Ministerieel besluit houdende delegatie van sommige bevoegdheden inzake leefmilieu, landinrichting, natuurbehoud, waterbeleid en huisvesting, aan ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. -
- Section :
- Législation
- Source :
- Numac 1995035734
Texte original :
Ajoutez le document à un dossier
()
pour commencer à l'annoter.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
Artikel 1 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Dit besluit is van toepassing op de hiernavolgende administraties van het departement Leefmilieu en Infrastructuur :
- Bovenbouw;
- Administratie Algemene Administratieve Diensten;
- Administratie Milieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer;
- Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen;
Artikel 2 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor leefmilieu, landinrichting, natuurbehoud, waterbeleid en huisvesting;
2° secretaris-generaal . de secretaris-generaal die aan het hoofd staat van het departement Leefmilieu en Infrastructuur;
3° leidend ambtenaar : de ambtenaar die belast is met de leiding van een in artikel 1 bedoelde administratie.
Artikel 3 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De bij dit besluit verleende delegaties gelden ook voor de ambtenaar die het ambt van de titularis waarneemt of die hem vervangt bij tijdelijke afwezigheid of verhindering. In geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering plaatst de betrokken ambtenaar, boven de vermelding van zijn graad en zijn handtekening en onverminderd de bepaling van artikel 12, § 2, de formule" Voor de (graad van de titularis), afwezig".
Hoofdstuk 2. Bevoegdheden van de secretarisgeneraal (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
Artikel 4 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De secretaris-generaal is belast met alle administratieve maatregelen inzake begrotingsuitvoering en inzonderheid met de ondertekening van vastleggings- en betalingsdocumenten voor verbintenissen die door de minister of de daartoe overeenkomstig hoofdstuk 3 gedelegeerde werden aangegaan.
De secretaris-generaal is gemachtigd om :
1° minnelijke schikkingen aan te gaan voor zover er geen rechtsgeding hangende is, voor zover het bedrag van de uitgaven die eruit voortvloeien 1 250 000 fr niet overschrijdt en ze geen betrekking hebben op geschillen bij de uitvoering van overheidsopdrachten en voor zover er een gunstig advies is van de bevoegde juridische afdeling;
2° af te zien van een vordering, indien het uitvoeren van dit recht kennelijk strijdig zou zijn met een goed financieel beheer, voor zover het geschil waardeerbaar is voor een bedrag van maximaal 1 250 000 fr. in hoofdsom en geen betrekking heeft op de uitvoering van overheidsopdrachten en voor zover er een gunstig advies is van de bevoegde juridische afdeling.
Artikel 5 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De secretaris-generaal is gemachtigd om personeelsleden aan te wijzen om het departement te vertegenwoordigen bij congressen, colloquia, studiedagen en conferenties, of die als afgevaardigde van het departement een interview mogen toestaan of een voordracht of toespraak mogen houden over de materies die binnen de taakomschrijving vallen van de in artikel 1 vermelde administraties.
Artikel 6 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Om een efficiënte organisatie te waarborgen subdelegeert de secretaris-generaal de hiervoor in aanmerking komende gedelegeerde bevoegdheden aan ambtenaren van zijn departement, tot op het meest functionele niveau. Elke subdelegatie wordt meegedeeld aan het Rekenhof en aan de minister.
In afwijking van het eerste lid kan de in artikel 5 bedoelde delegatie slechts gesubdelegeerd worden tot op het niveau van de directeur-generaal.
Hoofdstuk 3. Bevoegdheden van de leidend ambtenaar <KB 2003-05-28/40, Art. 3, 003; En vigueur : 23-07-2003>
Sectie 1. Delegaties van algemene aard (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
Artikel 7 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De leidend ambtenaar is gemachtigd om : 1° de dagelijkse briefwisseling die verband houdt met zijn opdracht te ondertekenen, onverminderd de bijzondere regeling die geldt voor de antwoorden op brieven van het Rekenhof met betrekking tot de door het Hof geformuleerde opmerkingen;
2° gewone en aangetekende zendingen, geadresseerd aan zijn administratie in ontvangst te nemen, met uitzondering van de dagvaardingen, betekend aan de Vlaamse Gemeenschap en/of het Vlaamse Gewest;
3° uittreksels en afschriften van documenten die verband houden met de taken van zijn administratie eensluidend te verklaren en af te geven;
4° staten van verschuldigde sommen goed te keuren betreffende presentiegelden en reis- en verblijfkosten, in zover ze verband houden met de werking van aan zijn administratie verbonden advies- en overlegorganen.
Sectie 2. Bepalingen betreffende het gunnen en de uitvoering van overheidsopdrachten en het doen van andere uitgaven (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
Artikel 8 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) § 1. De leidend ambtenaar is gemachtigd om, in het kader van de uitvoering van de taken van zijn administratie, bestekken voor werken, leveringen of diensten of de bescheiden die ze vervangen goed te keuren, de wijze te kiezen waarop de opdrachten worden gegund, opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten te gunnen en toe te zien op de uitvoering ervan. Deze machtiging geldt slechts binnen de perken van de door de minister goedgekeurde programma's en van de in hiernavolgende tabel opgenomen bedragen in miljoenen frank :
Openbare aanbe- Beperkte aanbe- Onderhandse
steding of steding of opdracht
algemene offerte- beperkte offerte-
aanvraag aanvraag
§ 2. De in bovenvermelde tabel vermelde delegaties gelden alleen voor zover het bedrag van de toewijzing niet hoger is dan het geprogrammeerde bedrag, plus maximaal 20 %.
De verdeling van kredieten en de programma's voor onderhoud worden echter goedgekeurd of gewijzigd door de leidend ambtenaar. Hij geeft de minister kennis van zijn beslissingen.
§ 3. De leidend ambtenaar is gemachtigd om binnen de perken van de geopende kredieten, opdrachten onderhands te gunnen die niet opgenomen zijn in een goedgekeurd inhoudelijk programma voor zover de uitgaven niet hoger liggen dan 1 250 000 fr. voor werken , leveringen en diensten en mits er maandelijks gerapporteerd wordt.
Bij dringend herstellingswerk wordt het bedrag waarvan sprake in- het eerste lid verhoogd tot 5 000 000 fr. en er wordt dringend over gerapporteerd.
§ 4. Hij staat bovendien in voor de eenvoudige uitvoering van de opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten die ter uitvoering van voormelde taken werden gegund door de minister of de Vlaamse regering. Onder eenvoudige uitvoering dient te worden verstaan het nemen van alle maatregelen en beslissingen die ertoe strekken het voorwerp van de opdracht te verwezenlijken, en die binnen de perken van de aanneming blijven, met uitzondering van de maatregelen en beslissingen die een beoordeling vanwege de gunnende overheid vereisen.
§ 5. De leidend ambtenaar is gemachtigd technische plannen goed te keuren.
