Wet op het industrieel leerlingwezen]

Date :
19-07-1983
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
23 pages
Section :
Législation
Source :
Numac 1983A12631

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.
Titel 1. [1Toepassingsgebied en definities]1
Artikel 1<W 1987-07-24/32, Art. 2, 002; En vigueur : 07-09-1987> [2 De bepalingen van deze wet hebben betrekking op het leerlingwezen voor beroepen die uitgeoefend worden door werknemers in loondienst, met uitzondering van de dienstboden, en die niet tot een zelfstandig beroep leiden]2.
  [2 ...]2
  [2 ...]2

Artikel 1BIS [3 Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
   1. industrieel leerlingwezen: opleiding in het kader van het leerlingwezen voor beroepen die uitgeoefend worden door werknemers in loondienst, met uitzondering van de dienstboden, en die niet tot een zelfstandig beroep leiden;
   2. commissie voor industriële leerovereenkomsten: de commissie opgericht bij artikel 49;
   3. Instituut: het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's overeenkomstig het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's.]3

Artikel 2[4 Een onderneming mag een industriële leerling opleiden per aangevangen groep van tien werknemers.]4

Titel 2. [5De industriële leerovereenkomst ]5
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 3De [6 industriële leerovereenkomst]6 is een overeenkomst voor bepaalde tijd waarbij de patroon de verbintenis aangaat de [6 industriële leerling]6 een opleiding te verstrekken of te laten verstrekken met het oog op het uitoefenen van het gekozen beroep, en waarbij de [6 industriële leerling]6 zich ertoe verbindt de praktijk van het beroep onder het gezag van de patroon aan te leren en onder diens toezicht de voor zijn opleiding noodzakelijke leergangen te volgen.

Artikel 4(§ 1. De [7 industriële leerovereenkomst]7 kan enkel gesloten worden door een jongere die voldaan heeft aan de voltijdse leerplicht.
  Bovendien moet de [7 industriële leerovereenkomst]7, wat de [7 industriële leerling]7 betreft, gesloten worden vóór de leeftijd van 18 jaar.) <W 1998-05-06/35, Art. 3, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  § 2. (In afwijking van § 1, kan het in artikel 47 bedoeld [7 industrieel leerreglement]7 de in § 1, tweede lid, bepaalde leeftijdsgrens verhogen en de eventuele voorwaarden bepalen waaronder de verhoogde leeftijdsgrens toegepast mag worden.) <W 2007-04-25/38, Art. 64, 007; En vigueur : 18-05-2007>

Artikel 5(§ 1. De [8 industriële leerovereenkomst]8 mag enkel worden gesloten voor de beroepen die overeenkomstig artikel 47 in het [8 industrieel leerreglement]8 werden vastgesteld.
  De [8 industriële leerovereenkomst]8 mag enkel gesloten worden door een overeenkomstig artikel 43 erkende patroon.
  De jongere die voor een bepaald beroep met succes een volledige opleidingscyclus heeft beëindigd en aldus in het bezit is van een diploma of getuigschrift dat bewijst dat hij in dat beroep een zekere scholingsgraad bezit, mag geen [8 industriële leerovereenkomst]8meer sluiten met het oog op het bereiken van diezelfde scholingsgraad in dat beroep.
  § 2. De [8 industriële leerovereenkomst]8 die werd gesloten in strijd met een van de bepalingen van § 1, wordt beschouwd als een arbeidsovereenkomst.) <W 1998-05-06/35, Art. 4, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 6(Elke [9 industriële leerovereenkomst]9 moet voor iedere [9 industriële leerling]9 afzonderlijk, schriftelijk en volgens het in het artikel 47 bedoeld [9 ndustrieel leerreglement]9 vastgesteld model van leerovereenkomst worden vastgesteld, uiterlijk op het tijdstip waarop de [9 industriële leerling]9 in dienst treedt.) <W 1998-05-06/35, Art. 5, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 7De [10 industriële leerovereenkomst]10 bevat tenminste de volgende bepalingen en vermeldingen:
  1° de aard, het voorwerp en de duur van de [10 industriële leerovereenkomst]10;
  2° (de naam, voornamen, datum van geboorte en woonplaats van de patroon, alsook de datum waarop hij overeenkomstig artikel 43 werd erkend voor het beroep, voor het aanleren waarvan de [10 industriële leerovereenkomst]10 wordt gesloten;) <W 1998-05-06/35, Art. 6, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  3° de zetel van de onderneming en de plaats waar de opleiding geschiedt;
  4° de naam, voornamen, plaats en datum van geboorte, woonplaats en nationaliteit van de [10 industriële leerling]10;
  5° de naam, voornamen, woonplaats en nationaliteit van de wettelijke vertegenwoordiger (vader, moeder, voogd);,
  5°bis (ingevoegd bij W 1998-05-06/35, Art. 6, En vigueur : 01-01-1998) in voorkomend geval, de naam, voornamen, datum van geboorte en woonplaats van de opleidingsverantwoordelijke, alsook de datum waarop hij overeenkomstig artikel 43 werd erkend voor het beroep, voor het aanleren waarvan de [10 industriële leerovereenkomst]10 wordt gesloten;
  6° (in voorkomend geval, de naam, voornamen, plaats en datum van geboorte, woonplaats en nationaliteit van de instructeur, alsook het aantal jaren praktijk van deze laatste in het door de [10 industriële leerling]10 gekozen beroep;) <W 1987-07-24/32, Art. 4, 002; En vigueur : 07-09-1987>
  6°bis (ingevoegd bij W 1998-05-06/35, Art. 6, En vigueur : 01-01-1998) de benaming en het adres van de instelling waar de [10 industriële leerling]10de aanvullende theoretische opleiding en de algemene vorming volgt;
  7° de datum van inwerkingtreding van de [10 industriële leerovereenkomst]10;
  8° de duur van de proeftijd wanneer deze meer dan een maand beloopt;
  8°bis (ingevoegd bij W 1998-05-06/35, Art. 6, En vigueur : 01-01-1998) het alterneringsschema, waarin enerzijds de tijdstippen vermeld worden waarop de [10 industriële leerling]10 de praktische opleiding in de onderneming volgt, en anderzijds de tijdstippen waarop hij de aanvullende theoretische opleiding en de algemene vorming volgt, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het in artikel 47 bedoeld [10 industrieel leerreglement]10;
  9° (het bedrag van de aan de [10 industriële leerling]10 te betalen vergoeding, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 25;) <W 1998-05-06/35, Art. 6, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  10° de [10 rechten en plichten]10 van de partijen;
  11° het overeenkomstig artikel 47 opgesteld [10 industrieel leerreglement]10;
  12° het door de patroon opgesteld individueel opleidingsprogramma overeenkomstig artikel 23[10 ;]10
  [10 het bevoegd paritair comité;]10
  [10 14° een verklaring van de functie van de commissie voor industriële leerovereenkomsten en haar contactgegevens.]10

Artikel 8Onverminderd de bepalingen van artikel 5, (§2), is elke [11 industriële leerovereenkomst]11 waarbij een patroon een [11 industriële leerling]11 in dienst neemt om hem een opleiding te verstrekken nietig indien zij niet is gesloten overeenkomstig de bepalingen van deze wet. <W 1998-05-06/35, Art. 7, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 9De nietigheid van de [12 industriële leerovereenkomst]12 bedoeld in artikel 8 kan niet worden ingeroepen ten aanzien van de rechten van de [12 industriële leerling]12 die voortvloeien uit de toepassing van deze wet.
  Hetzelfde geldt wanneer de nietigheid van de [12industriële leerovereenkomst ]12 voortvloeit uit een inbreuk op de bepalingen die de arbeidsverhoudingen regelen of uit de uitvoering van praktische taken in de speelzalen.

