Hof van Cassatie: Arrest van 28 September 2010 (België). RG P.09.1598.N

Date :
28-09-2010
Langue :
Français Néerlandais
Taille :
2 pages
Section :
Jurisprudence
Source :
Justel N-20100928-1
Numéro de rôle :
P.09.1598.N

Résumé :

Uit artikel 4, eerste lid, Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering volgt dat de burgerlijke rechtsvordering slechts samen met een ontvankelijke strafvordering bij de strafrechter aanhangig mag worden gemaakt en dat, wanneer het vonnisgerecht oordeelt dat de strafvordering op het ogenblik van de verwijzing door het onderzoeksgerecht reeds vervallen was door verjaring, het geen rechtsmacht meer heeft om te oordelen over de burgerlijke rechtsvordering, ook al dateert de burgerlijkepartijstelling van vóór het verval van de strafvordering (1). (1) Cass., 6 nov. 1996, AR P.96.0695.F, A.C., 1996, nr. 421.

Arrêt :

Ajoutez le document à un dossier () pour commencer à l'annoter.

Nr. P.09.1598.N

I

P. J. A. C.,

beklaagde,

eiser,

met als raadsman mr. Kristof-Willem Adam, advocaat bij de balie te Antwerpen,

tegen

1. AXA BELGIUM nv, die voorheen woonplaats heeft gekozen te 1050 Brussel, Bosstraat 10,

burgerlijke partij,

2. NATEUS nv, die voorheen woonplaats heeft gekozen te 2000 Antwerpen, De Burburestraat 6-8,

burgerlijke partij,

3. AGF BELGIUM INSURANCE, die voorheen woonplaats heeft gekozen te 2000 Antwerpen, Schermersstraat 30,

burgerlijke partij,

4. AGF BELGIUM INSURANCE nv, die voorheen woonplaats heeft gekozen te 1050 Brussel, Louizalaan 208,

burgerlijke partij,

5. FORTIS AG nv, met zetel te 1000 Brussel, E. Jacqmainlaan 53,

burgerlijke partij,

verweerders.

II

P. J. A. C.,

beklaagde,

eiser,

met als raadsman mr. Kristof-Willem Adam, advocaat bij de balie te Antwerpen,

tegen

ALLIANZ BELGIUM nv, met zetel te 1000 Brussel, Lakensevest 35,

burgerlijke partij,

verweerster.

I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Het cassatieberoep I is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling, van 20 december 2007.

Het cassatieberoep II is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen, correctionele kamer, van 30 september 2009.

De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.

Afdelingsvoorzitter Edward Forrier heeft verslag uitgebracht.

Eerste advocaat-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd.

II. BESLISSING VAN HET HOF

Beoordeling

Tweede middel

1. Het middel is gericht tegen het bestreden arrest van 30 september 2009 en voert schending aan van artikel 4 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering: de burgerlijke rechtsvordering heeft een ondergeschikt karakter ten aanzien van de strafvordering en is slechts ontvankelijk als de strafvordering ontvankelijk is; de strafrechter kan enkel uitspraak doen over de burgerlijke rechtsvordering op voorwaarde dat op het ogenblik van het instellen van de burgerlijke rechtsvordering er nog een ontvankelijke strafvordering bestaat en deze ontvankelijke strafvordering samen met of voorafgaandelijk aan de burgerlijke rechtsvordering voor het vonnisgerecht aanhangig wordt gemaakt; indien de strafvordering op het ogenblik waarop de zaak voor de vonnisrechter wordt gebracht, is vervallen, kan het vonnisgerecht ook niet over de burgerlijke rechtsvordering oordelen; de appelrechters die vaststellen dat de strafvordering was vervallen wegens verjaring op 26 juli 2007, konden dus niet oordelen over de burgerlijke rechtsvordering die bij het vonnisgerecht was aangebracht op 20 december 2007.

2. Artikel 4, eerste lid, Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de burgerlijke rechtsvordering tezelfdertijd en voor dezelfde rechters vervolgd kan worden als de strafvordering en dat zij ook afzonderlijk kan vervolgd worden, in welk geval zij geschorst is, zolang niet definitief is beslist over de strafvordering die vóór of gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld.

3. Uit deze bepaling volgt dat:

- de burgerlijke rechtsvordering slechts samen met een ontvankelijke strafvordering bij de strafrechter aanhangig mag worden gemaakt;

- wanneer het vonnisgerecht oordeelt dat de strafvordering op het ogenblik van de verwijzing door het onderzoeksgerecht reeds vervallen was door verjaring, het geen rechtsmacht meer heeft om te oordelen over de burgerlijke rechtsvordering, ook al dateert de burgerlijkepartijstelling van vóór het verval van de strafvordering.

4. Het bestreden arrest van 20 december 2007 verwijst de eiser naar de correctionele rechtbank wegens de in de vordering van het openbaar ministerie vermelde telastleggingen.

Het bestreden arrest van 30 september 2009 oordeelt dat de strafvordering is verjaard op 26 juli 2007., hetzij vóór de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling van 20 december 2007 die de verweerder naar de correctionele rechtbank verwijst. Dit arrest oordeelt echter dat de burgerlijke rechtsvordering van de verweerster II tegen de eiser niet is verjaard omdat die zich reeds op 18 mei 1998 burgerlijke partij heeft gesteld voor de onderzoeksrechter.

5. De beslissing van de appelrechters dat ze nog kunnen oordelen over de burgerlijke rechtsvordering, is niet naar recht verantwoord.

Het middel is gegrond.

Eerste middel

6. Het middel is gericht tegen het arrest van 20 december 2007.

7. Ingevolge de vernietiging van het arrest van 30 september 2009 is het cassatieberoep tegen het arrest van 20 december 2007 bij gebrek aan belang niet ontvankelijk.

Het middel behoeft geen antwoord.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest van 30 september 2009 in zoverre de uitspraak doet over de burgerlijke rechtsvordering

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest.

Verwerpt het cassatieberoep I.

Laat de kosten van het cassatieberoep I ten laste van de Staat.

Zegt dat er geen aanleiding is tot verwijzing.

Veroordeelt de verweerster II in de kosten van het cassatieberoep II.

Bepaalt de kosten in het geheel op 310,53 euro.

Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Edward Forrier, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Etienne Goethals en de raadsheren Paul Maffei, Luc Van hoogenbemt en Koen Mestdagh, en op de openbare rechtszitting van 28 september 2010 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, in aanwezigheid van eerste advocaat-generaal Marc De Swaef, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.