Hof van Cassatie: Arrest (België). RG C.16.0481.N
- Section :
- Jurisprudence
- Source :
- Justel N-20190308-2
- Numéro de rôle :
- C.16.0481.N
Résumé :
Samenvatting 1
Arrêt :
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.16.0481.N
PROVINCIALE ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ ANTWERPEN, af-gekort Pom Antwerpen, publiekrechtelijke instelling met rechtspersoonlijkheid, met zetel te 2018 Antwerpen, Lange Lozanastraat 223,
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187/203, waar de eiseres woonplaats kiest,
tegen
1. H.S.,
e.a.
verweerders,
vertegenwoordigd door mr. Martin Lebbe advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050 Brussel, Louizalaan 106, waar de verweerders woonplaats kie-zen.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het op verwijzing na arrest van het Hof van 29 maart 2013 gewezen arrest van het hof van beroep te Brussel van 5 januari 2016.
Advocaat-generaal Ria Mortier heeft op 24 januari 2019 een schriftelijke conclu-sie neergelegd.
Sectievoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDELEN
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, drie midde-len aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste middel
1. Krachtens artikel 1110, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek heeft, ingeval cas-satie wordt uitgesproken met verwijzing, deze verwijzing plaats naar het gerecht in hoogste feitelijke aanleg van dezelfde rang als datgene dat de bestreden be-slissing gewezen heeft.
Aan de rechter die kennisneemt van een geschil op verwijzing komt slechts rechtsmacht toe binnen de grenzen van de cassatie.
De omvang van de cassatie is in de regel beperkt tot de draagwijdte van het mid-del dat ten grondslag ligt aan de vernietiging, zij het met inbegrip van de nauw verband houdende beslissingen en van beslissingen die van de vernietigde beslis-singen het gevolg zijn.
Het staat in die stand van de rechtspleging aan de verwijzingsrechter over die omvang te beslissen ongeacht de door het Hof gebruikte bewoordingen.
2. Het arrest van het Hof van 29 maart 2013 vernietigt het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 9 december 2008.
Uit het arrest van het Hof blijkt dat het gegrond verklaarde middel opkwam te-gen het oordeel van het hof van beroep te Antwerpen dat een tuinbouwveiling vanuit planologisch oogpunt kon aangemerkt worden als een milieubelastende industrie in de zin van artikel 8.2.1.2. van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen.
De beslissing over de vraag of een tuinbouwveiling kon worden aangemerkt als een milieubelastende industrie was te dezen nauw verbonden met de vraag of de voorgenomen onteigening strekte tot realisatie van het gewestplan en van deze over de wettigheid van het onteigeningsbesluit dat ertoe strekte de onteigende gronden te verkopen aan een derde met het oog op de uitbreiding van een reeds bestaande tuinbouwveiling, zodat de cassatie op het gegrond verklaarde middel zich uitstrekte tot de gehele beslissing.
3. Het middel dat ervan uitgaat dat de appelrechters hun rechtsmacht hebben overschreden door uitspraak te doen over de wettigheid van het onteigeningsbe-sluit, kan niet worden aangenomen.
Derde middel
4. Het begrip "milieubelastende industrie" wordt gedefinieerd in artikel 8.2.1.2 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de in-richting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen.
Hieruit volgt dat het de uitvoerende macht niet toegelaten is om een onderne-ming die niet beantwoordt aan de criteria van artikel 8.2.1.2 van het voornoemde koninklijk besluit van 28 december 1972 niettemin te kwalificeren als een mili-eubelastende industrie in een ontwerp-gewestplan of in een gewestplan door middel van een aanduiding op een kaart.
In zoverre het middel uitgaat van het tegendeel faalt het naar recht.
5. Het Hof oordeelde in zijn arrest van 29 maart 2013 dat een tuinbouwvei-ling niet beantwoordt aan het wettelijk begrip "milieubelastende industrie" in de zin van de artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van 28 december 1972.
In zoverre het middel opkomt tegen de met de beslissing van het Hof overeen-stemmende beslissing van de appelrechters dat een tuinbouwveiling geen indu-strie of industrieel bedrijf is in de zin van de artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen, is het cassatieberoep ingevolge arti-kel 1119, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, zoals hier toepasselijk, niet toelaat-baar.
(...)
Dictum
Het Hof,
Verwerpt het cassatieberoep.
Veroordeelt de eiseres tot de kosten.
Bepaalt de kosten voor de eiseres op 2.280,91 euro.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samen-gesteld uit sectievoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, de sectievoorzitters Beatrijs Deconinck en Alain Smetryns, en de raadsheren Geert Jocqué en Bart Wylleman, en in openbare rechtszitting van 8 maart 2019 uitgesproken door sectievoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Ria Mortier, met bijstand van griffier Mike Van Beneden.