Artikel 9 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De leidend ambtenaar is gemachtigd om : 1° met betrekking tot de in artikel 8, § 1 vermelde opdrachten :
a) na advies van de bevoegde juridische afdeling, gemotiveerde afwijkingen toe te staan op de essentiële bepalingen en voorwaarden, met toepassing van artikel 54 van het koninklijk besluit van 22 april 1977 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;
b) na advies van de bevoegde juridische afdeling, boeten kwijt te schelden;
c) een beslissing te nemen in de hieronder opgesomde gevallen :
1° de beoordeling van de regelmatigheid zoals bedoeld in artikel 25 van het koninklijk besluit van 22 april 1977 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken; leveringen en diensten;
2° het opnieuw starten van de aanbestedingsprocedure, volgens een gelijkaardige procedure, hetzij na nietigverklaring door hem van de voorgaande procedure, hetzij wanneer de goedkeuringstermijn verstreken is;
3° het opnieuw starten volgens een andere procedure na nietigverklaring door hem van de voorgaande procedure ;
4° bij toepassing van het tweede lid, tweede en derde onderstelling, van artikel 38 of het tweede lid, tweede en derde onderstelling van artikel 46 § 2 van het koninklijk besluit van 22 april 1977 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, en wanneer het aannemingen betreft waarvan het bedrag niet hoger is dan de bedragen vermeld in de tabel van artikel 8.
d) ambtshalve maatregelen te treffen zoals bepaald in de wetgeving overheidsopdrachten;
2° met betrekking tot de in artikel 8, § 1 en 4 vermelde opdrachten :
a) contractuele prijsherzieningen goed te keuren zonder beperking van bedrag;
b) verrekeningen en ramingsstaten en de hieraan verbonden termijnverlengingen, goed te keuren voor zover hieruit geen totale bijkomende uitgaven van meer dan 25 % voortvloeien en ze 10 000 000 fr. niet overschrijden;
Wanneer eenzelfde verrekening het verschil is tussen een vermeerderingsbedrag en een verminderingsbedrag, mag geen van beide deze bedragen overschrijden;
c) een afschrift van de met toepassing van artikel 47 van het ministerieel besluit van 10 augustus 1977 houdende vaststelling van de algemene aannemingsvoorwaarden van de overheidsopdrachten van werken, leveringen en diensten, opgestelde processen-verbaal aan de aannemer te zenden;
3° allerlei uitgaven die buiten de toepassing vallen van de wetgeving op de overheidsopdrachten, en die betrekking hebben op de uitvoering van de taken van zijn administratie, goed te keuren tot een bedrag van maximum 1 250 000 fr. per beslissing, voor zover het niet gaat om subsidies en de betrokken uitgaven niet voortvloeien uit vonnissen of arresten, dadingen of schulderkenningen.
Artikel 10 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De in deze afdeling vermelde bedragen zijn exclusief de belasting over de toegevoegde waarde.
Sectie 3. Specifieke delegaties
Artikel 11 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) § 1. De directeur-generaal van de administratie milieu, natuur-, land- en waterbeheer wordt gemachtigd om binnen de perken van de bestaande regelgeving :
1° de kwalificatie van technici te erkennen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12 van het koninklijk besluit van 6 januari 1978 tot voorkoming van luchtverontreiniging bij het verwarmen van gebouwen met vaste of vloeibare brandstof;
2° de bekwaamheidsbewijzen te waarmerken voor de technische ambtenaren van de provincies en de gemeenten, alsmede de agenten van de gemeentelijke politie, ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 7 november 1984 tot aanwijzing voor het Vlaamse Gewest, van ambtenaren die bevoegd zijn voor het opsporen en vaststellen van de inbreuken op de regelen ter bestrijding van geluidshinder;
3° geheel of gedeeltelijke vrijstelling te verlenen van het theoretisch en het praktisch onderricht aan de door de gemeente aangewezen agenten van de gemeentelijke politie en de technische ambtenaren van de gemeenten, die toezicht houden op de toepassing van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn uitvoeringsbesluiten alsmede op de naleving van de milieuvergunning, ter uitvoering van de bepalingen van het artikel 59 § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning;
4° persoonlijke afwijkingen te verlenen bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest;
5° de verpachtingsvoorwaarden van de jacht in de domeinbossen van het Vlaamse gewest vast te stellen op grond van artikel 11 van het jachtdecreet van 24 juli 1991;
6° te beslissen over beroepen tegen de weigering van een jachtverlof op grond van artikel 8 van het koninklijk besluit van 28 februari 1977 betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen;
7° ter uitvoering van artikel 14 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij en met het oog op proefnemingen, het vissen, sommige wijzen van vissen, het vangen van sommige vissoorten of categorieën evenals het gebruik van bijzondere lokazen of tuigen tijdelijk toe te staan of te verbieden;
8° de opheffingen toe te staan van de maatregelen bedoeld in artikel 11, tweede lid van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, voor zover als nodig voor het beheer van de erkende natuurreservaten en voor zover als opgenomen in het goedgekeurd beheersplan van deze erkende natuurreservaten;
9° met toepassing van artikel 5 van het koninklijk besluit van 22 september 1980 houdende maatregelen, van toepassing in het Vlaamse Gewest, ter bescherming van bepaalde in het wild levende inheemse diersoorten die niet onder de toepassing vallen van de wetten en besluiten op de jacht, de riviervisserij en de vogelbescherming, afwijkingen toe te staan op de verbodsbepalingen bedoeld in de artikelen 1, 3 en 4 van dat besluit;
10° afwijkingen toe te staan op de verbodsbepalingen van artikel 5 van het ministerieel besluit van 23 oktober 1975 houdende reglementering van de bewaking, de politie en het verkeer in de staatsnatuurreservaten, buiten de wegen die voor het openbaar verkeer openstaan, voor zover deze niet bedoeld zijn in de artikelen 6 en 7 van dit besluit;
11° overeenkomstig artikel 14 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, het bijzonder beheersplan en een voor dit beheer noodzakelijk wegenplan van een staatsnatuurreservaat vast te stellen;
12° overeenkomstig artikel 9 van het koninklijk besluit van 3 februari 1981 tot regeling voor het Vlaamse Gewest van de erkenning en de subsidiëring van natuurreservaten, de ambtenaren aan te wijzen belast met het toezicht op een erkend natuurreservaat;
13° het gedetailleerde financiële verslag bedoeld in artikel 11 § 5 van bovenvermeld koninklijk besluit van 3 februari 1981, goed te keuren;
14° overeenkomstig artikel 15 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud de ingenieur van waters en bossen aan te wijzen belast met het beheer van een staatsnatuurreservaat;
15° de vergunningen af te geven voor het vervoer van inlandse vis met toepassing van artikel 17 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij;
16° overeenkomstig artikel 23, vijfde lid van het jachtdecreet van 24 juli 1991 machtiging te verlenen tot het vervoeren van levende wilde konijnen of vossen, en overeenkomstig artikel 28 van hetzelfde decreet toestemming te verlenen tot het vervoer, in gesloten jachttijd, van het in artikel 26, eerste lid, van genoemd decreet bedoelde levend wild en van de in artikel 35 van hetzelfde decreet bedoelde eieren van vogels, gerangschikt bij het wild;
17° overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit van 3 februari 1981 tot regeling voor het Vlaamse Gewest, van de erkenning en de subsidiëring van natuurreservaten, de raadpleging in te zetten voorgeschreven door artikel 6, 2de lid en artikel 33, laatste lid van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
18° afwijkingen toe te staan van de verbodsbepalingen van de artikelen 1 , 2 en 3 van het koninklijk besluit van 16 februari 1976 houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde in het wild groeiende plantensoorten, en van de artikelen 1, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 22 september 1980 ter bescherming van bepaalde in het wild levende inheemse diersoorten, die niet onder de toepassing vallen van de wetten en besluiten op de jacht, de riviervisserij en de vogelbescherming:
19° overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 1984 houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen, afwijkingen toe te staan met betrekking tot het maaitijdstip en het verwijderen van het maaisel op de bermen;
20° de bevoegdheid uit te oefenen van de ambtenaar bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 december 1991 tot instelling van een vergunningsplicht voor de wijziging van vegetatie en van lijnen puntvormige elementen;
