Pas de titre

Date :
11-07-2014
Langue :
Néerlandais
Taille :
4 pages
Section :
Régulation
Type :
Sous-domaine :
Fiscal Discipline

Résumé :

art. 522. art. 522. Nummer S 52 2 /01-01 01. - Nalatenschap van de aangenomen persoon. 01. - Het tarief van de rechte lijn is niet alleen toepasselijk wanneer de

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
art. 52 2
Document
Content exists in : nl

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties


Nummer S 522/01-01
01. - Nalatenschap van de aangenomen persoon.

01. - Het tarief van de rechte lijn is niet alleen toepasselijk wanneer de aangenomen persoon erft van de aannemende, maar het geldt eveneens wanneer de aannemende erft van de aangenomen persoon.

(Besl. 12 oktober 1957, nr. E.E./74.319)

----------
JANUARI 1980 - 277

 

Nummer S 522/02-01

02. - Natuurlijk kind. 

01. - Al wat het erkend natuurlijk kind, zelfs boven zijn wettelijk deel, verkrijgt in de nalatenschap van degene die het erkend heeft, is slechts onderworpen aan het voor de rechte lijn voorzien tarief.

De omstandigheid dat het kind na zijn erkenning door zijn vader of moeder werd aangenomen en derhalve, krachtens de wet, meer verkrijgt dan het als louter erkend natuurlijk kind zou hebben geërfd, mag niet tot gevolg hebben dat het verkregen emolument geheel of gedeeltelijk tegen een hoger tarief zou worden belast, zonder dat er moet worden onderzocht of het kind zich al dan niet kan beroepen op artikel 522 van het Wetboek.

(Besl. 29 februari 1960, nr. E.E./76.007)

----------
JANUARI 1980 - 278

 

Nummer S 522/03-01

03. - Kind van een van tafel en bed gescheiden echtgenoot.

01. - De gelijkstelling van het aangenomen kind met het wettig kind, wanneer het een kind betreft dat gesproten is uit een eerste huwelijk van de echtgenoot van de aannemende persoon, blijft behouden ondanks de scheiding van tafel en bed, die tussen de aannemende en zijn echtgenote na de aanneming wordt uitgesproken.

(Besl. 21 juni 1966, nr. E.E./79.653)

----------
JANUARI 1980 - 279

 

Nummer S 522/03-02

03. - Kind van de mede echtgenoot.

02. - Voor de toepassing van artikel 522,1° , moet er geen onderscheid worden gemaakt naar gelang de aanneming werd gedaan vóór of na het overlijden van de mede echtgenoot van de adoptant.

(Besl. 7 november 1968, nr. E.E./80.990)

----------
JANUARI 1980 - 280

 

Nummer S 522/04-01

04. - Adoptieve wettiging. 

01. - De "adoptieve wettiging" van een kind van Franse nationaliteit, uitgesproken door een Franse rechtbank op verzoek van twee in België gedomicilieerde echtgenoten van Italiaanse nationaliteit, wordt niet in aanmerking genomen om het tarief te bepalen van het recht dat bij het overlijden van één dier echtgenoten verschuldigd is op de waarde van wat door het kind als legataris van de overledene wordt verkregen.

Belgische ingezetenen kunnen via een vreemde rechtsmacht niet toetreden tot een instelling die zowel in de Belgische wetgeving als in hun nationale wetgeving onbekend is. 

Dit is inzonderheid zo, wanneer de adoptanten slechts 38 jaar zijn, waar de Italiaanse wet de aanneming maar toelaat door personen die minstens 40 jaar oud zijn (vgl. Cass., 3 maart 1966, PAS., I, 853).

(Besl. 29 juni 1967, nr. E.E./79.666)

----------
JANUARI 1980 - 281

 

Nummer S 52²/05-01

05. – Ten volle geadopteerd kind.

01. - Artikel 52² heeft betrekking op personen die bij gewone adoptie werden geadopteerd (Burgerlijk Wetboek art. 353-1 tot 354-3).

