Voorafgaande beslissing nr. 2012.226 dd. 03.12.2013

Date :
03-12-2013
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
10 pages
Section :
Régulation
Type :
Prior agreements L 24.12.2002
Sous-domaine :
Fiscal Discipline

Résumé :

abnormaal of goedgunstig voordeel - vereffening - vereffening van vennootschappen - kwijtschelding van een schul

Texte original :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Contact | Disclaimer | FAQ
   
Quick search :
Fisconet plus Version 5.9.23
Service Public Federal
Finances
Home > Advanced search > Search results > Voorafgaande beslissing nr. 2012.226 dd. 03.12.2013
Voorafgaande beslissing nr. 2012.226 dd. 03.12.2013
Document
Content exists in : nl fr

Search in text:
Print    E-mail    Show properties

Properties

Document type : Prior agreements L 24.12.2002
Title : Voorafgaande beslissing nr. 2012.226 dd. 03.12.2013
Tax year : 2013
Document date : 03/12/2013
Keywords : abnormaal of goedgunstig voordeel / vereffening / vereffening van vennootschappen / kwijtschelding van een schuld
Document language : NL
Name : Voorafgaande beslissing nr. 2012.226 dd. 03.12.2013
Version : 1

 

Voorafgaande beslissing nr. 2012.226 dd. 03.12.2013

 

Kwijtschelding van schuldvordering

Vereffening

Abnormaal of goedgunstig voordeel

 

Samenvatting

Er werd beslist dat, op grond van de verstrekte gegevens, de in de voormelde aanvraag beschreven definitieve kwijtscheldingen van schuldvordering verkregen abnormale of goedgunstige voordelen uitmaken in de zin van de artikelen 79 en 207, tweede lid WIB 92 ten name van de betrokken vennootschappen en aanleiding geven tot het verstrekken van abnormale of goedgunstige voordelen in de zin van artikel 26 WIB 92 door de betrokken vennootschappen.

Vermits de kwijtscheldingen niet gedaan of gedragen worden om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden, kunnen deze dan ook niet beschouwd worden als fiscaal aftrekbare beroepskosten in de zin van artikel 49 WIB 92 ten name van de betrokken vennootschappen.

 

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag tot het bekomen van een voorafgaande beslissing, sterkt ertoe bevestiging te bekomen dat :

1.1. de kwijtgescholden schuldvorderingen (waarvoor nog geen waarde-verminderingen werden geboekt in voorgaande belastbare tijdperken) door de Belgische vennootschappen geen aanleiding geven tot het verlenen van enig abnormaal of goedgunstig voordeel in de zin van artikel 26 WIB 92 en dat deze als een aftrekbare uitgave in de zin van artikel 49 WIB 92 dienen beschouwd te worden ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk waarin de kwijtschelding plaats vindt in hoofde van de aanvragers;

1.2. de afstand van de schuldvorderingen door de verbonden groepsvennootschappen ten voordele van de Belgische vennootschappen geen abnormaal of goedgunstig voordeel uitmaakt, waardoor de artikelen 79 en 207, tweede lid WIB 92 geen toepassing vinden.

 

II. Omschrijving van de verrichting

II.A. Beschrijving van de activiteiten van de betrokken partijen

2. A, B, C en E zijn vennootschappen die werden opgericht in land Y en via internationale zetelverplaatsing naar België werden overgebracht. 

3. De zaakvoerders van A, B, C en E zijn de heer X en de heer Y.

4. A trad sinds de verplaatsing van de zetel van de vennootschap op als holdingvennootschap voor de Belgische vennootschappen van de groep.

5. B,C en E zijn exploitatievennootschappen.

6. D en F zijn eveneens exploitatievennootschappen.

7. De buitenlandse vennootschap G is de voornaamste vennoot van de holdingvennootschap A. 

8. De buitenlandse vennootschap H heeft telkens slechts één aandeel in de vennootschappen binnen de groep waarin geen 100% participatie is genomen.

9. De buitenlandse vennootschap I heeft een aanzienlijke vordering op A. 

10. De buitenlandse vennootschap J heeft eveneens een aantal vorderingen op de Belgische vennootschappen van de groep.

11. De buitenlandse stichting K heeft eveneens een aantal vorderingen op de Belgische vennootschappen van de groep.

12. De aanvragers betreffen verschillende Belgische gelieerde vennootschappen die deel uitmaken van één grote internationale groep.

