Koninklijk besluit betreffende de financiering van programma's van collectief fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.

Date :
18-01-1965
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
4 pages
Section :
Législation
Source :
Numac 1965011803

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 (Zie NOTA onder TITEL) Onverminderd de mogelijkheden om programma's van collectief fundamenteel onderzoek te financieren, die te danken zijn aan hun initiatief, mogen de ministers die bevoegdheden bezitten op het gebied van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek financiële steun verlenen ten voordele van programma's van collectief wetenschappelijk onderzoek, die te danken zijn aan het initiatief van vorsers.

Artikel 2 (Zie NOTA onder TITEL) Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan onder "collectief fundamenteel onderzoek", elk wetenschappelijk onderzoek waarmee geen rechtstreekse toepassingen beoogd worden en dat georganiseerd is in ploegen onder de leiding van een of meer vorsers.

Hoofdstuk 2. Financiering van programma's van collectief fundamenteel onderzoek, te danken aan het ministerieel initiatief

Artikel 3 (Zie NOTA onder TITEL) De kredieten die bestemd zijn om programma's van collectief wetenschappelijk onderzoek te verwezenlijken, te danken aan het initiatief van de bovenbedoelde ministers, worden elk jaar opgenomen in de begrotingsontwerpen van de respectieve ministers, na gemotiveerd advies van de Nationale raad voor wetenschapsbeleid en beraadslaging van het Ministerieel comité voor wetenschapsbeleid.

Hoofdstuk 3. Financiering van programma's van collectief fundamenteel onderzoek, te danken aan het initiatief van vorsers

Artikel 4 (Zie NOTA onder TITEL) Met het oog op de financiering van programma's van collectief fundamenteel onderzoek, die te danken zijn aan het initiatief van vorsers, verlenen bovenbedoelde ministers toelagen aan het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek, binnen de perken van de kredieten die te dien einde op hun respectieve begrotingen zijn ingeschreven en in het raam van overeenkomsten die zij met het voormeld Fonds sluiten.
  Deze overeenkomsten dienen te voldoen aan de voorwaarden die gesteld zijn in de onderstaande artikelen 5 tot 16.

Artikel 5 (Zie NOTA onder TITEL) Voor het beheer van de toelagen die bij toepassing van dit besluit aan het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek worden toegekend, richt dit laatste in zijn schoot een fonds op voor het medisch onderzoek, een fonds voor het kernonderzoek en een fonds voor het fundamenteel onderzoek in alle andere wetenschapstakken.
  Deze fondsen zijn autonoom inzake comptabiliteit.
  Elk fonds wordt beheerd door een beheerscomité, samengesteld uit een voorzitter, een ondervoorzitter, ten hoogste twaalf leden, en een secretaris-verslaggever.

Artikel 6 (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De voorzitters van de beheerscomités van de drie voormelde fondsen worden aangeduid onder de ambtenaren-generaal van hun departement door de ministers tot wier bevoegdheden respectievelijk behoren het fundamenteel medisch onderzoek, het fundamenteel kernonderzoek en het fundamenteel onderzoek in alle andere wetenschapstakken.
  De voorzitters hebben geen beraadslagende stem.
  § 2. De ondervoorzitters worden aangeduid door de raad van beheer van het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek onder zijn leden.
  § 3. De leden worden aangeduid door de raad van beheer van het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek onder de personaliteiten die inrichtingen voor universitair onderwijs of wetenschappelijke inrichtingen vertegenwoordigen en worden gekozen voor hun bevoegdheid op het gebied van de wetenschapstakken die in aanmerking komen voor het verlenen van een financiële steun.
  Het mandaat van de leden duurt twee jaar; het is hernieuwbaar.
  § 4. De secretaris-generaal van het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek vervult de functie van secretaris-verslaggever bij de beheerscomités.

