Hof van Cassatie: Arrest van 20 Mei 1998 (België). RG P971487F

Date :
20-05-1998
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
3 pages
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-19980520-9
Numéro de rôle :
P971487F

Résumé :

Een vonnis dat na een vonnis alvorens recht te doen in dezelfde zaak wordt gewezen, hoeft, in de regel, niet te worden gewezen door dezelfde rechters als diegenen die zitting hebben gehouden tijdens de debatten die het vonnis alvorens recht te doen of de uitspraak ervan zijn voorafgegaan; anders is het na een vonnis waarbij de heropening van de debatten wordt bevolen onder zodanige voorwaarden dat in feite het vroegere debat wordt voortgezet.

Arrêt :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.
HET HOF,
Gelet op het bestreden vonnis, op 9 oktober 1997 in hoger beroep gewezen door de Correctionele Rechtbank te Bergen;
I. Op de voorziening van Bernadette Demeulemeester, beklaagde :
A. In zoverre de voorziening gericht is tegen de beslissing op de strafvordering die tegen eiseres is ingesteld
2. wegens overtreding van de artikelen 418 en 420 van het Strafwetboek :
Over het eerste middel: schending van artikel 779, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek,
doordat het bestreden vonnis, dat sommige hogere beroepen ontvankelijk verklaart en de beroepen beslissing wijzigt, dat eiseres Demeulemeester veroordeelt op de strafvordering en bijgevolg op de burgerlijke rechtsvordering van de verweerster Legat, dat vaststelt dat de Correctionele Rechtbank te Bergen niet bevoegd was om kennis te nemen van de door de eiseressen Marie Duvivier, Clémentine André en de naamloze vennootschap Royale belge tegen de verweerder Jean-Marc Hanse en tegen de naamloze vennootschap Aras ingestelde burgerlijke rechtsvorderingen, dat de naamloze vennootschap Aras buiten het geding stelt en tegen de naamloze vennootschap Royale belge bepaalde veroordelingen uitspreekt ten gunste van de verweerster Legat, op de terechtzitting van 9 oktober 1997 gewezen is door ondervoorzitter Van Toor en de rechters D. Devos en A. Harvengt, met eerstgenoemde als voorzitter, nadat de zaak had geleid: 1) tot een eerste behandeling op de terechtzitting van 22 oktober 1996, waarop de rechters Oost, Devos en Harvengt, met eerstgenoemde als voorzitter, zitting hielden, en waarop het openbaar ministerie in zijn vorderingen en de advocaten van de partijen in hun middelen zijn gehoord, en waarop, volgens het proces-verbaal van die terechtzitting, conclusies werden neergelegd voor de verweerders Jean-Marc Hanse en Marylin Legat, voor Bernadette Demeulemeester en de naamloze vennootschap Royale belge, alsook voor Marie Duvivier en Clémentine André; 2) tot een eerste vonnis tot heropening van het debat, dat op 28 november 1996 was gewezen door de rechters die de voornoemde terechtzitting van 22 oktober 1996 bijgewoond hadden, en luidens hetwelk de Correctionele Rechtbank te Bergen, na in de motivering te hebben vastgesteld dat de hogere beroepen ontvankelijk zijn en dat de verjaring van de wegens verkeersovertredingen ingestelde strafvordering rechtsgeldig was gestuit, en alvorens uitspraak te doen over de gegrondheid van de hogere beroepen, de persoonlijke verschijning van Jean-Marc Hanse en van Bernadette Demeulemeester "in het belang van een goede rechtsbedeling" beval, alsmede de ondervraging van Buisseret Pascal als getuige, het debat heropende en de datum van de volgende terechtzitting te dien einde vaststelde op 17 december 1996; 3) tot een onderzoek, na heropening van het debat en na verschillende opeenvolgende verdagingen sinds de terechtzitting van 17 december 1996, van de zaak op de terechtzitting van 20 maart 1997, waarop de Correctionele Rechtbank te Bergen samengesteld was uit ondervoorzitter Van Toor, rechters D. Devos en A. Harvengt, met de eerstgenoemde als voorzitter, en waarop de getuigen Buisseret, Jean-Marc Hanse en Bernadette Demeulemeester werden gehoord en waarop het openbaar ministerie in zijn vorderingen en de verschillende raadslieden van de partijen in hun middelen gehoord werden, met dien verstande dat de laatstgenoemden verklaarden hun eerder neergelegde conclusies niet opnieuw in te dienen,