 

II.B. Omschrijving van de verrichting

II.B.1 De beschrijving van de activiteiten van de aanvragers

13. De Belgische vennootschappen maken deel uit van een grote internationale groep.

14. A is de Belgische holding binnen de Belgische groep van vennootschappen. Zij houdt meerderheidsparticipaties aan in diverse andere Belgische vennootschappen, zoals B en D. Daarnaast is zij eveneens meerderheidsaandeelhouder in C.

15. Onrechtstreeks, via B enerzijds en C anderzijds heeft de Belgische holding eveneens meerderheidsparticipaties in E en F. 

II.B.2 De volledige beschrijving van de bijzondere situatie of verrichting

16. De bijzondere situatie of verrichting die de aanvragers op het oog hebben, kan als volgt omschreven worden.

17. De zetelverplaatsing van de verschillende vennootschappen had tot doel om samen met de vennootschappen die in België reeds actief waren, een gediversifieerde onderneming uit te bouwen.

18. De activiteiten zijn in België evenwel niet succesvol geweest door moeilijke marktomstandigheden zowel in België als in het buitenland en door een foute marktanalyse en -strategie.

19. Nochtans werden de Belgische vennootschappen van voldoende financiering voorzien door de buitenlandse vennootschappen. 

20. Niettegenstaande deze financiering geraakte de Belgische afdeling van de groep niet uit de impasse van de laatste jaren. De activiteiten zijn dan ook al een aantal jaar geleden volledig stopgezet.

21. Per email werd meegedeeld dat alle aandelen van de groep eigendom zijn van K. J behoort niet tot de groep. Tot eind jaar N was de heer X CEO van J. Dit is de reden waarom deze vennootschappen ook vorderingen hebben op de betrokken Belgische vennootschappen. I is ook een vennootschap die is ondergebracht in K, maar maakt geen deel uit van de groep. Het ene aandeel dat H aanhield in A werd sinds geruime tijd overgedragen aan L. Toen K aandeelhouder is geworden van de groep, hadden de vennootschappen reeds een negatief eigen vermogen. Bij de overname had de heer X de intentie om projecten te realiseren in België. Deze projecten zouden worden gefinancierd door J, waar de heer X CEO van was. 

22. In diezelfde email werd eveneens meegedeeld dat bij de overname de heer X in eerste instantie beslist heeft de maatschappelijke zetel van de vennootschappen te verplaatsen naar België, aangezien het de bedoeling was om projecten te realiseren in België. In de periode sinds de zetelverplaatsing tot jaar N werden geen interessante opportuniteiten geïdentificeerd en werd de Belgische markt ook niet actief genoeg bewerkt. Aangezien de heer X eind jaar N, J heeft verlaten, heeft de raad van bestuur van J beslist om geen financiering voor de projecten toe te kennen. Bij gebrek aan de nodige financieringsmogelijkheden, was er geen andere mogelijkheid dan de werkzaamheden te stoppen. In dat verband heeft de heer X ervoor geopteerd de vennootschappen te vereffenen. De facto zijn er dus nooit activiteiten geweest in België.

23. De buitenlandse indirecte hoofdaandeelhouder, de heer X, overweegt bijgevolg een vereffening van zowel de Belgische als de buitenlandse vennootschappen. Naar aanleiding van deze vereffening zouden de intercompany schuldeisers bereid zijn afstand te doen van hun schuldvorderingen. De belangrijkste schuldeisers zijn de Belgische en buitenlandse gelieerde ondernemingen.

24. De diverse schuldvorderingen hebben betrekking op diverse leningen die in het verleden zijn toegestaan door de gelieerde ondernemingen om de opgelopen uitgaven verder te financieren. Zonder deze interventies van de in hoofdzaak in het buitenland gevestigde gelieerde ondernemingen, zouden de Belgische vennootschappen er nooit in geslaagd zijn hun financiële verplichtingen tegenover hun leveranciers en andere schuldeisers te voldoen. Aldus werd en wordt nog steeds door het verstrekken van kredieten door de in hoofdzaak buitenlandse vennootschappen van de groep een faillissement in hoofde van de Belgische vennootschappen vermeden.

25. Reeds lange tijd zijn de aanvragers bijgevolg verlieslatend. De exploitatierekeningen van de Belgische vennootschappen zijn blijvend deficitair. 