Artikel 7 (Zie NOTA onder TITEL) Elk jaar stellen de beheerscomités een toelage-aanvraag op, met het oog op de financiering van programma's van wetenschappelijk onderzoek tijdens het daaropvolgend jaar. Deze aanvragen ventileren de aangevraagde kredieten volgens de rubrieken die door het Ministerieel comité voor wetenschapsbeleid op advies van de Nationale raad voor wetenschapsbeleid vastgesteld zijn.
  De raad van beheer van het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek richt de aanvragen tot de respectieve ministers, op 15 maart uiterlijk.

Artikel 8 (Zie NOTA onder TITEL) Op advies van de Nationale raad voor wetenschapsbeleid, stelt het Ministerieel comité voor wetenschapsbeleid het maximum globaal bedrag vast van het geheel der kredieten die zullen mogen uitgetrokken worden op de begrotingsontwerpen van de bovenbedoelde ministers, met het oog op de financiering van programma's van collectief fundamenteel onderzoek, te danken aan het initiatief van vorsers; het Comité geeft zijn advies over de verdeling van dit bedrag over de drie voormelde fondsen.
  Binnen de perken van dit bedrag en na beraadslaging in Ministerieel comité voor wetenschapsbeleid, bepalen de bovenbedoelde ministers, ieder wat zijn begroting betreft, het bedrag van de kredieten die aan elk fonds zullen kunnen toegekend worden.

Artikel 9 (Zie NOTA onder TITEL) De aan het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek verleende toelagen worden gestort op een speciale rekening die het Fonds doet openen bij het Bestuur der Postchecks, op naam van elk der fondsen.

Artikel 10 (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Met behulp van de toelagen die hen worden toegekend mogen de beheerscomités een financiële steun verlenen aan de promotors van programma's van wetenschappelijk onderzoek, die te danken zijn aan het initiatief van betrokkenen.
  § 2. Wanneer de programma's zullen uitgevoerd worden in een of meer inrichtingen voor universitair onderwijs of openbare hetzij private wetenschappelijke inrichtingen, mag een financiële steun verleend worden aan de promotors van deze programma's, voor zover deze laatsten de normale opdracht van deze inrichting of inrichtingen te buiten gaan of wanneer ze geldmiddelen vereisen die hun gewone middelen te boven gaan.

Artikel 11 (Zie NOTA onder TITEL) Iedere minister die, bij toepassing van dit besluit, toelagen verleent aan het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek, duidt een afgevaardigde aan bij het beheerscomité van het fonds waaraan de toelagen worden gestort.
  Deze afgevaardigden oefenen de functie uit van regeringscommissaris bij genoemde beheerscomités.
  Zij wonen de vergaderingen bij van de beheerscomités en kunnen bij de minister die zij vertegenwoordigen beroep aantekenen tegen iedere beslissing van de beheerscomités die zij in strijd achten met de wet, het algemeen belang of de bepalingen van dit besluit en van zijn uitvoeringsbesluiten.
  Op straffe van verval moet het beroep worden ingesteld binnen drie vrije dagen vanaf de dag waarop de afgevaardigde van de minister de beslissing heeft gekend, hetzij door zijn aanwezigheid op de vergadering van het beheerscomité, hetzij door de notificatie van de beslissing.
  Het beroep dient tegelijkertijd bekendgemaakt te worden aan het beheerscomité.
  De uitvoering van de beslissing wordt door het beroep geschorst.
  De minister bij dewelke het beroep werd ingediend, na het beheerscomité te hebben uitgenodigd hem binnen de dertig dagen zijn opmerkingen mede te delen met betrekking tot de redenen van het beroep, bevestigt of vernietigt de beslissing van het comité.

Artikel 12 (Zie NOTA onder TITEL) De Minister van Financiën duidt eveneens een afgevaardigde aan bij het beheerscomité van elk fonds.
  Deze afgevaardigden wonen de vergaderingen van het beheerscomité bij.
  Zij hebben tot opdracht de regeringscommissaris of regeringscommissarissen bij het beheerscomité raad te geven en deel te nemen aan de controle naar de regelmatigheid van het beheer.

