Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders: Beslissing van 22 Januari 2013 (België). RG M10-3-0555/7420

Date :
22-01-2013
Langue :
Néerlandais
Taille :
3 pages
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-20130122-12
Numéro de rôle :
M10-3-0555/7420

Résumé :

Samenvatting 1

Decision :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

(...)

I. Feiten en vervolging

Uit het vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg te ... d.d. 25 juni 2009:

"Doorheen zijn diverse verhoren heeft de beklaagde van zijn kant vrij spontaan integrale bekentenissen afgelegd. Zo bevestigde hij onder meer veel kinderpornosites te bezoeken, dergelijke beelden te downloaden en te branden op CD, kinderpornofimpjes door te sturen aan een paar derden en dergelijk materiaal uit te wisselen, sedert juli 2006 valse internetprofielen aan te maken waarbij hij zich onder meer voordeed als een minderjarig (lesbisch) meisje "Anketje" en als tienerjongen "Maxwell", via chatsessies oneerbare voorstellen te doen aan minderjarige meisjes voornamelijk met als doelstelling ze uit de kleren te krijgen voor de webcam teneinde die beelden vervolgens te registreren en te branden op CD, e-mailadressen van andere meisjes te hebben gehackt, dreigementen te hebben geuit teneinde de meisjes tot het zich ontkleden te bewegen, ... . Uiteindelijk voegde de beklaagde daaraan toe in zijn opzet om minderjarigen te dwingen zich te ontkleden te zijn geslaagd ten overstaan van tientallen meisjes en ook van deze opnames bepaalde fragmenten te hebben doorgestuurd naar derden. "

"Uit de eigen verklaring van Marisha X. blijkt dat zij tussen de 5 en 10 keer contact had met de beklaagde toen hij zich voordeed als "Maxwell". Op zijn verzoek ontdeed zij zich van al haar kledij en zij wreef - op zijn vraag en uit schrik voor zijn dreigementen - ook aan haar borsten, onderbuik en vagina. Op latere dubieuze contacten met de beklaagde toen hij het valselijk profiel van "Anke" aanwendde, ging de minderjarige evenwel niet meer in."

De dader, Jeroen Z. (° ../../1974), werd bij bovenvermeld vonnis voor deze en andere gelijkaardige feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, waarvan 36 maanden met uitstel van tenuitvoerlegging gedurende 5 jaar, mits naleving van probatievoorwaarden en een geldboete.

De tenlasteleggingen m.b.t. Marisha X. werden als volgt geformuleerd:

"C. Te ... en met samenhang elders in het Rijk: een aanslag tegen de zeden te hebben gepleegd, door, teneinde een anders driften te voldoen, de ontucht, het bederf of de prostitutie van een minderjarige van het mannelijk of vrouwelijk geslacht, die geen volle veertien jaar oud is op het ogenblik der feiten, te hebben opgewekt, vergemakkelijk of begunstigd, nl. t.a.v. tientallen meisjes, minstens t.a.v. X. Marisha, minstens in de loop van de maand januari 2008;

F. een persoon, die klacht doet, te hebben belaagd, terwijl hij wist of had moeten weten dat hij door zijn gedrag de rust van die bewuste persoon ernstig zou verstoren, nl. t.a.v.: X. Marisha, minstens in de loop van de maand augustus 2008."

Op burgerlijk gebied werd hij veroordeeld om aan Marie-Christien Y. in eigen naam

euro 250 te betalen en aan Marie-Christien Y. q.q. Marisha X. euro 1.250, telkens voor morele schade.

Dit vonnis is in kracht van gewijsde getreden.

II. Gevolgen van de feiten voor Marisha

- Uit het vonnis: "Uit hun gezamenlijke burgerlijke partijstellingen: Marie-Christien Y. in eigen naam ( euro 1.000) en q.q. haar minderjarige dochter Marisha X. ( euro 3.000), blijkt dat het daarbij om morele schade gaat, vermits zij onder meer gewag maken van een trauma, verdringing van de feiten, in zichzelf gekeerd zijn en slaapwandelen in hoofde van de minderjarige. Inmiddels zou er ook trouwens therapie opgestart zijn voor wat betreft de minderjarige, terwijl de moeder zelf tot slot gewag maakt van heel wat slapeloze nachten en ongerustheid in haar persoonlijke hoofde."

- In een attest d.d. 9 juni 2010 uitgaande van mevrouw S. B., kinderpsychologe en gedragstherapeute, staat: "Op verzoek van de moeder verklaar ik hierbij dat Marisha vanaf heden in psychologische begeleiding is."

- De advocaat deelt mee dat het getuigschrift niet méér gedetailleerd kon worden opgemaakt rekening houdend met het beroepsgeheim van de psychologe. Hij verklaart ter zitting dat er een vijf- à zestal sessies plaatsvonden.

- Er wordt thuis niet meer gepraat over de feiten. Zowel moeder als dochter gaan zo goed mogelijk verder met hun leven. Het meisje wil in geen geval nog herinnerd worden aan de feiten.

III. Mogelijkheden tot schadeloosstelling

- In het vonnis staat bij de probatievoorwaarden o.a.:

10. De reeds opgestarte schuldenregeling/bewindvoering onder leiding van Meester M. Verfaillie verder zetten en - mocht deze tot een einde komen - zich in overleg met de justitieassistent(e) voor budgetbeheer verder laten begeleiden door een gespecialiseerde dienst.

11. Ernstige en volgehouden inspanningen leveren om de burgerlijke partijen te vergoeden, eventueel d.m.v. een afbetalingsplan in overleg met de justitieassistent(e en deze laatste de originele bewijzen van betaling voorleggen.

