Arbeidshof: Arrest van 30 April 1971 (Brussel). RG 20201

Résumé :

Uit het stilzwijgen van de wettelijke beschikkingen afleiden dat inhoudingen mogen geschieden op het dubbel vakantiegeld door de werkgever aan de bediende uitgekeerd, is onverzoenbaar met geschreven bepalingen die elke inhouding op het vakantiegeld der arbeiders onmogelijk maken, die in beginsel, inhoudingen op het gewoon vakantiegeld van de bediende verbieden en die omtrent het vakantieloon de regel dat het niet vatbaar is voor overdracht noch beslag, zoals ze door de wetgever werd ingesteld voor het gewoon loon, opneemt. De wet vertoont een lakune, die de rechter moet aanvullen door te beslissen dat op het dubbel vakantiegeld van bedienden geen inhoudingen kunnen geschieden of, minstens, dat dit slechts het geval kan zijn in de hypotesen in artikel 23 van de wet van 12 april 1965 opgesomd.

Arrêt :

La version intégrale et consolidée de ce texte n'est pas disponible.