26. Uit de interne jaarrekeningen van de aanvragers blijkt dan ook een aanzienlijk negatief eigen vermogen.

27. De substantiële overgedragen verliezen zijn grotendeels te wijten aan overgedragen verliezen vóór de zetelverplaatsing, waardeverminderingen op participaties en financiële kosten voor de verkregen financiering.

28. Gezien deze financiële situatie, heeft de buitenlandse hoofdaandeelhouder, de heer X, beslist om de Belgische en buitenlandse groep van vennootschappen in vereffening te stellen. Daarbij is het thans reeds duidelijk dat de intercompany schulden niet zullen kunnen worden terugbetaald. De gelieerde ondernemingen zijn echter bereid, met het oog op de vrijwillige vereffening van de diverse Belgische vennootschappen afstand te doen van de nog opstaande schuldvorderingen teneinde een faillissement van deze vennootschappen te vermijden.

29. De buitenlandse hoofdaandeelhouder wenst een faillissement van de Belgische vennootschappen te vermijden, aangezien dit een negatieve impact zou hebben op de reputatie van de groep in het buitenland, zijn eigen reputatie en deze van de zaakvoerders en bestuurders van de verschillende vennootschappen.

30. De verschillende Belgische vennootschappen hebben verschillende intercompany vorderingen en hebben eveneens een aantal intercompany schulden.

31. De verschillende vennootschappen hebben geen andere activa dan de participaties die zij aanhouden binnen de groep. Er resten in de balansen, naast de diverse participaties (waarop reeds een waardevermindering geboekt werd) in hoofdzaak intragroepsvorderingen en -schulden.

32. Per email werd meegedeeld dat de Belgische vennootschappen A, B, C, D, E en F al hun vorderingen op elkaar zullen kwijtschelden. G en I zullen hun schuldvorderingen niet in alle vennootschappen volledig kwijtschelden. Zij zullen de schulden ten belope van maximaal de fiscaal overdraagbare verliezen op het ogenblik van de vereffening kwijtschelden. Gelet op het feit dat de schuld in drie vennootschappen (A,B en E) groter is dan het bedrag aan fiscaal overdraagbare verliezen, zou een volledige kwijtschelding van schuld aanleiding geven tot het ontstaan van een belastbaar fiscaal resultaat, wat een belastingschuld zou doen ontstaan en een faillissement onvermijdelijk zou maken.

 

III. Motivering van de aanvraag

33. Een eerste reden waarom de afstand van schuldvorderingen geen abnormaal of goedgunstig voordeel uitmaken, is het feit dat er van geen "voordeel" sprake kan zijn.  Er is immers maar sprake van een "voordeel" wanneer de verkrijger zich verrijkt zonder adequate of effectieve tegenprestatie (Com.I.B., nr. 26/30). Hoewel de afstanden inkomsten genereren in hoofde van de vennootschappen-schuldenaars, betreffen deze afstanden enkel dat deel van de schuldvorderingen die de verschillende Belgische vennootschappen-schuldenaars niet meer in staat zijn terug te betalen. De positie van de Belgische vennootschappen schuldenaars blijft dan ook gelijk met of zonder de afstanden van de schuldvordering, vermits deze laatste de Belgische vennootschappen schuldenaars niet in staat stellen andere schuldeisers een groter bedrag uit te keren.

34. Uit het voorgaande kan worden besloten dat de vennootschappen schuldenaars geen verrijking zullen genieten als gevolg van de afstanden van schuldvordering. Vanuit economisch standpunt zal de schuldverzaking immers hoe dan ook nooit bijdragen tot de winst die in de toekomst door de vennootschappen schuldenaars zal worden gerealiseerd, vermits deze vennootschappen schuldenaars zo snel mogelijk zullen vereffend worden.

35. Een tweede reden waarom de afstanden van schuldvorderingen geen abnormaal of goedgunstig voordeel oplevert, is het feit deze afstanden van schuldvordering noch abnormaal noch goedgunstig zijn.