21° binnen de door het Mina-fonds beheerde kredieten, de facturen of de verklaringen van schuldvorderingen goed te keuren, tot een bedrag van 25 000 000 frank per schuldvordering, die worden ingediend om betaling te bekomen van leveringen, werken of prestaties van allerlei aard, met inbegrip van lonen en loonkosten, wanneer daaromtrent een regelmatige overeenkomst werd afgesloten of een regelmatige bestelling werd gedaan door de Vlaamse regering of de Vlaamse minister;
22° binnen de kredieten beheerd door het Mina-fonds, beslissingen te nemen inzake de keuze van de wijze van gunning, het gunnen van opdrachten en de goedkeuring van de vorderingen voor werken, leveringen en diensten in het raam van de wet op de overheidsopdrachten voor zover de raming of het bedrag niet hoger ligt dan 1. 250.000 miljoen frank;
23° vergunningen toe te staan volgens artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 april 1993 betreffende de introductie in de natuur van niet-inheemse diersoorten;
24° personen aan te wijzen conform artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 april 1993 betreffende de introductie in de natuur van niet-inheemse diersoorten;
25° vergunningen en toestemmingen af te geven betreffende de beheerde goederen;
26° de schade te ramen aan de parken en de beplantingen van het Vlaamse Gewest;
27° overeenkomsten voor technisch beheer af te sluiten voor ten hoogste drie jaar, om de uitvoering van de passende beheersmaatregelen te verzekeren op de onroerende goederen verworven krachtens de bepalingen van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978, en van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
28° overeenkomstig artikel 63 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978, de minister tot wiens bevoegdheid de ruimtelijke ordening behoort te raadplegen inzake een voorlopig omschreven geheel van goederen waarvoor een onderzoek naar het nut van een ruilverkaveling zou kunnen worden ingesteld;
29° de door de Vlaamse Landmaatschappij of een particulier studiebureau in het raam van het onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling uitgevoerde studieopdrachten goed te keuren en te aanvaarden;
30° als gemachtigde van de minister bevoegd voor landinrichting te handelen voor de uitvoering van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978 (artikel 5, 6, 8, 9, 12, 21, 35, 42, 64 en 65);
31° de documenten op te maken ter uitvoering van artikel 5 en artikel 8 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978;
32° de neerlegging toe te staan van de documenten, opgemaakt ter uitvoering van artikel 6 tot 9 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978;
33° de ontwerpen van ruilverkavelingswerken goed te keuren met het oog op de programmering van de ruilverkavelingsverrichtingen;
34° wijzigingen aan gesubsidieerde ruilverkavelingswerken goed te keuren, voor zover er geen hogere subsidie wordt gevraagd;
35° overeenkomstig artikel 70 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978, de minister van landbouw en de minister tot wiens bevoegdheid de ruimtelijke ordening behoort te raadplegen over het plan van de nieuwe en af te schaffen wegen, afwateringen en daarbij behorende kunstwerken;
36° de lijsten van de min- en meerwaarden en overige bestuurskosten van de ruilverkavelingsverrichtingen goed te keuren;
37° de aanwijzing van de Vlaamse Landmaatschappij als ontwerper goed te keuren;
38° op te treden als afgevaardigde van de minister, die het voorzitterschap waarneemt, van de werkgroep waarvan sprake in artikel 13 van het koninklijk besluit van 23 juli 1981 betreffende de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van ondergeschikte besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd, en zijn plaatsvervanger aan te wijzen;
39° de voorontwerpen en de ontwerpen van de werkzaamheden ter verbetering van de waterhuishouding in de valleien van de onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie, evenals alle bijbehorende studies zoals haalbaarheidsstudies, met het oog op planning, voorbereiding, ondersteuning of begeleiding van deze werken goed te keuren en te aanvaarden;
40° de voorstudies en voorontwerpen van gesubsidieerde waterbeheersings-, drainage-, irrigatie- en wegenwerken en werkzaamheden aan de gebouwen van polders en wateringen goed te keuren;
41° overeenkomstig artikel 22 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, de bij artikelen 20 en 23 van dezelfde wet bedoelde overtredingen op te sporen en vast te stellen en de bevoegde ambtenaren voor het Vlaamse Gewest aan te wijzen;
42° de termijnen en modaliteiten voor de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerkzaamheden bedoeld in artikel 7 § 1 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen vast te stellen;
43° het toezicht te houden op de buitengewone werkzaamheden van verbetering bedoeld in artikel 11.2 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
44° de machtigingen te verlenen waarvan sprake in de artikelen 12.1 en 14 § 1.1 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
45° het toezicht te houden waarvan sprake in artikel 14 in fine van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
46° te beslissen over de uitvoering van buitengewoon werk van wijziging waarvan sprake in artikel 14 § 2 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen binnen de delegaties hem verleend door artikel 8 van onderhavig besluit en het toezicht te houden waarvan sprake in hetzelfde artikel 14 § 2;
47° de betekening te doen voor wat de onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie betreft, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
48° op te treden als de bevoegde overheid voor de waterlopen van de eerste categorie, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit houdende algemeen politiereglement van de onbevaarbare waterlopen;
49° de termijnen te bepalen waarvan sprake in artikelen 8 en 9 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
50° op te treden als de ambtenaar met raadgevende stem die op de algemene vergadering van de polders en de waterlopen uitgenodigd moet worden met toepassing van artikel 19 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en artikel 18 van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders; 51° de toestemming te geven waarvan sprake in artikel 81 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en van de wet van 3 juni 1957 betreffende polders;
52° Op te treden als de aangewezen bevoegde ambtenaar zoals bedoeld in artikelen 82 (tweede lid), 83 (eerste lid), 88, 89, 90, 92 en 93 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
53° het verzoek te doen bedoeld in artikel 98 §§ 2 en 3 van de wet van 5 juli 19S6 betreffende de wateringen en in artikel 97 §§ 2 en 3 van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
54° in het kader van de uitvoering van de procedures voor de subsidiëring van werken, leveringen en diensten uitgaande van derden, de dossiers te viseren ten belope van 75 % van de bedragen vermeld in artikel 8 van dit besluit. Onder subsidiëring van werken, leveringen en diensten dient elke vorm van subsidiëring te worden verstaan.
§ 2. De directeur-generaal van de administratie ruimtelijke ordening, huisvesting en monumenten en landschappen wordt gemachtigd om binnen de perken van de bestaande regelgeving :
1° de besluiten van betaalbaarstelling te ondertekenen voor het toekennen van voordelen aan particulieren, bedoeld, eensdeels in de artikelen 57, 80ter, 84 en 96 van de Huisvestingscode, en anderdeels in de besluiten van de Vlaamse regering van 23 december 1987 en 31 juli 1991 met betrekking tot de toekenning van renovatiepremies en stads- en dorpsvernieuwingspremies aan particulieren;
2° woningen ongezond te erkennen, voor zover dit vereist is voor de toekenning van de in 1° vermelde voordelen;
3° alle uitgaven goed te keuren ter uitvoering van de overeenkomsten inzake verzekering tegen inkomensverlies, bedoeld in artikel 1, tweede lid van het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 1987 tot instelling van een huisvestingspremie;
4° alle maatregelen te nemen tot invordering van de wegens overtredingen op de betrokken besluiten terug te betalen bedragen;
5° handlichting, rangafstand en doorhaling te verlenen van de hypothecaire inschrijvingen die destijds werden genomen overeenkomstig artikel 52, derde lid van het wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten;
6° het gewest te vertegenwoordigen bij elk onroerend beslag betreffende een woning waarvoor een hypothecaire inschrijving werd genomen zoals bedoeld in 5°;
7° behoudens wat de handlichting en het toestaan van de rangafstand betreft, aan de eerste klerk van de instrumenterende notaris volmacht geven om de in 5°en 6° gedelegeerde bevoegdheden uit te oefenen;