Het is niet van toepassing op ten volle geadopteerde kinderen (Burgerlijk Wetboek art. 355 tot 356-4).

(Besl. 7 april 2009, nr. E.E./E.L./490)

----------

APRIL 2010 – 282

 

Nummer S 522/06-01

06. - Kind onder de voogdij van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

01. - Onder kind "onder de voogdij van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn", als bedoeld in artikel 522, 2° , moet worden verstaan een kind dat onder de voogdij werd geplaatst hetzij van een Belgische Commissie van openbare onderstand volgens het bepaalde in artikel 78 van de wet van 10 maart 1925 tot regeling van de openbare onderstand, hetzij van een Belgisch openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn volgens het bepaalde in artikel 63 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

(Besl. 9 maart 1970, nr. E.E./81.467)

----------
JANUARI 1980 - 283

 

Nummer S 522/07-01

07. - Termijn van zes jaar - Vertrekpunt.

01. - De in artikel 522, 3° , voorziene termijn van zes jaar neemt een aanvang vanaf de dag waarop de zorgen effectief en op ononderbroken wijze werden verleend onder de voorwaarden die zijn aangeduid in de tekst van deze wettelijke bepaling.

Dit wil zeggen dat het vertrekpunt van de bedoelde termijn geenszins verbonden is aan de akte van aanneming (cf. Parl. Hand., Senaat, zitting 1946-1947, blz. 1474; verslag aan de Koning voor het K.B. nr. 12 van 18 april 1967).

(Besl. 23 juni 1980, nr. E.E./E.L.713)

----------
APRIL 1981 - 283/2

 

Nummer S 522/08-01

08. - Hulp en verzorging uitsluitend door de adoptant. 

01. - Luidens artikel 522, 3° , wordt met de adoptieve afstamming rekening gehouden en is er gelijkstelling met de wettige afstamming als het bewijs verstrekt wordt door de belanghebbende dat het adoptief kind vóór de leeftijd van 21 jaar, en gedurende zes onafgebroken jaren, uitsluitend van de adoptant of eventueel van hem en zijn echtgenote tezamen, de hulp en de verzorging heeft gekregen welke kinderen normaal van hun ouders krijgen. 

"Hulp en verzorging" wordt geïnterpreteerd in die zin dat de adoptant het kind als een eigen kind heeft opgevoed en onderhouden, in de materiële betekenis van kost en onderhoud, maar ook in de morele betekenis van opvoeding, genegenheid, verzorging. 

Ter zake wordt door de voorgelegde getuigenverklaringen niet aangetoond dat de adoptant (decujus) gedurende zes onafgebroken jaren uitsluitend het kind deze hulp en verzorging heeft verschaft.

Vermits er blijkt uit de feiten en er niet wordt betwist dat de moeder steeds bij het kind is blijven wonen, en dat trouwens in de getuigenverklaringen het woord "uitsluitend" ontbreekt, mag aangenomen worden dat de adoptant weliswaar mee het kind heeft grootgebracht, doch dat de vervulling van de strenge wettelijke vereiste, dat dit door hem uitsluitend is gebeurd, niet bewezen wordt.

(Vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, dd. 16 september 1994, Rec. gén., nr. 24.490. - bl. nr. E.E./92.420)

----------
OKTOBER 1995 - 283/3

 

Nummer S 522/08-02

08. - 02. - (geschrapt).

----------
JULI 2000 - 283/4

 

Nummer S 522/08-03

08. - Hulp en verzorging uitsluitend door de adoptant. 

03. - Er is vastgesteld dat het adoptiefkind bij de adoptant gewoond heeft gedurende 9 maanden op de leeftijd van 14 jaar en dat hij door zijn adoptiefouders werd opgevoed gedurende de 3 jaar voorafgaand aan zijn 21 jaar.

Anderzijds heeft het adoptiefkind zijn opleiding voortgezet in zijn geboorteland (Oostenrijk) vanaf 15 tot 18 jaar. 

(...) 

