. Casman, H., noot onder Cass., 18 juni 1976, R.W., 1977-78, 953-957, nr. 1-3). Als artikel 1450 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat schuldvorderingen van de ene echtgenoot op de andere tijdens het wettelijk stelsel alleen op de eigen goederen van de schuldenaar kunnen worden verhaald, kan daaruit allerminst worden afgeleid dat die e
ne echtgenoot tijdens het wettelijk stelsel op de andere echtgenoot een schuldvordering kan verhalen die niet zijn eigen doch alleen het gemeenschappelijk vermogen ten goede moet komen. 16. Het arrest van 13 januari 1989 van het Hof van Cassatie, waarop (eiseres) zich beroept, doet aan de in het bovenstaande randnummer 15 verwoorde stelling geen afbreuk. Enkel rekening houdende met het in dat geding aangevoerde middel, heeft het Hof van cassatie immers overwogen 'dat het bestreden vonnis, zonder dienaangaande te worden bekritiseerd, vaststelt dat de benadeelde partij, echtgenote van de aansprakelijke schadeveroorzaker, over een eigen recht tegen de eiseres beschikt'. Verder heeft het overwogen dat, wanneer de verzekeringsinstelling die aan het slachtoffer van een ongeval ziekte- en invaliditeitsverzekeringen heeft toegekend, vraagt dat de verzekeraar van de veroorzaker van het ongeval zal worden veroordeeld tot terugbetaling van die prestaties, zij geen vordering instelt naast die van het slachtoffer, doch bij wijze van een afzonderlijke eis, de rechtsvordering instelt tot betaling van schadeloosstelling van het slachtoffer zelf in wiens plaats zij rechtens getreden is krachtens (oud) artikel 70, alinéa 2, vierde lid van de Z.I.V.-Wet. Voorts heeft het nog overwogen dat het arrest derhalve wettig beslist 'verweerster er niet toe verplicht kan worden ook nog te bewijzen dat zij een recht bezat tegen de beklaagde' (Bull. Cass., 1989, 518 en R.W., 1989-90, 189). Deze eerste grief van eiseres is derhalve niet gegrond. (...)",
terwijl, vierde onderdeel, overeenkomstig artikel 1401, 3 van het Burgerlijk Wetboek het recht op herstel van persoonlijke, lichamelijke of morele schade tot het eigen vermogen van de echtgenoot behoort; overeenkomstig artikel 1405, 1 van het Burgerlijk Wetboek de inkomsten uit de beroepsbezigheden van elk der echtgenoten, alle inkomsten of vergoedingen die ze vervangen of aanvullen baten van het gemeenschappelijk vermogen vormen; de inkomsten uit arbeid van een onder het wettelijk stelsel gehuwde echtgenoot aldus gemeenschappelijk zijn, doch - overeenkomstig hoger genoemde artikelen - de geschiktheid om zodanige inkomsten voort te brengen, die de persoonlijkheid van die echtgenoot aankleeft, geen goed van het gemeenschappelijk vermogen is; de schuldvordering tot vergoeding van de schade voortvloeiend uit de arbeidsongeschiktheid die het gevolg is van de aantasting van de lichamelijke gaafheid van de onder het wettelijk stelsel getrouwde echtgenoot, eigen is aan die echtgenoot;
en terwijl het bestreden arrest derhalve op grond van de vaststelling (p. 4, nr. 12, regels 4 en 5) dat de fysieke en de morele integriteit essentieel persoonlijk zijn, en (p. 4, nr. 12, regels 6, 7 en 8) dat terugbetaling geëist werd van de uitkeringen die kosten vergoedden die voor het herstel van de integriteit nodig waren, niet wettig kon beslissen (p. 4, onderaan) dat de vergoeding hiervan in het gemeenschappelijk vermogen viel en, (p. 5, nr. 15, in fine) dat de schadelijdende echtgenoot tijdens het wettelijk stelsel geen schuldvordering tot vergoeding van deze schade had op de andere echtgenoot;
zodat het arrest niet wettelijk verantwoord is en de artikelen 1401, 3 en 1045, 1 van het Burgerlijk Wetboek schendt;
Wat het vierde onderdeel betreft :
Overwegende dat het arrest vaststelt, zonder desaangaande te worden bekritiseerd, dat de partijen gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel, dat eiser primaire vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid en medische kosten aan de echtgenote van de verzekerde van verweerster heeft betaald en dat eiser gesubrogeerd is in de rechten van de echtgenote;
Overwegende dat, krachtens artikel 1401, 3, van het Burgerlijk Wetboek het recht op herstel van persoonlijke lichamelijke of morele schade, ongeacht het tijdstip van verkrijging, tot het eigen vermogen van de echtgenoot behoort; dat krachtens artikel 1405, 1, van dit wetboek de inkomsten uit de beroepsbezigheden van elk der echtgenoten en alle inkomsten of vergoedingen die ze vervangen of aanvullen behoren tot het gemeenschappelijk vermogen;
Dat uit die wetsbepalingen volgt dat de inkomsten uit de beroepsbezigheden van iemand die onder het wettelijk stelsel gehuwd is, tot het gemeenschappelijk vermogen behoren, maar dat vergoedingen wegens de aantasting van de geschiktheid om zodanige inkomsten voort te brengen, tot zijn eigen vermogen behoren; dat aldus de vergoeding van de door een onrechtmatige daad veroorzaakte arbeidsongeschiktheid en medische kosten tot het eigen vermogen van de echtgenoot behoren;
Overwegende dat het arrest oordeelt dat de primaire vergoedingen die de echtgenote van de verzekerde van verweerster als slachtoffer heeft ontvangen van eiser, en de kosten voor gezondheidszorgen die hij haar heeft terugbetaald, tot het gemeenschappelijk vermogen behoren en op grond daarvan de vordering van eiser afwijst; dat het aldus de artikelen 1401, 3, en 1405, 1, van het Burgerlijk Wetboek schendt;
Dat het middel in zoverre gegrond is;
OM DIE REDENEN,
Vernietigt het bestreden arrest;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest;
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over;
Verwijst de zaak naar het Hof van Beroep te Brussel.