(8° in het kader van de in 1° bedoelde regelgeving :
a) een termijnverlenging van ten hoogste twee jaar te verlenen voor de uitvoering van bouw-, sanerings- en/of renovatiewerken of voor de indiening van het bewijs ervan;
b) een afwijking te verlenen op de volumenorm van nieuwbouwwoningen (...), wanneer de overschrijding in rechtstreeks verband staat, hetzij met een handicap of een verminderde mobiliteit van een gezinslid, hetzij met stedenbouwkundige voorschriften; <MB 2000-06-21/31, Art. 1, 1°, 003; En vigueur : 21-06-2000>
c) een afwijking om bouwtechnische redenen tot ten hoogste 1,5 m2 te verlenen op de minimumoppervlaktenorm voor nieuwbouwwoningen, in het bijzonder voor de berekening onder een hellend dak;
d) rekening houden met de situatie van feitelijk gescheiden personen bij de interpretatie van het begrip " aanvrager " voor zover de feitelijke scheiding een definitief karakter heeft;
e) toestemming te verlenen tot inwoning van bijkomende personen voor zover de woning waarop het voordeel betrekking heeft, daardoor niet overbewoond wordt.) <MB 1997-02-14/32, Art. M, 002; En vigueur : 01-03-1997>
(f) te beslissen over het al dan niet terugbetalen van de reeds bekomen tegemoetkomingen, als op basis van de ingediende bewijsstukken of van het verslag van het nieuwe onderzoek blijkt dat de renovatiewerken niet binnen de gestelde termijn zijn uitgevoerd.) <MB 2000-06-21/31, Art. 1, 2°, 003; En vigueur : 21-06-2000>
9° (bij het niet nakomen van de eventuele verbintenissen tot bewoning en niet vervreemding, opgenomen in de regelgeving bedoeld in 1° :
a) te beslissen over het al dan niet terugvorderen van door particulieren verkregen voordelen;
b) vrijstelling van terugbetaling toe te staan van ingevorderde, door particulieren verkregen voordelen;
c) toestemming te geven tot gespreide terugbetaling van ingevorderde door particulieren verkregen voordelen.) <MB 2000-06-21/31, Art. 1, 3°, 003; En vigueur : 21-06-2000>
(10° wat de toepassing betreft van het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 :
a) binnen de perken van de criteria vastgesteld door de minister, bevoegd voor Huisvesting :
- de goedkeuring te verlenen, bedoeld in artikel 18, § 2, 3°, van voormeld besluit;
- te beslissen over de aanvragen tot afwijking, bedoeld in 4° van dezelfde bepaling;
b) binnen de perken van de bedragen, opgenomen in de definitieve ministeriële machtiging, de rentesubsidies, tegemoetkomingen en huursubsidies betaalbaar te stellen;) <MB 1997-02-14/32, Art. M, 002; En vigueur : 01-03-1997>
(c) de voorafgaande schriftelijke toestemming te verlenen, en te beslissen over de aard van de afwijking, bedoeld in artikel 24bis, tweede lid van voormeld besluit.) <MB 2000-06-21/31, Art. 1, 4°, 003; En vigueur : 21-06-2000>
(11° wat de toepassing betreft van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende de subsidiëring van de renovatie van woningen en gebouwen en van de bouw van nieuwe sociale woningen, en binnen de perken van de criteria, vermeld in 10°, a),
- te beslissen over de aanvragen tot afwijking, bedoeld in artikel 8, § 2, tweede lid, 3°, van voormeld besluit;
- de goedkeuring te verlenen, bedoeld in 5° van dezelfde bepaling;) <MB 1997-02-14/32, Art. M, 002; En vigueur : 01-03-1997>
(12° de besluiten van betaalbaarstelling te ondertekenen :
a) met betrekking tot de huurverminderingen voor grote gezinnen, in toepassing van de bepalingen van het sociaal huurstelsel overeenkomstig artikel 80ter van de huisvestingscode;
b) met betrekking tot de huurcompensaties voor de in toepassing van de besluiten van de Vlaamse regering van 19 mei 1987 en 4 april 1990 bij ministerieel besluit goedgekeurde dossiers;
c) bij toepassing van de artikelen 94, eerste lid, a) en 95 van de huisvestingscode in het kader van het sociale gronden pandenbeleid.) <MB 1997-02-14/32, Art. M, 002; En vigueur : 01-03-1997>
(13° de betalingsstaten goed te keuren in toepassing van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1983 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap " Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen " tot het aangaan van leningen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999.
14° de betalingsplannen goed te keuren, bedoeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende regeling tot de toekenning van subsidies aan de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij voor de financiering van haar investeringsprogramma, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 23 november 1994, 2 april 1996, 15 juli 1997 en 11 mei 1999.
15° de goedkeuring te verlenen, bedoeld in artikel 12, § 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1997 houdende bepaling van de erkenning- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren.
16° de goedkeuring te verlenen, bedoeld in artikel 8, § 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 18 november 1997 houdende de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden voor de samenwerkings- en overlegstructuur van de erkende sociale verhuurkantoren.
17° een afwijking te verlenen, bedoeld in artikel 5, vijfde lid van het besluit van de Vlaamse regering van 11 december 1991 tot instelling van individuele huursubsidies en een installatiepremie bij het betrekken van een gezonde of aangepaste woning, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 24 juni 1992 en 16 mei 1995.) <MB 2000-06-21/31, Art. 1, 5°, 003; En vigueur : 21-06-2000>
(18° bij toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 tot instelling van een tegemoetkoming bij het bouwen van een nieuwe woning of bij het uitvoeren van werken aan een woning :
a) al dan niet in beroep, definitief te beslissen over het toekennen of weigeren van de tegemoetkomingen en de betreffende betaalbaarstellingen te ondertekenen
b) te oordelen of een kind, na voorlegging van bewijzen, kan worden beschouwd als persoon ten laste.) <MB 2001-03-08/39, Art. 9, 004; En vigueur : 01-03-2001>
§ 3. De in deze afdeling vermelde bedragen zijn exclusief de belasting over de toegevoegde waarde.
Sectie 4. Gemeenschappelijke bepalingen (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
Artikel 12 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) § 1. De leidend ambtenaar subdelegeert - na overleg met de secretaris-generaal - de hiervoor in aanmerking komende gedelegeerde bevoegdheden aan ambtenaren van zijn administratie, tot op het meest functionele niveau. Elke subdelegatie wordt meegedeeld aan het Rekenhof en aan de minister.
§ 2. Bij gebruik van de in de afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk bedoelde delegaties, plaatst de delegatiehouder boven de vermelding van zijn graad en zijn handtekening en formule "Namens de Vlaamse minister voor...".
Artikel 13 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Over het gebruik van de in de afdelingen 2 en 3 bedoelde bevoegdheden wordt driemaandelijks gerapporteerd door middel van een activiteitenverslag dat aan de minister wordt meegedeeld via de secretarisgeneraal.
Artikel 14 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De minister kan te allen tijde de verleende delegaties of subdelegaties geheel of gedeeltelijk intrekken en individuele dossiers aan zich trekken.
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
Artikel 15 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Opgeheven worden : 1° het ministerieel besluit van 19 oktober 1982 houdende verlenen van delegatie van bevoegdheid aan ambtenaren van het Ministerie van Openbare Werken die hun medewerking verlenen aan het Vlaams regionaal beleid inzake de uitvoering van de infrastructuuruitrustingen bedoeld in artikel 80 van de huisvestingscode en het koninklijk besluit van 30 maart 1989;
2° het ministerieel besluit van 5 september 1985 houdende delegatie van bevoegdheden inzake leefmilieu aan bepaalde ambtenaren van de administratie voor ruimtelijke ordening en leefmilieu;
3° het ministerieel besluit van 19 september 1985 houdende delegatie inzake landinrichting aan bepaalde ambtenaren van de administratie voor ruimtelijke ordening en leefmilieu;
4° het ministerieel besluit van 11 december 1990 houdende delegatie van bevoegdheid aan ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - administratie voor Huisvesting;
5° het ministerieel besluit van 3 juni 1991 houdende overdracht aan de directeur-generaal van de administratie milieu, natuur en landinrichting van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
6° het ministerieel besluit van 22 oktober 1991 houdende overdracht aan de directeur-generaal van de administratie milieu, natuur en landinrichting van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
Brussel, 17 maart 1995.