Artikel 10Alle met de bepalingen van deze wet en van de besluiten tot uitvoering ervan strijdige bedingen zijn nietig voor zover zij ertoe strekken de rechten van de [13 industriële leerling]13 in te korten of zijn verplichtingen te verzwaren.

Artikel 11<W 1992-07-20/31, Art. 4, 003; En vigueur : 01-09-1992> De minderjarige is met uitdrukkelijke of stilzwijgende machtiging van zijn vader of van zijn moeder of van zijn voogd rechtsbekwaam een [14 industriële leerovereenkomst]14 te sluiten en te beëindigen.
  Bij ontstentenis van die machtiging kan de jeugdrechtbank die verlenen op verzoek van het openbaar ministerie of van een familielid. De vader, de moeder of de voogd wordt vooraf gehoord of opgeroepen.

Artikel 12<W 1992-07-20/31, Art. 5, 003; En vigueur : 01-09-1992> De [15 industriële leerovereenkomst]15 wordt geacht een proeftijd te bevatten waarvan de duur niet minder dan één maand en niet meer dan drie maanden mag bedragen.
  Indien de [15 industriële leerovereenkomst]15geen proeftijd vermeldt of de duur ervan niet duidelijk bepaalt, bedraagt hij één maand.

Artikel 13<W 1987-07-24/32, Art. 5, 002; En vigueur : 07-09-1987> (De duur van de [16 industriële leerovereenkomst]16 is gelijk aan de in het in artikel 47 bedoeld [16 industrieel leerreglement]16 vastgestelde duur van de [16 industriële leertijd-1, zonder minder dan zes maanden te mogen bedragen.) <W 1998-05-06/35, Art. 8, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  Indien het aanleren van een beroep het vereist, kan de [16 industriële leerling]16, met de instemming van [16 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]16, één of meer opeenvolgende [16 industriële leerovereenkomsten]16 sluiten met verschillende patroons. (In dit geval kan [16 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]16 voor elke [16 industriële leerovereenkomst]16 een duur vaststellen die minder dan zes maanden bedraagt, zonder dat echter die duur minder dan drie maanden mag bedragen.) <W 1992-07-20/31, Art. 6, 003; En vigueur : 01-09-1992>

Artikel 14De [17 industriële leerlingen]17 en hun patroons mogen zich niet vooraf verbinden geschillen die uit de [17 industriële leerovereenkomst]17 kunnen ontstaan aan scheidsrechters voor te leggen.

Artikel 15Onverminderd het bepaalde in artikel 11, kan de rechter die bevoegd is om kennis te nemen van de geschillen betreffende de in deze wet bedoelde [18 industriële leerovereenkomst]18 een voogd ad hoc aanstellen om de verhinderde wettelijke vertegenwoordiger in het geding te vervangen.

Artikel 16De rechtsvorderingen die uit de [19 industriële leerovereenkomst]19 ontstaan, verjaren één jaar na het eindigen van deze [19 industriële leerovereenkomst]19 of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan, zonder dat deze termijn één jaar na het eindigen van deze [19 industriële leerovereenkomst]19 mag overschrijden.

Hoofdstuk 2. [20Rechten en plichten van de partijen ]20
Artikel 17De patroon en de [21 industriële leerling]21 zijn elkaar eerbied en achting verschuldigd.
  Gedurende de uitvoering van de [21 industriële leerovereenkomst]21 moeten zij de welvoeglijkheid en de goede zeden in acht nemen en doen in acht nemen.
  Zij zijn onderworpen aan de bepalingen van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen.

Artikel 18De [22 industriële leerling]22 is verplicht:
  1° zijn taken zorgvuldig, eerlijk en nauwkeurig te verrichten, op tijd, plaats en wijze zoals is overeengekomen;
  2° de vorming te volgen en zich aan te melden voor de proeven die overeenkomstig deze wet worden georganiseerd;
  3° te handelen volgens de bevelen en de instructies die hem worden gegeven door de patroon, zijn lasthebbers of zijn aangestelden, met het oog op de uitvoering van de [22 industriële leerovereenkomst]22;
  4° zowel gedurende de [22 industriële leerovereenkomst]22 als na het beëindigen daarvan, zich ervan te onthouden:
  a) fabrieksgeheimen, zakengeheimen of geheimen in verband met persoonlijke of vertrouwelijke aangelegenheden, waarvan hij door zijn aanwezigheid bij de patroon kennis kan hebben, bekend te maken;
  b) daden van oneerlijke concurrentie te verrichten of daaraan mede te werken;
  5° zich te onthouden van al wat schade kan berokkenen, hetzij aan zijn eigen veiligheid, hetzij aan die van zijn medeleerlingen en medewerknemers, van de patroon of van derden en zich inzonderheid te onderwerpen aan de voor het beroep geldende maatregelen inzake veiligheid en gezondheid;
  6° het hem toevertrouwde arbeidsgereedschap en de ongebruikte grondstoffen in goede staat aan de patroon terug te geven.

Artikel 19Ingeval de [23 industriële leerling]23 bij de uitvoering van zijn [23 industriële leerovereenkomst]23 de patroon of derden schade berokkent, is hij enkel aansprakelijk voor bedrog en zware schuld.
  Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.
  Op straffe van nietigheid mag niet worden afgeweken van de bij het eerste en het tweede lid vastgestelde aansprakelijkheid, tenzij, en alleen wat de aansprakelijkheid tegenover de patroon betreft, bij [23 een besluit van de Regering]23.
  De patroon kan de vergoedingen en de schadeloosstellingen die hem krachtens dit artikel verschuldigd zijn en die na de feiten met de [23 industriële leerling]23 zijn overeengekomen of door de rechter zijn vastgesteld, op de aan de [23 industriële leerling]23 ter uitvoering van de [23 industriële leerovereenkomst]23 te betalen vergoeding inhouden in de voorwaarden bepaald bij artikel 23 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

Artikel 20De [24 industriële leerling]24 is niet verantwoordelijk voor de beschadigingen of de sleet, toe te schrijven aan het regelmatig gebruik van het voorwerp, noch voor het toevallig verlies ervan.
  Is het werk eenmaal in ontvangst genomen, dan is hij niet meer aansprakelijk voor het gebrekkig werk.