36. De heer X is als indirecte hoofdaandeelhouder een zeer gerespecteerd zakenman in de desbetreffende sector in land X. De heer X is gewezen CEO en CFO van en is momenteel founding partner van O. De heer X heeft er economisch voordeel bij dat de vennootschappen waarvan hij aandeelhouder is, hun onderlinge schuldvordering kwijtschelden. Op die manier kunnen de vennootschappen worden vereffend en behoudt de heer X zijn reputatie in land X. Uit een email blijkt dat de heer X geen aandeelhouder is van andere Belgische vennootschappen. Het economisch voordeel in hoofde van de heer X bestaat erin dat hij een goede reputatie behoudt als zakenman. De heer X beoogt geen belastingvoordeel. Door de vennootschappen te vereffenen, wenst hij enkel de groep, die reeds jaren geen activiteit heeft, op een ordentelijke manier volledig stop te zetten, zonder zijn commercieel en financieel aanzien ten opzichte van zijn huidige handelspartners in het gedrang te brengen. 

37. Per email wordt er vermeld dat alle vennootschappen van de groep zullen worden vereffend (met uitzondering van M die zal worden verkocht). K en L zullen na de vereffening van de onderliggende vennootschappen ook worden ontbonden en vereffend. De heer X is bestuurder in K. K heeft geen aandeelhouders en bestaat in feite uit een doelgebonden afzonderlijk vermogen. Bij ontbinding moet het overgebleven vermogen een bestemming krijgen ten behoeve van dit doel. In casu zal er echter normaal gezien geen vermogen overblijven. De heer X is reeds meer dan X jaar actief als directeur en bestuurder in verschillende internationale bedrijven. Hij is nog nooit betrokken geweest in een faillissement en heeft ook niet de intentie dit te doen, zeker gezien hij nog steeds professioneel actief is. In land X is het een zaak van eer om openstaande schulden te betalen en niet failliet te gaan.

38. Per mail wordt een overzicht gegeven van de vennootschappen waarin de heer X momenteel betrokken is.

39. De hiervoor beschreven werkwijze is dan ook ingegeven door volgende motieven.

40. De economische realiteit van groepstructuren maakt dat het niet ongewoon is dat de moedermaatschappij of andere gelieerde ondernemingen binnen de groep financiële hulp verleent aan een dochter of kleindochter- onderneming in moeilijkheden, met als doel om een faillissement te vermijden, ondermeer gelet op de negatieve weerslag die een faillissement kan hebben op het imago van de moedervennootschap en de gehele groep op commercieel en financieel vlak (Hof van Beroep te Antwerpen op 10 mei 1994 en de arresten van het Hof van Beroep te Bergen van 18 mei 2001 en 19 maart 2004).

41. De opvordering van alle verschuldigde bedragen door de buitenlandse vennootschappen van de groep en door de Belgische vennootschappen zou het faillissement van de aanvragers veroorzaken. Een dergelijk faillissement van de diverse Belgische vennootschappen zou zonder enige twijfel een negatieve invloed uitoefenen op het commercieel en financieel aanzien en de kredietwaardigheid en het omzetcijfer van de andere vennootschappen van de groep en van de heer X. Door de samenloop bij faillissement zouden immers ook derden gedupeerd worden.

42. Daarom verkiest de heer X om de Belgische holdingvennootschap en haar verschillende Belgische dochters en kleindochters in vereffening te stellen en alle derden schuldeisers, alsook de vereffeningskosten, te betalen voor de uitbetaling van hun eigen vorderingen.

43. De kwijtschelding van de schulden zonder dat de buitenlandse vennootschappen van de groep volledig worden uitbetaald is economisch gezien geenszins abnormaal of goedgunstig, maar in het belang van de groep, daar haar faillissement op die wijze wordt vermeden.  De groep zal ook niet meer actief zijn op de Belgische markt.

44. Het merendeel van de rechtspraak aanvaardt dat zelfs de formele afstand van een schuldvordering ten voordele van een gelieerde onderneming - wat uiteraard wel een opbrengst / voordeel oplevert - geen abnormaal of goedgunstig karakter heeft, indien de schuldeiser er zelf een economische voordeel bij had.  Als een dergelijk economisch voordeel werd aangemerkt het redden van het faillissement van een dochteronderneming, gezien een dergelijk faillissement aanzienlijke financiële en commerciële schade met zich mee zou brengen (Bergen, 1 maart 1978, J.D.F., 1978, 227; Bergen, 3 november 1989, A.F.T., 1990, p. 135, met noot H. COPPENS; Brussel, 12 oktober 2000, Fiscoloog, 776, p. 3; Rb. Leuven, 6 februari 2004, T.F.R., juni 2004, 263, p. 569).  