Artikel 13 (Zie NOTA onder TITEL) Het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek is ertoe gehouden controle uit te oefenen op de aanwending, door de promotors van de programma's voor wetenschappelijk onderzoek, van de financiële steun die zij genoten hebben.
  De raad van beheer van het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek bepaalt de modaliteiten van deze controle die betrekking heeft op de aard en op de werkelijkheid van de uitgaven.
  Het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek is voor deze controle verantwoordelijk tegenover de betrokken ministers.
  Ieder betrokken minister duidt een ambtenaar aan, die ermede belast is de regelmatigheid na te gaan van de rekeningen van het fonds waaraan de minister de toelagen heeft toegekend, en zich ervan te vergewissen dat bovenbedoelde controle regelmatig werd uitgevoerd.
  Voor het vervullen van hun opdracht beschikken deze ambtenaren over de vereiste bevoegdheid tot onderzoek.

Artikel 14 (Zie NOTA onder TITEL) Voor elk van de in het kader van het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek opgerichte fondsen worden de regelen betreffende het indienen en het onderzoeken van de aanvragen alsmede de modaliteiten voor de financiële tussenkomst vastgesteld door de betrokken minister of ministers, na beraadslaging van het Ministerieel comité voor wetenschapsbeleid.

Artikel 15 (Zie NOTA onder TITEL) De beheerscomités zijn ermede belast een reeks gegevens met betrekking tot de ingediende aanvragen en de gefinancierde programma's bijeen te brengen.
  De raad van beheer van het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek maakt deze gegeven over aan de Nationale raad voor wetenschapsbeleid, onder de vorm en binnen de termijn vastgesteld door de minister belast met de coördinatie van het wetenschapsbeleid.
  De Nationale raad voor wetenschapsbeleid deelt deze gegevens mede aan de betrokken ministers.
  Bijzondere bepaling.

Artikel 16 (Zie NOTA onder TITEL) Bij afwijking van de bepalingen van de artikelen 5 en 6 van dit besluit, draagt de raad van beheer van het Nationaal fonds voor wetenschappelijk onderzoek aan de raad van beheer van het Interuniversitair instituut der kernwetenschappen het beheer over van de toelagen die hem worden toegekend met het oog op het verlenen van een financiële steun aan programma's van collectief fundamenteel onderzoek op het gebied van de kernwetenschap.
  Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 7 en van de artikelen 9 tot 15 van dit besluit, wordt de raad van beheer van het Interuniversitair instituut der kernwetenschappen in de plaats gesteld van het beheerscomité van het fonds voor het kernonderzoek, voorzien bij bovenstaand artikel 5.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 17 (Zie NOTA onder TITEL) Het koninklijk besluit van 5 februari 1962 waarbij het verlenen van toelagen ten voordele van het collectief fundamenteel wetenschappelijk onderzoek geregeld wordt, alsmede het koninklijk besluit van 2 augustus 1957 betreffende het verlenen van subsidiën voor de medische wetenschappelijke onderzoekingen worden opgeheven.
  De bepalingen van voornoemde koninklijke besluiten blijven evenwel van toepassing voor het verlenen van toelagen voor het jaar 1964 ten laste van de begroting van Onze Ministers van Nationale Opvoeding en Cultuur, enerzijds, en van Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin, anderzijds.

Artikel 18 (Zie NOTA onder TITEL) De interuniversitaire onderzoekscentra die toelagen genoten hebben bij toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 11 juli 1955, tot regeling van de toekenning van toelagen aan de interuniversitaire onderzoekscentra, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 mei 1959, zijn ertoe gehouden, in geval van ontbinding, het materieel dat zij met behulp van bedoelde toelagen hebben aangeworven, over te maken aan een instelling die een soortgelijke activiteit heeft.

Artikel 19 (Zie NOTA onder TITEL) Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Artikel 20 (Zie NOTA onder TITEL) Onze Eerste-Minister, belast met de Coördinatie van het Wetenschapsbeleid, alsmede Onze Ministers die over bevoegdheden beschikken op het gebied van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.