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting,
N. DE BATSELIER
Artikel 1 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Dit besluit is van toepassing op de hiernavolgende administraties van het departement Leefmilieu en Infrastructuur :
- Bovenbouw;
- Administratie Algemene Administratieve Diensten;
- Administratie Milieu, Natuur-, Land- en Waterbeheer;
- Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen;
Artikel 2 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor leefmilieu, landinrichting, natuurbehoud, waterbeleid en huisvesting;
2° secretaris-generaal . de secretaris-generaal die aan het hoofd staat van het departement Leefmilieu en Infrastructuur;
3° leidend ambtenaar : de ambtenaar die belast is met de leiding van een in artikel 1 bedoelde administratie.
Artikel 3 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De bij dit besluit verleende delegaties gelden ook voor de ambtenaar die het ambt van de titularis waarneemt of die hem vervangt bij tijdelijke afwezigheid of verhindering. In geval van tijdelijke afwezigheid of verhindering plaatst de betrokken ambtenaar, boven de vermelding van zijn graad en zijn handtekening en onverminderd de bepaling van artikel 12, § 2, de formule" Voor de (graad van de titularis), afwezig".
Hoofdstuk 2. Bevoegdheden van de secretarisgeneraal (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
Artikel 4 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De secretaris-generaal is belast met alle administratieve maatregelen inzake begrotingsuitvoering en inzonderheid met de ondertekening van vastleggings- en betalingsdocumenten voor verbintenissen die door de minister of de daartoe overeenkomstig hoofdstuk 3 gedelegeerde werden aangegaan.
De secretaris-generaal is gemachtigd om :
1° minnelijke schikkingen aan te gaan voor zover er geen rechtsgeding hangende is, voor zover het bedrag van de uitgaven die eruit voortvloeien 1 250 000 fr niet overschrijdt en ze geen betrekking hebben op geschillen bij de uitvoering van overheidsopdrachten en voor zover er een gunstig advies is van de bevoegde juridische afdeling;
2° af te zien van een vordering, indien het uitvoeren van dit recht kennelijk strijdig zou zijn met een goed financieel beheer, voor zover het geschil waardeerbaar is voor een bedrag van maximaal 1 250 000 fr. in hoofdsom en geen betrekking heeft op de uitvoering van overheidsopdrachten en voor zover er een gunstig advies is van de bevoegde juridische afdeling.
Artikel 5 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De secretaris-generaal is gemachtigd om personeelsleden aan te wijzen om het departement te vertegenwoordigen bij congressen, colloquia, studiedagen en conferenties, of die als afgevaardigde van het departement een interview mogen toestaan of een voordracht of toespraak mogen houden over de materies die binnen de taakomschrijving vallen van de in artikel 1 vermelde administraties.
Artikel 6 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Om een efficiënte organisatie te waarborgen subdelegeert de secretaris-generaal de hiervoor in aanmerking komende gedelegeerde bevoegdheden aan ambtenaren van zijn departement, tot op het meest functionele niveau. Elke subdelegatie wordt meegedeeld aan het Rekenhof en aan de minister.
In afwijking van het eerste lid kan de in artikel 5 bedoelde delegatie slechts gesubdelegeerd worden tot op het niveau van de directeur-generaal.
Hoofdstuk 3. Bevoegdheden van de leidend ambtenaar <KB 2003-05-28/40, Art. 3, 003; En vigueur : 23-07-2003>
Sectie 1. Delegaties van algemene aard (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
Artikel 7 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De leidend ambtenaar is gemachtigd om : 1° de dagelijkse briefwisseling die verband houdt met zijn opdracht te ondertekenen, onverminderd de bijzondere regeling die geldt voor de antwoorden op brieven van het Rekenhof met betrekking tot de door het Hof geformuleerde opmerkingen;
2° gewone en aangetekende zendingen, geadresseerd aan zijn administratie in ontvangst te nemen, met uitzondering van de dagvaardingen, betekend aan de Vlaamse Gemeenschap en/of het Vlaamse Gewest;
3° uittreksels en afschriften van documenten die verband houden met de taken van zijn administratie eensluidend te verklaren en af te geven;
4° staten van verschuldigde sommen goed te keuren betreffende presentiegelden en reis- en verblijfkosten, in zover ze verband houden met de werking van aan zijn administratie verbonden advies- en overlegorganen.
Sectie 2. Bepalingen betreffende het gunnen en de uitvoering van overheidsopdrachten en het doen van andere uitgaven (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
Artikel 8 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) § 1. De leidend ambtenaar is gemachtigd om, in het kader van de uitvoering van de taken van zijn administratie, bestekken voor werken, leveringen of diensten of de bescheiden die ze vervangen goed te keuren, de wijze te kiezen waarop de opdrachten worden gegund, opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten te gunnen en toe te zien op de uitvoering ervan. Deze machtiging geldt slechts binnen de perken van de door de minister goedgekeurde programma's en van de in hiernavolgende tabel opgenomen bedragen in miljoenen frank :
Openbare aanbe- Beperkte aanbe- Onderhandse
steding of steding of opdracht
algemene offerte- beperkte offerte-
aanvraag aanvraag
§ 2. De in bovenvermelde tabel vermelde delegaties gelden alleen voor zover het bedrag van de toewijzing niet hoger is dan het geprogrammeerde bedrag, plus maximaal 20 %.
De verdeling van kredieten en de programma's voor onderhoud worden echter goedgekeurd of gewijzigd door de leidend ambtenaar. Hij geeft de minister kennis van zijn beslissingen.
§ 3. De leidend ambtenaar is gemachtigd om binnen de perken van de geopende kredieten, opdrachten onderhands te gunnen die niet opgenomen zijn in een goedgekeurd inhoudelijk programma voor zover de uitgaven niet hoger liggen dan 1 250 000 fr. voor werken , leveringen en diensten en mits er maandelijks gerapporteerd wordt.
Bij dringend herstellingswerk wordt het bedrag waarvan sprake in- het eerste lid verhoogd tot 5 000 000 fr. en er wordt dringend over gerapporteerd.
§ 4. Hij staat bovendien in voor de eenvoudige uitvoering van de opdrachten voor de aanneming van werken, leveringen of diensten die ter uitvoering van voormelde taken werden gegund door de minister of de Vlaamse regering. Onder eenvoudige uitvoering dient te worden verstaan het nemen van alle maatregelen en beslissingen die ertoe strekken het voorwerp van de opdracht te verwezenlijken, en die binnen de perken van de aanneming blijven, met uitzondering van de maatregelen en beslissingen die een beoordeling vanwege de gunnende overheid vereisen.
§ 5. De leidend ambtenaar is gemachtigd technische plannen goed te keuren.
Artikel 9 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De leidend ambtenaar is gemachtigd om : 1° met betrekking tot de in artikel 8, § 1 vermelde opdrachten :
a) na advies van de bevoegde juridische afdeling, gemotiveerde afwijkingen toe te staan op de essentiële bepalingen en voorwaarden, met toepassing van artikel 54 van het koninklijk besluit van 22 april 1977 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;
b) na advies van de bevoegde juridische afdeling, boeten kwijt te schelden;
c) een beslissing te nemen in de hieronder opgesomde gevallen :
1° de beoordeling van de regelmatigheid zoals bedoeld in artikel 25 van het koninklijk besluit van 22 april 1977 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken; leveringen en diensten;
2° het opnieuw starten van de aanbestedingsprocedure, volgens een gelijkaardige procedure, hetzij na nietigverklaring door hem van de voorgaande procedure, hetzij wanneer de goedkeuringstermijn verstreken is;
3° het opnieuw starten volgens een andere procedure na nietigverklaring door hem van de voorgaande procedure ;
4° bij toepassing van het tweede lid, tweede en derde onderstelling, van artikel 38 of het tweede lid, tweede en derde onderstelling van artikel 46 § 2 van het koninklijk besluit van 22 april 1977 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, en wanneer het aannemingen betreft waarvan het bedrag niet hoger is dan de bedragen vermeld in de tabel van artikel 8.