Artikel 21De patroon is verplicht de [25 industriële leerling]25 vóór zijn indiensttreding in de onderneming te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek door de arbeidsgeneesheer.
  De [25 industriële leerovereenkomst]25 heeft slechts uitwerking vanaf het ogenblik dat de [25 industriële leerling]25 lichamelijk geschikt wordt bevonden voor de uitoefening van het beroep waarvoor de [25 industriële leertijd]25 werd aangevat.

Artikel 22<W 1987-07-24/32, Art. 6, 002; En vigueur : 07-09-1987> (De patroon moet persoonlijk instaan voor de opleiding van de [26 industriële leerling]26.
  Indien hij evenwel niet over de in artikel 43 bepaalde praktijkervaring beschikt, of indien hij zelf reeds instaat voor de opleiding in een bepaald beroep en [26 industriële leerlingen]26 wil opleiden in bijkomende beroepen, moet hij per beroep een opleidingsverantwoordelijke in de onderneming aanduiden.
  Eventueel duidt de patroon één of meer instructeurs aan die onder zijn verantwoordelijkheid of, in voorkomend geval, die van de opleidingsverantwoordelijke, belast worden met de opleiding van de [26 industriële leerling]26.
  De patroon is in elk geval verplicht dergelijke instructeur(s) aan te duiden, indien de overeenkomstig het tweede lid aangeduide opleidingsverantwoordelijke evenmin over de in artikel 43 bepaalde praktijkervaring beschikt.) <W 1998-05-06/35, Art. 9, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  Wanneer de onderneming een rechtspersoon is, is de patroon de natuurlijke persoon, belast met het effectieve beheer en gemachtigd deze rechtspersoon te binden.

Artikel 23<W 1987-07-24/32, Art. 7, 002; En vigueur : 07-09-1987> (De patroon of de opleidingsverantwoordelijke in de onderneming stelt voor elke [27 industriële leerling]27 een individueel opleidingsprogramma op, dat opgemaakt wordt overeenkomstig het in artikel 50 bedoelde model van opleidingsprogramma. In voorkomend geval pleegt hij vooraf overleg met de instructeur belast met de opleiding van de [27 industriële leerling]27 in de onderneming, evenals met de verantwoordelijke(n) van de instelling waar de theoretische en de algemene opleidingen zullen verstrekt worden.) <W 1992-07-20/31, Art. 7, 003; En vigueur : 01-09-1992>
  Dit opleidingsprogramma wordt opgenomen in een opleidingsboekje, bij te houden voor iedere [27 industriële leerling]27 door de patroon, de opleidingsverantwoordelijke in de onderneming of de instructeur belast met de opleiding van de [27 industriële leerling]27 in de onderneming.
  De patroon of de opleidingsverantwoordelijke in de onderneming deelt aan [27 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]27, op eigen initiatief of op diens verzoek, alle inlichtingen mede betreffende de opleiding van de [27 industriële leerling]27 in de onderneming.

Artikel 24De patroon is bovendien verplicht:
  1° erover te waken dat de vorming, zoals bepaald door de [28 industriële leerovereenkomst]28, gegeven wordt aan de [28 industriële leerling]28 ten einde hem voor te bereiden op de uitoefening van het door hem gekozen beroep;
  2° (erover te waken dat het opleidingsboekje regelmatig, naar gelang van het verloop van de opleidingsactiviteiten, bijgehouden wordt door de opleidingsverantwoordelijke of de instructeur;) <W 1987-07-24/32, Art. 8, 002; En vigueur : 07-09-1987>
  3° de [28 industriële leerling]28 in staat te stellen de voor zijn opleiding noodzakelijke leergangen te volgen;
  4° de [28 industriële leerling]28 de voor zijn opleiding noodzakelijke taken te laten verrichten op de wijze, tijd en plaats zoals is overeengekomen en in overeenstemming met de bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid, zo de omstandigheden dit vereisen en behoudens strijdige bepaling, door de voor het aanleren van het beroep nodige hulp, hulpmiddelen en grondstoffen ter beschikking te stellen;
  5° als een goed huisvader te zorgen dat de praktische taken worden verricht in behoorlijke omstandigheden met betrekking tot de veiligheid en de gezondheid van de [28 industriële leerling]28 overeenkomstig de voorschriften van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming waarvan de bepalingen betreffende de arbeidshygiëne alsmede de veiligheid en de gezondheid van de arbeiders ook gelden ten aanzien van de [28 industriële leerling]28 die, voor de toepassing ervan, worden gelijkgesteld met de werknemers;
  6° de [28 industriële leerling]28 geen praktische taken te doen verrichten die vreemd zijn aan het beroep waarvoor hij wordt gevormd, geen vormende waarde hebben, schadelijk kunnen zijn of die krachtens wettelijke en reglementaire bepalingen aan jonge werknemers van dezelfde leeftijd verboden zijn;
  7° de [28 industriële leerling]28 er niet toe te verplichten sommige taken thuis te verrichten;
  8° de in artikel 25 bepaalde vergoeding te betalen op de wijze, tijd en plaats zoals is overeengekomen;
  9° de [28 industriële leerling]28 behoorlijk te huisvesten en gezond en voldoende voedsel te verstrekken, ingeval hij de verbintenis heeft aangegaan om hem kost en inwoning te verschaffen;
  10° de [28 industriële leerling]28 de nodige tijd te geven om zijn geloofsplichten alsmede zijn burgerlijke verplichtingen die uit de wet voortvloeien, te vervullen;
  11° de nodige zorg en aandacht te wijden aan het onthaal van de [28 industriële leerlingen]28;
  12° als een goed huisvader te zorgen voor het arbeidsgereedschap dat aan de [28 industriële leerling]28 toebehoort alsmede voor de persoonlijke voorwerpen welke door deze laatste in bewaring moeten worden gegeven; in geen geval mag de patroon dat arbeidsgereedschap of die persoonlijke voorwerpen weigeren terug te geven;
  [28 het arbeidsreglement aan de industriële leerling te overhandigen.]28

Artikel 25(§ 1. De [29 industriële leerling]29 ontvangt van de patroon een maandelijkse [29 industriële leervergoeding]29 die zowel voor de praktijkopleiding in de onderneming als voor de aanvullende theoretische opleiding en de algemene vorming verschuldigd is.
  § 2. De berekeningswijze van de aan de [29 industriële leerling]29 verschuldigde maandelijkse [29 industriële leervergoeding]29 wordt bepaald in het in artikel 47 bedoeld [29 industrieel leerreglement ]29, zonder dat het aldus bekomen bedrag hoger mag zijn dan het op de [29 industriële leerling]29 toepasselijk maximum, vastgesteld overeenkomstig het tweede lid van deze paragraaf
  [29 Na advies van het Instituut legt de Regering het op de industriële leerling toepasselijk maximum van de maandelijkse industriële leervergoeding vast]29, in de vorm van een percentage van het nationaal gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen, zoals bepaald voor de werknemers van 21 jaar bij collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in de Nationale Arbeidsraad.
  Dit percentage varieert en evolueert in functie van criteria [29 die de Regering bepaalt, na advies van het Instituut]29.
  § 3. [29 Na advies van het Instituut bepaalt de Regering:]29 :
  1° de voorwaarden en modaliteiten volgens dewelke de patroon het bedrag van de in § 2 bedoelde maandelijkse [29 "industriële leervergoeding]29 mag verminderen wanneer de [29 industriële leerling]29 ongewettigd afwezig is van de aanvullende theoretische opleiding en de algemene vorming;
  2° de manier waarop het bedrag van de overeenkomstig § 2 vastgestelde maandelijkse [29industriële leervergoeding ]29 moet afgerond worden.
  § 4. De in dit artikel bedoelde [29 industriële leervergoeding]29 wordt beschouwd als loon in de zin van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.) <W 1998-05-06/35, Art. 10, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 26De [30 industriële leerling]30 mag niet tegen prestatieloon worden vergoed.

