Wanneer de beslissing van de Hoge Militieraad vaststelt dat de dienstplichtige werd opgeroepen om zijn verweermiddelen te laten gelden en dat hij niet ter zitting verschenen is, is voldaan aan het bepaalde in artikel 37, par. 1, lid 2, van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962, luidens hetwelk de Hoge Militieraad geen uitspraak mag doen zonder de betrokkene te hebben opgeroepen om hem, zijn advocaat of zijn gevolmachtigde te horen en het hem mogelijk te maken een memorie of verweerschrift in te dienen.
Arrêt :
La version intégrale et consolidée de ce texte n'est pas disponible.