45. In het verleden werden eveneens reeds verschillende beslissingen in die zin afgeleverd (zie o.m. Voorafgaande beslissing nr. 300.148 van 6 november 2003; Voorafgaande beslissing nr. 500.144 van 8 december 2005; Voorafgaande beslissing nr. 500.224 van 9 februari 2006; Voorafgaande beslissing nr. 700.124 van 15 mei 2007; Voorafgaande beslissing nr. 700.229 van 19 juni 2007; Voorafgaande beslissing nr. 700.443 van 15 januari 2008).

46. Per email worden de economische redenen in hoofde van K en in hoofde van de heer Y toegelicht waarom wordt geopteerd voor een vereffening. K heeft tot nu toe steeds het commitment nageleefd om de "funding" van de "dagelijkse kosten" van de vennootschappen van de groep op zich te (blijven) nemen. Het is in het financieel belang van K dat deze betalingen zo snel mogelijk kunnen worden stopgezet. Een vereffening is de meest kostefficiënte en snelste manier om de "dagelijkse kosten" zo snel mogelijk te stoppen. De heer Y is niet alleen bestuurder binnen de groep, maar is in het buitenland tevens actief als adviseur. Voor deze professionele activiteit heeft de heer Y een beroepsaansprakelijkheidsverzekering nodig.

47. Per mail werd verder verduidelijkt dat K op regelmatige basis funding verschaft aan de groep via A. Het aanhouden van deze situatie is financieel negatief voor K, aangezien de lopende kosten elk jaar worden opgelopen. Bovendien zal K, met het oog op het betalen van de schulden ten aanzien van derde partijen, nog een bijkomende funding doen ten voordele van de groep.

48. Per email worden volgende redenen aangehaald waarom een faillissement van de vennootschappen van de groep dient vermeden te worden:

48.1. Een faillissement heeft een erg negatieve impact op de reputatie van de heer X (bestuurder), K (aandeelhouder en schuldeiser), de J groep (derde schuldeiser) en de ondernemingen waar de heer X momenteel in betrokken is. In land X is het belangrijk om schulden te betalen en een faillissement zou maatschappelijk beschouwd worden als geen gebrek aan leiderschap van de hierboven vermelde personen om hun zaken op een ordentelijke manier af te ronden. Een vereffening (waarbij geen fiscaal voordeel wordt gerealiseerd), zou het leiderschap van deze personen aantonen.

48.2. Een faillissement zou een financieel negatieve impact hebben op de heer Y (bestuurder). De heer Y is professioneel actief in land Y. In dat verband heeft de heer Y een beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Betrokkenheid bij een faillissement, zou niet alleen zijn professionele reputatie schaden, maar zou ook een verhoging van de premies van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering betekenen.

48.3. In geval van faillissement is het niet mogelijk om bij voorkeur het beperkt aantal derde schuldeisers te betalen. Het niet betalen van deze derde schuldeisers zou opnieuw schade berokkenen aan de reputatie van K en de bestuurders van de groepsvennootschappen.

48.4. Een snelle en ordentelijke vereffening is in het voordeel van de uiteindelijke aandeelhouder, K. K betaalt op heden de facto de lopende kosten die de groepsvennootschappen oplopen. Het aanhouden van deze situatie is financieel negatief voor K, aangezien de lopende kosten elk jaar worden opgelopen. Deze kredietfaciliteit stoppen, zou leiden tot een faillissement en zou de reputatie van K en haar bestuurders en oprichters schaden. Bijgevolg is het in het economisch belang van K dat de intercompany schulden zo snel mogelijk worden kwijtgescholden en dat de vereffening wordt afgerond.

48.5. Er wordt aan geen enkele van de groepsvennootschappen een voordeel verstrekt. Aangezien alle groepsvennootschappen worden vereffend, is er geen van de vennootschappen die zich verrijkt. Bijgevolg is er geen sprake van een voordeel. Dit wordt tevens bevestigd door het schrijven van de heer X waarin hij bevestigd dat de voorgestelde verrichtingen geen belastingvoordeel creëren en niet gedreven zijn vanuit enig belastingmotief. Bovendien is de kwijtschelding niet abnormaal of goedgunstig. Door het feit dat de groepsvennootschappen worden vereffend, wordt schade, aan de reputatie van de derde schuldeisers en de bestuurders van de schuldeisers die worden vereffend, vermeden. Gezien de feitelijke omstandigheden is een vereffening van de groep economisch de beste oplossing voor de schuldeisers.