Artikel 27 <W 1992-07-20/31, Art. 8, 003; En vigueur : 01-09-1992> De patroon of de derde die de vergoeding eventueel is verschuldigd, stelt de minderjarige op geldige wijze zijn vergoeding ter hand, tenzij verzet is gedaan door de vader, de moeder of de voogd van de minderjarige.

Artikel 28 Indien het belang van de minderjarige dit vereist, kan de jeugdrechtbank op verzoek van het openbaar ministerie of een lid van de familie, de minderjarige machtigen de vergoeding te ontvangen en er geheel of gedeeltelijk over te beschikken of voor hem een te allen tijde afzetbare bijzondere voogd aanstellen, gelast over deze vergoeding te beschikken voor de behoeften van de onmondige. De vader, de moeder of de voogd worden vooraf gehoord of opgeroepen.

Artikel 29Bij het einde van de [31 industriële leerovereenkomst]31 is de patroon verplicht de [31 industriële leerling]31 (alle sociale documenten en) een getuigschrift te overhandigen waarop enkel de begin- en de einddatum van de [31 industriële leerovereenkomst]31 en de aard van de verrichte taken worden vermeld. <W 1992-07-20/31, Art. 9, 003; En vigueur : 01-09-1992>
  Dat getuigschrift mag geen enkele andere vermelding bevatten, tenzij op uitdrukkelijk verzoek van de [31 industriële leerling]31.

Artikel 30 De patroon is aansprakelijk voor het gebrekkig werk, te wijten aan de slechte hoedanigheid van de door hem geleverde grondstoffen, gegevens, gereedschappen of apparatuur.

Artikel 31[32 De patroon mag als voorwaarde voor het in dienst nemen van een [33 industriële leerling]33 aan de [33 industriële leerling]33 niet de verplichting opleggen om een borgsom in te brengen, om, onder welke vorm dan ook, roerende effecten zoals obligaties, aandelen, deelbewijzen of participaties aan te kopen, erop in te schrijven of uit te wisselen of intrestaandelen te storten of geldsommen te overhandigen.
   Elk andersluidend beding is nietig.
   Bij overtreding van het eerste lid, is de patroon ertoe gehouden om de [33 industriële leerling]33 de onrechtmatig van deze laatste geëiste sommen te betalen, verhoogd met 10 %, alsook de intresten tegen wettelijke intrestvoet vanaf de datum van de afgifte of betaling door de [33 industriële leerling]33. De rechter kan de leerling een hogere schadevergoeding toekennen wanneer die het bestaan en de omvang van de door hem geleden schade kan aantonen.]32

Hoofdstuk 3. (SCHORSING EN VERLENGING VAN DE UITVOERING VAN DE [34 industriële leerovereenkomst]34) <W 1992-07-20/31, Art. 10, En vigueur : 01-09-1992>

Artikel 32(De uitvoering van de [35 industriële leerovereenkomst]35 wordt geschorst onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde gevallen als die bepaald in de wetgeving die van toepassing is op de arbeidsovereenkomst van de werknemer die het beroep uitoefent dat het voorwerp uitmaakt van de [35 industriële leerovereenkomst]35 en wiens vakbekwaamheid de leerling wil bereiken.
  Gedurende de schorsing van de uitvoering van de [35 industriële leerovereenkomst]35 geniet de [35 industriële leerling]35, wat zijn vergoeding betreft, dezelfde waarborgen als die welke gelden voor het loon van de werknemer die het beroep uitoefent dat het voorwerp uitmaakt van de [35 industriële leerovereenkomst]35 en wiens vakbekwaamheid de [35 industriële leerling]35 wil bereiken.) <W 1998-05-06/35, Art. 11, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 33(Wanneer de uitvoering van de [36 industriële leerovereenkomst]36 geschorst wordt met ten hoogste een maand, kan de leerovereenkomst verlengd worden in onderlinge afspraak tussen de partijen. Zij bepalen eveneens in onderlinge afspraak de duur van de verlenging, die echter niet meer mag bedragen dan een maand.
  Wanneer de uitvoering van de [36 industriële leerovereenkomst]36 geschorst wordt gedurende meer dan een maand, is de patroon verplicht [36 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]36 daarvan in kennis te stellen, en kan [36 deze commissie]36, onverminderd de bepalingen van artikel 39, de [36 industriële leerovereenkomst]36 verlengen met een periode die het in overleg met de patroon en de verantwoordelijke(n) van de opleidingsinstelling bepaalt, teneinde de [36 industriële leerling]36 in staat te stellen de proeven aan het einde van de [36 industriële leertijd]36 af te leggen.
  De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn eveneens van toepassing wanneer de [36 industriële leerovereenkomst]36 eindigt tijdens de schorsing van de uitvoering ervan.) <W 1998-05-06/35, Art. 12, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 34De patroon kan tegen derden die aansprakelijk zijn voor de ongevallen, de arbeidsongevallen, de ongevallen op de weg naar of van het werk en de beroepsziekten die een schorsing van de uitvoering van de [37 industriële leerovereenkomst]37 hebben veroorzaakt, een rechtsvordering instellen tot terugbetaling van de vergoeding die aan het slachtoffer is betaald en van de sociale bijdragen waartoe hij door de wet of door een individuele of collectieve arbeidsovereenkomst is gehouden.

Artikel 34BIS<Ingevoegd bij W 1992-07-20/31, Art. 13, En vigueur : 01-09-1992> Wanneer de [38 industriële leerling]38 niet voldaan heeft voor de overeenkomstig de wet georganiseerde proeven, kan de [38 industriële leerovereenkomst]38, onverminderd de bepalingen van artikel 33, verlengd worden onder de door [38 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]38 bepaalde voorwaarden en modaliteiten. [38 De commissie voor industriële leerovereenkomsten]38 bepaalt de duur van deze verlenging om het de [38 industriële leerling]38 mogelijk te maken de eindproeven van het [38 industriële leerlingwezen]38 alsnog of opnieuw af te leggen, rekening houdend met de mogelijkheden die door de wetgeving betreffende het onderwijs worden geboden.

