Voorafgaande beslissing nr. 2011.118 dd. 23.08.2011

Date :
23-08-2011
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
4 pages
Section :
Régulation
Type :
Prior agreements L 24.12.2002
Sous-domaine :
Fiscal Discipline

Résumé :

belasting over de toegevoegde waarde - verlaagd tarief - onroerende leasingovereenkomst - herzieningstijdvak - recht op aftre

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Voorafgaande beslissing nr. 2011.118 dd. 23.08.2011
Voorafgaande beslissing nr. 2011.118 dd. 23.08.2011
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Prior agreements L 24.12.2002
Title : Voorafgaande beslissing nr. 2011.118 dd. 23.08.2011
Document date : 23/08/2011
Publication date : 06/03/2012
Keywords : belasting over de toegevoegde waarde / verlaagd tarief / onroerende leasingovereenkomst / herzieningstijdvak / recht op aftrek
Document language : NL
Name : Voorafgaande beslissing nr. 2011.118 dd. 23.08.2011
Version : 1

Voorafgaande beslissing nr. 2011.118 dd. 23.08.2011

 

Belasting over de toegevoegde waarde

Verlaagd tarief

Onroerende leasingovereenkomst

Herzieningstijdvak

Recht op aftrek

 

Samenvatting

 

Tussen het OCMW X en AGB X wordt een kaderovereenkomst gesloten voor drie serviceflats (bejaardentehuis), die het voorwerp zullen uitmaken van een belaste onroerende leasing waarbij het AGB X als leasinggever zal optreden en het OCMW X als leasingnemer.

Deze leasingovereenkomsten voldoen aan de voorwaarden opgelegd door artikel 1 van KB 30. Het AGB X heeft voor deze handeling de hoedanigheid van belastingplichtige met recht op aftrek. Het herzieningstijdvak met betrekking tot de serviceflats zal aanvangen op 1 januari van het jaar van inwerkingtreding van de desbetreffende leasingovereenkomst.

 

I.        Voorwerp van de aanvraag

 

          De aanvraag heeft betrekking op:

 

1.              de verkoop van serviceflats te Z met toepassing van 21 procent btw door het OCMW X;

 

2.              de toepassing van 12 % btw op de leasingvergoedingen betaald door het OCMW X aan het AGB X;

 

3.              de verlegging van heffing (art. 20 KB nr. 1) bij de oprichting van de serviceflats te Y en X;

 

4.              het recht op aftrek van enerzijds de oprichtingskosten van de serviceflats te Y en X en anderzijds de verwervingsprijs van de serviceflats te Z;

 

5.              de aanvang van het herzieningstijdvak van de serviceflats.

 

II.      Omschrijving van de verrichtingen

 

6.              Tussen het OCMW X en het AGB X wordt een kaderovereenkomst gesloten over drie serviceflats (bejaardentehuis).

 

7.              Het AGB X zal zelf instaan voor de oprichting van 2 gebouwen (gelegen te X en Y).

 

8.              Het derde gebouw (gelegen te Z ) maakt het voorwerp uit van een sale en lease back operatie.

 

9.              De drie gebouwen zullen het voorwerp uitmaken van een belaste onroerende leasing tussen het AGB X en het OCMW X.

 

III.     Beslissing

 

III.A. Btw-plicht OCMW X: Verkoop serviceflats te Z met toepassing van 21 procent btw en recht op aftrek btw verwervingsprijs.

 

          III..A.1. Belastbare handeling

 

 

10.          Artikel 44, § 3, 1°, a), derde streep, van het btw-wetboek voorziet dat van de belasting zijn vrijgesteld de levering van uit hun aard onroerende goederen; wordt evenwel uitgesloten de levering van een gebouw, wanneer ze wordt verricht uiterlijk op 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste inbezitneming van dat gebouw, door een in artikel 8, § 1, beoogde belastingplichtige.

