Parlementaire vraag nr. 369 van de heer Steven Vandeput dd. 18.04.2013
- Section :
- Régulation
- Type :
- Parliamentary questions
- Sous-domaine :
- Fiscal Discipline
Résumé :
levensverzekering - pensioensparen - begrotingsjaar 201
Texte original :
Fisconet
plus Version 5.9.23
Service Public Federal Finances |
|||||||
Home >
Advanced search >
Search results > Parlementaire vraag nr. 369 van de heer Steven Vandeput dd. 18.04.2013
Parlementaire vraag nr. 369 van de heer Steven Vandeput dd. 18.04.2013
Document
Search in text:
Properties
Document type : Parliamentary questions Title : Parlementaire vraag nr. 369 van de heer Steven Vandeput dd. 18.04.2013 Tax year : 2013 Document date : 18/04/2013 Keywords : levensverzekering / pensioensparen / begrotingsjaar 2012 Document language : NL Name : Parlementaire vraag nr. 369 van de heer Steven Vandeput dd. 18.04.2013 Version : 1 Question asked by : Steven Vandeput
Parlementaire vraag nr. 369 van de heer Steven Vandeput dd. 18.04.2013
Kamer, Vragen en Antwoorden, 2013-2014, QRVA 53/156 dd. 14.04.2014, blz. 235
Versnelde inning van de anticipatieve heffingen op de levensverzekeringen en het pensioensparen
VRAAG (van de heer Vandeput) Tijdens de begrotingscontrole van maart 2012 werd besloten over te gaan tot de vervroegde inning van de anticipatieve heffing op levensverzekeringen. Op de reserves van de levensverzekering die zijn opgebouwd door premies van vóór 1 januari 1993 bedroeg het tarief van de anticipatieve heffing 16,5%. Hiervan werd in 2012 6,5% geïnd. Eenzelfde maatregel werd genomen in september 2012 met betrekking tot het pensioensparen. De opbrengst van deze maatregelen werd oorspronkelijk geraamd op respectievelijk 203 en 210 miljoen euro. 1. Kunt u aangeven hoeveel deze maatregelen respectievelijk hebben opgebracht in 2012? 2. a) Kunt u aangeven hoeveel de respectieve totale minderontvangst per maatregel voor de komende jaren bedraagt door de versnelde inning? b) Kunt dit voor elk van de twee maatregelen uitsplitsten per jaar?
ANTWOORD (van de Minister van Financiën) 1. De maatregel verwijst enerzijds naar een eenmalige taks van 6,5 pct. gevestigd op de theoretische afkoopwaarde van de individueel gesloten levensverzekeringcontracten, samengesteld door de premies of bijdragen gestort vóór 1 januari 1993 en waarvan de verzekeringnemer een vrijstelling, vermindering of aftrek inzake inkomstenbelastingen heeft verkregen krachtens de bepalingen van toepassing vóór het aanslagjaar 1993 of een belastingvermindering verleend bij artikel 1451, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Tevens is er een eenmalige taks van 6,5 pct. gevestigd op de theoretische afkoopwaarde van de individueel gesloten levensverzekeringscontracten of de spaartegoeden geplaatst op een collectieve of individuele spaarrekening, samengesteld door de premies, bijdragen of stortingen betaald vóór 1 januari 1993 en waarvan de verzekeringnemer of de houder een vrijstelling, vermindering of aftrek inzake inkomstenbelastingen heeft verkregen krachtens de bepalingen van toepassing vóór het aanslagjaar 1993 of een belastingvermindering verleend bij artikel 1451, 5°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Deze maatregelen zijn beslist tijdens het begrotingscontrole in 2012. Daarbij is een raming van de opbrengst gemaakt op basis van de theoretische reserves inzake de individuele levensverzekeringscontracten en inzake de collectieve of individuele spaarrekeningen. De uiteindelijke opbrengst is afhankelijk van het gedeelte van die reserves dat effectief is samengesteld door premies betaald voor 1 januari 1993 alsook in welke mate een belastingvermindering is toegepast. De opbrengst van de taks zoals ingevoerd door de programmawet van 22 juni 2012, artikel 69 à 76 (zie :Belgisch Staatsblad van 28 juni 2012), beliep in 2012 zowat 182,7 miljoen euro. Het is echter niet mogelijk dit bedrag uit te splitsen over levensverzekeringen en het pensioensparen. Immers, detailstatistieken ter zake worden niet bijgehouden door de fiscale administratie. Deze maatregel had ook tot doel om voor beide producten nog slechts één tarief van 10 % te moeten toepassen. 2. Wat de eventuele minderontvangsten voor de komende jaren betreft, is er, op basis van de effectief gerealiseerde ontvangsten, een minderontvangst in 2013 geregistreerd van 22,2 miljoen euro. In dit verband dient echter aangestipt dat de ontvangst ter zake de jongste jaren reeds in dalende lijn evolueerde. Dit is logisch gezien in verband met de premies, betaald vanaf 1 januari 1993 op de bovenvermelde overeenkomsten, de taxatie aan 16,5 procent is vervangen door een taxatie aan 10 procent. Bovendien verdwijnen trouwens ook langzaam maar zeker de oude contracten getaxeerd aan 16,5 procent uit de globale "stock" en dit om voor de hand liggende redenen. |
|||||||