Hoofdstuk 4. [39Einde van de industriële leerovereenkomst]39
Artikel 35Behoudens de algemene wijzen waarop de verbintenissen tenietgaan, neemt de [40 industriële leerovereenkomst]40 een einde:
  1° door de afloop van de termijn;
  2° door de dood van de [40 industriële leerling]40;
  3° door overmacht, wanneer deze tot gevolg heeft dat de uitvoering van de [40 industriële leerovereenkomst]40 voorgoed onmogelijk wordt;
  4° door de wil van één der partijen, tijdens de proeftijd of ingeval een dringende reden tot beëindiging bestaat;
  5° (...) <W 1998-05-06/35, Art. 13, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  6° op verzoek van de [40 industriële leerling]40 wanneer zich één der gevallen voordoet, voorzien in artikel 36, eerste of tweede lid;
  7° wanneer de patroon de verplichtingen niet nakomt die hem zijn opgelegd door artikel 24 van deze wet en door de opleidingsprogramma's bedoeld in de artikelen 23 en 50. De beëindiging van de [40 industriële leerovereenkomst]40 houdt voor de patroon de verplichting in aan de [40 industriële leerling]40 de vergoeding, bepaald in artikel 38, te betalen evenals een forfaitaire vergoeding die gelijk is aan het minimum brutoloon van drie maanden bepaald volgens de loonschaal die van toepassing is in de onderneming en waarop een werknemer wiens vakbekwaamheid de [40 industriële leerling]40 beoogt te bereiken, aanspraak kan maken.

Artikel 36Het overlijden, het faillissement of het kennelijk onvermogen van de patroon, evenals de sluiting van een onderneming die voortvloeit uit de maatregelen getroffen met toepassing van de wetgeving of de reglementering betreffende de vrijwaring van het leefmilieu maakt geen einde aan de [41 industriële leerovereenkomst]41 voor zover zulks niet de definitieve stopzetting van de activiteiten van de onderneming tot gevolg heeft.
  In geval van overname door een andere patroon, van samensmelting of opslorping van de onderneming, is de nieuwe patroon ertoe gehouden de door de vroegere patroon ten aanzien van de [41 industriële leerling]41 aangegane verbintenissen na te komen.

Artikel 37Elke partij kan de [42 industriële leerovereenkomst]42 zonder opzegging of voor het verstrijken van de termijn beëindigen om een dringende reden die aan het oordeel van de rechter wordt overgelaten en onverminderd alle eventuele schadeloosstellingen.
  Onder "dringende reden" wordt verstaan de ernstige tekortkoming die elke samenwerking in het kader van de opleiding tussen de patroon en de [42 industriële leerling]42 onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt.
  Ontslag om een dringende reden mag niet meer worden gegeven wanneer het feit ter rechtvaardiging ervan sedert ten minste drie werkdagen bekend is aan de partij die zich erop beroept.
  Alleen de dringende reden waarvan kennis is gegeven bij een ter post aangetekende brief, verzonden binnen drie werkdagen na het ontslag, kan worden aangevoerd ter rechtvaardiging van het ontslag voor het verstrijken van de termijn.

Artikel 37BIS(ingevoegd bij W 1998-05-06/35, Art. 14, En vigueur : 01-01-1998) § 1. Na de proeftijd kan elk van de partijen de [43 industriële leerovereenkomst]43 zonder opzegtermijn noch verbrekingsvergoeding opzeggen, wanneer er ernstige twijfels over rijzen dat de opleiding tot een goed einde kan worden gebracht en het derhalve niet zinvol lijkt ze voort te zetten.
  Indien de opzegging uitgaat van de [43 industriële leerling]43, geschiedt de kennisgeving van de opzegging, op straffe van nietigheid, door afgifte van een geschrift aan de patroon. De handtekening van de patroon op het duplicaat van dit geschrift geldt enkel als bericht van ontvangst van de kennisgeving. De kennisgeving kan ook geschieden hetzij bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot.
  Indien de opzegging uitgaat van de patroon, kan de kennisgeving van de opzegging, op straffe van nietigheid, enkel geschieden hetzij bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot, met dien verstande dat de [43 industriële leerling]43 die nietigheid niet kan dekken en dat ze door de rechter van ambtswege wordt vastgesteld.
  Op straffe van nietigheid dient de kennisgeving van de opzegging omstandig de motivatie van de opzegging van de [43 industriële leerovereenkomst]43 te vermelden, meer bepaald de feiten op grond waarvan de partij die de overeenkomst opzegt van oordeel is dat de opleiding niet tot een goed einde gebracht zal kunnen worden en het niet zinvol is de uitvoering van de [43 industriële leerovereenkomst]43 voort te zetten.
  § 2. In geval van betwisting van de in § 1, vierde lid, bedoelde motivatie, kan de meest gerede partij tegen de opzegging van de [43 industriële leerovereenkomst]43 beroep aantekenen bij [43 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]43.
  Op straffe van nietigheid dient dit beroep ingesteld te worden binnen de 15 dagen na de ontvangst van de kennisgeving van de opzegging en bij een ter post aangetekende brief die gericht wordt aan de voorzitter van [43 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]43 en waarbij in bijlage een afschrift van de kennisgeving van de opzegging moet worden gevoegd.
  § 3. [43 De bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]43 dient zich binnen de 60 dagen na de verzending van de in § 2, tweede lid, bedoelde ter post aangetekende brief, uit te spreken over de gegrondheid van de opzegging van de [43 industriële leerovereenkomst]43.
  Hierbij dient [43 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]43 de bij de [43 industriële leerovereenkomst]43 betrokken partijen te horen.
  De patroon is ertoe gehouden de [43 industriële leerling]43 in staat te stellen aanwezig te zijn op de vergadering van [43 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]43 tijdens dewelke de partijen overeenkomstig het vorige lid gehoord worden.
  Indien de voor de opzegging aangevoerde motivatie verband houdt met de aanvullende theoretische opleiding, de relatie tussen de praktische en de aanvullende theoretische opleiding of de relatie tussen de patroon en de instelling waar de aanvullende theoretische opleiding verstrekt wordt, dient [43 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]43 de verantwoordelijke(n) van die instelling een verslag te vragen.
  § 4. Indien [43 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]43 oordeelt dat de opzegging van de [43 industriële leerovereenkomst]43 niet of onvoldoende gegrond was, en het bij hem aangetekend beroep inwilligt :
  a) dient de uitvoering van de [43 industriële leerovereenkomst]43 voortgezet te worden, indien de betrokken partijen daarmee akkoord gaan, of
  b) dient de partij die de opzegging heeft gegeven, aan de andere partij de in artikel 38 bepaalde verbrekingsvergoeding te betalen, overeenkomstig de bepalingen van dat artikel.
  Indien [43 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]43 zich niet binnen de in § 3, eerste lid, bepaalde termijn uitspreekt, wordt het beroep geacht ongegrond te zijn.
  § 5. Na het verstrijken van de in § 3, eerste lid, bepaalde termijn, of nadat [43 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]43 zich overeenkomstig § 4 heeft uitgesproken, kan de meest gerede partij de zaak alsnog aanhangig maken bij de arbeidsrechtbank.
  § 6. Wanneer tegen de opzegging van de [43 industriële leerovereenkomst]43 geen beroep wordt ingesteld, of wannneer het beroep ongegrond wordt verklaard, of wanneer § 4, eerste lid, b), van toepassing is, eindigt de leerovereenkomst, naargelang het geval, op de dag van de ontvangst van het in § 1, tweede lid, bedoeld geschrift of van het in § 1 bedoeld gerechtsdeurwaardersexploot, of op de dag waarop de in § 1 bedoelde ter post aangetekende brief uitwerking heeft.
  Indien de uitvoering van de [43 industriële leerovereenkomst]43 overeenkomstig § 4, eerste lid, a), wordt voortgezet, wordt de periode tussen, enerzijds, de dag van de ontvangst van het in § 1, tweede lid, bedoeld geschrift of van het in § 1 bedoeld gerechtsdeurwaardersexploot, of de dag waarop de in § 1 bedoelde ter post aangetekende brief uitwerking heeft, en, anderzijds, de datum van de uitspraak van [43 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]43, beschouwd als een schorsing van de [43 industriële leerovereenkomst]43.