 

11.          Artikel 8, § 1, van het btw-wetboek bepaalt dat: "Eenieder die, anders dan in de uitoefening van een economische activiteit, een gebouw heeft opgericht, heeft laten oprichten of heeft verkregen met voldoening van de belasting en het vóór, tijdens of na de oprichting, doch uiterlijk op 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van de eerste ingebruikneming of de eerste inbezitneming van dat gebouw, onder bezwarende titel geheel of ten dele vervreemdt, heeft ten aanzien van die vervreemding de hoedanigheid van belastingplichtige, wanneer hij op de door de Koning te bepalen wijze kennis heeft gegeven van zijn bedoeling de vervreemding te doen met betaling van de belasting".

 

12.          Uit de verstrekte inlichtingen blijkt dat het OCMW X momenteel nieuwe serviceflats bouwt in de deelgemeente Z. Deze serviceflats zijn dus nog niet in gebruik genomen. Tot uiterlijk 31 december van het tweede jaar volgend op de eerste ingebruikname kunnen deze serviceflats te Z met toepassing van de btw worden geleverd.

 

13.          Voor zover het OCMW X, overeenkomstig voornoemd artikel 8, § 1,  op de door artikel 1 van KB 14 van 3 juni 1970 bepaalde wijze kennis geeft van zijn bedoeling de vervreemding te doen met betaling van de belasting, zij de hoedanigheid van belastingplichtige verkrijgt voor deze levering en de btw verschuldigd is op de levering van het gebouw aan het AGB X.

 

14.          Overeenkomstig het genoemde KB 14 van 3 juni 1970 zal het OCMW X recht op aftrek hebben van de belasting met betrekking tot de oprichtingskosten van het gebouw.

 

          III.A.2. Tarief

 

15.          Overeenkomstig artikel 1, alinea 1, van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven is het tarief van 21 % van toepassing op de levering van het gebouw door het OCMW X aan het AGB X.

 

III.B. Onroerende leasingovereenkomst

 

          III.B.1. Belastbare handeling

 

16.          Het AGB X zal de serviceflats te X, Y en Z  aanwenden in het kader van drie onroerende leasingovereenkomsten waarbij het AGB X zal optreden als leasinggever en het OCMW X als leasingnemer.

 

17.          Overeenkomstig artikel 44, § 3, 2°, b van het btw-wetboek wordt uitgesloten van de vrijstelling inzake de verpachting, de verhuur en de overdracht van huur van uit hun aard onroerende goederen, de onroerende financieringshuur, toegestaan door een onderneming die gespecialiseerd is in onroerende financieringshuur of zogenaamde onroerende leasing wanneer deze onderneming het gebouw waarop de overeenkomst betrekking heeft, opricht, laat oprichten of met voldoening van de belasting verkrijgt en de leasingnemer dit goed huurt om het in de uitoefening van een economische activiteit van belastingplichtige te gebruiken.

 

18.          De voorwaarden waaraan dergelijke overeenkomst van onroerende leasing moet voldoen, worden bepaald door het Koninklijk Besluit nr.30 van 29 december 1992 met betrekking tot de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde op de onroerende financieringshuur, gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 10 januari 2005. (BS van 27 januari 2005).

 

19.          Uit de kaderovereenkomsten met betrekking tot de serviceflats te X,  Y en Z  blijkt dat het AGB X, als leasinggever, de serviceflats zal verkrijgen/oprichten overeenkomstig de specifieke aanwijzingen   van het OCMW X, de leasingnemer.

 

20.          Opdat een overeenkomst van onroerende financieringshuur bovendien binnen het toepassingsgebied zou vallen van artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek, dient de leasinggever een onderneming te zijn gespecialiseerd in financieringshuur of onroerende leasing (KB 30, artikel 1, 1°).

 

21.          De onroerende financieringshuur is evenwel een werkzaamheid die, door haar aard, wordt uitgeoefend gedurende een lange periode en die aanleiding geeft tot het betalen van periodieke huurvergoedingen op vastgestelde vervaldagen. Het betreft dus een geregelde werkzaamheid in de zin van artikel 4 van het Wetboek die aan degene die ze uitoefent (fysiek persoon of rechtspersoon) de hoedanigheid van belastingplichtige verleent gespecialiseerd in financieringshuur of onroerende leasing, in de zin van artikel 44, § 3, 2°, b, van het Wetboek, zelfs wanneer deze slechts éénmaal een dergelijke overeenkomst sluit. Het AGB X dient dus als een belastingplichtige te worden beschouwd die gespecialiseerd is in financieringshuur of onroerende leasing.