d) ambtshalve maatregelen te treffen zoals bepaald in de wetgeving overheidsopdrachten;
2° met betrekking tot de in artikel 8, § 1 en 4 vermelde opdrachten :
a) contractuele prijsherzieningen goed te keuren zonder beperking van bedrag;
b) verrekeningen en ramingsstaten en de hieraan verbonden termijnverlengingen, goed te keuren voor zover hieruit geen totale bijkomende uitgaven van meer dan 25 % voortvloeien en ze 10 000 000 fr. niet overschrijden;
Wanneer eenzelfde verrekening het verschil is tussen een vermeerderingsbedrag en een verminderingsbedrag, mag geen van beide deze bedragen overschrijden;
c) een afschrift van de met toepassing van artikel 47 van het ministerieel besluit van 10 augustus 1977 houdende vaststelling van de algemene aannemingsvoorwaarden van de overheidsopdrachten van werken, leveringen en diensten, opgestelde processen-verbaal aan de aannemer te zenden;
3° allerlei uitgaven die buiten de toepassing vallen van de wetgeving op de overheidsopdrachten, en die betrekking hebben op de uitvoering van de taken van zijn administratie, goed te keuren tot een bedrag van maximum 1 250 000 fr. per beslissing, voor zover het niet gaat om subsidies en de betrokken uitgaven niet voortvloeien uit vonnissen of arresten, dadingen of schulderkenningen.
Artikel 10 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De in deze afdeling vermelde bedragen zijn exclusief de belasting over de toegevoegde waarde.
Sectie 3. Specifieke delegaties
Artikel 11 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) § 1. De directeur-generaal van de administratie milieu, natuur-, land- en waterbeheer wordt gemachtigd om binnen de perken van de bestaande regelgeving :
1° de kwalificatie van technici te erkennen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 10, 11 en 12 van het koninklijk besluit van 6 januari 1978 tot voorkoming van luchtverontreiniging bij het verwarmen van gebouwen met vaste of vloeibare brandstof;
2° de bekwaamheidsbewijzen te waarmerken voor de technische ambtenaren van de provincies en de gemeenten, alsmede de agenten van de gemeentelijke politie, ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 7 november 1984 tot aanwijzing voor het Vlaamse Gewest, van ambtenaren die bevoegd zijn voor het opsporen en vaststellen van de inbreuken op de regelen ter bestrijding van geluidshinder;
3° geheel of gedeeltelijke vrijstelling te verlenen van het theoretisch en het praktisch onderricht aan de door de gemeente aangewezen agenten van de gemeentelijke politie en de technische ambtenaren van de gemeenten, die toezicht houden op de toepassing van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en zijn uitvoeringsbesluiten alsmede op de naleving van de milieuvergunning, ter uitvoering van de bepalingen van het artikel 59 § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning;
4° persoonlijke afwijkingen te verlenen bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest;
5° de verpachtingsvoorwaarden van de jacht in de domeinbossen van het Vlaamse gewest vast te stellen op grond van artikel 11 van het jachtdecreet van 24 juli 1991;
6° te beslissen over beroepen tegen de weigering van een jachtverlof op grond van artikel 8 van het koninklijk besluit van 28 februari 1977 betreffende de afgifte van jachtverloven en jachtvergunningen;
7° ter uitvoering van artikel 14 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij en met het oog op proefnemingen, het vissen, sommige wijzen van vissen, het vangen van sommige vissoorten of categorieën evenals het gebruik van bijzondere lokazen of tuigen tijdelijk toe te staan of te verbieden;
8° de opheffingen toe te staan van de maatregelen bedoeld in artikel 11, tweede lid van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, voor zover als nodig voor het beheer van de erkende natuurreservaten en voor zover als opgenomen in het goedgekeurd beheersplan van deze erkende natuurreservaten;
9° met toepassing van artikel 5 van het koninklijk besluit van 22 september 1980 houdende maatregelen, van toepassing in het Vlaamse Gewest, ter bescherming van bepaalde in het wild levende inheemse diersoorten die niet onder de toepassing vallen van de wetten en besluiten op de jacht, de riviervisserij en de vogelbescherming, afwijkingen toe te staan op de verbodsbepalingen bedoeld in de artikelen 1, 3 en 4 van dat besluit;
10° afwijkingen toe te staan op de verbodsbepalingen van artikel 5 van het ministerieel besluit van 23 oktober 1975 houdende reglementering van de bewaking, de politie en het verkeer in de staatsnatuurreservaten, buiten de wegen die voor het openbaar verkeer openstaan, voor zover deze niet bedoeld zijn in de artikelen 6 en 7 van dit besluit;
11° overeenkomstig artikel 14 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, het bijzonder beheersplan en een voor dit beheer noodzakelijk wegenplan van een staatsnatuurreservaat vast te stellen;
12° overeenkomstig artikel 9 van het koninklijk besluit van 3 februari 1981 tot regeling voor het Vlaamse Gewest van de erkenning en de subsidiëring van natuurreservaten, de ambtenaren aan te wijzen belast met het toezicht op een erkend natuurreservaat;
13° het gedetailleerde financiële verslag bedoeld in artikel 11 § 5 van bovenvermeld koninklijk besluit van 3 februari 1981, goed te keuren;
14° overeenkomstig artikel 15 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud de ingenieur van waters en bossen aan te wijzen belast met het beheer van een staatsnatuurreservaat;
15° de vergunningen af te geven voor het vervoer van inlandse vis met toepassing van artikel 17 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij;
16° overeenkomstig artikel 23, vijfde lid van het jachtdecreet van 24 juli 1991 machtiging te verlenen tot het vervoeren van levende wilde konijnen of vossen, en overeenkomstig artikel 28 van hetzelfde decreet toestemming te verlenen tot het vervoer, in gesloten jachttijd, van het in artikel 26, eerste lid, van genoemd decreet bedoelde levend wild en van de in artikel 35 van hetzelfde decreet bedoelde eieren van vogels, gerangschikt bij het wild;
17° overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit van 3 februari 1981 tot regeling voor het Vlaamse Gewest, van de erkenning en de subsidiëring van natuurreservaten, de raadpleging in te zetten voorgeschreven door artikel 6, 2de lid en artikel 33, laatste lid van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud;
18° afwijkingen toe te staan van de verbodsbepalingen van de artikelen 1 , 2 en 3 van het koninklijk besluit van 16 februari 1976 houdende maatregelen ter bescherming van bepaalde in het wild groeiende plantensoorten, en van de artikelen 1, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 22 september 1980 ter bescherming van bepaalde in het wild levende inheemse diersoorten, die niet onder de toepassing vallen van de wetten en besluiten op de jacht, de riviervisserij en de vogelbescherming:
19° overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 juni 1984 houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen, afwijkingen toe te staan met betrekking tot het maaitijdstip en het verwijderen van het maaisel op de bermen;
20° de bevoegdheid uit te oefenen van de ambtenaar bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 december 1991 tot instelling van een vergunningsplicht voor de wijziging van vegetatie en van lijnen puntvormige elementen;
21° binnen de door het Mina-fonds beheerde kredieten, de facturen of de verklaringen van schuldvorderingen goed te keuren, tot een bedrag van 25 000 000 frank per schuldvordering, die worden ingediend om betaling te bekomen van leveringen, werken of prestaties van allerlei aard, met inbegrip van lonen en loonkosten, wanneer daaromtrent een regelmatige overeenkomst werd afgesloten of een regelmatige bestelling werd gedaan door de Vlaamse regering of de Vlaamse minister;
22° binnen de kredieten beheerd door het Mina-fonds, beslissingen te nemen inzake de keuze van de wijze van gunning, het gunnen van opdrachten en de goedkeuring van de vorderingen voor werken, leveringen en diensten in het raam van de wet op de overheidsopdrachten voor zover de raming of het bedrag niet hoger ligt dan 1. 250.000 miljoen frank;
23° vergunningen toe te staan volgens artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 april 1993 betreffende de introductie in de natuur van niet-inheemse diersoorten;