Artikel 38Behalve in de gevallen bepaald in (artikel 35, 4° en 6°, en onverminderd artikel 37bis) geeft de beëindiging van de [44 industriële leerovereenkomst]44 zonder dringende reden aanleiding tot betaling van een vergoeding die gelijk is aan het bedrag van de vergoeding die verschuldigd is aan de [44 industriële leerling]44 voor een periode van drie maanden of anderhalve maand, naargelang het ontslag door de patroon of door de [44 industriële leerling]44 wordt gegeven. <W 1998-05-06/35, Art. 15, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 39Onverminderd de bepalingen van artikel 35, 4°,en van artikel 37bis), kan de patroon de overeenkomst die sinds meer dan zes maanden wegens ongeval of ziekte is geschorst, beëindigen mits hij de [45 industriële leerling]45 de in artikel 38 bepaalde vergoeding betaalt. <W 1998-05-06/35, Art. 16, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 40Gedurende de tweede en de derde maand van de proeftijd kan elke partij de [46 industriële leerovereenkomst]46 beëindigen met inachtneming van een opzeggingstermijn van zeven dagen die ingaat op de dag volgend op die waarop de opzegging werd gegeven. Wanneer een dergelijke opzegging tijdens de eerste maand wordt gegeven, dan heeft de beëindiging ten vroegste op de laatste dag van deze maand uitwerking.
  (Op straffe van nietigheid dient de kennisgeving van de opzegging het begin en de duur van de opzeggingstermijn te vermelden.
  Indien de opzegging uitgaat van de [46 industriële leerling]46, geschiedt de kennisgeving van de opzegging, op straffe van nietigheid, door afgifte aan de patroon van een geschrift. De handtekening van de patroon op het duplicaat van dit geschrift geldt enkel als bericht van ontvangst van de kennisgeving. De kennisgeving kan ook geschieden hetzij bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot.
  Indien de opzegging uitgaat van de patroon, kan de kennisgeving van de opzegging, op straffe van nietigheid, enkel geschieden hetzij bij een ter post aangetekende brief die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot, met dien verstande dat de [46 industriële leerling]46 die nietigheid niet kan dekken en dat ze door de rechter van ambtswege wordt vastgesteld.) <W 1992-07-20/31, Art. 15, 003; En vigueur : 01-09-1992>
  Gedurende de opzeggingstermijn mag de [46 industriële leerling]46 gedurende twee halve dagen per week afwezig zijn met behoud van zijn recht op vergoedingen om een nieuwe patroon of een werkgever te zoeken.
  Gedurende de proeftijd mag de patroon bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval die meer dan één maand duurt, de [46 industriële leerovereenkomst]46 zonder vergoeding beëindigen.

Artikel 40BIS(ingevoegd bij W 1998-05-06/35, Art. 17, En vigueur : 01-01-1998) De patroon is verplicht [47 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]47 onverwijld in kennis te stellen van de voortijdige beëindiging van de [47 industriële leerovereenkomst]47, ongeacht de reden ervan.

Artikel 41 Ontbindende bedingen zijn nietig.

Artikel 42De bepalingen waarbij aan de [48 industriële leerling]48 wordt verboden na het eindigen van de [48 industriële leerovereenkomst]48 een onderneming hetzij in eigen naam, hetzij in vennootschap uit te baten of bij een andere patroon of bij een werkgever in dienst te treden, zijn nietig.

Titel 3. [49Organisatie van de industriële leertijdUitvoeringsen controleorganen ]49
Hoofdstuk 1. (Ingevoegd bij W 19980506/35, art 18, En vigueur : 01-01-1998) Algemene bepalingen.

Artikel 43(§ 1. De patroon moet tenminste 25 jaar oud zijn. [50 Bovendien moet hij, vooraleer een industriële leerovereenkomst te kunnen sluiten, deelgenomen hebben aan de pedagogische bijscholing vermeld in artikel 14 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's en erkend worden door de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten.]50
  De patroon moet ofwel ten minste zeven jaar praktijkervaring hebben in het beroep waarvoor hij [50 industriële leerlingen]50 wil opleiden, ofwel voor dit beroep een opleidingsverantwoordelijke aanduiden. Overeenkomstig artikel 22, tweede lid, is hij in elk geval verplicht om voor elk bijkomend beroep een opleidingsverantwoordelijke aan te duiden.
  § 2. [50 De opleidingsverantwoordelijke moet ten minste 25 jaar oud zijn. Hij moet deelgenomen hebben aan de pedagogische bijscholing vermeld in artikel 14 van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's en erkend worden door de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten.]50.
  De opleidingsverantwoordelijke moet ten minste zeven jaar praktijkervaring hebben in het beroep waarvoor hij door de patroon wordt aangeduid. Is dit niet het geval, dan is de patroon verplicht om voor dit beroep een of meer instructeurs aan te duiden, die ten minste 25 jaar oud zijn en tenminste zeven jaar praktijkervaring hebben in dit beroep.
  § 3. In het in artikel 47 bedoeld [50 industrieel leerreglement]50 kan afgeweken worden van de in §§ 1 en 2 vastgestelde voorwaarden inzake leeftijd en praktijkervaring.
  § 4. [50 De Regering bepaalt, na advies van het Instituut,]50 de nadere voorwaarden en de modaliteiten op het vlak van de erkenning en de intrekking van die erkenning.
   In het in artikel 47 bedoeld [50 industrieel leerreglement]50 kunnen bijzondere bijkomende voorwaarden en modaliteiten bepaald worden.) <W 1998-05-06/35, Art. 19, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 44(De patroon moet binnen de drie werkdagen volgend op het begin van de uitvoering van de [51 industriële leerovereenkomst]51, een afschrift van de leerovereenkomst bezorgen aan het overeenkomstig artikel 49, § 3, tweede lid, georganiseerd secretariaat, alsook aan het orgaan dat belast is met het toezicht op de [51 industriële leertijd]51 overeenkomstig artikel 48.) <W 1998-05-06/35, Art. 20, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  Bij dat afschrift dient een getuigschrift van de arbeidsgeneesheer te worden gevoegd waarin wordt bevestigd dat de [51 industriële leerling]51 geschikt is voor de uitoefening van het gekozen beroep.