Ermee rekening houdend dat de feiten die de wet aan het adoptiefkind oplegt om te bewijzen noodzakelijk zeer oud zijn, zou het niet verdacht zijn dat de bewijzen onnauwkeurig kunnen zijn. Dit is trouwens niet zo in het onderhavige geval (...).

Uit de elementen van het dossier volgt dat de adoptiefouders gedurende de betwiste periode (gedurende dewelke het adoptiefkind zijn opleiding in Oostenrijk heeft voorgezet) het geheel van de kosten van onderhoud en opvoeding van het adoptiefkind hebben gedragen en dat zij hem herhaaldelijk een bezoek hebben gebracht (...).

Door dit te doen, hebben zij gehandeld zoals de natuurlijke ouders dit normaal zouden gedaan hebben.

Het is om het even of het adoptiefkind op een bijkomstige wijze van andere zorgen genoten heeft.

Er is dus vastgesteld dat het adoptiefkind door zijn adoptiefouders uitsluitend de hulp en verzorging gekregen heeft die de kinderen normaal van hun ouders krijgen, op een ononderbroken manier, gedurende meer dan 6 jaar vóór de leeftijd van 21 jaar bereikt te hebben.

(Vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Hoei, dd. 3 mei 1999, Rec. gén., nr. 24.973, - bl. nr. E.E./96.446.)

----------
JANUARI 2001 - 283/4-2

 

Nummer S 522/09-01

09. - Getuigenverhoor. 

01. - Het houden van een getuigenverhoor in het kader van de bewijslevering van artikel 522, tweede alinea, 3° , namelijk dat het adoptief kind vóór de leeftijd van 21 jaar gedurende zes onafgebroken jaren uitsluitend van de adoptant of eventueel van hem en zijn echtgenote samen hulp en verzorging heeft gekregen, is niet opportuun indien het feiten betreft die zich ongeveer 45 jaar geleden hebben voorgedaan.

(Vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, dd. 2 januari 1996 - bl. nr. E.E./93.187)

----------
JULI 1996 - 283/5

 

Nummer S 522/10-01

10. - Conformiteit van art. 52² aan de regels van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet - Prejudiciële vraag aan het Arbitragehof.

01. - De rechter "a quo" vraagt aan het Arbitragehof of art. 52² W. Succ. de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zover, behalve in de vier uitzonderingsgevallen van artikel 52², de gewoon geadopteerde het tarief tussen alle andere personen ondergaat, terwijl de ten volle geadopteerde geniet van het tarief in rechte lijn aangezien hij beschouwd wordt als een volwaardige afstammeling. 

Het Arbitragehof stelt vast dat de bepaling van art. 52² vastgelegd werd in een tijdperk dat de adoptie slechts onder één enkele vorm bestond en dikwijls gebruikt werd met het doel de fiscale lasten te verlichten, zodat de adoptie van haar werkelijk doel werd afgeleid. Als gevolg daaraan werd de volle adoptie in het Burgerlijk Wetboek ingevoerd bij de wet van 27 april 1987.

Het huidige art. 52² werd ingevoerd bij de wet van 22 december 1989 als gevolg aan deze tekst. 

Niettegenstaande de beide soorten van adoptie onderworpen zijn aan voorwaarden die op het burgerlijk vlak veel gelijkenissen vertonen, werpt het Hof op dat er op het vermogensrechtelijk vlak tussen de beide verschillen bestaan (artikelen 365 en 370, § 1 van het Burgerlijk Wetboek); het verschil in fiscale behandeling berust dus op een objectief criterium; meer in het bijzonder, aangezien de gewone adoptant tegelijk kan erven in zijn oorspronkelijke familie en van zijn adoptiefouders heeft de wetgever geen onevenredige maatregel genomen door te overwegen dat hij niet in beide gevallen het tarief kon genieten dat is voorbehouden voor erfgenamen in de rechte lijn. 

Art. 52² W.Succ. schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

(Arrest van het Arbitragehof, dd. 19 juni 2002, gepubliceerd in het Belgische Staatsblad dd. 17 augustus 2002 - bl. nr. E.E./97.672)

----------
JULI 2003 - 283/6