24° personen aan te wijzen conform artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 april 1993 betreffende de introductie in de natuur van niet-inheemse diersoorten;
25° vergunningen en toestemmingen af te geven betreffende de beheerde goederen;
26° de schade te ramen aan de parken en de beplantingen van het Vlaamse Gewest;
27° overeenkomsten voor technisch beheer af te sluiten voor ten hoogste drie jaar, om de uitvoering van de passende beheersmaatregelen te verzekeren op de onroerende goederen verworven krachtens de bepalingen van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978, en van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
28° overeenkomstig artikel 63 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978, de minister tot wiens bevoegdheid de ruimtelijke ordening behoort te raadplegen inzake een voorlopig omschreven geheel van goederen waarvoor een onderzoek naar het nut van een ruilverkaveling zou kunnen worden ingesteld;
29° de door de Vlaamse Landmaatschappij of een particulier studiebureau in het raam van het onderzoek naar het nut van de ruilverkaveling uitgevoerde studieopdrachten goed te keuren en te aanvaarden;
30° als gemachtigde van de minister bevoegd voor landinrichting te handelen voor de uitvoering van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978 (artikel 5, 6, 8, 9, 12, 21, 35, 42, 64 en 65);
31° de documenten op te maken ter uitvoering van artikel 5 en artikel 8 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978;
32° de neerlegging toe te staan van de documenten, opgemaakt ter uitvoering van artikel 6 tot 9 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978;
33° de ontwerpen van ruilverkavelingswerken goed te keuren met het oog op de programmering van de ruilverkavelingsverrichtingen;
34° wijzigingen aan gesubsidieerde ruilverkavelingswerken goed te keuren, voor zover er geen hogere subsidie wordt gevraagd;
35° overeenkomstig artikel 70 van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet, aangevuld door de wet van 11 augustus 1978, de minister van landbouw en de minister tot wiens bevoegdheid de ruimtelijke ordening behoort te raadplegen over het plan van de nieuwe en af te schaffen wegen, afwateringen en daarbij behorende kunstwerken;
36° de lijsten van de min- en meerwaarden en overige bestuurskosten van de ruilverkavelingsverrichtingen goed te keuren;
37° de aanwijzing van de Vlaamse Landmaatschappij als ontwerper goed te keuren;
38° op te treden als afgevaardigde van de minister, die het voorzitterschap waarneemt, van de werkgroep waarvan sprake in artikel 13 van het koninklijk besluit van 23 juli 1981 betreffende de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die in het Vlaamse Gewest door of op initiatief van ondergeschikte besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd, en zijn plaatsvervanger aan te wijzen;
39° de voorontwerpen en de ontwerpen van de werkzaamheden ter verbetering van de waterhuishouding in de valleien van de onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie, evenals alle bijbehorende studies zoals haalbaarheidsstudies, met het oog op planning, voorbereiding, ondersteuning of begeleiding van deze werken goed te keuren en te aanvaarden;
40° de voorstudies en voorontwerpen van gesubsidieerde waterbeheersings-, drainage-, irrigatie- en wegenwerken en werkzaamheden aan de gebouwen van polders en wateringen goed te keuren;
41° overeenkomstig artikel 22 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, de bij artikelen 20 en 23 van dezelfde wet bedoelde overtredingen op te sporen en vast te stellen en de bevoegde ambtenaren voor het Vlaamse Gewest aan te wijzen;
42° de termijnen en modaliteiten voor de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerkzaamheden bedoeld in artikel 7 § 1 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen vast te stellen;
43° het toezicht te houden op de buitengewone werkzaamheden van verbetering bedoeld in artikel 11.2 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
44° de machtigingen te verlenen waarvan sprake in de artikelen 12.1 en 14 § 1.1 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
45° het toezicht te houden waarvan sprake in artikel 14 in fine van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
46° te beslissen over de uitvoering van buitengewoon werk van wijziging waarvan sprake in artikel 14 § 2 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen binnen de delegaties hem verleend door artikel 8 van onderhavig besluit en het toezicht te houden waarvan sprake in hetzelfde artikel 14 § 2;
47° de betekening te doen voor wat de onbevaarbare waterlopen van de eerste categorie betreft, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen;
48° op te treden als de bevoegde overheid voor de waterlopen van de eerste categorie, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit houdende algemeen politiereglement van de onbevaarbare waterlopen;
49° de termijnen te bepalen waarvan sprake in artikelen 8 en 9 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
50° op te treden als de ambtenaar met raadgevende stem die op de algemene vergadering van de polders en de waterlopen uitgenodigd moet worden met toepassing van artikel 19 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en artikel 18 van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders; 51° de toestemming te geven waarvan sprake in artikel 81 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en van de wet van 3 juni 1957 betreffende polders;
52° Op te treden als de aangewezen bevoegde ambtenaar zoals bedoeld in artikelen 82 (tweede lid), 83 (eerste lid), 88, 89, 90, 92 en 93 van de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen en van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
53° het verzoek te doen bedoeld in artikel 98 §§ 2 en 3 van de wet van 5 juli 19S6 betreffende de wateringen en in artikel 97 §§ 2 en 3 van de wet van 3 juni 1957 betreffende de polders;
54° in het kader van de uitvoering van de procedures voor de subsidiëring van werken, leveringen en diensten uitgaande van derden, de dossiers te viseren ten belope van 75 % van de bedragen vermeld in artikel 8 van dit besluit. Onder subsidiëring van werken, leveringen en diensten dient elke vorm van subsidiëring te worden verstaan.
§ 2. De directeur-generaal van de administratie ruimtelijke ordening, huisvesting en monumenten en landschappen wordt gemachtigd om binnen de perken van de bestaande regelgeving :
1° de besluiten van betaalbaarstelling te ondertekenen voor het toekennen van voordelen aan particulieren, bedoeld, eensdeels in de artikelen 57, 80ter, 84 en 96 van de Huisvestingscode, en anderdeels in de besluiten van de Vlaamse regering van 23 december 1987 en 31 juli 1991 met betrekking tot de toekenning van renovatiepremies en stads- en dorpsvernieuwingspremies aan particulieren;
2° woningen ongezond te erkennen, voor zover dit vereist is voor de toekenning van de in 1° vermelde voordelen;
3° alle uitgaven goed te keuren ter uitvoering van de overeenkomsten inzake verzekering tegen inkomensverlies, bedoeld in artikel 1, tweede lid van het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 1987 tot instelling van een huisvestingspremie;
4° alle maatregelen te nemen tot invordering van de wegens overtredingen op de betrokken besluiten terug te betalen bedragen;
5° handlichting, rangafstand en doorhaling te verlenen van de hypothecaire inschrijvingen die destijds werden genomen overeenkomstig artikel 52, derde lid van het wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten;
6° het gewest te vertegenwoordigen bij elk onroerend beslag betreffende een woning waarvoor een hypothecaire inschrijving werd genomen zoals bedoeld in 5°;
7° behoudens wat de handlichting en het toestaan van de rangafstand betreft, aan de eerste klerk van de instrumenterende notaris volmacht geven om de in 5°en 6° gedelegeerde bevoegdheden uit te oefenen;
(8° in het kader van de in 1° bedoelde regelgeving :
a) een termijnverlenging van ten hoogste twee jaar te verlenen voor de uitvoering van bouw-, sanerings- en/of renovatiewerken of voor de indiening van het bewijs ervan;
b) een afwijking te verlenen op de volumenorm van nieuwbouwwoningen (...), wanneer de overschrijding in rechtstreeks verband staat, hetzij met een handicap of een verminderde mobiliteit van een gezinslid, hetzij met stedenbouwkundige voorschriften; <MB 2000-06-21/31, Art. 1, 1°, 003; En vigueur : 21-06-2000>