48.6. Tenslotte merkt de aanvrager op dat de Belgische rechtbanken de vereffening zullen overzien. In dat verband wordt de aandacht gevestigd op een beslissing van de rechtbank van koophandel te Antwerpen van 15 november 2005, waarin de rechtbank verzoekt om een voorafgaande beslissing van de belastingadministratie met betrekking tot de kwijtschelding van de schulden te bekomen: "In casu is het niet denkbeeldig dat de fiscus deze niet onaanzienlijke kwijtschelding aanziet als een opbrengst voor de vennootschap die fiscaal belast dient te worden en zich eveneens verzet tegen de hiervoor vermelde schuldvergelijking. Fiscale schulden ontstaan immers uit de Wet en niet uit de inkohiering. Daarom geeft de Rechtbank er de voorkeur aan dat deze werkwijze ofwel fiscaal geregulariseerd wordt ofwel het akkoord ermee van de fiscus wordt voorgelegd alvorens tot goedkeuring tot het plan over te gaan." (H. BRAECKMANS, H COUSY, E. DIRIX, B. TILLEMAN, M VANMEENEN (eds.), Curatoren en vereffenaars: actuele ontwikkelingen, Intersentia, Antwerpen, 2010, p. 56).

 

IV. Beslissing

49. Ingevolge artikel 26, eerste lid WIB 92 worden de abnormale of goedgunstige voordelen die door een in België gevestigde onderneming worden verleend, onverminderd de toepassing van artikel 49 en onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 54, bij haar eigen winst gevoegd, tenzij die voordelen in aanmerking komen voor het bepalen van de belastbare inkomsten van de verkrijger.

50. De voormelde artikelen 79 en 207, tweede lid WIB 92 houden inzonderheid in dat de beroepsverliezen niet kunnen worden afgetrokken van het gedeelte van het resultaat dat voortkomt uit abnormale of goedgunstige voordelen die een binnenlandse vennootschap, in welke vorm of door welk middel ook, rechtstreeks of onrechtstreeks heeft verkregen uit een onderneming ten aanzien waarvan zij zich rechtstreeks of onrechtstreeks in enige band van wederzijdse afhankelijkheid bevindt.

51. Tussen A, B, C, D, E en F bestaat een band van wederzijdse afhankelijkheid.

52. Bijgevolg moet worden nagegaan of de onderlinge kwijtscheldingen van schuldvordering moeten worden beschouwd als abnormale of goedgunstige voordelen.

53. Aan de grondslag van het begrip "voordeel" ligt enerzijds een verrijking van de verkrijger en anderzijds, wat de verstrekker van het voordeel betreft, geen effectieve vergoeding evenwaardig aan het verstrekte voordeel (zie inzonderheid het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 13.05.1991 en het nummer 26/16 van de administratieve commentaar op het WIB 92 - Com. IB 92).

54. Als "abnormaal" moet worden beschouwd, hetgeen in strijd is met de normale gang van zaken, met de gevestigde regels of gebruiken (zie eveneens het voormeld arrest van 13.05.1991 en het voormeld nummer 26/16, Com. IB 92).

55. Als "goedgunstig" moet worden beschouwd, hetgeen ten kosteloze titel, zonder verplichting en enige tegenprestatie gebeurt (zie inzonderheid het arrest van het Hof van Cassatie van 31.10.1979 en het voormeld nummer 26/16, Com. IB 92).

56. Voor de beoordeling van de abnormaliteit of normaliteit van de toegestane voordelen of hun goedgunstig karakter moet worden gesteund op de economische omstandigheden van het ogenblik, op de respectieve situatie van de partijen en op de feitelijke elementen van de zaak.

57. Het is in bepaalde specifieke omstandigheden voor verbonden ondernemingen bedrijfseconomisch aanvaardbaar om hulp te bieden aan ondernemingen van de groep in moeilijkheden, inzonderheid de hulp die wordt verleend om het eigen commercieel en financieel aanzien hoog te houden (zie inzonderheid het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 10.05.1994, het arrest van het Hof van Beroep te Bergen van 18.05.2001, het vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven van 6.02.2004 en het arrest van het Hof van Beroep te Brussel van 20.04.2005).