Artikel 45<W 1987-07-24/32, Art. 11, 002; En vigueur : 07-09-1987> De [52 industriële leertijd]52 omvat het mededelen aan de [52 industriële leerling]52 van praktische kennis die hem de vereiste bekwaamheid zal geven voor de uitoefening van het gekozen beroep en van aanvullende theoretische kennis voor het bijbrengen van een volledige beroepsbekwaamheid, alsmede een economische en sociale kennis van algemene aard.
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, Art. 21, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, Art. 21, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  Wanneer de aanvullende theoretische opleiding en de economische en sociale opleiding niet in een inrichting van (het Gemeenschapsonderwijs) of in een gesubsidieerde onderwijsinrichting worden gegeven, moeten zij erkend zijn [52 door de Regering]52. <W 1992-07-20/31, Art. 16, 003; En vigueur : 01-09-1992>
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, Art. 21, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 46Voor de toepassing van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de tijd die de [53 "industriële leerling]53 besteedt aan het volgen van de in artikel 45 bedoelde vorming voor het verwerven van aanvullende theoretische kennis en van de economische en sociale vorming, beschouwd als arbeidstijd.

Artikel 47(§ 1. Onverminderd de bepalingen van deze wet, worden de voorwaarden en modaliteiten waaronder het [54 industrieel leerlingwezen]54 op sectoraal niveau in praktijk gebracht wordt, bepaald in het [54 industrieel leerreglement]54.
  Het [54 industrieel leerreglement]54 bepaalt inzonderheid :
  1° a) de beroepen waarvoor een [54 industriële leerovereenkomst]54 kan worden gesloten;
  b) eventueel, per beroep, de verschillende kwalificatieniveaus;
  c) de duur van de [54 industriële leertijd]54, per beroep en, in voorkomend geval, per kwalificatieniveau;
  d) de duur van de opeenvolgende [54 industriële leerovereenkomsten]54, wanneer artikel 13, tweede lid, wordt toegepast;
  2° het model van [54 industriële leerovereenkomsten]54;
  3° het maximum aantal [54 industriële leerlingen]54 dat door een patroon mag worden aangenomen;
  4° een of meer alterneringsschema's volgens dewelke de verdeling tussen de praktische opleiding in de onderneming enerzijds, en de aanvullende theoretische opleiding en de algemene vorming anderzijds dient te geschieden;
  5° de eventuele periodieke proeven met betrekking tot de praktische opleiding;
  6° de inrichtingen die het meest aangewezen zijn voor het verstrekken van de aanvullende theoretische opleiding, rekening houdend met de geldende wetgeving terzake.
  [54 In het industrieel leerreglement kan vastgelegd worden welke procedure van toepassing is voor elk geschil dat voortvloeit uit de uitvoering van de industriële leerovereenkomst.]54
  § 2. [54 et industrieel leerreglement wordt vastgesteld door de Regering, op voorstel van de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten.]54

Artikel 48Op het niveau van de ondernemingen en in het raam van de algemene opdrachten die hun is toevertrouwd, bij artikel 15, a, d, e en f, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, waken de ondernemingsraden over de goede uitvoering van de [55 industriële leerovereenkomsten]55 en opleidingsprogramma's en over de strikte toepassing van de bepalingen van de wetten en verordeningen betreffende de [55 industriële leerlingen]55.
  Voor de uitvoering van deze opdracht kunnen zij bestendig beroep doen op de medewerking van de voorzitter of (het secretariaat) van [55 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]55. <W 1998-05-06/35, Art. 23, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  Bij ontstentenis van ondernemingsraad wordt die opdracht uitgevoerd door de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis ervan, door de representatieve werknemersorganisaties.
  (De in het eerste en het (derde lid) aangeduide toezichtsorganen zenden aan [55 de bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten]55 alle adviezen of voorstellen waarin zo nodig de verschillende in hun midden tot uiting gekomen meningen vervat zijn, die van aard zijn om het [55 industriële leerovereenkomst]55 te bevorderen of te verbeteren.) <W 1987-07-24/32, Art. 13, 002; En vigueur : 07-09-1987> <W 1998-05-06/35, Art. 23, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 49(§ 1. [56 De commissies voor industriële leerovereenkomsten worden opgericht op sectoraal niveau; daartoe sluiten de Regering en de sectoren kaderovereenkomsten inzake onderwijs en opleiding.
   Elke commissie voor industriële leerovereenkomsten is samengesteld uit de volgende stemgerechtigde leden:
   1. een voorzitter, aangewezen op sectoraal niveau;
   2. eenzelfde aantal vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties en van de representatieve werkgeversorganisaties die op sectoraal niveau worden voorgedragen door de sociale partners die een kaderovereenkomst als bedoeld in het eerste lid ondertekend hebben.
   De volgende personen wonen de vergaderingen van de commissie voor industriële leerovereenkomsten bij met raadgevende stem:
   1. één vertegenwoordiger van het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's;
   2. één vertegenwoordiger per erkende opleidingsinstelling;
   3. één personeelslid van het Ministerie dat onderlegd is in middenstandsopleidingen;
   4. één vertegenwoordiger van de Regering.
   De bevoegde commissie voor industriële leerovereenkomsten bezorgt de Regering jaarlijks uiterlijk op 31 maart een verslag dat op zijn minst de volgende gegevens bevat:
   1. het aantal industriële leerovereenkomsten per sector;
   2. het aantal toegekende afwijkingen;
   3. het aantal attesten dat werd afgegeven om de beroepsbekwaamheid en de aanvullende theoretische en algemene kennis te bewijzen;
   4. de belangrijke elementen betreffende de uitvoering van de industriële leerovereenkomsten en de organisatie van de examens op het einde van de industriële leertijd.]56
  § 2. [56 ...]56
  § 3. [56 Na advies van het Instituut bepaalt de Regering de nadere regels voor de samenstelling en de werkwijze van de commissies voor industriële leerovereenkomsten.]56
  [56 Zij bepaalt eveneens de nadere regels voor de organisatie en de werkwijze van het secretariaat van de commissies voor industriële leerovereenkomsten, alsook voor de door dit secretariaat uit te voeren administratieve controle van de bij deze wet bedoelde industriële leerovereenkomsten in het kader van de uitvoering van artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren.]56

