Ontvankelijk is de voorziening tegen een arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling waarbij de internering van de beklaagde wordt bevolen. Dergelijke beslissing is in laatste aanleg gewezen en is derhalve een eindbeslissing. (Wet van 4 augustus 1832, art. 15, 1°, Wetb. v. strafv., art. 413 en 416; wet van 9 april 1930, vervangen door die van 1 juli 1964, art. 31.) (Impliciete oplossing.)
Arrêt :
La version intégrale et consolidée de ce texte n'est pas disponible.