58. Per email werd meegedeeld dat de Belgische vennootschappen A, B, C, D, E en F al hun vorderingen op elkaar zullen kwijtschelden. G en I zullen hun schuldvorderingen niet in alle vennootschappen volledig kwijtschelden. Zij zullen de schulden ten belope van maximaal de fiscaal overdraagbare verliezen op het ogenblik van de vereffening kwijtschelden. Gelet op het feit dat de schuld in drie vennootschappen (B, E en A) groter is dan het bedrag aan fiscaal overdraagbare verliezen, zou een volledige kwijtschelding van schuld aanleiding geven tot het ontstaan van een belastbaar fiscaal resultaat, wat een belastingschuld zou doen ontstaan en een faillissement onvermijdelijk zou maken. 

59. A, B, D, E, C en F hebben allen een negatief eigen vermogen en een aanzienlijk bedrag aan fiscale overdraagbare verliezen.

60. Door deze vennootschappen te vereffenen, wenst de heer X enkel de groep, die reeds jaren geen - nooit sedert de opstart in België - activiteit heeft, op een ordentelijke manier volledig stop te zetten, zonder zijn commercieel en financieel aanzien ten opzichte van zijn huidige handelspartners in het gedrang te brengen. 

61. K en L zullen na de vereffening van de onderliggende vennootschappen ook worden ontbonden en vereffend. De heer X is bestuurder in K. K heeft geen aandeelhouders en bestaat in feite uit een doelgebonden afzonderlijk vermogen.

62. Er werd verduidelijkt dat K op regelmatige basis funding verschaft aan de groep via A.

63. Alle aandelen van de groep zijn eigendom van K. J behoort niet tot de groep. Tot eind jaar N was de heer X CEO van J. Dit is de reden waarom deze vennootschap ook vorderingen heeft op de betrokken Belgische vennootschappen. I is ook een vennootschap die is ondergebracht in K, maar maakt geen deel uit van de groep. Toen K aandeelhouder is geworden van de groep, hadden de vennootschappen reeds een negatief eigen vermogen. Bij de overname had de heer X de intentie om projecten te realiseren in België. Deze projecten zouden worden gefinancierd door J, waar de heer X CEO van was. 

64. Bij de overname heeft de heer X in eerste instantie beslist de maatschappelijke zetel van de vennootschappen A, B, C en E te verplaatsen naar België, aangezien het de bedoeling was om projecten te realiseren in België. In de periode sinds de zetelverplaatsing tot jaar N werden geen interessante opportuniteiten geïdentificeerd en werd de Belgische markt ook niet actief genoeg bewerkt. Aangezien de heer X eind jaar N J heeft verlaten, heeft de raad van bestuur van J beslist om geen financiering voor projecten toe te kennen. Bij gebrek aan de nodige financieringsmogelijkheden, was er geen andere mogelijkheid dan de werkzaamheden te stoppen. In dat verband heeft de heer X er nu voor geopteerd de vennootschappen te vereffenen. De facto zijn er nooit activiteiten geweest in België.

65. Per email werd meegedeeld dat voor de intercompany schulden en vorderingen geen schriftelijke overeenkomsten bestaan.

66. De door de aanvragers (met name A, B, C, D, E en F) uiteengezette motivering toont niet aan dat de diverse kwijtscheldingen van schuldvordering door F, B, A, D, E, G, I en K worden gedaan om hulp te bieden aan de ondernemingen van de groep in moeilijkheden (met name aan A, B, C, D, E en F), inzonderheid de hulp die wordt verleend om het eigen commercieel en financieel aanzien hoog te houden. Er wordt niet aangetoond dat een faillissement van de betrokken Belgische vennootschappen een negatieve invloed zou uitoefenen op het commercieel en financieel aanzien en de kredietwaardigheid en het omzetcijfer van de andere vennootschappen van de groep. Volgende elementen doen de DVB hiertoe besluiten:

66.1. niet alleen de ondernemingen van de groep in moeilijkheden, namelijk de aanvragers A, B, C, D, E en F zullen vereffend worden, maar de volledige groep zal vereffend worden, met uitzondering van M die zal worden verkocht;

66.2. de groepsvennootschappen die een kwijtschelding van schuldvordering doen doen dit niet om het eigen commercieel en financieel aanzien hoog te houden aangezien ze zelf ook zullen vereffend worden;

66.3. bovendien doen A, B, D, E en F een kwijtschelding van schuldvordering terwijl ze zelf een negatief eigen vermogen hebben;

