Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders: Beslissing van 10 December 1998 (België). RG 97284/609

Date :
10-12-1998
Langue :
Néerlandais
Taille :
1 page
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-19981210-4
Numéro de rôle :
97284/609

Résumé :

(De Commissie nam kennis van de stukken, ondermeer van : - de beslissing van 21 november 1996 waarbij de Commissie aan verzoeker een voorschot toekende van 100.000 frank; - het verzoekschrift van 12 september 1997, neergelegd op het secretariaat van de Commissie op 16 september 1997 waarbij de verzoeker de toekenning heeft gevraagd van een hoofdhulp van 2.000.000 frank; Uit de stukken blijkt dat de verzoeker in een herberg te Westerlo op 20 november 1993 aanvankelijk bedreigd werd door de genaamde H., die uiteindelijk een aantal schoten op de verzoeker heeft afgevuurd. De dader werd wegens poging tot doodslag vervolgd voor de correctionele rechtbank te Turnhout die hem op .. 1995 veroordeeld heeft tot een gevangenisstraf van vier jaar. Aan de verzoeker, die zich burgerlijke partij had gesteld, werd een provisionele schadevergoeding van 100.000 frank toegekend. Sindsdien heeft de correctionele rechtbank te Turnhout de burgerlijke belangen definitief beoordeeld en werd de dader veroordeeld tot betaling van een vergoeding, in hoofdsom bepaald op 1.894.300 frank (vonnis van .. 1998). Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan. De kansen van verhaal op de dader zijn nagenoeg onbestaande. Bij beslissing van 24 oktober 1996 heeft deze Commissie aan de verzoeker reeds een voorschot toegekend van 100.000 frank. In zijn verslag van 18 september 1996 stelde de gerechtsdeskundige vast dat de verzoeker een schotwonde had opgelopen ter hoogte van de rechterbovenarm en een verbrijzelingsfractuur ter hoogte van de rechter proximale humerus-diafuse. Hij bleef volledig werkonbekwaam gedurende ongeveer 34 maanden en behoudt een invaliditeit van 15 %. Er is ook een "lichte" esthetische schade (3/7). De verzoeker heeft diverse hospitalisaties meegemaakt. Volgens de overgelegde bescheiden belopen de medische kosten nagenoeg 100.000 frank. De wetgeving op de hulp van de Staat aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan die slachtoffers geen recht op een algehele schadeloosstelling maar wel het recht een "hulp" te vragen die in billijkheid wordt bepaald en overeenkomstig de criteria door de wet bepaald. De wet bepaalt ook de schadeposten die in aanmerking kunnen komen voor de toekenning van een hulp en het maximum bedrag, zo onder meer voor wat betreft de materiële schade. De verzoeker was reeds een op rust gestelde mijnwerker en genoot een pensioen. Zijn nevenactiviteiten o.m. als zelfstandig caféhouder heeft hij na de feiten stopgezet. Uit de overgelegde stukken blijkt dat zijn bijkomende inkomsten eerder gering waren. Alle feitelijke omstandigheden in acht genomen en rekening houdend met de wettelijke voorschriften, oordeelt de Commissie dat aan de verzoeker een hulp mag worden toegekend, in billijkheid begroot op 600.000 frank. Het reeds toegekende voorschot dient van dit bedrag afgetrokken te worden. OP DIE GRONDEN, De Commissie, Gelet op de artikelen 17 alinéa 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37 van de wet van 1 augustus 1985,zoals gewijzigd door de wetten van 17 en 18 februari 1997 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986, Verklaart het verzoek ontvankelijk, Kent de verzoeker een hulp toe van 600.000 frank min het reeds toegekende voorschot (100.000 frank) = 500.000 frank.)

Decision :

La version intégrale et consolidée de ce texte n'est pas disponible.