Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders: Beslissing van 8 Januari 2003 (België). RG M1460/1977

I. Feiten
Uit de stukken blijkt dat Joris , de minderjarige zoon van verzoekster, tussen 1 juni 1997 en 1 augustus 1999 te ... en op andere plaatsen in België (onder meer te ..., ... en ...) seksueel werd misbruikt door de heer Van H.. Deze laatste was in contact gekomen met verzoekster en haar zoon Joris naar aanleiding van een advertentie in het weekblad 'Blik' ter gelegenheid van de plechtige communie van Joris.
Tijdens zijn detentie heeft de dader Joris nog meermaals bedreigd (onder meer doodsbedreigingen).
II. Vervolging
Bij vonnis van de Correctionele rechtbank te .... d.d. 21 november 2000 werd de heer Van H. wegens aanranding van de eerbaarheid met geweld of bedreiging van onder meer Joris , veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar (gedeeltelijk met uitstel). Op burgerlijk gebied werd de heer Van H. veroordeeld tot betaling aan verzoekster van een bedrag van 82.624 frank voor de materiële schade (opleg dokterskosten, farmaceutische kosten, aidstest, verplaatsingskosten, reis naar Spanje) en een bedrag van 250.000 frank voor de morele schade (qualitate qua haar zoon Joris).
Verzoekster tekende tegen voormeld vonnis hoger beroep aan op burgerlijk gebied, maar deed hiervan afstand ter zitting van het Hof van Beroep te ... d.d. 3 oktober 2001.
III. Medische gevolgen
Ingevolge het seksueel misbruik lijdt Joris aan een ernstige vorm van posttraumatische stressstoornis en kinderdepressie. Hij volgt sedert januari 2000 een intensief therapeutisch programma bij Prof. Dr.
A..
Joris kampt met in- en doorslaapstoornissen, lusteloosheid, huilbuien, hartkloppingen, zweten, beven, nachtmerries en suïcidale neigingen (hij ondernom een zelfmoordpoging op 21 november 2000).
Uit de diverse psychiatrische verslagen van Dr. G. (huisarts van Joris) en Prof. Dr. A. blijkt dat voor Joris nog jarenlange (zoniet levenslange) therapie noodzakelijk zal zijn om het opgelopen trauma te verwerken.
IV. Financiële middelen en schadeloosstelling
Uit inlichtingen, ingewonnen via het parket-generaal te ... , blijken volgende maandelijkse inkomsten van verzoekster: 32.000 fr. (stempelgeld), 12.592 fr. (kindergeld), 8.500 fr. (onderhouds-geld van ex-echtgenoot voor haar kinderen Joris en Bob).
Zij heeft volgende maandelijkse uitgaven: 17.000 fr. (huishuur), 6.100 fr. (water, gas en elektriciteit), 4.000 fr. (medicatie Joris), 4.000 fr. (medicatie Bob), 1.500 fr. (andere medische kosten). Voorts wekelijks 4.000 fr. (verplaatsingen voor therapie Joris), driemaandelijks 4.900 fr. (verzekering) en jaarlijks 14.000 fr. (autotaks). Daarbij komt nog 15.000 fr. (schooluitgaven Joris) en 8.000 fr. (schooluitgaven Bob).
Doordat verzoekster steeds ter beschikking moet zijn van Joris, gaat zij niet in op werkaanbiedingen.
Uit getuigschriften van de Administratie der directe belastingen blijken volgende inkomsten van verzoekster:
1996: 298.598 fr. (werkloosheidsuitkering)
42.182 fr. (wedden en lonen)
11.145 fr. (ziektevergoeding)
1997: 361.022 fr. (werkloosheidsuitkering)
7.322 fr. (achterstallen loon OCMW)
4.256 fr. (achterstallen ziekte CM)
1998: 365.174 fr. (werkloosheidsuitkering)
Vanuit de hulpgevangenis te Leuven verklaarde de heer Van H. dat hij niet in het bezit is van enige financiële middelen en nog geen afbetalingen heeft verricht aan het slachtoffer.
Verzoekster verklaart niet te beschikken over een private verzekering ter dekking van de schade.
V. Begroting van de schade door de verzoekster
Verzoekster begroot de geleden schade als volgt:
- morele schade: 400.000 fr.
- medische kosten en ziekenhuiskosten: 128.507 fr.
- procedurekosten: 4.074 fr.
- materiële kosten (reis): 49.758 fr.
- verlies van een schooljaar: 150.000 fr.
Totaal: 732.339 fr. (€ 18.154,21)
Ter zitting van de Commissie d.d. 20 november 2002 worden door verzoekster nog bijkomende stukken betreffende gemaakte kosten neergelegd voor een totaal bedrag van € 2.642.
VI. Beoordeling door de Commissie
Het verzoekschrift aan de Commissie is regelmatig naar de vorm en het werd tijdig neergelegd. Aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden werd voldaan.
Rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak, inzonderheid de ernst van de feiten en de gevolgen ervan voor het jeugdige slachtoffer, meent de Commissie dat aan verzoekster namens haar minderjarige zoon Joris een hulp kan worden toegekend zoals hierna bepaald.
VII. Begroting van de hulp door de Commissie
De hulp kan in billijkheid begroot worden op € 20.800. Van dit bedrag dient € 16.000 te worden gestort op een spaarboekje op naam van Joris , voorzien van de gebruikelijke clausule van onbeschikbaarheid.
Over het resterende bedrag (€ 4.800) kan door de moeder vrij worden beschikt teneinde de noodzakelijke medische begeleiding van Joris te financieren.
OP DIE GRONDEN,
De Commissie,
Gelet op de artikelen 17 § 1, 39 tot 42 van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 tot regeling van het taalgebruik in bestuurszaken, de artikelen 31 tot 37 van de wet van 1 augus-tus 1985, zoals gewijzigd door de wetten van 17 en 18 februari 1997 en de artikelen 28 tot 34 van het K.B. van 18 december 1986,
Verklaart het verzoek van verzoekster in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigster van haar minderjarig kind Joris ontvankelijk en kent het kind een hulp toe van € 20.800.
Zegt dat de som van € 16.000 zal geplaatst worden op een spaarboekje te openen op naam van de minderjarige en dat hoofdsom en intresten onbeschikbaar zullen blijven tot aan zijn meerderjarigheid of ontvoogding, behoudens bijzondere toelating van de bevoegde rechter.
Over het resterende bedrag (€ 4.800) kan door de moeder van het kind vrij worden beschikt.
Aldus uitgesproken te Brussel, in openbare zitting en in de Nederlandse taal op 8 januari 2003.