c) een afwijking om bouwtechnische redenen tot ten hoogste 1,5 m2 te verlenen op de minimumoppervlaktenorm voor nieuwbouwwoningen, in het bijzonder voor de berekening onder een hellend dak;
d) rekening houden met de situatie van feitelijk gescheiden personen bij de interpretatie van het begrip " aanvrager " voor zover de feitelijke scheiding een definitief karakter heeft;
e) toestemming te verlenen tot inwoning van bijkomende personen voor zover de woning waarop het voordeel betrekking heeft, daardoor niet overbewoond wordt.) <MB 1997-02-14/32, Art. M, 002; En vigueur : 01-03-1997>
(f) te beslissen over het al dan niet terugbetalen van de reeds bekomen tegemoetkomingen, als op basis van de ingediende bewijsstukken of van het verslag van het nieuwe onderzoek blijkt dat de renovatiewerken niet binnen de gestelde termijn zijn uitgevoerd.) <MB 2000-06-21/31, Art. 1, 2°, 003; En vigueur : 21-06-2000>
9° (bij het niet nakomen van de eventuele verbintenissen tot bewoning en niet vervreemding, opgenomen in de regelgeving bedoeld in 1° :
a) te beslissen over het al dan niet terugvorderen van door particulieren verkregen voordelen;
b) vrijstelling van terugbetaling toe te staan van ingevorderde, door particulieren verkregen voordelen;
c) toestemming te geven tot gespreide terugbetaling van ingevorderde door particulieren verkregen voordelen.) <MB 2000-06-21/31, Art. 1, 3°, 003; En vigueur : 21-06-2000>
(10° wat de toepassing betreft van het besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1992 tot uitvoering van artikel 49 van het decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992 :
a) binnen de perken van de criteria vastgesteld door de minister, bevoegd voor Huisvesting :
- de goedkeuring te verlenen, bedoeld in artikel 18, § 2, 3°, van voormeld besluit;
- te beslissen over de aanvragen tot afwijking, bedoeld in 4° van dezelfde bepaling;
b) binnen de perken van de bedragen, opgenomen in de definitieve ministeriële machtiging, de rentesubsidies, tegemoetkomingen en huursubsidies betaalbaar te stellen;) <MB 1997-02-14/32, Art. M, 002; En vigueur : 01-03-1997>
(c) de voorafgaande schriftelijke toestemming te verlenen, en te beslissen over de aard van de afwijking, bedoeld in artikel 24bis, tweede lid van voormeld besluit.) <MB 2000-06-21/31, Art. 1, 4°, 003; En vigueur : 21-06-2000>
(11° wat de toepassing betreft van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1996 houdende de subsidiëring van de renovatie van woningen en gebouwen en van de bouw van nieuwe sociale woningen, en binnen de perken van de criteria, vermeld in 10°, a),
- te beslissen over de aanvragen tot afwijking, bedoeld in artikel 8, § 2, tweede lid, 3°, van voormeld besluit;
- de goedkeuring te verlenen, bedoeld in 5° van dezelfde bepaling;) <MB 1997-02-14/32, Art. M, 002; En vigueur : 01-03-1997>
(12° de besluiten van betaalbaarstelling te ondertekenen :
a) met betrekking tot de huurverminderingen voor grote gezinnen, in toepassing van de bepalingen van het sociaal huurstelsel overeenkomstig artikel 80ter van de huisvestingscode;
b) met betrekking tot de huurcompensaties voor de in toepassing van de besluiten van de Vlaamse regering van 19 mei 1987 en 4 april 1990 bij ministerieel besluit goedgekeurde dossiers;
c) bij toepassing van de artikelen 94, eerste lid, a) en 95 van de huisvestingscode in het kader van het sociale gronden pandenbeleid.) <MB 1997-02-14/32, Art. M, 002; En vigueur : 01-03-1997>
(13° de betalingsstaten goed te keuren in toepassing van de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1983 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap " Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen " tot het aangaan van leningen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 11 mei 1999.
14° de betalingsplannen goed te keuren, bedoeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 juli 1994 houdende regeling tot de toekenning van subsidies aan de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij voor de financiering van haar investeringsprogramma, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 23 november 1994, 2 april 1996, 15 juli 1997 en 11 mei 1999.
15° de goedkeuring te verlenen, bedoeld in artikel 12, § 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 oktober 1997 houdende bepaling van de erkenning- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren.
16° de goedkeuring te verlenen, bedoeld in artikel 8, § 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 18 november 1997 houdende de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden voor de samenwerkings- en overlegstructuur van de erkende sociale verhuurkantoren.
17° een afwijking te verlenen, bedoeld in artikel 5, vijfde lid van het besluit van de Vlaamse regering van 11 december 1991 tot instelling van individuele huursubsidies en een installatiepremie bij het betrekken van een gezonde of aangepaste woning, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 24 juni 1992 en 16 mei 1995.) <MB 2000-06-21/31, Art. 1, 5°, 003; En vigueur : 21-06-2000>
(18° bij toepassing van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 tot instelling van een tegemoetkoming bij het bouwen van een nieuwe woning of bij het uitvoeren van werken aan een woning :
a) al dan niet in beroep, definitief te beslissen over het toekennen of weigeren van de tegemoetkomingen en de betreffende betaalbaarstellingen te ondertekenen
b) te oordelen of een kind, na voorlegging van bewijzen, kan worden beschouwd als persoon ten laste.) <MB 2001-03-08/39, Art. 9, 004; En vigueur : 01-03-2001>
§ 3. De in deze afdeling vermelde bedragen zijn exclusief de belasting over de toegevoegde waarde.
Sectie 4. Gemeenschappelijke bepalingen (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
Artikel 12 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) § 1. De leidend ambtenaar subdelegeert - na overleg met de secretaris-generaal - de hiervoor in aanmerking komende gedelegeerde bevoegdheden aan ambtenaren van zijn administratie, tot op het meest functionele niveau. Elke subdelegatie wordt meegedeeld aan het Rekenhof en aan de minister.
§ 2. Bij gebruik van de in de afdelingen 2 en 3 van dit hoofdstuk bedoelde delegaties, plaatst de delegatiehouder boven de vermelding van zijn graad en zijn handtekening en formule "Namens de Vlaamse minister voor...".
Artikel 13 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Over het gebruik van de in de afdelingen 2 en 3 bedoelde bevoegdheden wordt driemaandelijks gerapporteerd door middel van een activiteitenverslag dat aan de minister wordt meegedeeld via de secretarisgeneraal.
Artikel 14 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) De minister kan te allen tijde de verleende delegaties of subdelegaties geheel of gedeeltelijk intrekken en individuele dossiers aan zich trekken.
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen (zie NOTA onder OPSCHRIFT)
Artikel 15 (zie NOTA onder OPSCHRIFT) Opgeheven worden : 1° het ministerieel besluit van 19 oktober 1982 houdende verlenen van delegatie van bevoegdheid aan ambtenaren van het Ministerie van Openbare Werken die hun medewerking verlenen aan het Vlaams regionaal beleid inzake de uitvoering van de infrastructuuruitrustingen bedoeld in artikel 80 van de huisvestingscode en het koninklijk besluit van 30 maart 1989;
2° het ministerieel besluit van 5 september 1985 houdende delegatie van bevoegdheden inzake leefmilieu aan bepaalde ambtenaren van de administratie voor ruimtelijke ordening en leefmilieu;
3° het ministerieel besluit van 19 september 1985 houdende delegatie inzake landinrichting aan bepaalde ambtenaren van de administratie voor ruimtelijke ordening en leefmilieu;
4° het ministerieel besluit van 11 december 1990 houdende delegatie van bevoegdheid aan ambtenaren van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - administratie voor Huisvesting;
5° het ministerieel besluit van 3 juni 1991 houdende overdracht aan de directeur-generaal van de administratie milieu, natuur en landinrichting van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
6° het ministerieel besluit van 22 oktober 1991 houdende overdracht aan de directeur-generaal van de administratie milieu, natuur en landinrichting van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;
Brussel, 17 maart 1995.
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting,
N. DE BATSELIER