Artikel 49BIS (opgeheven) <W 1998-05-06/35, Art. 25, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 50[57 De commissies voor industriële leerovereenkomsten]57 stellen per beroep een model van opleidingsprogramma op. Het vermeldt meer bepaald de inhoud en de programmatie van de opleiding, de duur van de [57 industriële leertijd]57 en de mogelijkheid, wanneer het aanleren van het beroep het vereist, om meerdere [57 industriële leerovereenkomsten]57 aan te gaan.
  [57 Wanneer het industriële leerlingwezen zulks vereist, kan een commissie voor industriële leerovereenkomsten een beroep doen op de medewerking van een andere commissie voor industriële leerovereenkomsten.]57
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, Art. 26, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, Art. 26, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 51[58 De commissies voor industriële leerovereenkomsten en de onderwijsinrichtingen vermeld in artikel 45, tweede lid, organiseren de examens op het einde van de industriële leertijd. Het Instituut waakt over het correcte verloop van de eindexamens en licht de Regering in over onregelmatigheden. Die onregelmatigheden kunnen tot gevolg hebben dat een examen geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard door de Regering.]58
  De eventueel door het [58 industrieel leerreglement]58 voorgeschreven periodieke proeven betreffende de praktische vorming worden georganiseerd door [58 de commissies voor industriële leerovereenkomsten]58.
  [58 Nadat de industriële leerling geslaagd is voor de examens, ontvangt hij een getuigschrift dat zijn beroepsbekwaamheid en zijn aanvullende theoretische en algemene kennis bewijst; het model van het getuigschrift wordt vastgelegd door de Regering. Het Instituut bereidt het getuigschrift voor, laat het door de examencommissie ondertekenen en legt het ter homologatie voor aan de Regering.]58
  De examencommissies kunnen een beroep doen op personen met een bijzondere onderlegdheid inzake de beroepsopleiding.

Artikel 52[59 De commissies voor industriële leerovereenkomsten]59 waken op het niveau van de bedrijfstak over de opleiding van de [59 industriële leerlingen]59 in de ondernemingen van het ambstgebied van het paritair comité waarvan ze afhangen. [59 Zij brengen daarover verslag uit bij de Regering en leggen de Regering voorstellen voor om het industriële leerlingwezen te verbeteren.]59
  Met het oog hierop zijn zij aangewezen om bij de inzake [59 industrieel leerlingwezen]59 bevoegde overheid of instellingen alle inlichtingen in te winnen die nodig zijn voor het vervullen van hun opdracht. Daarenboven hebben zij het recht om aan de patroons opmerkingen te maken of verwittigingen te geven.
  De leden [59 van de commissies voor industriële leerovereenkomsten]59 mogen de inlichtingen van individuele aard waarvan zij kennis mochten hebben bij de uitvoering van hun toezichtsopdracht, alleen mededelen aan de overheden die bevoegd zijn om er kennis van te nemen.
  (Opgeheven) <W 1998-05-06/35, Art. 27, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  (Opgeheven) <W 1998-05-06/35, Art. 27, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  (Opgeheven) <W 1998-05-06/35, Art. 27, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  Wanneer de [59 industriële leerling]59, wegens de definitieve stopzetting van de activiteiten van de onderneming in de gevallen bepaald bij artikel 36 of wegens beëindiging van de [59 industriële leerovereenkomst]59 ten gevolge van een dringende reden te wijten aan de patroon en in het geval bepaald in artikel 35, 7°, in de onmogelijkheid verkeert zijn opleiding verder te zetten, zijn de [59 commissies voor industriële leerovereenkomsten]59 ertoe gehouden de middelen te zoeken die de [59 industriële leerling]59 zullen toelaten zijn opleiding te beëindigen.
  (Opgeheven) <W 1998-05-06/35, Art. 27, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Hoofdstuk 2  <Opgeheven bij DDG 2016-06-20/05, Art. 60, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Artikel 53 <Opgeheven bij DDG 2016-06-20/05, Art. 60, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Artikel 54 <Opgeheven bij DDG 2016-06-20/05, Art. 60, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Artikel 55 <Opgeheven bij DDG 2016-06-20/05, Art. 60, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Artikel 56 <Opgeheven bij DDG 2016-06-20/05, Art. 60, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Artikel 57 <Opgeheven bij DDG 2016-06-20/05, Art. 60, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Hoofdstuk 3. [60Bepalingen met betrekking tot de financiering van het industrieel leerlingwezen ]60
Artikel 58[61 - De kosten voor de vergaderingen van de commissies voor industriële leerovereenkomsten zijn ten laste van het Instituut, overeenkomstig de nadere regels bepaald door de Regering. ]61

Artikel 59(oud artikel 54) <W 1987-07-24/32, Art. 17, 002; En vigueur : 07-09-1987>
  § 1. (...) <W 1998-05-06/35, Art. 30, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  § 2. Collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in de [62 commissies voor industriële leerovereenkomsten]62 kunnen bepalen dat de lasten van het [62 industrieel leerlingwezen]62 buiten die welke in (artikel 58) zijn bedoeld, worden verdeeld onder de werkgevers van hun ambtsgebied die, overeenkomstig de bepalingen van deze wet, [62 industriële leerlingen]62 in dienst kunnen nemen. <W 1999-03-26/30, Art. 102, 006; En vigueur : 01-01-1999>
  § 3. Onder de voorwaarden bepaald bij de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, kan de Koning de overeenkomsten die in het kader van §§ 1 en 2 gesloten worden, algemeen verbindend verklaren.

Artikel 60 (oud artikel 55) De paritaire comités kunnen de invordering van de bijdragen, opgelegd krachtens (artikel 59) (,§ 2) en het beheer van het gebruik van de gelden, opdragen aan fondsen voor bestaanszekerheid opgericht overeenkomstig de bepalingen van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid. <W 1987-07-24/32, Art. 19, 002; En vigueur : 07-09-1987> <W 1999-03-26/30, Art. 103, 006; En vigueur : 01-01-1999>

Titel 4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 61<Opgeheven bij DDG 2016-06-20/05, Art. 64, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Artikel 62[63 De Regering kan de commissies voor industriële leerovereenkomsten vermeld in artikel 49 belasten met taken in verband de inschakeling in het arbeidsproces en/of duale opleiding.]63

Artikel 63(oud artikel 57) (Onverminderd de bepalingen van deze wet zijn de bepalingen van de arbeidswetgeving van toepassing op de [64 industriële leerlingen]64.) <W 1998-05-06/35, Art. 35, 005; En vigueur : 01-01-1998>
  (opgeheven) <W 1998-05-06/35, Art. 35, 005; En vigueur : 01-01-1998>

Artikel 64 (oud artikel 59) Artikel 10, § 1, 6°, van de gecoordineerde dienstplichtwetten van 30 april 1962 wordt vervangen door de volgende bepaling: "....."

Artikel 65 (oud artikel 60) Het decreet van 22 germinal - 2 floréal jaar XI betreffende de werkhuizen, fabrieken en werkplaatsen wordt opgeheven.