66.4. F doet een kwijtschelding van schuldvordering ten opzichte van D, een tante van haar;

66.5. uit de indicatie die door de aanvragers werd gemaakt van de schuldvorderingen die zullen worden kwijtgescholden blijkt dat B, A en E kwijtschelden terwijl ze zelf niet alle schulden kwijtgescholden krijgen en bijgevolg nog openstaande schulden in de vereffeningsstaat zullen hebben;

66.6. A, B, C en E hadden reeds schulden vooraleer ze naar België kwamen;

66.7. per email werd meegedeeld dat toen K aandeelhouder werd van de groep, de vennootschappen reeds een negatief eigen vermogen hadden;

66.8. sedert de overname werd er nog geen activiteit bij de betrokken vennootschappen vastgesteld. Er werd bevestigd bij email dat er nooit enige activiteit geweest is in België;

66.9. per mail werd eveneens bevestigd dat de twee in België opgerichte vennootschappen - D en F - voldoende gekapitaliseerd waren, ook al is steeds sprake van een negatief eigen vermogen. Deze vennootschappen hadden met andere woorden reeds een negatief eigen vermogen toen K aandeelhouder werd van de groep;

66.10. op het verzoek tot overmaken van de verslagen in het kader van artikel 332 (voor de BVBA's)/ 633 (voor de NV's) van het wetboek vennootschappen werden voor A, B, C, D, E en F de verslagen met betrekking tot het boekjaar xxxx aan de DVB overgemaakt waaruit blijkt dat de zaakvoerders/ de raad van bestuur telkens in hun bijzonder verslag) voorstellen de mogelijkheid te onderzoeken om de vennootschap voldoende winstgevende activiteiten te laten voeren en waarbij de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders beslist om de vennootschap niet te ontbinden en de "activiteiten" verder te zetten.

67. Ingevolge artikel 49 WIB 92 zijn als beroepskosten aftrekbaar de kosten die de belastingplichtige in het belastbare tijdperk heeft gedaan of gedragen om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden en waarvan hij de echtheid en het bedrag verantwoordt door middel van bewijsstukken of, ingeval zulks niet mogelijk is, door alle andere door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen, met uitzondering van de eed.

68. Als in het belastbare tijdperk gedaan of gedragen worden beschouwd, de kosten die in dat tijdperk werkelijk zijn betaald of gedragen of het karakter van zekere en vaststaande schulden of verliezen hebben verkregen en als zodanig zijn geboekt.

69. In casu zijn de uitgaven van de kwijtgescholden schuldvorderingen niet gedaan of gedragen om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden, aangezien de vennootschappen die hun schuldvordering kwijtschelden zelf ook zullen vereffend worden.

70. De DVB wenst op te merken dat de heer X en de heer Y geen aanvragers zijn en zij geen kwijtschelding van schuldvordering doen. De heer X is bestuurder in D en F en zaakvoerder in A, B, C en E. Verder is hij geen aandeelhouder van een vennootschap van de groep en ook niet van andere Belgische vennootschappen. Het economisch voordeel in hoofde van de heer X bestaat er enkel in dat hij een goede reputatie behoudt als zakenman. De heer Y is zaakvoerder in A, B, C en E. Een faillissement zou volgens de email zijn professionele reputatie schaden en een verhoging van de premies van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering betekenen.

Gelet op de artikelen 20 tot 23 van voormelde wet van 24 december 2002 alsmede op de overwegingen zoals vermeld in de randnummers 49 tot en met 70 wordt er beslist dat:

71. de in de voormelde aanvraag beschreven definitieve kwijtscheldingen van schuldvordering verkregen abnormale of goedgunstige voordelen uitmaken in de zin van de artikelen 79 en 207, tweede lid WIB 92 ten name van A, B, C, D, E en F;

72. de in de voormelde aanvraag beschreven definitieve kwijtscheldingen van schuldvordering aanleiding geven tot het verstrekken van abnormale of goedgunstige voordelen in de zin van artikel 26 WIB 92 door A, B, D, E en F;

73. vermits de kwijtscheldingen niet gedaan of gedragen worden om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden, kunnen deze kwijtscheldingen dan ook niet beschouwd worden als fiscaal aftrekbare beroepskosten in de zin van artikel 49 WIB 92 ten name van A, B, D, E en F.