- Bij beschikking van de Arbeidsrechtbank te ... d.d. 6 april 2010 werd de dader via zijn voorlopig bewindvoerder, Meester V., toegelaten tot de collectieve schuldenregeling. Er werd een schuldbemiddelaar aangesteld.

- Uit de familiale polis van verzoekster, Basler groep, blijkt dat Euromex in het kader van ‘onvermogen van derden' enkel tussenkomst verleent in geval van verkeersongeval.

IV. Begroting van de gevraagde hulp

Verzoekster vraagt euro 3.000 voor morele schade voor Marisha.

V. Beoordeling door de Commissie

Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan. De kansen op verhaal tegenover de dader zijn quasi onbestaande.

De wetgeving betreffende de hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden verleent aan de slachtoffers geen subjectief recht op "schadeloosstelling", maar wel op het eventueel bekomen van een "hulp", gesteund op het principe van de collectieve solidariteit. Uit de aard zelf van de hulp volgt dat de "volledige vergoeding" van het door de slachtoffers geleden nadeel niet wordt gewaarborgd. Bij het beoordelen van een hulp dienen de voorschriften van de artikelen 31, 31bis, 32, 33 en 33bis van de wet van 1 augustus 1985 nageleefd te worden.

1. Er dient verwezen te worden naar artikel 31 1ste van de wet van 1 augustus 1985: dat bepaalt:

"De Commissie kan een financiële hulp toekennen aan: personen die ernstige lichamelijke of psychische schade ondervinden als rechtstreeks gevolg van een opzettelijke gewelddaad."

Een opzettelijke gewelddaad omvat per definitie 2 bestanddelen:

- een materieel bestanddeel: nl. het stellen van een actieve daad van ‘geweld' of m.a.w. de intentie om geweld te gebruiken: misdrijven uit onvoorzichtigheid zijn uitgesloten;

- een moreel bestanddeel: nl. het opzet in hoofde van de dader, m.a.w. de intentie om ‘geweld' te plegen op de persoon van het slachtoffer: misdrijven tegen goederen of misdrijven die geen gebruik van geweld inhouden, zijn uitgesloten.

Volgens artikel 379 van het SWB (onder de titel ‘bederf van de jeugd en prostitutie') werd de dader veroordeeld wegens ‘een aanslag tegen de zeden te hebben gepleegd' en wegens ‘belaging' (artikel 442 bis SWB).

Er kan worden vastgesteld dat alle contacten tussen dader en slachtoffer verliepen via de webcam en via e-mailverkeer. Er is geen sprake van rechtstreeks fysisch contact.

Niettemin is de Commissie van oordeel dat er wel sprake is van psychisch geweld gepleegd ten aanzien van het minderjarige meisje mede omdat de dader tevens werd veroordeeld wegens belaging.

2. Het is vanzelfsprekend aannemelijk dat het zich dwangmatig volledig moeten uitkleden een traumatisch effect heeft op een minderjarige van (op het moment van de feiten) 11 jaar.

Het kwam niet tot fysisch contact maar het post factum besef dat men zich heeft blootgesteld aan het verwerpelijk voyeurisme van een pedofiel moet niettemin een choquerende ervaring zijn in hoofde van de minderjarige.

"In hun burgerlijke partijstelling wordt gewag gemaakt van een trauma, verdringing van de feiten, in zichzelf gekeerd zijn en slaapwandelen in hoofde van de minderjarige." In het dossier werden nooit medische stukken neergelegd die deze beweringen staven.

"Op verzoek van de moeder verklaar ik hierbij dat Marisha vanaf heden in psychologische begeleiding is." Het is niet duidelijk of deze begeleiding is opgestart ter verwerking van een trauma ten gevolge van de feiten of om bijvoorbeeld de weerbaarheid en het normbesef van het meisje bij te stellen, wat eigenlijk een taak van de ouders is. Kennelijk was Marisha ook vóór de feiten gesloten van aard. Er wordt geschermd met het beroepsgeheim om niet te moeten meedelen wat de reden van de psychologische begeleiding is.

Ook in het vonnis wordt vermeld dat er geen concrete stavingstukken zijn: "Ook zonder de impact van het gebeuren te overroepen, in de wetenschap dat de minderjarige en zelfs bij ontstentenis van concrete stavingsstukken (bv. aangaande de beweerlijke actueel gevolgde therapie) blijft het aannemelijk dat de morele schade bestaande is en het niveau van het symbolische duidelijk overstijgt."

Gelet op de tenlasteleggingen (minstens in de loop van de maand januari 2008, minstens in de loop van de maand augustus 2008) kan aangenomen worden dat de feiten in temporeel opzicht relatief beperkt waren.

3. Rekening houdend met alle bovenvermelde overwegingen is de Commissie van oordeel dat Marisha X. slachtoffer werd van een ernstige gewelddaad in de zin van artikel 31 1ste van de wet. Er kan een hulp toegekend worden voor morele schade.

*

* *

OP DIE GRONDEN,

De Commissie,

Gelet op

- de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken;

- de artikelen 28 tot 41 van de wet van 1 augustus 1985, houdende fiscale en andere bepalingen, laatst gewijzigd bij wet van 30 december 2009;

- het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 7 december 2006;

Verklaart het verzoek ontvankelijk en kent verzoekster qualitate qua haar minderjarige dochter een hulp toe van euro 3.000.

Zegt dat die som zal geplaatst worden op een spaarboekje op naam van de minderjarige en dat de hoofdsom en de intresten onbeschikbaar zullen blijven tot aan haar meerderjarigheid of ontvoogding, behoudens bijzondere toelating van de bevoegde rechter.

Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 22 januari 2013.

De secretaris a.i., De voorzitter,

M. STEYAERT P. DRAULANS