 

22.          Het OCMW X zal als leasingnemer de gebouwen als bejaardentehuis exploiteren . Deze handelingen zijn in artikel 44, §2, 2° van het btw-wetboek bedoeld en verlenen aan het OCMW niet de hoedanigheid van belastingplichtige.

 

23.          Terzake aanvaardt evenwel de administratieve rechtspraak dat publieke instellingen die een al dan niet belaste economische werkzaamheid uitoefenen belaste onroerende leasingcontracten als leasingnemer kunnen afsluiten. Aangezien de werkzaamheid van het OCMW X in het kader van de exploitatie van serviceflats als een economische werkzaamheid dient te worden beschouwd valt het onroerende leasingcontract in de werkingsfeer van KB nr 30.

 

24.          Tevens wordt in de aanvraag aangetoond dat de ontwerpen van onroerende leasingovereenkomsten aan de andere voorwaarden ingesteld door KB nr. 30 zal voldoen, en meer bepaald wat de wedersamenstelling van het kapitaal betreft.

 

25.          Deze leasingovereenkomst die deze voorwaarden vervullen, zullen door artikel 44, §3, 2° b van het btw-wetboek worden beoogd.

 

          III.B.2. Tarief

 

26.          Overeenkomstig artikel X, §1, C, Tabel B, van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven is op de leasingvergoedingen die betrekking hebben op woningcomplexen bestemd om te worden gebruikt voor de huisvestiging van bejaarden en die geëxploiteerd zijn door publiekrechtelijke personen het tarief van 12 procent van toepassing.

 

27.          Gelet op de bestemming van de serviceflats zullen terzake de leasingvergoedingen aan het tarief van 12 procent onderworpen zijn.

 

III.C. Recht op aftrek btw op investeringen en exploitatiekosten

 

28.          Overeenkomstig artikel 45, § 1, van het BTW-wetboek, mag elke belastingplichtige, op de belasting die hij verschuldigd is, de belasting in aftrek brengen die werd geheven van de aan hem geleverde goederen en verleende diensten, van de door hem ingevoerde goederen en de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, in de mate dat hij die goederen en diensten gebruikt voor het verrichten van belaste handelingen.

 

29.          Hierboven werd uiteengezet dat het AGB X met betrekking tot de serviceflats te X, Y en Z zal handelen als leasinggever van een met btw belaste onroerende leasingovereenkomst.

 

30.          Hieruit volgt dat de oprichtingskosten met betrekking tot de serviceflats te X en Y  aftrekbaar zijn ten name van het AGB X.

 

31.          Met betrekking tot de serviceflats te Z zal het AGB X, als leasinggever, volledig recht op aftrek verkrijgen van de btw bij de verwerving.

 

32.          Overeenkomstig artikel 9, §2, van KB nr. 3 van 10 december 1969 met betrekking tot de aftrekregeling voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde moet worden beslist dat als uitgangspunt van  het herzieningstijdvak met betrekking tot ieder gebouw de 1ste  januari moet genomen worden van het jaar van inwerkingtreding van iedere leasingovereenkomst.

 

III.D. Verlegging van heffing naar medecontractant

 

33.          Uit wat voorafgaat volgt dat het AGB X een belastingplichtige is met recht op aftrek. Op grond van artikel 53, eerste lid, 3° van het BTW-wetboek moet het AGB X dus periodieke BTW aangiften indienen.

 

34.          Wanneer de werken die leiden tot de oprichting van de serviceflats werken in onroerende staat zijn in de zin van artikel 20, § 2 van het KB nr. 1 tot voldoening van de belasting, is het AGB X op basis van die bepaling zelf gehouden de over die werken verschuldigde belasting te voldoen.