terwijl, luidens artikel 779, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer, zoals te dezen, een vonnis de heropening van het debat over een bepaald punt beveelt, zodat in feite het vroegere debat over dat punt wordt voortgezet, de beslissing achteraf over de grond van de vordering, op straffe van nietigheid, moet gewezen worden door de rechters die de vroegere terechtzittingen bijgewoond hebben of, bij ontstentenis van hen, door een rechtbank voor welke het debat in zijn geheel is hervat; er te dezen noch in de processen-verbaal van de na het vonnis van 28 november 1996 gehouden terechtzittingen, noch, meer in het bijzonder, in het proces-verbaal van de bovenvermelde terechtzitting van 20 maart 1997, noch in het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 oktober 1997, waarop uitspraak is gedaan, noch in het bestreden vonnis vastgesteld wordt dat het debat "ab initio" is hervat door de anders samengestelde correctionele rechtbank en dat de partijen op voornoemde terechtzitting van 20 maart 1997 verklaard hebben de conclusies die zij neergelegd hadden op de terechtzitting van 22 oktober 1996, die aan het vonnis tot heropening van het debat voorafging, niet opnieuw in te dienen of er afstand van te doen, zodat uit de processtukken niet blijkt dat het debat wel degelijk "ab initio" is hervat; het bestreden vonnis bijgevolg, nu het niet gewezen is door rechters die alle terechtzittingen over de zaak bijgewoond hebben, artikel 779, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek schendt en, met toepassing van voornoemde wetsbepaling, nietig is :
Overwegende dat uit de processtukken blijkt dat de zaak op de terechtzitting van 22 oktober 1996 werd onderzocht, het openbaar ministerie in zijn vorderingen en de partijen in hun middelen en conclusies werden gehoord en dat zij daarvan een geschrift hadden neergelegd; dat de correctionele rechtbank op die terechtzitting samengesteld was uit de rechters Oost, Harvengt en Devos; dat de aldus samengestelde correctionele rechtbank op 28 november 1996 een vonnis gewezen heeft, waarin zij de hogere beroepen ontvankelijk heeft verklaard en, alvorens uitspraak te doen over de gegrondheid ervan, de verschijning van Jean-Marc Hanse en Bernadette Demeulemeester en de ondervraging van Pascal Buisseret als getuige heeft bevolen; dat de correctionele rechtbank haar uitspraak over de overige punten van de zaak en over de kosten heeft aangehouden, het debat heeft heropend en de datum van de volgende terechtzitting heeft vastgesteld op 17 december 1996,
Overwegende dat de behandeling van de zaak, nadat ze tot tweemaal toe was verdaagd omdat de rechtbank niet regelmatig was samengesteld, op 20 maart 1997 voortgezet werd voor een rechtbank die, zoals uit het proces-verbaal van de terechtzitting blijkt, uit de rechters Van Toor, Devos en Harvengt samengesteld was;
Dat het beroepen vonnis is uitgesproken door de aldus samengestelde correctionele rechtbank;
Overwegende dat artikel 779 van het Gerechtelijk Wetboek niet vereist dat een vonnis, dat in eenzelfde zaak wordt gewezen na een vonnis alvorens recht te doen, gewezen wordt door dezelfde rechters als degenen die tijdens het debat dat aan het vonnis alvorens recht te doen is voorafgegaan, of ten tijde van de uitspraak ervan zitting hebben gehouden; dat dit evenwel niet het geval is na een vonnis waarbij de heropening van het debat bevolen wordt onder zodanige voorwaarden, dat in feite het vroegere debat wordt voortgezet;
Dat, ingeval de rechtbank niet samengesteld is uit dezelfde rechters als degenen die de vroegere terechtzittingen bijgewoond hebben, het vonnis door het anders samengestelde rechtscollege alleen dan regelmatig gewezen kan worden, indien het debat in zijn geheel voor dat rechtscollege is hervat;
Overwegende dat het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 maart 1997 niet vaststelt dat het debat in zijn geheel is hervat en dat zulks niet blijkt uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan; dat, bijgevolg, het bestreden vonnis, nu het niet is gewezen door rechters die alle terechtzittingen bijgewoond hebben, artikel 779, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek schendt;
Dat het middel gegrond is;
OM DIE REDENEN,
Vernietigt het bestreden vonnis, behalve in zoverre het uitspraak doet over de tegen Jean-Marc Hanse ingestelde strafvordering en in zoverre het vaststelt dat de strafvordering wegens de aan Bernadette Demeulemeester ten laste gelegde overtredingen van het Wegverkeersreglement verjaard is;
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde vonnis;
Veroordeelt Jean-Marc Hanse, de naamloze vennootschap Aras en Marylin Legat, ieder, in een derde van de kosten van de voorziening van Bernadette Demeulemeester;
Veroordeelt Jean-Marc Hanse en de naamloze vennootschap Aras, ieder, in de helft van de kosten van de voorziening van Marie Duvivier, Clémentine André en de naamloze vennootschap Royale belge;
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Correctionele Rechtbank te Doornik, zitting houdende in hoger beroep.